T00583

Toezegging bij onderbouw voortgezet onderwijs 1



De minister van onderwijs zegt toe een aantal maatregelen te zullen nemen ter borging van de rekenvaardigheden.


Kerngegevens

Nummer T00583
Oorspronkelijke nummer tz_OND_2006_3
Status voldaan
Datum toezegging 23 mei 2006
Deadline 1 januari 2007
Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Commissie commissie voor Onderwijs
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Kamerstukken Regeling onderbouw voortgezet onderwijs (30.323)


Opmerking

zie ook 31200 VIII, C (19 feb. 2008)

Uit de stukken

Handelingen Eerste Kamer 2005 – 2006, 29 – 1334

Blz. 1332

Mevrouw Linthorst (PvdA)

(…)

Een aantal weken geleden hebben wij het wetsvoorstel inzake de profielen in de tweede fase behandeld. De Kamer heeft toen vragen gesteld over de noodzaak om wiskunde op te nemen in het C&M-profiel voor het havo, met name omdat dit profiel vaak gekozen wordt door aankomende pabo-studenten. Wij hebben ons laten overtuigen door het argument van de minister dat het verplicht stellen van wiskunde het probleem van de rekenvaardigheid niet oplost en dat dit beter kan worden geregeld in de onderbouw. In dat licht hadden wij verwacht dat rekenvaardigheid als kern- of tussendoel zou worden opgenomen in de onderbouw van het havo, maar dat is niet het geval. Er zijn helemaal geen kern- of tussendoelen opgenomen voor het derde leerjaar havo. Zeker gezien de discussie van enkele weken geleden zou dat wel moeten gebeuren. Tijdens de schriftelijke voorbereiding heeft de minister toegezegd dat, ’’ondanks het feit dat voor het derde leerjaar niet de kerndoelen gelden, er voor wiskunde wel een (uitgewerkt) voorbeeld zal zijn als richtsnoer voor scholen en methodemakers’’. Wij waarderen deze toezegging, maar een uitgewerkt voorbeeld als richtsnoer voor scholen en methodemakers is natuurlijk iets anders dan een concrete doelstelling waar scholen zich aan moeten houden en waar de inspectie op kan controleren. Dat laatste is waar het de Kamer om gaat. Graag horen wij van de minister hoe zij tegen deze opvatting aankijkt en of zij bereid is aan onze wens tegemoet te komen. Wij wachten de reactie van de minister met belangstelling af.

Blz. 1334

Minister Van der Hoeven:

(…)

Ik deel ook het gevoel van urgentie inzake het belang van een goede borging van die rekenvaardigheden. Dit punt is breder dan alleen de onderbouw van het voortgezet onderwijs en het derde leerjaar. Het is essentieel in doorlopende leerlijnen die beginnen in het primair onderwijs en die doorlopen tot het hoger onderwijs.

Ik wil de problemen in die context aanpakken, dus niet alleen bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Een  concrete doelstelling van het onderwijs is dat scholen doorlopende leerlijnen realiseren. Daarin zijn elementaire rekenvaardigheden van belang. Ik wil enkele dingen doen. Er zijn negen kerndoelen die betrekking hebben op rekenen en wiskunde. Daar staat nu boven ’’onderdeel c, wiskunde’’. Daar moet van worden gemaakt ‘’onderdeel c, rekenen en wiskunde’’. Het volgende is een inhoudelijk punt. De tekst van de kerndoelen ligt op dit moment bij de Raad van State, dus het is moeilijk om die nog te wijzigen. Ik ben bereid om in de toelichting bij de kerndoelen, die hoort bij de totale wetsbehandeling, het belang van met name de rekenvaardigheden voor de doorlopende leerlijn van leerlingen te expliciteren. Op die manier kan voor de inspectie een beter aanknopingspunt worden gecreëerd om het toezicht op te baseren. Door het noemen van de doorlopende leerlijn, die loopt van het primair onderwijs via het voortgezet onderwijs naar het hbo, wordt ook het probleem van het derde leerjaar betrokken. Dat zit in de doorlopende leerlijn van het rekenonderwijs. Ik kan dan bovendien een oplossing vinden voor het probleem van leerlingen van het mbo die met dezelfde rekenproblematiek worden geconfronteerd. Als zij naar het hbo gaan, vallen zij immers ook onder de doorlopende leerlijn. Een volgend punt betreft de inspectie, het toezicht en de evaluatie. De inspectie ziet toe op de naleving van de wettelijke voorschriften en dus op de kerndoelen. Zij kan het toezicht formaliseren en concretiseren, maar ziet ook toe op de wettelijke eis om op alle profielen voor te bereiden. In het toezichtskader moet worden uitgewerkt hoe dat precies moet gebeuren, maar in deze wet zijn de uitgangspunten voor het toezicht van de inspectie opgenomen. Ik begrijp heel goed dat de Kamer wil weten hoe dit zich ontwikkelt in de tijd. Ik ga in elk geval eenmalig een thematisch onderzoek laten doen naar de kwaliteit van het reken- en wiskundeonderwijs. Het zou goed zijn als de inspectie vervolgens in het jaarlijkse onderwijsverslag een passage wijdt aan de stand van zaken met betrekking tot het rekenonderwijs. Op die manier kan de zaak door de jaren heen worden gevolgd en wordt zichtbaar waar zich zaken goed of misschien minder goed ontwikkelen. De ontwikkelingen in de onderbouw worden gemonitord door de Projectgroep Onderbouw VO. Daarover informeer ik beide Kamers jaarlijks. Ook hierbij komen de rekenvaardigheden specifiek aan de orde. Als uit de monitor mocht blijken dat scholen onvoldoende aandacht besteden aan de rekenvaardigheden, krijgt de projectgroep de opdracht om zijn activiteiten daarop te richten. Ik denk dat wij op deze manier in elk geval kunnen waarborgen dat hetgeen wij willen daadwerkelijk gebeurt.

(...)

Met betrekking tot het rekenonderwijs is ook de betrokkenheid van de pabo’s van belang. Ik hecht zeer aan hun betrokkenheid bij de monitoring en de evaluatie. Het is heel goed dat niet alleen wordt gekeken naar de scholen zelf, maar ook naar het oordeel van de pabo hierover. Ik kom hierop terug in de junibrief die ik in het debat in de Tweede Kamer heb toegezegd en die uiteraard ook naar de Eerste Kamer zal worden gezonden.

(…)



Historie

  • 12 februari 2007
    Voortgang:
    documenten:
    • -   
      27923, 39 kenmerk brief VO/OK/07/4322
  • 23 mei 2006
    toezegging gedaan