T01880

Toezegging Oprichting Transitie Autoriteit Jeugd (33.684 / 31.839)



De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zeggen de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Beuving (PvdA), De Vries-Leggedoor (CDA), Slagter-Roukema (SP), Scholten (D66), Ganzevoort (GroenLinks) en Kuiper (ChristenUnie) toe over te gaan tot de oprichting van de Transitie Autoriteit Jeugd en de Kamer geïnformeerd te houden over dit proces.


Kerngegevens

Nummer T01880
Status voldaan
Datum toezegging 11 februari 2014
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Hoofdverantwoordelijke)
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden Mr.dr. J. Beuving (PvdA)
Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Mr. M.C. Scholten (D66)
drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
G. de Vries-Leggedoor (CDA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen jeugdzorg
transitie autoriteit jeugd
Kamerstukken Jeugdwet (33.684)
Jeugdzorg (31.839)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 27.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

(...)

Voorzitter, een volgend punt van aandacht voor ons is de positie van landelijk werkende instellingen (LWl's), instellingen voor jeugdzorg die een landelijke vraag bedienen. Die moeten zich dus eigenlijk ook verdelen over de regio's. De staatssecretaris heeft erkend dat dit een belangrijke groep instellingen is. Het is voor het hele stelsel van belang dat er naast lokaal werkende instellingen ook deze landelijk werkende instellingen zijn, die alleen bovenregionaal kunnen bestaan. Ik denk onder meer aan de William Schrikker Groep en het Leger des Heils. Het gaat niet alleen om instellingen op levensbeschouwelijke grondslag, maar ook om specifieke instellingen met een specifieke doelgroep, zoals het Landelijk Centrum Eetstoornissen. Aandacht voor de kwaliteit van de zorg betekent ook opkomen voor deze instellingen. Ik denk ook aan de reeds een paar keer genoemde hartenkreet vanuit Ermelo, waar sinds lang gevestigde instellingen op omvallen staan. Verliezen we dergelijke instellingen, dan leiden de bezuinigingen ook nog eens tot kapitaalvernietiging in de structuur van onze gezondheidszorg en dat zou werkelijk buitengewoon te betreuren zijn. Op welke manier blijven LWl's een rol spelen en blijft de hier aanwezige expertise benut?

De landelijk werkende instellingen op het gebied van jeugdbescherming en jeugdreclassering menen voorts dat zij ongelijk worden behandeld, aangewezen als zij zijn op de oude Bureaus Jeugdzorg voor financiering. De landelijk werkende instellingen zouden zich een meer zelfstandige positie moeten kunnen verwerven, anders vallen ze tussen wal en schip. Zonder interventie van de staatssecretaris komen deze instellingen al in de transitiefase in gevaar. Dat kan niet de bedoeling zijn. Collega De Vries maakte hier ook al een breed punt van in haar bijdrage. Wij steunen dat helemaal. Kan de staatssecretaris toelichten welke koers hij hierin vaart?

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 53-55.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ook mijn vraag gaat over de risico's in de budgetten. Het Rijk heeft allerlei mogelijkheden om met risico's om te gaan. Ik noem vergrote budgetmogelijkheden, maar ook de belasting en dergelijke. Gemeenten hebben die mogelijkheden niet. Is de staatssecretaris bereid om na te denken over een soort vangnetconstructie, in welke vorm dan ook, voor het geval gemeenten, ondanks hun goede beleid, toch in de problemen komen?

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat lijkt mij de perfecte brug naar de vraag over de algemene continuïteit.

(...)

Toch wil je ook niet dat de vernieuwing zo drastisch uitpakt dat allerlei instellingen omvallen. Dat heeft geleid tot een brief van de branches, samen met de VNG, waarin staat dat men het een goede zaak vindt als er wordt gekomen tot een commissie – wat mij betreft een transitie-autoriteit jeugd, een mooiere term met een beetje status – die kan beoordelen of er goede afspraken zijn gemaakt, of die wellicht moeten worden aangepast, dan wel dat er een geregisseerde sanering moet plaatsvinden.

Ik vind dat eigenlijk een sympathiek idee. Op die manier kan worden voorkomen dat we in generieke zin tegen elkaar zeggen dat er macro geen probleem is en dat iedereen de korting van 5% moet kunnen opbrengen, terwijl er micro wel een probleem is. De heer Kuiper wees erop dat er landelijk werkzame instellingen zijn die misschien nog niet zo op het netvlies van gemeenten staan, waardoor men er te laat achter komt dat die eigenlijk hadden moeten worden gecontracteerd. Als dat niet op tijd is gedaan, heeft zo'n instelling een probleem. Om dus te zorgen voor een zachte landing voor instellingen, ook landelijk werkzame instellingen, is het goed om te komen tot zo'n speciale commissie, zo'n transitie-autoriteit jeugd. Ik moet nog wennen aan die term, maar ik voel er wel voor om dit te gaan doen. Het gaat er in dat kader om te komen tot handiger afspraken, want daarmee kunnen heel veel frictiekosten worden voorkomen. Als bepaalde afspraken dus niet zo handig zijn, moet daar een handje bij worden geholpen. Als er wel goede afspraken zijn gemaakt, maar zich toch problemen voordoen, kan een en ander worden gesignaleerd, waarna partijen kunnen kijken hoe er tot een oplossing kan worden gekomen.

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

De staatssecretaris haalt de brief aan van de VNG en de zorgpartners die straks overgaan. In de brief wordt gesproken over een gezaghebbende commissie, vertegenwoordigd door bepaalde disciplines, die op een gegeven moment ook een knoop kan doorhakken. Is dat inderdaad de bedoeling?

Staatssecretaris Van Rijn:

Ja, maar ik realiseer me dat het doorhakken van die knoop waarschijnlijk een beetje met staatssecretarieel gezag moet plaatsvinden.

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

Dat snap ik, maar het is zo 2015, dus je moet nu wel spijkers met koppen slaan.

Staatssecretaris Van Rijn:

Ja.

Mevrouw Scholten (D66):

Het gestelde over dat staatssecretarieel gezag intrigeert me. Een gentlemen's agreement is aardig, maar je moet er wel handtekeningen onder krijgen. Als dat niet lukt, kan de staatssecretaris dan gebruikmaken van die aanwijzingsbevoegdheid of is die daar niet voor bedoeld?

