26.271

Wijziging regeling DNA-onderzoek in strafzaken



Dit voorstel wijzigt de bepalingen met betrekking tot het DNA-onderzoek in strafzaken in het Wetboek van Strafvordering.

Met dit voorstel wordt de bevoegdheid tot het gelasten van DNA-onderzoek verruimd, wordt de wet aangepast aan de stand van de techniek en wordt de registratie van DNA-profielen verbeterd en uitgebreid.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 6 februari 2001 aangenomen door de Tweede Kamer. De fractie van GroenLinks stemde tegen.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 3 juli 2001 zonder stemming aangenomen.


Kerngegevens

ingediend

2 november 1998

titel

Wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip


Hoofdlijnen

Het voorstel

  • verruimt de bevoegdheid tot het gelasten van DNA-onderzoek in strafzaken als een verdachte vrijwillig aan het onderzoek meewerkt. De officier van justitie kan het onderzoek laten uitvoeren.
  • verruimt de bevoegdheid tot het gelasten van DNA-onderzoek in strafzaken als een verdachte niet vrijwillig aan het onderzoek meewerkt. De rechter-commissaris kan bevel geven tot het DNA-onderzoek als dat 'in het belang van het onderzoek nodig is'.
  • past de wet aan aan de stand van de techniek. Door het afnemen van wangslijmvlies worden dezelfde resultaten bereikt als door bloedonderzoek en het is minder belastend voor de verdachte.
  • verbetert en breidt de registratie van DNA-profielen uit, waardoor een grotere bijdrage kan worden geleverd aan de opheldering van ernstige geweldsdelicten.

Documenten