T01120

Toezegging Evaluatie medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs (31.266)



De staatssecretaris van Onderwijs zegt de Kamer toe in 2012 met een voortgangsrapportage te komen en daarin aan de volgende punten aandacht te besteden: bindende voordracht mag niet in strijd zijn met het profiel; effectiviteit; representativiteit; maatwerk bij bekostigingsvoorwaarden en bekostigingsingreep; voorbeelden van de inhoud van het medezeggenschapsstatuut; de inspanningen van scholen om de medezeggenschap te stimuleren


Kerngegevens

Nummer T01120
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2009
Deadline 1 juli 2013
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris I van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden drs. R. de Boer (ChristenUnie)
prof.mr.drs. A.H.M. Dölle (CDA)
dr. G.H.M.M. ten Horn (SP)
prof. dr. P.L. Meurs (PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
medezeggenschap
Kamerstukken Medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs (31.266)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 12 – blz. 398

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

[…]

De heren De Boer en Dölle hebben zeer gewichtige punten naar voren gebracht. Deze punten liggen mij na aan het hart. De heer Dölle heeft gevraagd of de bindende voordracht door de ondernemingsraad inderdaad niet in strijd mag zijn met het vastgestelde profiel. Daarop kan ik volmondig ″ja″ antwoorden. Het profiel wordt vastgesteld en de raad van toezicht speelt daarin een belangrijke rol. Daar zullen ook mensen voor worden gehoord. Ik wijs in dit verband op het adviesrecht van de ondernemingsraad en de deelnemersraad op dit punt. Als het profiel er eenmaal staat binnen die eigenstandige verantwoordelijkheid, dient de betreffende voordracht daarin wel te passen. Mevrouw Meurs heeft daarover een vraag gesteld, maar we zullen moeten kijken hoe zich dat ontwikkelt. Om die reden heb ik in de wet een vrij smalle evaluatie specifiek voor dit punt ingebouwd. Ik ben ook nuchter; sommige dingen moet je goed evalueren. We beginnen eraan, maar het moet ook werken. Ik hoop van harte dat het geen problemen zal opleveren en dat men daar op een goede en evenwichtige manier mee om zal gaan. Bij die evaluatie moeten wij bezien of er nog andere vormen zijn, als dit niet lukt. Als we het voor iemand doen, dat doen we het voor het personeel. Ik vind dat het personeel – het is haast geen stakeholder; het is een onderdeel van de gemeenschap van de school – een bijzonder positie moet hebben. Aan het adres van onder anderen mevrouw Meurs en mevrouw Ten Horn voeg ik eraan toe dat ik de evaluatie wil verbreden naar het gehele wetsvoorstel. Gelet op een aantal discussiepunten in deze Kamer kan het helemaal geen kwaad om het wat breder te bekijken. Zo kan de effectiviteit daarbij worden betrokken, evenals de inspanning op het vlak van de representativiteit. Daarmee heb ik het eerste punt van zorg van de heer Dölle over de autonomie van het bestuur beantwoord.

Blz. 400

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

[…]

Ik kom bij het punt van de bekostigingsvoorwaarden, dat het CDA aan de orde heeft gesteld. Ik begrijp de vraag van de heer Dölle heel goed, als wij het zouden zien als een resultaatverplichting. Dat is het echter niet. Ik ben het zeer met hem eens dat je een resultaatverplichting duidelijk moet definiëren, want daarop moet je afgerekend kunnen worden. Wat ik voorstel, wat de regering voorstelt, is echter een inspanningsverplichting.

Een inspanningsverplichting kan ik niet helemaal vastleggen in de wet. Die moet aansluiten bij dat wat gaande is op de school. Dan zie je verschillen. Dan gaat het over leeftijd, over locaties, over opleidingstype. Wat is representatief? Ik wil dat een bestuur zich volledig inzet om op allerlei manier te zorgen dat de mogelijkheid bestaat voor functionerende medezeggenschap, met een herkenbare representativiteit. Daaruit komt een aantal acties van het bestuur voort. De inspectie kan daarover ook het gesprek aangaan met de instelling. Daar is niets mis mee. Dat doet zij eigenlijk over heel veel zaken. De WEB is wat dat betreft eigenlijk een grote bekostigingsvoorwaarde. De inspectie gaat dat ook doen als zij het gevoel heeft dat deelnemers zeggen dat de verkiezingen niet goed waren georganiseerd, of dat het verkiezingsproces niet ordelijk is verlopen. Over dat soort zaken kan de inspectie het gesprek met de instelling aangaan, maar ook afspreken dat men het dan en dan beter doet. Als het dan zo ver is, mevrouw Ten Horn stelde de vraag aan de heer Dölle, wat is dan de sanctie. Ik heb het niet over sancties. Ik heb het over bekostigingsvoorwaarden. Dan zullen wij natuurlijk keurig maatwerk leveren, want wij moeten de zaken altijd proportioneel benaderen. Dat spreekt voor zich.

Mevrouw Ten Horn (SP): Ik was er gerust op, tot de staatssecretaris sprak over maatwerk leveren. Wat bedoelt zij daarmee? Moet ik mij voorstellen dat een grote instelling een grote hap in de bekostigingsvoorwaarden krijgt en een kleine instelling een kleine? Kan de

staatssecretaris daar iets duidelijker over zijn?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik vind – maar wij doen dat eigenlijk met alle bekostigingsvoorwaarden – dat je altijd moet kijken wat het belang is. Dat is goed onderwijs en continuïteit. Als je ziet dat het op een punt, dat ook een bekostigingsvoorwaarde is, niet goed gaat, ga je gewoon met elkaar aan de slag. Dan ga je het gesprek aan. Eerlijk gezegd denk ik dat wij er met de instellingen wel uit komen. Als wij aan het eind van de rit er niet uit komen, moet je reëel zijn. Dan hebben wij het niet over een zeer zwakke school, maar gewoon over een onderdeel van de afspraken dat niet goed loopt. Daar moet een eventuele bekostigingsingreep in passen. Ik ga dat hier niet uitwerken, want dat doe ik met geen enkel onderdeel van mijn bekostigingsvoorwaarden. Wij doen het gewoon ter plekke naar redelijkheid.