Staatssecretaris Van Rijn:

Als het nodig is, moeten wij die gebruiken, maar uitgaande van een gezaghebbende transitie-autoriteit, lijkt het mij dat het gezag van die groep voldoende is om te voorkomen dat er gebruik moet worden gemaakt van de aanwijzingsbevoegdheid. De bevoegdheid bestaat wel, zeker voor 2014. Het lijkt mij echter verstandig om, als je die bevoegdheid wilt gebruiken, dat pas te doen als je goed hebt uitgezocht of er voldoende afspraken zijn gemaakt door de gemeenten en of er reden is om, ondanks de afspraken, te bezien of er nog problemen overblijven. Ik heb de aanwijzingsbevoegdheid in de achterzak, maar ik gebruik die liever niet, ook gelet op het time frame. We willen namelijk zekerheid hebben voor instellingen, want zij moeten weten waar ze aan toe zijn. Anderzijds moeten we gemeenten de ruimte bieden om te komen tot eigen beleid. Het lijkt mij dus dat wij een en ander met gezwinde spoed bij elkaar moeten brengen.

Mevrouw Scholten (D66):

We zijn inmiddels een uur bezig, maar in die korte tijd is de staatssecretaris al ingegaan op twee van mijn verlangens. Ik noem eerst het organiseren van de pilot en daarnaast de instelling van de commissie. Ik was verbaasd over die laatste toezegging. Daarom was ik even stil, maar ik wil graag heel precies weten hoe de staatssecretaris zich dat voorstelt. Toezeggingen worden door onze griffier altijd buitengewoon minutieus verwoord in een lijstje van toezeggingen. Dan kunnen wij daar vervolgens op voortborduren. In mijn motie staat ook dat deze pilot heel erg is bedoeld om de evaluatie te bevorderen. Die woorden heb ik de staatssecretaris nog niet horen uitspreken, maar die evaluatie is van belang. De input van de pilots zou absoluut moeten worden meegenomen in de evaluatie.

Staatssecretaris Van Rijn:

Om te bewerkstelligen dat ik mevrouw Scholten ten derde male tegemoetkom: het antwoord is ja.

Mevrouw Scholten (D66):

Ik ben de staatssecretaris zeer erkentelijk.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Ik hoop dat het met mij dan net zo soepel zal gaan. Ik ben erg gecharmeerd van het idee en de term "transitieautoriteit", maar voor wij over het wetsvoorstel gaan stemmen, wil ik duidelijk zwart op wit hebben wat die commissie precies inhoudt, wat het budget is, wat de autoriteit is en wat de taakopdracht is, en dat allemaal refererend aan de brief van de Kinderombudsman. Daarop ontvang ik graag een antwoord. Ook vraag ik inwilliging van dit verlangen van mij. Daarnaast heeft Jeugdzorg Nederland gevraagd om een overgangscommissie implementatie stelselwijziging jeugd in te stellen. Is de door de staatssecretaris voorgestelde transitiecommissie hetzelfde?

De consequenties voor de Bureaus Jeugdzorg verschillen van die voor de gespecialiseerde jeugdinstellingen, waarover de Kinderombudsman spreekt. Mogelijk kan de staatssecretaris nog aparte woorden wijden aan de positie van de Bureaus Jeugdzorg, waarover wij al eerder vragen hebben gesteld in het kader van de uitspraak van de rechtbank. Ook gezien het feit dat de Bureaus Jeugdzorg een sociaal plan nodig hebben en mogelijk zullen omvallen als er geen duidelijker regelingen komen.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Bij de verhouding tussen de Bureaus Jeugdzorg en de landelijk werkende instellingen geldt dat de landelijk werkende instellingen in de transitiefase ook budget nodig hebben. Die zijn daarin afhankelijk van de Bureaus Jeugdzorg. Er moet een scheidsrechter zijn die ervoor zorgt dat de landelijk werkende instellingen ook een deel van het transitiebudget krijgen. Daarvoor vraag ik aandacht.

(...)

Staatssecretaris Van Rijn:

(..) Ten tweede moeten wij hier heel zorgvuldig beleid voeren. Het is heel essentieel dat de gemeenten straks hun inkooprol goed kunnen spelen en daarop zelf beleid kunnen maken. Ze moeten dus hun eigen afwegingen kunnen maken. Dat betekent dat wij de gemeenten in staat moeten stellen om dat volgens hun eigen merites te doen, onder gebruikmaking van de afspraken die onder andere met ZN zijn gemaakt over de jeugd-ggz. Tegelijkertijd hebben wij er begrip voor dat het in de tijd misschien moeizaam ligt. Je moet bekijken of die afspraken op tijd komen, zodat ook instellingen weten waar ze aan toe zijn. Niet omdat alle instellingen contracten moeten krijgen, maar om handige afspraken te maken over het voorkomen van frictiekosten waar dat mogelijk is.

Zijn die frictiekosten er? Ja, die worden heel sterk beïnvloed door de afspraken die je maakt. Als je afspraken maakt waarin alles ongeveer hetzelfde blijft, met een korting van 5%, krijg je een heel andere discussie over frictiekosten dan wanneer je zegt: ik moet nog eens goed nadenken over al die contracten, we doen de helft en we zien wel. Dan heb je heel hoge frictiekosten. Zo'n transitieautoriteit kan dan niet zeggen: jammer dat je verkeerde afspraken hebt gemaakt, we gaan eens even praten over de frictiekosten. Dat gaan we natuurlijk niet doen. Ik denk dat de transitieautoriteit twee opdrachten krijgt. De eerste is in de gaten houden of er afspraken zijn gemaakt die de continuïteit van zorg in gevaar brengen. Niet de continuïteit van instellingen, maar die van zorg. Vervolgens kun je dan bekijken of er handigere afspraken moeten worden gemaakt. Dat kan met dat gezag worden bewerkstelligd. De tweede is dat geagendeerd moet kunnen worden dat men over oplossingen gaat praten als die afspraken zijn gemaakt en er toch nog problemen zijn. Ik kan er niet meer over opschrijven. Ik kan het hier ook zeggen. Ik denk dat ik zo snel mogelijk met partijen rond de tafel ga zitten om te bekijken hoe wij dit gaan inrichten. Dit is een goed antwoord is op wat de branche samen met de VNG zelf voorstelt om te zorgen dat wij dit in goede banen leiden. Dit kan een belangrijke bijdrage zijn om waar het kan een zachte landing te bewerkstelligen voor de instellingen die anders in de problemen zouden komen, al is het alleen maar omdat er onvoldoende snel duidelijkheid is. Ik blijf wel benadrukken dat het essentieel is dat dit niet komt in de plaats van hetgene waarom het vooral gaat, namelijk de afspraken die de gemeenten moeten maken om de inkoop van zorg goed voor elkaar te krijgen.

