De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Reuten, toe om ten aanzien van artikel 2.71 lid 2 in onderhavig wetsvoorstel (32768) welwillend te kijken naar uitvoering van het gevraagde in de motie (32440, M) die is aangenomen bij de behandeling van de Aanbestedingswet 2012, en om zijn afweging op dit punt schriftelijk aan de Kamer kenbaar te maken.
Nummer | T01691 |
---|---|
Status | deels voldaan |
Datum toezegging | 15 januari 2013 |
Deadline | 1 juli 2024 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Economische Zaken (2012-2017) Minister van Economische Zaken en Klimaat |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Economische Zaken |
Kamerleden | dr. G.A.T.M. Reuten (SP) |
Commissie | commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | aanbesteden defensie |
Kamerstukken | Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied (32.768) |
Handelingen I 2012-2013, 13, item 2, p. 5.
De heer Reuten (SP):
Voorzitter. Ik beperk mij bij dit wetsvoorstel tot één kwestie. Artikel 2.71, lid 2 van het voorliggende wetsvoorstel gebiedt dat de aanbesteder aan de inschrijvers of de gegadigden vraagt dat zij bij het opstellen van hun inschrijving rekening hebben gehouden met de verplichtingen aangaande arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de opdracht wordt uitgevoerd. In de hier op 30 oktober aangenomen algemene Aanbestedingswet (nr. 32440) staat een overeenkomstige tekst in artikel 2.81, lid 2. Mijn fractie onderschrijft het oogmerk van deze artikelen, maar deze garanderen niet de naleving ervan. De aannemer kan zich al dan niet via onderaanneming en malafide uitzendbureaus onttrekken aan de verplichting. De bonafide aannemer legt het dan af in de gunning. Er zijn aanwijzingen dat dit in de praktijk inderdaad gebeurt. Nu is het in beginsel zo dat de aanbestedende dienst de ondernemer zou kunnen verzoeken om alsnog na te leven. Als de ondernemer dit weigert, kan de aanbestedende dienst de overeenkomst ontbinden. Het probleem is echter dat de opdrachtgever dan –met navenante kosten – de hele aanbestedingsprocedure opnieuw moet doorlopen. Bovendien zal de bonafide aan-bestedingsprijs hoger uitpakken. Dit draagt niet bij aan de stimulans om de overeenkomst inderdaad te ontbinden.
Naar aanleiding van het debat over deze kwestie bij dealgemene aanbestedingswet nam deze Kamer op 30 oktober 2012 een motie aan (32440, letter M) waarin de regering onder andere werd gevraagd om "bij de eerstvolgende relevante herziening van de wet" aan het betreffendeartikel "toe te voegen dat opdrachtgevers gehouden zijn om de genoemde niet-naleving van de overeenkomst te melden bij de Inspectie SZW". Het gaat dan uiteraard om in Nederland uitgevoerde opdrachten.
In het verlengde hiervan vroeg mijn fractie in het verslag van het onderhavige wetsvoorstel onder verwijzing naar genoemde motie om een overeenkomstige toezegging. Tot onze verbazing schrijft de minister in de nota naar aanleiding van het verslag slechts: "het kabinet is bereid dit verzoek bij de evaluatie van het wetsvoorstel te betrekken". Moet ik dat zo lezen dat de regering overweegt dat er weliswaar een duidelijke uitspraak van de Kamer ligt, maar dat de regering te zijner tijd, namelijk bij de evaluatie, nog eens gaat bezien of en hoe zij daar gehoor aan gaat geven? Ik hoop dat ik het verkeerd heb en dat de minister straks ten eerste aangeeft dat hij de motie32440 letter M gaat uitvoeren en dat hij, ten tweede, toezegt overeenkomstig te zullen handelen aangaande artikel2.71 van de voorliggende wet.
Ik wacht het antwoord van de minister met belangstelling af.
Handelingen I 2012-2013, 13, item 2, p.7.
Minister Kamp:
(...)
De heer Reuten brengt één punt naar voren. Ik begrijp dat dit betekent dat hij kan instemmen met het overige dat we doen en dat we wensen te bereiken met deze aparte aanbestedingswet. Daar ben ik blij mee. Hij wil weten of ik bereid ben om, gezien het gevraagde in de motie bij artikel 2.71 lid 2 (32440, letter M), die is aangenomen bij
de algemene Aanbestedingswet 2012, het wetsvoorstel aan te passen bij de eerstvolgende herziening van de wet en niet eerst de uitkomsten van de evaluatie af te wachten. Het is mijn voorkeur om de evaluatie wel af te wachten. Mijn voorganger heeft ook gezegd dat bij de evaluatie van de wet over twee jaar bezien wordt of we die motie kunnen overnemen en het artikel een bredere toepassing kunnen geven dan nu het geval is. Ik zeg de heer Reuten toe dat ik dit opnieuw zal bekijken, naar aanleiding van hetgeen hij naar voren heeft gebracht. Ik zal bekijken of het mogelijk is om op verantwoorde wijze te doen wat hij
bepleit. Ik hoop dat hij mij het vertrouwen wil geven om dat te doen. Ik zal de Kamer in haar geheel, en daarmee ook de heer Reuten, over mijn bevindingen op dit punt informeren.
