De Minister van Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de Leden Van de Beeten, Westerveld en Quik-Schuijt, toe nog eens te kijken naar het neerslaan van de hogere tarieven voor griffierechten voor bedrijven op natuurlijke personen bij een proceskosten-veroordeling bij een verstekvonnis in incassozaken. De Minister van Justitie zegt tevens toe, te zullen kijken naar de technische punten die de heer Von Schmidt auf Altenstadt (in het Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging) heeft aangesneden. Dit alles zal de Minister meenemen in een wetsvoorstel waarin die punten gecorrigeerd kunnen worden.
Nummer | T01229 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 28 september 2010 |
Deadline | 1 juli 2012 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Veiligheid en Justitie |
Kamerleden | mr. R.H. van de Beeten (CDA) mr. A.C. Quik-Schuijt (SP) dr. M. Westerveld (PvdA) |
Commissie | commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | hogere tarieven incasso's proceskostenveroordeling verstekvonnissen |
Kamerstukken | Wet griffierechten burgerlijke zaken (31.758) |
Handelingen I 2010-2011, nr. 1 - blz. 11
Mevrouw Westerveld (PvdA): " Mijn fractie begrijpt en onderschrijft ook dat de kostenneutraliteit in dit wetsvoorstel is gezocht door het duurder maken van de rechtspleging voor bedrijven. Zij begrijpt niet waarom daarbij niet is omgezien naar een wat genuanceerder systeem, zodat de hogere tarieven voor bedrijven niet uit eindelijk neerslaan bij de burger die het systeem beoogt te ontzien. Deze vraag is niet nieuw. Hij is de minister van verschillende kanten en in verschillende toonaarden gesteld. Wij zijn dan ook benieuwd naar wat hij hierover vandaag aan ons te melden heeft. Wij zijn vooral benieuwd naar zijn antwoord op de vraag of hij mogelijkheden ziet om deze wat ik maar zal noemen systeemfout in dit wetsvoorstel te herstellen."
Mevrouw Quik-Schuijt (SP): " Het vaste lage tarief voor natuurlijke personen klinkt mooi maar de minister weet inmiddels ook dat de meeste zaken die bij de kantonrechter aanhangig worden gemaakt incasso’s zijn waarbij de eiser een rechtspersoon is en de gedaagde een natuurlijk persoon. In 90% van deze zaken verschijnt de gedaagde niet en wordt hij veroordeeld tot vergoeding van de kosten van de eiser, waaronder het hogere rechtspersonentarief voor griffierecht. Van verschillende kanten is erop gewezen dat het verhogen van het griffierecht de overheid aan de ene kant geld oplevert maar aan de andere kant geld gaat kosten doordat meer huishoudens in de schuldhulpverlening terecht zullen komen, vooral in de categorie schulden tussen € 500 en € 1500. De fractie van de SP vraagt zich dan ook af of de verhoging met name in deze categorie wel proportioneel is, mede gelet op het feit dat de meeste huishoudelijke schulden blijven beneden € 1500, waar tot nu toe ongeveer de grens lag. Het gaat dan veelal om de aanschaf van een nieuwe koelkast of wasmachine, vervanging van een doorgezakt bankstel of aanschaf van kleding, al dan niet via Wehkamp of een ander postorderbedrijf."
Handelingen I 2010-2011, nr. 1 - blz. 14
De heer Van de Beeten (CDA): " Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van mevrouw Quik
over het griffierecht in verstekzaken. De praktijk is vaak dat er een verstekvonnis wordt gehaald, ook in het kader van de betalingsregeling, zodat men een stok achter de deur heeft, om het zo maar eens te zeggen, maar ik ben het geheel met mevrouw Quik eens dat het tamelijk onbillijk is dat in een dergelijke situatie het volle griffierecht in het kader van de veroordeling in de proceskosten ten laste van de schuldenaar wordt gebracht als de schuldeiser een rechtspersoon is. Ik pleit ervoor om dat op ten minste 50% te stellen. De minister heeft reparatiewetgeving aangekondigd met het oog op de opmerkingen van de heer Von Schmidt auf Altenstadt. Ik zou er krachtig voor willen pleiten om ook deze beperking in die wetgeving op te nemen.