Mevrouw Scholten (D66):

Nog één keer. Ik was nog niet helemaal zeker. Worden die pilots ook uitgevoerd in samenwerking met gemeenten, jeugd-ggz, huisartsen, cliëntenorganisaties en zorgverzekeraars?

Staatssecretaris Van Rijn:

Ja. Dat is nummer vier.

Mevrouw Scholten (D66):

Dank u wel. Het was er maar een, maar ik wilde het heel zeker weten.

De voorzitter:

Mevrouw Slagter komt misschien nummer vier halen.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Ik ga nog even op mijn punt door. Mij is nog niet duidelijk of de overgangscommissie die Jeugdzorg Nederland voorstelt hetzelfde is als wat de Kinderombudsman vraagt en wat de staatssecretaris de transitieautoriteit noemt. Nogmaals, het is mij niet duidelijk wat nu precies het woord "autoriteit" inhoudt en daarnaast niet wat het budget is. Ik wil dit graag zwart op wit in een brief omschreven hebben.

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik ga zeker niet tevoren aangeven of daarvoor een budget nodig is en hoe groot dat moet zijn. De essentie is juist dat er goede transitieafspraken worden gemaakt door de gemeenten. Zoals ik net al zei: als je het door de oogharen macro bekijkt moet het met een taakstelling van 5% in 2015 redelijk mogelijk zijn om heel goede transitieafspraken te maken. Zeker als je het macro bekijkt. Ik realiseer mij dat dit niet altijd het geval hoeft te zijn en dat dit in de tijd gezien tot onzekerheden kan leiden. Dat proberen wij op te lossen door daarheen te gaan, te interveniëren en te bewerkstelligen dat die verstandige afspraken tussen de partijen wel worden gemaakt. Maar ik ga niet tevoren zeggen: het maakt niet uit wat je afspreekt, er is een budget beschikbaar. Dat zou niet goed zijn.

Als er door gemeenten echter goede en verstandige afspraken worden gemaakt, ook met het oog op het creëren van continuïteit van zorg waar het nodig is – nogmaals, van zorg, niet van instellingen – waarbij er niettemin problemen overblijven, dan ben ik aanspreekbaar om daarnaar te kijken. In deze fase gaat het er mij echter om dat die goede transitieafspraken er komen. Op de vraag over de Bureaus Jeugdzorg zal mijn collega dadelijk in zijn bijdrage verder ingaan.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 60-61.

Mevrouw Scholten (D66):

Ik weet dat ik een tweede termijn heb, maar ik heb nog twee vragen die ik in herinnering wil roepen omdat zij van belang zijn voor de tweede termijn. Dat is in de eerste plaats de vraag over de frictiekosten. Ik was niet de enige die daarnaar vroeg en misschien heb ik het antwoord gemist.

(...)

Staatssecretaris Van Rijn:

(...)

Op het punt van de frictiekosten bedoelde ik te zeggen dat dat een integrale afweging is die meegenomen gaat worden door de transitieautoriteit. De frictiekosten kunnen voor een belangrijk deel worden beïnvloed door de inkoopafspraken die worden gemaakt. Ik gaf net een voorbeeld. Er zijn heel grote frictiekosten als wordt gezegd: je krijgt helemaal geen contract meer. Er zijn heel kleine frictiekosten als wordt gezegd: je krijgt ongeveer hetzelfde contract als vorig jaar, maar met een klein beetje eraf. Allereerst zullen dus zodanige afspraken moeten worden gemaakt, wat kan worden bevorderd door zo'n transitieautoriteit, dat er gewoon een handige afspraak wordt gemaakt. Ik heb mij bereid verklaard om in het geval dat zaken toch op de zeef blijven liggen ondanks die handige afspraken, samen met anderen te kijken of daarvoor oplossingen gevonden kunnen worden. Dat doe ik op het moment dat aangetoond is dat er voldoende inspanningen zijn geweest om die frictiekosten tot het uiterste te beperken.

Mevrouw Scholten (D66):

Ik dank de staatssecretaris daarvoor. Het betekent wel dat de beoordeling van de frictiekosten wordt uitgesteld. Juist met het oog op de transitie van volgend jaar komen die frictiekosten in 2014 vol in beeld. Ik vraag mij af of de transitieautoriteit daar dan niet verlaat over oordeelt.

Staatssecretaris Van Rijn:

Daar moeten wij heel snel mee beginnen. Dat inkoopproces inclusief transitiearrangementen is in volle gang. Eind februari komt er een nieuw oordeel van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd, de commissie-Geluk, over hoe het zit met die transitiearrangementen. Op basis daarvan zullen de onderhandelingen en de gesprekken over de inkoop worden voortgezet. Ik stel mij zo voor halverwege dit jaar zo'n beetje te weten of dat al dan niet loopt. Dat is ook van belang voor de instellingen die tegen die tijd moeten weten hoe de vlag er ongeveer bij hangt. Dat is een proces waarop wij flink druk zullen moeten zetten.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 69-70.

Staatssecretaris Teeven:

Mevrouw Slagter heeft gevraagd of de voorgestelde overgangsregeling van 80% voor alle Bureaus Jeugdzorg geldt en hoe ik de overgangscommissie waardeer. Mijn collega heeft al gezegd dat wij met de VNG en de IPO de bestuurlijke afspraak hebben gemaakt dat de gemeenten voor 28 februari 2014 afspraken maken met de Bureaus Jeugdzorg over de continuïteit van de functies en de benodigde infrastructuur. Indien gemeenten en Bureaus Jeugdzorg eind februari geen afspraken hebben gemaakt, treedt de overgangsregeling in werking. De Bureaus Jeugdzorg krijgen dan voor 2015 een budgetgarantie van 80%. Wij zullen de ontwikkelingen en de continuïteit van de Bureaus Jeugdzorg blijven volgen. Collega Van Rijn heeft al melding gemaakt van de Transitieautoriteit Jeugd. Hij denkt zelf nog even na over de wijze waarop hij dat gaat vormgeven. Ik wacht hier even op, voordat ik me erover uitlaat.