Mevrouw Ten Horn (SP): Mag ik dan vragen of dit onderwerp een apart onderdeel kan zijn in de evaluatie van deze wet?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat is geen probleem. Wij gaan alle dingen bespreken. De heer Dölle heeft dit punt helder aangegeven en mevrouw Ten Horn is er ook op teruggekomen. Alle zaken die wij hier het vignet ″belang″ hebben gegeven, wil ik goed meenemen.

Blz.401

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dan ga ik toch nog even terug naar het medezeggenschapsstatuut, omdat wij hierover duidelijkheid moeten hebben. Dat statuut gaat niet zozeer over de inhoud van medezeggenschap, want die regelen wij in de wet en in het professioneel statuut. Het statuut gaat vooral over de vormgeving: hoe dichtbij de leerling is het georganiseerd en hoe verloopt het proces van verkiezingen? Ik zie dus niet zo snel gebeuren dat men in dat kader de financiën gaat bespreken, want dat is een inhoudelijke zaak. In dat opzicht geeft het statuut geen inzicht. Ik begrijp dat u op dat punt meer inzicht wilt. Ik wil best een globaal beeld geven. Ik wil een steviger beeld hebben van hoe dit is bevallen. Dat is immers wat wij hier regelen. De inhoud is aan de scholen. Het is leuk om aan de hand van een aantal voorbeelden een beeld te geven. Dat wil ik wel doen. De bindende voordracht heb ik ook al behandeld. Ik meen dat ik alles heb behandeld, maar het kan zijn dat ik iets heb laten liggen. In dat geval mijn excuus. Ik wacht het even af.

Mevrouw Ten Horn (SP): Voorzitter. Graag bedank ik de staatssecretaris allereerst voor de beantwoording van de vragen. In de beleving van mijn fractie hoeven de bekostigings-voorwaarden niet zo’n schrikbeeld te zijn als datgene wat wij bijvoorbeeld in stukken van de Inspectie voor de Gezondheidszorg hier wel eens langs zien komen. Op dat punt ben ik dus gerustgesteld. De staatssecretaris benadrukt de inspanningsverplichting van de scholen. Dat is belangrijk. Ik dank de staatssecretaris ook voor het feit dat zij ons straks bij de evaluatie laat zien of de statuten tot stand zijn gekomen, waarbij zij ook enkele voorbeelden van de inhoud van die statuten zal laten zien.

Blz. 402

Mevrouw Meurs:

[…]

Ten slotte heb ik uit de memorie van antwoord begrepen dat de evaluatie pas over vier jaar zal plaatsvinden. Ik vraag de staatssecretaris of het mogelijk is om bijvoorbeeld over twee jaar een voortgangsrapportage te maken zodat al eerder lessen kunnen worden getrokken uit de ervaringen die zijn opgedaan. Is het mogelijk om niet eerst vier jaar te wachten, maar al iets van een voortgangsrapportage te maken waardoor scholen onderling kunnen zien wat de ander doet, zodat zij daaraan hun eigen praktijk kunnen aanpassen?

Blz. 404

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

[…]

Mevrouw Meurs stelt voor om bij de evaluatie ook te kijken naar de inspanningen die de school doet. Ik vind dat prima, want van die inspanningen zal het in belangrijke mate afhangen of het ook een succes wordt, want nogmaals, een wet is een wet, maar de mensen geven vorm en inhoud aan die wet.

Zij vraagt, en vervolgens geeft de heer De Boer daar een bredere draai aan met een evaluatie, om over vier jaar of twee jaar met een voortgangsrapportage te komen. Ik moet een beetje opletten, want ik heb een ambtelijk apparaat dat een taakstelling heeft gekregen. Om lichtvoetiger tegemoet te komen en om er toch zicht op te houden, stel ik voor dat ik van de monitor die JOB doet, samen met de ervaringen van de MBO Raad een beeld destilleer, zodat de Kamer een beeld krijgt. Ik zeg wel eerlijk dat ik een zware evaluatie echt pas over vier jaar wil doen. Het kost gewoon even tijd om van de kant te komen en ik moet de menselijke inzet op mijn departement ook goed verdelen.

Mevrouw Meurs (PvdA): Ik heb bewust het woord ″voortgangsrapportage″ gebruikt en niet evaluatie, want ik kan mij 100% vinden in de opmerking van de staatssecretaris dat je de sector niet moet belasten met een evaluatie over twee jaar. Bovendien, binnen twee jaar heb je dat zicht nog niet. Het gaat er echter meer om of je al iets kunt laten zien en wat de ervaringen zijn. Als de MBO Raad en het JOB daaraan een bijdrage kunnen leveren om het zichtbaar te maken, is dat al heel belangrijk, zodat er niet hoeft te worden gewacht tot over vier jaar om meer inzicht te krijgen in hoe deze wet concreet werkt. Het gaat dus om een quick scan of een voortgangsrapportage. Er zijn tegenwoordig allemaal nieuwe woorden voor, maar het gaat erom dat wij iets meer weten over wat het statuut doet in de praktijk.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Prima, als het met die maatvoering kan plaatsvinden – ik kijk ook naar de heer De Boer – dan kan ik daarmee uit de voeten en is het goed inpasbaar bij wat er reeds gebeurt.

Dat betekent niet zo veel extra werkzaamheden.


Brondocumenten


Historie