Met dit wetsvoorstel wordt richtlijn nr. 2009/12/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PbEG L70) in de Wet luchtvaart geïmplementeerd.
De richtlijn betreft een kader voor de vaststelling van luchthaventarieven die de exploitant in rekening brengt aan de luchtvaartmaatschappijen voor het gebruik van de luchthaven. Het doel van de richtlijn is het waarborgen van de toepassing van een aantal basisprincipes bij de vaststelling van luchthaventarieven op Europese luchthavens. Daarmee kan worden bijgedragen aan een level playing field tussen luchthavens en tussen luchtvaartmaatschappijen. Het kader laat het recht van een lidstaat om aanvullende regelgevende maatregelen te nemen onverlet. De richtlijn is van toepassing op luchthavens met jaarlijks meer dan 5 miljoen passagiersbewegingen dan wel op de luchthaven met de meeste passagiersbewegingen in de lidstaat. In Nederland is dat de luchthaven Schiphol.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 32.519, A) is op 16 december 2010 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 25 januari 2011 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
23 september 2010titel
Aanpassing van de Wet luchtvaart ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/12/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PbEG L70)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Infrastructuur en Milieu
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
7