T01356

Toezegging Per brief uiteenzetting over welke bepalingen wetsvoorstel - en daarbij Besluit nevenlocaties - niet in werking treden tot aan inwerkingtreding herziening gerechtelijke kaart (32.021)



De Minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen/opmerkingen van de leden Van de Beeten, Broekers-Knol, Haubrich-Gooskens, Quik-Schuijt en Staal, toe voor de stemming over dit wetsvoorstel een brief te sturen aan de Kamer waarin duidelijk wordt aangegeven welke bepalingen uit het wetsvoorstel niet in werking zullen treden tot aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel inzake de herziening van de gerechtelijke kaart en daarbij het Besluit nevenlocaties mee te nemen.


Kerngegevens

Nummer T01356
Status voldaan
Datum toezegging 10 mei 2011
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. R.H. van de Beeten (CDA)
mr. A. Broekers-Knol (VVD)
mr. C.T.E.M. Haubrich-Gooskens (PvdA)
mr. A.C. Quik-Schuijt (SP)
mr. B. Staal (D66)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen besluit nevenlocaties
nevenlocatiestelsels
Wet herziening gerechtelijke kaart
Kamerstukken Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie (32.021)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 26 - blz. 42

Minister Opstelten: "Ik vat het samen. Er is bijval voor onmiddellijke inwerkingtreding van uitbreiding van de competentie van de kantonrechter, het klachtrecht en de ressortelijke herindeling. Daar heeft de Kamer geen bezwaar tegen, want daarmee wordt rechtgezet wat is scheefgegroeid.

Ik heb de kritische kanttekeningen van de Kamer bij enkele onderdelen goed tot mij laten doordringen. Het eerste en belangrijkste punt is het laten vervallen van de verplichting om een sector kanton te hebben. Dat is nadrukkelijk door elk van de leden aangegeven, behalve door de heer Staal van D66.

Het tweede punt betreft de bevoegdheid van de Raad voor de rechtspraak om nevenlocaties aan te wijzen, aanvullend op de locaties die de wet of de AMvB noemt. Ik heb geconstateerd dat de Kamer daar kritisch over is en sommigen daar zelfs afwijzend tegenover staan. Het derde punt betreft de mogelijkheid om personele unies tussen gerechtsbesturen te laten bestaan.

Ik herhaal nog eens dat op deze terreinen absoluut geen onomkeerbare stappen zijn of worden gezet die vooruitlopen op de gerechtelijke kaart. Ten aanzien van de gerechtelijke kaart behouden de Eerste Kamer en de Tweede Kamer overigens alle mogelijkheden om daar te zijner tijd met mij het debat over aan te gaan. Nogmaals: er worden geen onomkeerbare stappen gezet omdat die drie punten gefaseerd bij KB al dan niet kunnen worden ingevoerd. Ik wil daarbij dus niet vooruitlopen op de gerechtelijke kaart en daaraan dus geen uitvoering te geven. Ik vind het ook juist om dat aan het slot van de eerste termijn te concluderen; dat is mijn invalshoek, ook nadat ik geluisterd heb naar de argumenten van de Kamer."

Handelingen I 2010-2011, nr. 26 - blz. 45-46

Minister Opstelten: "De heer Van de Beeten heeft, mede namens een aantal anderen, gevraagd om aan de toezeggingen die ik heb gedaan er een toe te voegen. Ik zou bijna zeggen: ik ben in de stemming. Het is een te rechtvaardigen vraag, waar ik gewoon ja op kan zeggen. Dat gaan wij dus doen.