(...)

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Het is natuurlijk wel opvallend dat de staatssecretaris zegt dat hij het er nog even met zijn collega over moet hebben. Als het binnen dit gremium al niet duidelijk is hoe de autoriteit eruit moet zien en wat haar taken zijn, vraag ik me werkelijk af waar we het nu over hebben.

Staatssecretaris Teeven:

Ik denk dat mevrouw Slagter nu iets te pessimistisch is. Ik durf het me wel te veroorloven om dat te zeggen. Ik denk dat collega Van Rijn duidelijk heeft aangegeven wat de bedoeling is van de transitieautoriteit. Ik heb zelf ook aangegeven hoe we dat zien. We moeten alleen nog de puntjes op de i zetten. Natuurlijk hebben wij een beeld van wat de autoriteit moet gaan doen. Dat heb ik ook geschetst. Er moet gemonitord worden, er moet een audit plaatsvinden en er moet gekeken worden hoe de ontwikkelingen van de Bureaus Jeugdzorg gaan plaatsvinden. We zitten er zelf bovenop, dus het is niet zo dat alleen de transitieautoriteit dat doet. Daarom hebben we eind februari weer een vergadering met de Bureaus Jeugdzorg, om te kijken hoe de zaak zich ontwikkelt.

(...)

Dan de vraag van mevrouw Scholten en de heer Kuiper. De heer Kuiper gaf aan dat een LWI op het gebied van jeugdbescherming en jeugdreclassering ongelijk wordt behandeld. Dat discussiepunt is aan de overkant ook aan de orde geweest. Er zijn amendementen ingediend die door de Kamer zijn verworpen. Tevens is een motie op dat punt verworpen. De heer Kuiper stelt dat LWI's zich een meer zelfstandige positie moeten kunnen verwerven, want anders lopen ze het risico dat ze omvallen. Mevrouw Scholten vroeg waarom LWI's niet in aanmerking komen voor de regeling voor budgetgarantie voor het BJZ, zoals BJZ's dat hebben. Zij stelde dat dit zou kunnen betekenen dat LWI's te afhankelijk worden van de Bureaus Jeugdzorg. Ik heb al eerder gezegd dat LWI's belangrijk zijn voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering van specifieke groepen. Dat heb ik ook aan de overkant als standpunt van het kabinet nadrukkelijk aangegeven. Desondanks heeft de Kamer er aan de overkant iets anders van gevonden. Ik ben overigens niet van opvatting dat LWI's ongelijk worden behandeld, want ze kunnen zich net als Bureaus Jeugdzorg certificeren voor het uitvoeren van maatregelen in het kader van jeugdbescherming en jeugdreclassering, vanaf 1 januari 2015. Daarnaast zullen LWI's in het kader van het overgangsrecht maatregelen kunnen blijven uitvoeren voor overgangscliënten. In die zin verkeren ze in een andere positie dan Bureaus Jeugdzorg, want die hebben ook te maken met het vrijwillige kader.

(...)

Bij de Bureaus Jeugdzorg valt door de nieuwe wet een aantal taken weg, waardoor het noodzakelijk is om maatregelen te treffen om de continuïteit te kunnen garanderen. Dat is bij LWI's voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering niet het geval. Tevens is in de conceptinvoeringswet geregeld dat LWI's in 2015 – voor Bureaus Jeugdzorg is dat anders – zowel jeugdhulp als jeugdbescherming en jeugdreclassering kunnen aanbieden. Daardoor kan de overgang naar de nieuwe situatie voor LWI's geleidelijker verlopen. Regelmatig wijzen mijn collega en ik de gemeenten op de meerwaarde van LWI's voor specifieke doelgroepen. De William Schrikker Groep is bij uitstek zo'n LWI. Wij zullen de positie van LWI's op de voet blijven volgen omdat ze het kabinet bijzonder aan het hart gaan. We hebben de discussie in de Tweede Kamer ook gevolgd. Het is dus verstandig om die kwestie nadrukkelijk te volgen.

Het lijkt mij wel belangrijk dat LWI's – daar vroeg de heer Kuiper heel specifiek naar – worden gekoppeld aan de transitieautoriteit jeugd voor de landelijke en specialistische zorg. Alleen op die manier kunnen wij zien of een en ander zich de komende maanden op een goede wijze ontwikkelt. In navolging van wat andere leden van de Senaat hebben opgemerkt lijkt het mij ook dat wij de gemeenten en samenwerkingsverbanden nog even de tijd moeten geven. Op een aantal plaatsen gaat het heel goed. Dat hebben LWI's ook bevestigd, maar op een aantal plaatsen kan het beter of gaat het slecht. Dat zullen wij de komende tijd scherp moeten volgen.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Volgen vind ik in dat licht wat weinig. LWI's vallen tussen wal en schip, zijn bang dat ze vanaf 1 april niet meer kunnen contracteren en dat ze er straks niet meer zijn. Ik noem dat kapitaalvernietiging. Ik begrijp dat dit de staatssecretaris ook aan hart gaat. Er is dus meer nodig dan die situatie alleen volgen. Er is in financiële zin misschien ook iets nodig. We hebben zojuist geconstateerd dat de gelden naar de Bureaus Jeugdzorg gaan, maar het gaat in dit geval om feitelijke ondersteuning van LWI's, zodat ze niet omvallen. Wat doet de staatssecretaris daarmee?

Staatssecretaris Teeven:

Tot nu waren wij afhankelijk van het inzicht van gemeenten zelf. Zonder deze wet hadden wij geen mogelijkheid om dat proces te beïnvloeden. We konden de gemeenten alleen proberen te overtuigen. Dat is de situatie waar wij anno vanavond nog steeds in zitten. Wij moeten ook kijken naar de uitvoering van de wet. Artikel 2.4, lid 3, stelt dat er ruimte moet zijn voor LWI's. Dat is nadrukkelijk in de wet terechtgekomen. Die systeemverantwoordelijkheid zien wij ook als onze verantwoordelijkheid. Een en ander betekent dat wij het nu volgen tot het moment waarop dit wetsvoorstel kracht van wet krijgt. Op het moment dat de situatie anders is, gaan wij daar nadrukkelijk op zitten. Op 28 februari spreken wij weer met de Bureaus Jeugdzorg en LWI's. Dan kijken wij naar de stand van zaken. Daarom haal ik de transitie-autoriteit ook aan. We moeten namelijk op elk moment een foto maken van waar LWI's staan. Het is niet zo dat het overal niet goed gaat. Het gaat op tal van plaatsen wel goed, maar er zijn ook plaatsen waar het niet goed gaat.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 74.

