Dit wetsvoorstel past de uit 1993 daterende regeling ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op een aantal punten aan. De ontnemingsregeling wordt bijgesteld naar aanleiding van de uitkomsten van enkele evaluaties.
Het voorstel neemt een aantal praktische knelpunten weg en biedt het openbaar ministerie meer armslag. De mogelijkheden voor het afdwingen van de betalingsverplichting worden verbeterd door de invoering van lijfsdwang; hiermee vervalt de mogelijkheid tot de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. Verder beoogt het voorstel de rechterlijke controle te versterken en worden maatregelen tegen schijnconstructies voorgesteld.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 3 april 2003 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 6 mei 2003 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 202 van 20 mei 2003.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 321 van 19 augustus 2003.
ingediend
7 november 2001titel
Wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (aanpassing ontnemingswetgeving)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
6
-
-
-
-
-
-
3 april 2003
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2002/2003, nr. 57: blz. 3537