T01204

Toezegging Evaluatie wijze van uitvoering niet-wetgevende aanbevelingen Commissie Borghouts (31.487)



De Ministers van Defensie en Justitie zeggen de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Haubrich-Gooskens, in de nadere memorie van antwoord toe dat de Kamer zal worden geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie van de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie Borghouts die niet vroegen om een wetswijziging, en wat daarvan de effecten zijn geweest.


Kerngegevens

Nummer T01204
Status voldaan
Datum toezegging 28 juni 2010
Deadline 1 juli 2011
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie
Minister van Defensie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Defensie
Kamerleden mr. C.T.E.M. Haubrich-Gooskens (PvdA)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit (Nadere) Memorie van antwoord
Categorie evaluatie
Onderwerpen commissie Borghouts
evaluaties
Kamerstukken Wijziging Wetboek militair strafrecht inzake opnemen strafuitsluitingsgrond rechtmatig geweldgebruik militairen (31.487 (R1862))


Uit de stukken

Kamerstukken I 2009-2010, 31487 (R1862), nr. E, blz. 3.

"Graag wijzen wij de leden van de fractie van de PvdA erop dat overeenkomstig de slot aanbeveling van de Commissie Borghouts overigens recent een aanvang is gemaakt met een uitgebreide evaluatie van de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie die niet om wetswijziging vroegen en wat daarvan de effecten zijn geweest. Wij zeggen deze leden graag toe dat beide Kamers der Staten-Generaal over de uitkomsten daarvan zullen worden geïnformeerd. Dit zal desgewenst de gelegenheid bieden voor een parlementair debat over de uitkomsten van deze evaluatie."

Kamerstukken I 2009-2010, 31487 (R1862), nr. E, blz. 4-5.

"Als gezegd behoeft de bejegening van een militair na geweldgebruik bijzondere zorgvuldigheid. In onderhavig verband betekent dit dat de militair voorafgaand aan het verhoor wordt medegedeeld in welke hoedanigheid en waarover hij wordt gehoord. Dat schrijft de meergenoemde Aanwijzing van het College van procureurs-generaal voor en dat is ook de wijze waarop de Koninklijke Marechaussee, onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie, in de praktijk opereert. (...) Anders dan de leden van de fractie van de PvdA lijken te veronderstellen, is het derhalve niet zo dat op de militair die als getuige wordt gehoord eenzijdig de verantwoordelijkheid ligt wat betreft de beoordeling of zijn verklaring als belastend moet worden beschouwd.

Buiten hetgeen op dit punt door de leden van de fractie van de PvdA over geconstateerde gevoelens van onvrede onder militairen en een kritische waardering van de regeling in de praktijk naar voren is gebracht, zijn ons op dit moment geen aanwijzingen bekend die erop duiden dat de huidige regeling als problematisch wordt ervaren. In elk geval is hiervan in het onderzoek van de Commissie Borghouts niet gebleken. Integendeel, de Commissie Borghouts toonde zich, zoals gezegd, tevreden met de wijze waarop de positie van de militair na geweldgebruik is geregeld en concludeerde dat op dit punt geen aanvullende maatregelen behoefden te worden getroffen. Wij zien dan ook onvoldoende aanleiding tot aanpassing van de bestaande praktijk. Hierboven hebben wij evenwel reeds melding gemaakt van de evaluatie van de implementatie van de aanbevelingen van de Commissie Borghouts. Wij spreken hierbij graag onze bereidheid uit om het door de leden van de fractie van de PvdA naar voren gebrachte punt bij deze evaluatie te betrekken. Indien daaruit mocht blijken dat er in de praktijk problemen worden ervaren, zal de wenselijkheid van aanvullende maatregelen worden bezien. Daarbij dienen dan ook de consequenties voor de vergelijkbare regeling voor de positie van politiefunctionarissen te worden betrokken."


Brondocumenten


Historie