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

(...)

De staatssecretaris heeft gesproken over het instellen van een transitieautoriteit jeugd. Het is een andere naam, maar het is eigenlijk precies wat wij bedoelden. Als je het hebt over autoriteit, heb je het over gezag. Wat wij nog precies willen weten, is of wij dezelfde soort commissie bedoelen. Ik heb al in een korte interruptie gevraagd of dit ook betekent dat dit een commissie is à la hetgeen de VNG, dus de gemeenten, samen met de jeugdzorgaanbieders inclusief de jeugd-ggz bedoelen. Uit de lichaamstaal van de staatssecretaris begreep ik toen dat dit inderdaad het geval was. Dat betekent voor mij dat het gaat om een onafhankelijke, gezaghebbende commissie ter ondersteuning van gemeenten en aanbieders van jeugdzorg, dus niet alleen de bureaus voor jeugdzorg, maar aanbieders van jeugdzorg en ook LWI's, waarop deze partijen een beroep kunnen doen indien de continuïteit en de kwaliteit van de zorg aan kwetsbare jongeren niet of onvoldoende geborgd is. Het betekent ook dat de commissie dusdanig ingericht zal worden dat zij in staat is, partijen te adviseren en in het belang van het kind en de transitie maatregelen te nemen om de kwaliteit en de continuïteit te borgen. De commissie zal dusdanig worden ingericht dat ten minste deskundigheid aanwezig zal zijn op de terreinen van financiën, organisatie van systemen, de ontwikkeling van zorg en van diverse sectoren. Dat is wat de organisaties met elkaar als een gedragen voorstel hebben gegeven.

Betekent dit dat het een-op-een exact in deze woorden moet? Nee, niet een-op-een, maar als blijkt dat er net iets anders over iets wordt gedacht, zie ik graag dat het in overleg met deze instellingen zal gebeuren. Als dat is wat de staatssecretaris voor ogen staat, betekent dit dat de CDA-fractie op dat punt gewoon gelukkig is. Mocht dat niet zo zijn, dan moet ik nu alvast zeggen dat wij de volgende week een derde termijn zullen moeten aanvragen om alsnog een motie te kunnen indienen. Als ik het echter goed heb begrepen, is dit wat de staatssecretarissen zelf ook zouden willen. Ik zal de tekst straks nog even overhandigen.

(...)

Een vraag is nog niet beantwoord. Zal de commissie straks ook kijken naar een ander systeem, bijvoorbeeld als niet meer wordt uitgegaan van bevoorschotting door middel van subsidies aan instellingen, maar een andere keuze wordt gemaakt waardoor liquiditeitsproblemen kunnen ontstaan? Tot nu toe mochten instellingen vaak maar 10% reserve opbouwen. Als je dat met een pennenstreek wegdoet, is ook de instelling weg. Dergelijke problemen zouden ook bij zo'n transitieautoriteit jeugd gemeld moeten kunnen worden en daar nagekeken moeten kunnen worden.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 75.

Mevrouw Beuving (PvdA):

(...)

Ten tweede heeft de staatssecretaris toegezegd, een gezaghebbende transitieautoriteit in het leven te roepen voor de overgangsproblematiek waarmee instellingen en gemeenten worstelen. De brancheorganisaties, jeugdzorg en jeugd-ggz hadden om een dergelijke autoriteit gevraagd en mijn fractie is dan ook blij met deze toezegging.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 77.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

(...)

De staatssecretaris sprak over een transitie-autoriteit. Dat kwam op mij over als een konijn uit de hoge hoed. Ik zou hem heel dringend willen vragen om vóór de vergadering van volgende week voor ons op papier te zetten wat hij daarmee bedoelt, wat de functie en de opdracht zijn, welke persoon daarachter zit, wat het budget is en wat de autoriteit is. Ik denk dat in die brief ook het meldpunt dat net door de fractie van de PvdA is genoemd betrokken kan worden. Ik kondig nu vast aan dat ik naar aanleiding van die informerende brief nog een derde termijn zal vragen.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 78.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

(...)

De bottleneck blijft voor ons zitten in de combinatie van transitie, transformatie en bezuiniging. Op een bepaald moment leek het alsof de staatssecretaris zich versprak toen hij eigenlijk zei dat bezuiniging wel een doel is van deze operatie. Hij zei iets in de zin van: het mag niet gratis zijn voor gemeenten, want dan is er geen prikkel. Ik moet het stenogram erop nalezen. Kennelijk is de bezuiniging niet alleen de randvoorwaarde waarbinnen het moet gebeuren, maar een instrument waarmee de staatssecretaris iets wil bereiken. Dat lijkt ons een verkeerde aansporing. Zowel bij de gemeente als bij de zorginstellingen als bij alle betrokkenen is er de intentie om de dingen beter te doen. Dat wij een aantal verkeerde prikkels wegnemen, zeker; dat wij een aantal verkeerde schotten wegnemen, graag, maar dit lijkt ons een verkeerde aansporing.

Wij constateren dat er ondertussen te veel geld gaat zitten in de opbouw van een nieuw apparaat, in de inhuur van consultants, et cetera. Wij blijven zeggen: transformeren is investeren. Daarmee constateren dat uiteindelijk alle risico's bij de gemeente worden neergelegd. Immers, de gemeente krijgt zorgplicht. Er zijn allerlei garantiebudgetten voor jeugdzorgtrajecten en bureaus jeugdzorg. Er is maar een beperkte sturing op de huisarts, de doorverwijzing en de ggz. Alle overblijvende financiële risico's liggen bij de gemeente. Wij hebben hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Dat gemeenten wel moeten betalen maar dat misschien niet kunnen, is een groot risico. Daarmee komen ook de zorginstellingen in de gevarenzone. Geeft het Rijk nu garanties zodat er geen instellingen omvallen in het gedrang van de transitie? Laten wij daar beginnen. Als een instelling niet meekomt in een heel transformatieproces omdat zij haar eigen beleid niet mee aanpast, zij het zo. Dat een instelling omvalt in een transitie, mag echter toch niet zo zijn? Het Rijk zal zijn stelselverantwoordelijkheid moeten waarmaken. Het woord "transitieautoriteit" is wel mooi, maar het is wat ons betreft onvoldoende ingevuld. In die zin voel ik wel mee met de collega's van de SP. Misschien kan het wat helderder. Als er een goed antwoord komt op de vraag van de collega van het CDA, hebben wij in elk geval een begin van idee.

