T01982

Toezegging Belasting- en toeslagenstelsel (33.716)



De Minister van SZW bevestigt, naar aanleiding van een opmerking van het lid De Grave, dat de herziening van het belasting- en toeslagenstelsel gericht moet zijn op het stimuleren van arbeidsparticipatie, het lonend maken van werk, het verlagen van de lasten op arbeid en het aantrekkelijk maken om mensen in dienst te nemen, zonder dat dit leidt tot aantasting van het sociaal minimum, en zal dit nader uitwerken met de betrokken ambtgenoten.


Kerngegevens

Nummer T01982
Status voldaan
Datum toezegging 10 juni 2014
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidsparticipatie
belastingen
herziening
toeslagen
Kamerstukken Wet hervorming kindregelingen (33.716)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-5

Minister Asscher:

De heer De Grave geeft aan dat in de nota naar aanleiding van het verslag onvoldoende antwoord is gegeven op de vraag over werk en lonen. Hij geeft daarbij aan, ietwat omineus, dat hij best bereid is het een paar keer beleefd te vragen, maar dat hij niet uitsluit een motie uit de binnenzak te halen als het antwoord zou uitblijven. Hij wil weten waarom de armoedeval niet opgelost kan worden bij drie of minder dagen per week werken. Het antwoord moet zijn dat je nu eenmaal bij twee of drie dagen werken tegen het minimumloon nog niet het sociaal minimum verdient. Dat is alleen op te lossen door het sociaal minimum te verlagen— dat wil ik niet — of het minimumloon aanzienlijk te verhogen, maar dat helpt niet om werkgelegenheid aan de onderkant te creëren, zoals de heer De Grave in zijn eigen pleidooi terecht aangeeft. Ik ben weliswaar heel blij dat wij met dit wetsvoorstel de armoedeval oplossen voor alleenstaande ouders die meer dan drieënhalve dag gaan werken, maar de armoedeval voor de groep daaronder valt niet weg te nemen in het licht van deze regelingen. Dat is een dilemma dat je niet eenvoudig kunt wegnemen. Voor zover het gaat over de plannen voor het herzien van het belasting- en toeslagenstelsel, ben ik net als de commissie-Van Dijkhuizen van mening dat het belasting- en toeslagenstelsel sterker gericht moet zijn op het stimuleren van arbeidsparticipatie. U kunt rekenen op onze inspanningen, juist op dat punt. Er zijn wel degelijk mogelijkheden om arbeidsparticipatie te stimuleren, ook voor minder uren, bijvoorbeeld in het begin. Daar werk ik graag aan door.

De heer De Grave (VVD):

Mag ik de woorden van de minister zo interpreteren dat dit onderwerp hiermee niet klaar is, maar een plek krijgt bij de reactie van het kabinet op de voorstellen van de commissie-Van Dijkhuizen?

Minister Asscher:

Zeker! Als iets de coalitie van de VVD en de PvdA bindt, is het werk, werk, werk. U hebt het vaker gehoord. Juist bij de herziening van het belasting- en toeslagenstelsel moet onze gemeenschappelijke inspanning daarop gericht zijn.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-11

Minister Asscher:

Mijn collega Wiebes heeft afgelopen vrijdag in een brief aan de Kamer aangegeven dat er van allerlei kanten behoefte bestaat aan een wat bredere beschouwing op ons belastingen- en toeslagenstelsel en niet alleen aan een reactie op de adviezen van de commissie-Van Dijkhuizen. Het is een veelomvattend en daardoor complex proces dat vraagt om zorgvuldige voorbereiding. Wij zijn voornemens om na de zomer met zo'n bredere beschouwing te komen. Het enige tipje van de sluier dat ik kan en wil oplichten — dat heb ik zojuist al even laten zien aan de heer De Grave — is dat arbeid, het verlagen van de lasten op arbeid, het lonend maken van werk en het creëren van werkgelegenheid in ieder geval een richtsnoer is voor het kabinet.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-14

De heer De Grave (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording, die naar mijn taxatie in alle opzichten adequaat was. Ik dank hem zeker voor de toezegging aan de VVD-fractie, waarmee we kunnen vaststellen dat we de gezamenlijke worsteling om te komen tot een nog verdere verbetering als het gaat om het mogelijk maken van werk, aangaan op het moment dat er verder gesproken gaat worden over de implementatie van het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. Ik noteer daarbij dat de minister zegt dat we dat niet gaan doen door een verdere verlaging van het minimumniveau. Dat is ook niet mijn inzet, zoals ik nadrukkelijk heb gezegd. Wat de minister formuleert, is de inzet van de VVD-fractie. Het moet vooral worden gedaan door te kijken in welke mate de lasten op het punt van het sociaal minimumloonniveau verder kunnen worden verlaagd, waardoor hetzelfde kan worden bereikt zonder het sociaal minimum te verlagen.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-17

Minister Asscher:

Ik dank de VVD voor de gedeelde visie op de wens om werk weer lonender te maken en het aantrekkelijk te maken om mensen in dienst te nemen, zonder dat dit hoeft te leiden tot aantasting van het sociaal minimum. Daarover zijn wij het roerend eens. Ik voel mij zeer verplicht om die toezegging op een goede manier uit te voeren met de collega's in het kabinet.


Brondocumenten


Historie