De minister heeft in de nota naar aanleiding van het verslag aan deze Kamer geschreven dat ook de rechter de bevoegdheid heeft om daar in het kader van de proceskostenveroordeling rekening mee te houden. Afgezien van de vraag of het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering daarvoor geschreven is – dat valt mijns inziens te betwisten – moet de rechter simpelweg weten wat er aan de hand is, wil hij een dergelijke afwijking van de normale in de proceskostenveroordeling kunnen opleggen. Hoe weet hij dat in dit soort zaken? Ik denk dat dit een doodlopende weg is. Daarom vraag ik de minister om een wettelijke voorziening te willen treffen."
Handelingen I 2010-2011, nr. 1 - blz. 30-31
Minister Hirsch Ballin: " Voorzitter. Het volgende is nog aan de orde gesteld: de tarieven voor rechtspersonen bij kantonzaken, die inderdaad veel hoger zijn dan voor natuurlijke personen. Ik doel onder andere op de verstek/incassozaken. Dit punt is door mevrouw Quik-Schuijt, mevrouw Westerveld en de heer Van de Beeten aan de orde gesteld. De hoogte van de tarieven voor rechtspersonen en het effect daarvan voor natuurlijke personen bij proceskostenveroordelingen in incassozaken bij de kantonrechter zouden voor degenen die daar met zorg naar kijken, kunnen inhouden dat natuurlijke personen in incassozaken met problematische schulden worden opgezadeld. Een verschil in tarief tussen rechtspersonen en natuurlijke personen is ook in het huidige stelsel van de Wet tarieven in burgerlijke zaken te vinden, zij het in beperkte mate, met als rechtvaardiging dat dit het mogelijk maakt om het tarief voor alle natuurlijke personen en in het bijzonder voor onvermogenden lager te houden. De veroordeling van de verliezende partij tot de proceskosten is een algemeen uitgangspunt van ons procesrecht. De hogere tarieven voor rechtspersonen zijn bij de relatief kleine incassovordering voor de schuldenaren het meest voelbaar. Om tegemoet te komen aan de verwoorde zorgen, ben ik bereid om daar nog eens naar te kijken. Dat kan leiden tot een voorstel om de effecten voor de schuldenaar van een incassovordering in kantonzaken te verzachten. Daarbij zal ik ook de alternatieven wegen, die in de inbrengen genoemd zijn. Daarin zijn verschillende benaderingen naar voren gekomen. Zo noemde de heer Van de Beeten de mogelijkheid om de proceskostenveroordeling voor natuurlijke personen in incassozaken te beperken. Een andere mogelijkheid is om de tarieven voor rechtspersonen voor kleine vorderingen bij de kantonrechter aan te passen. Hoe dan ook, ik zal daar dus naar kijken. Tevens zal ik kijken naar de technische punten die de heer Von Schmidt auf Altenstadt heeft aangesneden. Dit alles zal ik meenemen in een wetsvoorstel waarin die punten gecorrigeerd kunnen worden. Op deze beide onderdelen doe ik dus deze toezegging."
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling en stemming (aangenomen, aantekening:SP) Handelingen EK 2010/2011, nr. 1, blz: 28-35
-
behandeling Handelingen EK 2010/2011, nr. 1, blz: 8-15
-
-
1 april 2013
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-publicatie inwerkingtreding
nr. 119
-
-
15 maart 2013
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-publicatie wet
nr. 92
-
-
10 januari 2013
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
15 mei 2012
nieuwe deadline: 1 juli 2012
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-Verslag van een schriftelijk overleg inzake toezeggingen
toezegging T01152 voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor BZK/AZ op 3 april 2012
toezegging T01134 voor kennisgeving aangenomen op 8 mei 2012 door de commissies voor IMRO en voor VenJ
voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor V&J op 15 mei 2012
EK, E
-
-
7 juni 2011
nieuwe commissie: commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) -
7 juni 2011
commissie vervallen: commissie voor Justitie (Just.) -
5 april 2011
nieuwe deadline: 1 januari 2012
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
14 oktober 2010
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Veiligheid en Justitie -
14 oktober 2010
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Justitie -
28 september 2010
toezegging gedaan