Maar dan nog, een transitieautoriteit is er alleen maar voor de transitie en is nog geen stelselverantwoordelijkheidsautoriteit, jeugdwetstelselautoriteit of iets in die richting. Ik begrijp dat de staatssecretaris heel snel akkoord gaat met nieuwe termen, dus misschien dat hij op dit punt ook nog een stapje kan zetten. Anders gezegd, is mijn vraag of er ook een blijvende autoriteit is die toezicht houdt op het hele stelsel zodat de rijksverantwoordelijkheid kan blijven staan.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 79.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Wij zullen dit debat verder wegen in onze fractie. Ik vind het heel belangrijk dat er snel duidelijkheid komt over die transitieautoriteit. Als dat het geval, zullen wij volgende week ons standpunt hebben bepaald.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 79.

Mevrouw Scholten (D66):

Mevrouw Slagter is al aan het woord geweest, dus ik zal die vraag namens haar aan de staatssecretaris stellen. Het organiseren van pilots is het organiseren van pilots. De staatssecretaris heeft zich daarachter gesteld. Ik hoef die vraag niet te beantwoorden. Dat kan de staatssecretaris dan straks nog doen.

De door de brancheorganisaties voorgestelde overgangscommissie heeft de staatssecretaris ook toegezegd. Volgens hem is die al vrijwel geïnstalleerd. Deze commissie, die inmiddels de naam Transitieautoriteit heeft gekregen, zal zich met spoed verdiepen in de beoordeling van de ingewikkelde frictiekosten. Ik had liever gehoord dat de staatssecretaris zich daarvoor garant had gesteld, maar daar moeten we nog op wachten. Ik onderschrijf het verzoek van mevrouw De Vries om een brief om precies te weten hoe die transitiecommissie haar werk gaat doen.

De voorzitter:

Het was mevrouw Slagter die dat vroeg.

Mevrouw Scholten (D66):

Het spijt me. Ik heb de namen door elkaar gehaald. Ik wijt het aan het late uur.

Andere vragen zijn naar tevredenheid beantwoord, voor zover ik er in het hierna volgende niet op terugkom.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 80-81.

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun bijdragen in tweede termijn. Ik zal heel kort reageren op enkele vragen en dan tot een oordeel komen over een aantal moties, samen met mijn collega, die ook een aantal moties voor zijn rekening zal nemen.

Mevrouw De Vries stelde mij vragen over de Transitieautoriteit. Spoort die met het voorstel van de brancheorganisaties en de VNG? Klopt een en ander met de teksten die zij daarover hebben geleverd? Ja. In de tekst staat de suggestie om de Transitieautoriteit ook doorzettingsmacht te geven, zodat ze ook maatregelen kan nemen om zaken te borgen. Ik zei al in het debat dat het misschien goed is om dat niet helemaal bij de Transitieautoriteit te leggen, maar onder de verantwoordelijkheid van de beide staatssecretarissen te brengen. Met mijn toezegging bedoelde ik te zeggen dat ik positief reageer op het voorstel van de brancheorganisaties en de VNG. Ik zou dat het liefste samen met hen willen uitwerken. In mijn ogen is het niet per se nodig om voor de stemmingen met een brief daarover te komen, omdat ik juist zo zorgvuldig mogelijk wil doen met de brancheorganisaties, waarna ik de Kamer daarover zal informeren. Ik hoop dat de Kamer mij de ruimte geeft om dat netjes met de brancheorganisaties verder uit te werken. Ik stel voor dat ik dat doe, maar verzoek om enige clementie als het gaat om het tijdstip, namelijk voor de stemming. Ik neem aan dat dat voor sommige partijen noodzakelijk is en voor andere niet. Als ik nu toezeg dat ik tegemoetkom aan de vraag van de brancheorganisaties en de VNG zelf, dat ik het met hen samen wil uitwerken en dat ik de Kamer te zijner tijd wil informeren over de resultaten daarvan, hoop ik dat dat voldoende kan zijn.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Ik had heel nadrukkelijk gevraagd om een brief voor de stemmingen. We kunnen de stemmingen natuurlijk uitstellen tot de brief er is, want ik wil weten wat die brief precies inhoudt.

Staatssecretaris Van Rijn:

Misschien is het goed om de opvattingen van de andere partijen ook te horen, zodat ik kan zien wat het beste is.

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

Ik was de eerste die erover begon. In mijn beleving gaat ook hierbij, net als bij de wet, zorgvuldigheid voor snelheid. De toezegging zoals de staatssecretaris haar nu doet, betekent in mijn ogen dat hij de ruimte moet krijgen om dat zorgvuldig vorm te geven. Als dat betekent dat dat niet lukt voor komende dinsdag, dan zij dat zo. Betekent dat dat je dan de stemmingen al moet houden? In onze beleving niet, want daarvoor is de toezegging zoals de staatssecretaris haar nu doet voor onze fractie voldoende.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

De belangen van duidelijkheid voor het veld wegen zwaar. Wat ons betreft is het niet verstandig om de stemmingen uit te stellen. Wel willen we graag meer duidelijkheid, maar dat mag iets langer duren.

Mevrouw Beuving (PvdA):

Wij volgen de lijn van mevrouw De Vries.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ik sluit mij daarbij aan.

(...)

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik zal mijn best doen om dat netjes met de brancheorganisaties uit te werken en de Kamer daarover zo snel mogelijk een brief sturen, waarvan ik heb begrepen dat dat niet per se voor de stemmingen nodig is. Ik zal mijn best doen om het zo snel mogelijk te doen.

Mevrouw Frijters zei dat, als je het geheel wilt overzien, je natuurlijk ook zicht moet hebben op de andere wetten. De Wmo ligt in de Kamer. Tegelijkertijd hebben we de Kamer beloofd om de samenhang der wetten te schetsen: wat gebeurt er in de Wmo en in de WLZ. Zo kan het hele spectrum worden overzien. Ik heb het gevoel dat er met de beschikbare informatie, plus de brief die we nog sturen over de samenhang der stelsels, om het maar even dramatisch te zeggen, voldoende inzicht is om te beoordelen hoe deze wet plus die andere wetten gaan landen bij de gemeenten. Ik denk dat we een heel zorgvuldig debat hebben gevoerd, op grond waarvan we die samenhang op haar merites kunnen beoordelen.

