Dit wetsvoorstel bevat de regelgeving die nodig is om de overgang van de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) naar de nieuwe Pensioenwet (PW) adequaat te doen verlopen. Het wetsvoorstel bevat twee hoofdonderdelen. In de eerste plaats het overgangsrecht voor de invoering van de met de Pensioenwet vastgestelde normen. Daartoe regelt dit wetsvoorstel het intrekken van de PSW, en de inwerkingtreding van de verschillende artikelen van de Pensioenwet. Het wetsvoorstel voorziet voorts in een overgangstermijn van een jaar voor de inwerkingtreding van bepalingen waarvoor geldt dat de uitvoeringspraktijk zich erop in moet kunnen stellen. Voorts wordt de bescherming geregeld van reeds ontstane rechtsposities, en wordt - voor zover nodig - geregeld dat op reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet in alle gevallen de Pensioenwet van toepassing wordt.
In de tweede plaats voorziet dit wetsvoorstel in de noodzakelijke aanpassing van andere wetten. Een van de wetten die aangepast moeten worden is de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB). De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen hebben betrekking op aanscherping van de voorlichtingsbepalingen, bepalingen over het financiële toetsingskader, de algemene toezichtbepalingen en de bepalingen die zien op de inhoud van de pensioenregeling zelf (zoals de karakterbepaling, en de maximale toetredingsleeftijd van 21 jaar). Deze bepalingen zijn inhoudelijk gelijk aan de bepalingen die voor werknemers gelden. Voor het overige geldt dat de WVB inhoudelijk niet wordt gewijzigd. Wel is de terminologie van de WVB zoveel mogelijk aangepast aan die van de PW.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 24 oktober 2006 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 5 december 2006 zonder stemming aangenomen.
De Eerste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 6 mei 2008 de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 april 2008 naar aanleiding van een toezegging over het overleg met de Stichting van de Arbeid over het nabestaandenpensioen (EK 30.413 / 30.655, G met bijlagen) voor kennisgeving aangenomen.
De wet is opgenomen in Staatsblad 706 van 22 december 2006.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 707 van 22 december 2006.
De tekstplaatsing van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is opgenomen in Staatsblad 708 van 28 december 2006.
Rectificatie van de tekstplaatsing in Staatsblad 708 van 12 april 2007.
De inwerkingtreding van de artikelen is opgenomen in Staatsblad 583 van 28 december 2007.
Het voorstel werd gezamenlijk met de nieuwe Pensioenwet (PW) plenair behandeld.
ingediend
28 juli 2006titel
Invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld
21
-
-
9 april 2008
brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van een toezegging over het overleg met de Stichting van de Arbeid over het nabestaandenpensioen EK 30.413/30.655, G Bevat bijlagen
voor kennisgeving aangenomen op 6 mei 2008 -
-
-
-
-
-
-
-
5 december 2006
voortzetting behandeling en stemming (zonder stemming aangenomen) Handelingen EK 2006/2007, nr. 12, blz: 497-512 -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
24 oktober 2006
stemming (met algemene stemmen aangenomen) Handelingen TK 2006/2007, nr. 16, blz: 1114-1115 -
19 oktober 2006
behandeling Handelingen TK 2006/2007, nr. 15, blz; 1048-1062