T01212

Toezegging Effectiviteit voorliggende crisismaatregel (32.058)



De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van diverse leden, toe dat er voor eind 2011 duidelijkheid moet zijn over het effect van de tijdelijke crisismaatregel, in verband met een mogelijke verlenging van deze maatregel tot uiterlijk 2014.


Kerngegevens

Nummer T01212
Status voldaan
Datum toezegging 29 juni 2010
Deadline 1 januari 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
prof. mr. dr. E.M. Kneppers-Heijnert (VVD)
prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
C. P. Thissen (GroenLinks)
dr. M. Westerveld (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen arbeidsparticipatie
economische crisis
jongeren
Kamerstukken Tijdelijke regeling in crisistijd voor langer en vaker tijdelijk contract voor jongeren tot 27 jaar (32.058)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 34 - blz. 1430 - 1443

Blz. 1430

Mevrouw Kneppers-Heijnert (VVD): Dan is er nog de vraag over de regeling die vervalt met ingang van 1 januari 2012, tenzij bij Koninklijk Besluit een later tijdstip wordt vastgesteld, dat niet later kan liggen dan 1 januari 2014. Mijn vraag aan de minister is op basis waarvan hij bepaalt of de regeling verlengd moet worden. Is dat sec het eventueel voortbestaan van de economische crisis of is er een relatie met een eventueel effect op de werkgelegenheid voor jongeren? Zo ja, hoe wordt dit gemeten, nu er over het effect van de maatregel nogal verschillend wordt gedacht?

Blz. 1436

De heer Kuiper (ChristenUnie): Het is een tijdelijke maatregel. Om die reden kunnen wij er ook mee instemmen. In zekere zin betreft het een gradueel verschil, namelijk 36 of 48 maanden in dienst. Ik wil dan wel weten of de maatregel effectief is, vooral omdat de mogelijkheid dat de tijdelijke maatregel permanent wordt nog boven de markt hangt. Ik wil de komende jaren graag weten wat de toegevoegde waarde is van deze maatregel.

Minister Donner: Ik kan in de eerste plaats de effectiviteit van de maatregel niet onderzoeken als de maatregel niet in werking is. [...] In de tweede plaats – ik kom hiermee ook op de vraag van mevrouw Kneppers – zal er in de aanloop van 2012 inderdaad bekeken moeten worden of de maatregel wel of niet enig verschil uitmaakt. Als zij geen verschil maakt, zal ik de eerste zijn – als ik die functie dan nog heb, maar waarschijnlijk is er dan een opvolger – om te zeggen dat het geen zin heeft om de maatregel te continueren. Zij is niet bedoeld als experiment om na te gaan of het een meer structurele maatregel moet zijn. [...] Dit is bedoeld als een crisismaatregel, om het in de marginale situatie iets beter te doen. Mevrouw Kneppers heeft helemaal gelijk dat wij moeten nagaan of de maatregel wel of geen effect heeft.

Blz. 1437:

Minister Donner: De regering meende, met de Tweede Kamer, op basis van de motie-Rutte, dat in een crisissituatie niet iets nagelaten moet worden wat mogelijk kan helpen bij het in dienst houden van jongeren met ervaring. Precies om de reden die ook de heer Elzinga heeft aangegeven, meende het kabinet, anders dan de Tweede Kamer, dat dit niet onbeperkt mag gebeuren en ook geen opstapje mag zijn voor een meer structurele wijziging. Daar is deze maatregel uitdrukking van. Vandaar dat de mogelijkheid van verlenging strikt aan tijd is gebonden. Om dat te wijzigen, zal wetgeving nodig zijn. Dit in antwoord op de vraag van mevrouw Kneppers. Die beoordeling is de reden om van 2012 naar 2014 door te schuiven. Die beoordeling zal primair gaan om de vraag of de situatie op de arbeidsmarkt nog steeds zodanig is dat de vooronderstelling plausibel is, namelijk dat werkgevers die jongeren in dienst hebben in geen geval een vaste arbeidsovereenkomst zullen aanbieden, maar degenen met ervaring mogelijk wel in dienst houden, waar zij anders geen jongeren in dienst nemen. Zoals ik de ontwikkeling op de arbeidsmarkt op dit moment zie, acht ik de kans groot dat wij per eind 2012 kunnen constateren dat die situatie zich niet meer voordoet. Doet zij zich wel voor, dan zal de tweede vraag zijn of het inzicht in de werking van de maatregel leidt tot de constatering dat deze effect heeft, hoezeer dat per definitie ook marginaal zal zijn, want het gaat om één periode. In dat geval kan er reden zijn voor voortzetting. Dat vooronderstelt dat je op dat moment wel inzicht hebt in het antwoord op de vraag of de maatregel wel of geen effect heeft gehad.


Brondocumenten


Historie