Mevrouw Frijters deed mij nog een suggestie, als ik het zo mag noemen. Kan ook naar de provincies worden gekeken als het gaat om de frictiekosten? Die frictiekosten zijn beïnvloedbaar, afhankelijk van de afspraken die je maakt over de inkoop. Dat is precies de reden, waarom we met de Transitieautoriteit kunnen objectiveren of er verstandige afspraken zijn gemaakt en of ze aangepast moeten worden, om daarmee de frictiekosten te verkleinen. Ik wil het heel praktisch benaderen: ik ga niet ontkennen dat er frictiekosten zijn, maar ik ga wel zeggen dat alle partijen er alles aan moeten doen om die frictiekosten te beperken. Als alle partijen daarin samenwerken, dan denk ik dat ze in positieve zin beïnvloedbaar zijn. De suggestie van mevrouw Frijters om de provincies bij dat overleg te betrekken, zal ik ter harte nemen. Ik neem aan dat ook de provincies belang hebben bij een zorgvuldige transitie. Dat hebben ze ook meermalen aangegeven. Ik zal zeker met de provincies overleg voeren om te zien of zij betrokken kunnen worden bij de discussie rondom de Transitieautoriteit en het zo klein mogelijk maken van de frictiekosten. Laten we wel wezen: elke suggestie die kan bijdragen aan het beïnvloeden, ja zelfs verminderen van de frictiekosten, neem ik natuurlijk mee.

Mevrouw Beuving herhaalde een aantal toezeggingen van mij. De bewoordingen waarin dat gebeurde, kan ik bevestigen.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 82-83.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik had de vraag over de stelselverantwoordelijkheid iets concreter gemaakt. Betekent het dat de transitieautoriteit die nu geframed wordt alsof zij alleen over de transitieperiode gaat, eigenlijk een jeugdwetstelselautoriteit zou moeten zijn, die ook op langere termijn een rol kan spelen? Dat hoeft nu misschien niet vastgelegd te worden, maar de stelselverantwoordelijkheid moet op een of andere manier geborgd worden. Hoe wordt die geborgd? Het zou bij de autoriteit kunnen, dan heeft ze misschien een wat steviger basis. Als het anders is, hoor ik graag hoe de staatssecretaris het voor zich ziet.

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik zou er graag even over nadenken hoe we dat vormgeven. Er zijn diverse vormen. Wij richten met de VNG een aantal monitors in om te kijken hoe het gaat in het gemeentelijk beleid. Rondom de transitie hebben we een specifieke voorziening waarvan we nu zeggen dat het heel goed is om te volgen hoe het in de transitie gaat. Bij de Wmo hebben we met elkaar afgesproken dat het Sociaal en Cultureel Planbureau periodiek meet hoe het ervoor staat op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning, en hierover regelmatig rapporten uitbrengt. Vanuit het gegeven dat wij ons stelselverantwoordelijk voelen en dat wij goede informatie nodig hebben over de vraag hoe het proces loopt, wil ik het geheel even goed bekijken. Ik wil bekijken welke monitors we straks hebben, hoe we het doen met de transitie, of we het Sociaal en Cultureel Planbureau moeten vragen om het nog wat breder te bekijken. Misschien zijn er meerdere instrumenten en meerdere wegen die naar Rome leiden. Dat zullen we zeker stevig gaan vormgeven.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Kan ik concluderen dat de transitieautoriteit niet wordt opgeheven, voordat er een plan is hoe we verder gaan met die stelselverantwoordelijkheid?

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat wil ik best afspreken. Ik wijs er wel op dat voor de transitieautoriteit misschien heel specifieke kennis en kunde nodig is, die je later minder nodig hebt als het gaat om het beoordelen van het systeem. Overigens weet ik dat de VNG zich zeer verantwoordelijk voelt om goede beleidsinformatie op te leveren, zonder dat we om allerlei nieuwe monitors vragen. Ik denk dat het goed is om met de VNG te bespreken hoe we het gaan vormgeven, zodat we de gemeenten niet onnodig voor de voeten lopen in het realiseren van hun beleidsverantwoordelijkheid. Dat lijkt me heel belangrijk.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 83-84.

Staatssecretaris Van Rijn:

(...)

