Het wetsvoorstel introduceert een regeling voor het verlenen van zorg aan mensen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap, ook als zij daar in een voorkomend geval niet mee instemmen en ongeacht de plaats waar zij verblijven. In het voorstel worden de bevoegdheden van de zorgaanbieder en de rechten van de cliënt geregeld.
De zorg wordt verleend op basis van een zorgplan. Onvrijwillige zorg mag slechts worden gebruikt als uiterste middel; daarbij dient een stappenplan te worden doorlopen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 31.996, A) is op 19 september 2013 aangenomen door de Tweede Kamer. CDA, ChristenUnie, VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks en PvdA stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 23 januari 2018 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. PvdD en PVV stemden tegen.
De Eerste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft op 9 juni 2020 een mondeling overleg gevoerd met de minister en staatssecretaris van VWS over dit wetsvoorstel en over de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399). Van de bijeenkomst is een videoverslag (88 min.) gemaakt en een woordelijk verslag (EK 35.370 / 32.399, C).
Een gesprek met deskundigen over de samenhang tussen en de uitvoerbaarheid van de Wet verplichte ggz (32.399), de Wet forensische zorg (32.398) en deze wet vond plaats op 16 mei 2017 (verslag van het gesprek, EK, B).
Een technische briefing vond plaats op 28 maart 2017.
Dit wetsvoorstel werd gezamenlijk behandeld met het wetsvoorstel Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399).
ingediend
30 juni 2009titel
Regels ten aanzien van zorg en dwang voor personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap (Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
103