Hij heeft een tweede vraag gesteld, naar ik meen ook namens alle fracties en woordvoerders, namelijk om scherp in een brief aan te geven om welke artikelen het zou gaan. Ik heb dat nu natuurlijk paraat, maar ik heb er ook respect voor dat de Kamer, als ik nu al die artikelen al dan niet uit mijn hoofd oplepel, zegt dat het voor haar dan minder gemakkelijk is om direct te kunnen beoordelen of dat juist is. Ik ben dus bereid om met spoed en heel precies daarover een brief naar de Kamer te sturen, in elk geval voor de stemmingen van aanstaande dinsdag. (...) Ik begrijp de vraag over artikel 59 van de Wet RO heel goed en ik zou willen voorstellen om dat punt in de brief mee te nemen. Het is gewoon een technische kwestie. Dat lijkt mij de beste manier om het nu op te lossen, want anders verdiepen wij ons in de techniek. Ik ben gaarne bereid om het te doen, maar ik zou het de Kamer niet aanraden. Ik heb de heer Van de Beeten al een toezegging gedaan met betrekking tot de artikelen die het betreffen."

Handelingen I 2010-2011, nr. 26 - blz. 48

Minister Opstelten:  "Sommigen hebben gevraagd naar de termijn. Ik verwacht dat wij na of voor de zomer duidelijkheid kunnen geven. In de zomer wordt nooit op prijs gesteld omdat dat niet chic is naar de Tweede Kamer, maar misschien doen wij dat toch. Wie weet. Als het klaar is zullen wij dat doen. Dan gaat het naar de Kamer. Op dat moment zullen wij de beslissingen die wij hier met elkaar hebben genomen en de toezeggingen die ik heb gedaan, afwegen. Ook de punten die wij nu nog niet invoeren, worden niet eerder ingevoerd dan het moment dat de gerechtelijke kaart in het Staatsblad komt, of in elk geval door de Eerste Kamer is. Dat is volgens mij een scherpe en duidelijke afspraak."

Mevrouw Broekers-Knol (VVD): "Ik hoor de minister zeggen dat die zaken niet eerder zullen worden ingevoerd dan het moment dat de gerechtelijke kaart in het Staatsblad staat."

Minister Opstelten: "Of door de Eerste Kamer is aanvaard."

Mevrouw Broekers-Knol (VVD): "Oké, dat neem ik er maar even bij. Als zij ooit zullen worden ingevoerd, geef ik graag nog even mee."

Minister Opstelten: "Ja, natuurlijk. Dat is duidelijk. Er komt een afweging naar aanleiding van het denken en het proces. Er staat iets. Mevrouw Broekers heeft gehoord wat ik ervan vind. Ik vind dat ik er eerlijk over moet zijn dat ik verder werk op de lijn die ik in dit debat heb geschetst. Ik neem daarbij wel de impulsen uit deze Kamer mee. Vervolgens maak ik natuurlijk de afweging. Maar ik zit erin zoals ik er vandaag over heb gesproken. Zo kent men mij en zo weet men wat men kan verwachten of hopen."

Handelingen I 2010-2011, nr. 26 - blz. 49

Mevrouw Haubrich-Gooskens (PvdA): "De minister zei dat hij de gestelde vragen met betrekking tot artikel 59 over de vraag of de Raad voor de rechtspraak nevenlocaties mag aanwijzen – zo is het geformuleerd – zou meenemen in de brief. Wil hij daarbij wellicht ook het Besluit nevenlocaties gerechten betrekken? Dat is een AMvB die nu bij ons voorhangt en die wij mochten laten voorhangen totdat wij over dit wetsvoorstel zouden hebben gesproken. Het Besluit nevenlocaties gerechten benoemt een aantal nevenlocaties, waarbij niet genoemd zijn de 28 kantongerechtlocaties die onder de bevoegdheid van de Raad voor de rechtspraak zouden blijven vallen. Ik zou graag weten of dit besluit eigenlijk moet worden ingetrokken en anders zou moeten worden geformuleerd, gezien in het licht hiervan. Anders zouden wij wel eens kunnen zeggen dat dit besluit niet door de minister genomen zou moeten worden."

Minister Opstelten: "Op de eerste vraag is het antwoord ja. Beide door mevrouw Haubrich genoemde punten zullen wij meenemen in de brief. Het is een heel simpele zaak, maar ik wil dat dit technisch heel precies wordt bekeken. Het zal in de geest zijn van de wijze waarop wij dit met elkaar hebben afgesproken en waarop ik mijn eerste termijn ben geëindigd."


Brondocumenten


Historie