Ik ben bij de motie op letter E. Daarin wordt de regering verzocht garanties te bieden voor situaties waarin gemeentelijke budgetten, ondanks zorgvuldig beleid, te krap zijn om de noodzakelijke zorg en preventie te organiseren. Ik vind die motie een beetje wild geformuleerd. Ik heb aangegeven dat wij een transitie-autoriteit in het leven gaan roepen. Die kan beoordelen of er al of geen handige afspraken zijn gemaakt en of er moet worden gesaneerd omdat er al een afname van de capaciteit gaande is. Ik noem het voorbeeld van JeugdzorgPlus, waarbij wij op basis van het huidige systeem al zien dat er minder capaciteit nodig is. Dan kun je moeilijk stellen dat je garanties moet geven dat een en ander intact blijft. Dan moeten we juist in gang zetten dat er ook capaciteit wordt afgebouwd. Ik kom nog met een voorstel over de transitie-autoriteit. In dat kader kijken wij juist naar situaties waarbij wij goede afspraken maken over de transitie, maar anderzijds geobjectiveerd ook naar resterende problemen. Ik geef de indiener dus in overweging om de motie te heroverwegen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik zou dat wellicht hebben gedaan als de staatssecretaris de motie zou hebben gelezen op de wijze waarop ik die heb geformuleerd. Hij heeft de motie naar mijn gevoel anders gelezen. Er staat niet … zo wild als het misschien klinkt ... Er staat: "… verzoekt de regering garanties te bieden" – dat wil niet zeggen dat alles gecompenseerd wordt, maar er worden wel bepaalde garanties geboden – "voor situaties waarin de gemeentelijke budgetten ondanks zorgvuldig beleid te krap zijn". Het gaat mij er niet om alles in stand te houden, maar om de noodzakelijke zorg en preventie te organiseren in die situaties waarin wij zien dat gemeenten door het ijs zakken, gemeenten waarvan wij in onze optiek constateren dat daar grote risico's worden neergelegd, bij het Rijk vandaan. Dat kan allemaal, maar vanuit de stelselverantwoordelijkheid is de stelling van de motie dat er ergens een vangnet moet worden gerealiseerd. De motie stelt niet dat alles moet worden gecompenseerd, maar dat er bepaalde garanties moeten zijn voor situaties waarin de noodzakelijke zorg en preventie niet meer kan worden georganiseerd, ondanks zorgvuldig beleid.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan vind ik de motie nog steeds een tikkeltje te wild. Wij hebben aangegeven wat de beschikbare budgetten zijn voor de komende periode. We geven de gemeenten beleidsvrijheid om daarmee om te gaan. In de wet staan de kaders aangegeven waarbinnen kan worden geopereerd. Ik heb al gezegd dat onze stelselverantwoordelijkheid met zich brengt dat wij niet tegen gemeenten zeggen dat ze hun gang kunnen gaan. We gaan ook kijken of de doelstellingen van de wet worden gerealiseerd. De uitgaven komen terecht in het sociale domein. In het kader van het sociale domein hebben wij afgesproken dat wij de uitgaven zullen volgen en dat wij de eerstkomende drie jaar een hekje om dat sociale domein heen zetten. Ik vind dat voldoende waarborg om deze stap te kunnen zetten. Het gaat mij te ver om uit te spreken dat wij garanties gaan bieden voor bepaalde situaties. Dan krijg je namelijk een soort oordeel, bijvoorbeeld dat het budget te krap is of dat sprake is van noodzakelijke zorg. Dat is in deze fase niet objectief genoeg. Wij gaan een en ander de komende periode wel volgen. Dan kunnen wij ook bezien hoe het budget zich ontwikkelt, in relatie tot de taken die gemeenten krijgen. In het kader van de monitor zullen wij bezien of er is voldaan aan de doelstellingen van de wet. Als de heer Ganzevoort zijn motie handhaaft, moet ik die ontraden.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik doe nog een laatste poging en daarna overweeg ik hoe ik verder zal omgaan met de motie.

De vraag is uiteindelijk de volgende – wellicht kan die worden belegd bij de transitie-autoriteit; dat zou een optie zijn – kan er op de een of andere manier worden uitgesproken dat wanneer sprake is van een stelselverantwoordelijkheid er ook sprake is van een vangnetverantwoordelijkheid? De budgetten lijken nu goed te zijn, maar we weten niet of dat overal daadwerkelijk het geval blijkt te zijn. Misschien is er wel een fout gemaakt. Misschien gebeuren er onverwachte dingen. Er is sprake van allerlei onzekerheden. Als wij daarvoor geen vangnetverantwoordelijkheid willen nemen, wordt de stelselverantwoordelijkheid wel heel erg leeg.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan nog een principieel kantje. Een stelselverantwoordelijkheid gaat ook over de vraag hoe het stelsel functioneert. In het kader van het Gemeentefonds stellen wij geld beschikbaar voor gemeenten, zodat zij hun taken kunnen uitvoeren. Dan kijken wij ook niet elk jaar of de gemeenten hun taken wel aan kunnen en, als dat niet het geval is, gaan wij ook niet kijken hoe het staat met eventuele garanties via het Gemeentefonds. We kijken periodiek wel hoe de taken en budgetten zich ontwikkelen. We kijken ook of er veel meer uitgaven worden gedaan dan wij eerder verondersteld hebben. Dat is de normale gang van zaken. We stellen geld ter beschikking via het deelfonds sociaal domein. We volgen in de loop van de jaren hoe budgetten zich ontwikkelen en hoe de taken zich ontwikkelen. Of er dan reden is om het verdeelmodel te veranderen, of dat de parameters moeten worden veranderd, bekijken wij in het kader van de stelselverantwoordelijkheid. Het is niet goed nu al uit te spreken dat wij garanties gaan bieden voor die situaties dat … Ik val dan liever terug op de algemene stelselverantwoordelijkheid waarin wij samen van mening zijn dat wij een ander niet over de schutting gooien, maar deuren in de schutting maken, zodat we kunnen blijven kijken hoe de budgetten zich verhouden in relatie tot de taken. We brengen het ook naar de transitie-autoriteit. We hebben een algemene stelselverantwoordelijkheid. We hebben het sociale domein waarin wij een en ander kunnen volgen. For the time being zou dat voldoende waarborg moeten zijn om die zaak te kunnen volgen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik zal dat overwegen.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 85.

Staatssecretaris Teeven:

(...)

Tot slot kom ik aan de motie van de heer Kuiper, met letter P, waarin wordt verzocht een regeling te treffen voor LWI's om de beschikbaarheid van deze zorg voor de toekomst en een zachte landing in het stelsel te waarborgen. Wij hebben vanavond al besproken dat zowel in het vrijwillig kader, in artikel 2.3, lid 4, als in het gedwongen kader, in artikel 2.4, lid 3, is opgenomen dat een gemeente bij de aangewezen vorm van jeugdhulp rekening houdt met de behoeften en de persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders en met godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond. Dat zijn de uitgangspunten van het wetsvoorstel. Als je daarvan uitgaat, betekent dit dat gemeenten in regionaal verband voor die bijzondere doelgroep ook rechtstreeks afspraken kunnen maken met LWI's. Ze kunnen dat echter ook doen via de Bureaus Jeugdzorg. In de situatie van de mandateringsconstructie zoals die op dit moment bestaat en die ook onder de huidige wet geldt, zijn de LWI's voor nieuwe cliënten afhankelijk van een doorverwijzing van de gecertificeerde instellingen. Belangrijk is dat de gecertificeerde instellingen er in ieder geval voor zorgdragen dat er ook een passend aanbod wordt gedaan voor die specifieke groepen. Ik heb in de eerste termijn al aangegeven dat het kabinet de bedrijfsvoering bij de LWI's zal blijven monitoren. Mocht de continuïteit van de zorg door de LWI's in gevaar komen, dan zal het Rijk in ieder geval langs de uit te werken lijnen rond de transitieautoriteit jeugd, waar mijn collega over sprak, gaan optreden. In die zin lezen wij deze motie als een regeling waarbij het Rijk zijn verantwoordelijkheid neemt. Wij zien het dictum van de motie niet in de zin van een verzoek om een financiële garantie. Om die reden laten wij het oordeel over de motie aan de Kamer over.


Brondocumenten


Historie