Dit wetsvoorstel moderniseert de Faillissementswet waardoor de overlevingskansen voor levensvatbare ondernemingen, die in surcéance (uitstel) van betaling verkeren, wordt vergroot.
Dit voorstel wijzigt de gronden waarop surséance kan worden verleend, de vorderingen waarop de surcéance betrekking zal hebben, de duur van de afkoelingsperioden en de mogelijkheid van de leverancier van energie om zijn levering te staken bij betalingsachterstand.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 29 juni 2004 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 23 november 2004 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
22 juli 2000titel
Wijziging Faillissementswet in verband met het bevorderen van de effectiviteit van surséance van betaling en faillissementschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop artikel 19, vierde lid, artikel 19a, artikel 222a, vierde lid en artikel 222b in werking treden.
Dit wetsvoorstel:
-
-vergroot de bevoegdheden van curator of bewindvoerder,
-
-verlengt de afkoelingsperiode (de periode waarin de belangrijkste schuldeisers hun rechten tijdelijk niet kunnen uitoefenen),
-
-ontneemt preferente schuldeisers, zoals de belastingdienst en sociale verzekeraars, een deel van hun voorkeurspositie ten opzichte van "gewone" schuldeisers,
-
-is een onderdeel van de marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit (MDW) operatie.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
29 juni 2004
stemming (met algemene stemmen aangenomen) Handelingen TK 2003/2004, nr. 89, blz: 5703-5704