T01887

Toezegging Overleg met de Landelijke Huisartsen Vereniging (33.674 / 33.684)



De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Slagter-Roukema (SP), toe samen met de Landelijke Huisartsen Vereniging te bezien of er nog verdere inspanningen vereist zijn om de samenwerking tussen huisartsen en de eerste lijn hulp meer gestalte te geven in de toekomst.


Kerngegevens

Nummer T01887
Status voldaan
Datum toezegging 11 februari 2014
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen huisartsen
jeugdzorg
Landelijke Huisartsen Vereniging
Kamerstukken Jeugdwet (33.684)
Gebruik burgerservicenummer in de jeugdzorg (33.674)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 49

Staatssecretaris Van Rijn:

(...)

Ik ben geneigd om in antwoord op die vraag te stellen dat ik de beroepsgroep altijd erg leidend vind in de ontwikkeling van het vak en ten aanzien van de vragen of je al dan niet onderscheid in diagnoses kunt maken en of je licht en zwaar kunt onderscheiden of dat niet moet doen, omdat dat niet met een schaartje te knippen is. Ik denk dat wij van de kant van de overheid niet moeten zeggen dat we dat nog eens even uitgevonden hebben. Tot nu toe heb ik op mijn vraag of dat te doen was, het antwoord nee gekregen. Bovendien kleven er andere nadelen aan, zoals de heer Van Gastel in zijn rapport ook al heeft gesteld. Ik kan niet in de toekomst kijken, maar als er in de beroepsgroep een beweging op gang komt dat er toch op een andere manier naar moet worden gekeken, heb ik alle bereidheid om daarnaar te kijken.

De voorzitter:

Mevrouw Slagter, u mag kort op dit punt ingaan. Ik wil de staatssecretaris echt de gelegenheid geven om zijn betoog te vervolgen.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Wat vindt de staatssecretaris in dit verband dan van de positie van de huisarts, die toch met name in de eerste lijn functioneert? Ik begrijp dit niet zo goed als ik kijk naar het Hoofdlijnenakkoord met de ggz en het onderscheid tussen de basis- of generalistische zorg en de specialistische zorg. Daarop zou dit hele verhaal goed kunnen passen. Ik begrijp dat andere stuk er dus niet bij. Voor mijn gevoel was het nog steeds veel logischer geweest als er op die ontwikkeling was aangesloten. In feite gebeurt dat ook wel voor een gedeelte, want de verwijzing door de huisarts blijft bestaan.

Staatssecretaris Van Rijn:

Zeker! Ik kom daar in antwoord op de vragen van het lid van de fractie van D66 op terug. We zullen alleen ook met elkaar moeten nagaan hoe we de samenwerking tussen de huisarts, de POH-deskundige bij de huisarts, de jeugdhulp, de jeugdzorg en de andere vormen van zorg in de eerste lijn kunnen versterken. Inderdaad, er moet een belangrijke rol worden toegekend aan de huisarts. Ik wees er ook al op dat we de huisartsen aan tafel hebben uitgenodigd om in samenwerking met andere beroepsgroepen een richtlijn voor ADHD op te stellen. Ik waardeer de inspanningen die de groep huisartsen heeft getoond om tot de ontwikkeling van die richtlijn te komen, maar ik constateerde aan tafel wel dat dit nog niet heel erg in samenspraak met andere beroepsgroepen gebeurde. Ik zou er dus zeer voor zijn om als dat veel meer het geval zal zijn.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 57-58

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik zie dat ik al heel veel vragen heb gehad. Misschien dat we in tweede termijn nog een aantal dingen kunnen hernemen, als dat nodig is.

Op de financiële vraag of een gemeente zorg mag weigeren bij gebrek aan budget of dat men dan op een wachtlijst komt te staan, is het antwoord heel kort: nee. De gemeente mag op grond daarvan niet weigeren. Diverse leden, onder wie mevrouw Slagter, hebben gevraagd of het niet heel verstandig zou zijn om afspraken met huisartsen op gemeentelijk, regionaal en landelijk niveau te maken. Misschien is het goed om dat punt ook mee te nemen in mijn toezeggingen over de pilots. Het lijkt mij inderdaad heel belangrijk dat de samenwerking tussen huisartsen en de eerste lijn jeugdhulp/jeugdgezondheidszorg/ggz veel meer gestalte krijgt in de toekomst. Ik heb weleens gesproken over de nieuwe eerste lijn. Daarin proberen huisartsen, wijkverpleegkundigen, apothekers en andere door een samenwerking in de curatieve zorg een nieuwe eerste lijn te creëren. Ten aanzien van de jeugdgezondheidszorg, de jeugdhulp en de jeugd-ggz, krijg je eveneens nieuwe verbindingen tussen de huisarts, de jeugdhulp en de jeugd-ggz. Dat wordt in veel opzichten een soort driehoek, waarin heel veel informatie samenkomt. Ik zeg mevrouw Slagter graag toe dat ik samen met de Landelijke Huisartsen Vereniging wil bezien of wij hierop nog verdere inspanningen zouden moeten plegen. Daar ben ik al mee bezig.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Ik reageer heel kort toch even als huisarts. Vanuit mijn eigen ervaring denk ik dat daar dan nog wel driedubbele energie op gezet moet worden. Onder huisartsen leeft heel breed dat ze heel weinig begrip hebben voor deze wet en dat ze heel weinig willen meewerken. Ze merken dat er vanuit gemeenten veel onbegrip voor is dat huisartsen toch ook vacatiegeld zouden willen hebben. Als de staatssecretaris van mening is dat de huisartsen er meer bij betrokken zouden moeten worden, dan zal hij echt nog veel beter zijn best moeten doen om de huisartsen daartoe te bewegen.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat wil ik graag doen. Ik hoop overigens dat ook de huisartsen hun best zullen doen om van hun kant eveneens te bewegen. Het zou heel mooi zijn als we dat allebei gingen doen. Ik wijs er overigens op dat ik bijvoorbeeld in de gemeente Utrecht heel aardige experimenten en voorbeelden heb gezien, waarin de aansluiting tussen huisartsen, jeugdhulp en jeugdzorg op een heel aardige en goede nieuwe manier wordt vormgegeven.


Brondocumenten


Historie