De heer Reuten (SP):
Het staat wat open geformuleerd in de motie: bij de eerstvolgende relevante wetswijziging. Dat zou na de evaluatie kunnen zijn. Dat is echter iets anders. In de tekst van de nota naar aanleiding van het verslag staat dat het wordt herbezien bij de evaluatie. Dat is een beetje licht. Het is niet: de eerstvolgende relevante wijziging is over twee jaar; dan voeren we de motie uit. Daar zou ik tevreden mee zijn. Het gaat om een klein dingetje, het aanscherpen
van het artikel, het melden bij SZW als er niet wordt nageleefd. C'est tout.
Minister Kamp:
Ik ben heel dicht bij het standpunt van de heer Reuten. Ik stel het op prijs dat hij zegt dat wat hem betreft, als het iets eerder zou zijn dan bij de evaluatie, het eventueel op dat moment zou kunnen. Hij geeft mij wat ruimte; ik geef hem wat ruimte. Als ik het toch wil gaan doen, kan het misschien al wat eerder dan bij die gelegenheid, misschien heb ik daar de mogelijkheid voor. Ik zal het serieus bekijken. Ik zal mijn afweging op dit punt schriftelijk aan de Kamer kenbaar maken. Dan kan de heer Reuten die bekijken. Het kan dus zijn dat die bij de herziening komt, eventueel gekoppeld aan de evaluatie. Als ik denk dat het zinvol, goed en verantwoord is om het te doen en het misschien ook nog eerder kan, zou het ook zo kunnen zijn dat ik die eerdere gelegenheid gebruik. Ik geloof dus niet
dat ik op dit punt grote problemen zal krijgen met de heer Reuten. Ik hoop dat mijn antwoord naar genoegen van de Kamer was, voorzitter.
Handelingen I 2012-2013, 13, item 2, p. 8.
De heer Reuten (SP):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoord. Als ik het goed begrijp, zegt hij de motie bij de algemene Aan-bestedingswet uit te voeren overeenkomstig artikel 2.71lid 2 van de voorliggende wet, uiterlijk na de evaluatie en mogelijk eerder. Ik heb toch goed begrepen dat de minister de motie uitvoert zowel betreffende de algemene Aan-bestedingswet als toegepast op het voorliggende wetsvoorstel?
Minister Kamp:
Voorzitter. Met respect voor mevrouw Faber begin ik met hetgeen de heer Reuten naar voren heeft gebracht. Ik wil er niet omheen draaien, maar mijn voorganger heeft de evaluatie gekozen als het moment om te bekijken of en hoe de motie kan worden uitgevoerd. Dan kun je het namelijk inhoudelijk bekijken. Ik wil dus nog inhoudelijk naar dit punt kijken. Dat moet, wat mij betreft, in ieder geval gebeuren. Ik ben echter niet van plan om een en ander onnodig op de lange baan te schuiven. Ik zal er dus zo spoedig mogelijk inhoudelijk naar kijken. Als ik denk dat het op een verantwoorde manier kan, zal ik het doen, uiterlijk bij de evaluatie. Misschien is er echter al eerder een mogelijkheid om dit door te voeren. Als dat de heer Reuten tot tevredenheid stemt, kunnen we het erover eens worden.
De heer Reuten (SP):
Ik begrijp het zo: de minister kijkt welwillend naar het uitvoeren van de motie.
Minister Kamp:
Daarmee zijn de heer Reuten en ik het eens geworden.
Brondocumenten
-
behandeling Handelingen EK 2012/2013, nr. 13, item 2, blz. 3-8
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Economische Zaken -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Economische Zaken en Klimaat -
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) -
23 mei 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
16 mei 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de bewindspersonen van EZK over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 23 mei 2023
EK, F
-
-
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
18 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 november 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 april 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 november 2017
nieuwe commissie: commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) -
7 november 2017
commissie vervallen: commissie voor Economische Zaken (EZ) -
26 oktober 2017
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Economische Zaken en Klimaat -
26 oktober 2017
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Economische Zaken (2012-2017) -
17 mei 2016
nieuwe deadline: 1 januari 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 september 2015
nieuwe deadline: 1 januari 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 oktober 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 september 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 oktober 2013
nieuwe deadline: 1 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
15 januari 2013
toezegging gedaan