T02003

Toezegging Periodiek Kamer informeren over monitoren gefaseerde invoering (32.444)



De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Reynaers (PVV), Gerkens (SP) en De Graaf (D66), toe periodiek de Kamer te informeren over het monitoren hoe het gaat met de gefaseerde invoering van de wet, waarbij onder andere zal worden bekeken welke regie de VNG op zich neemt en zal worden genotificeerd wanneer delen van de wet in werking treden. 


Kerngegevens

Nummer T02003
Status voldaan
Datum toezegging 30 september 2014
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden A.M.V. Gerkens (SP)
Mr. Th.C. de Graaf (D66)
Mr. T.P.A.M. Reynaers (PVV)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gefaseerde invoering
monitoring
regierol
VNG
Kamerstukken Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand (32.444)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 2, item 8 - blz. 5

De heer Reynaers (PVV):

De fractie van de Partij voor de Vrijheid is zich er terdege van bewust dat wat op het eerste gezicht een kleine stap lijkt, toch vaak erg moeizaam op gang komt. De reden daarvoor is steeds dezelfde: de veiligheid en de betrouwbaarheid. De schriftelijke vragen van de PVV-fractie zagen dan ook daarop. De antwoorden die wij gekregen hebben, stellen enigszins gerust. Toch zou mijn fractie graag zien dat de aspecten veiligheid, voorkoming van misbruik en betrouwbaarheid, in algemene en in technische zin, in een evaluatie uitdrukkelijk aan de orde komen. Wij stelden vast dat dit wetsvoorstel niet in de weg staat aan een gefaseerde invoering van de digitalisering, waarbij ook een tussenbalans zal worden opgemaakt, maar gaat die gefaseerde invoering dan ook gepaard met een of meer evaluatiemomenten? Zo ja, wanneer vinden die evaluatiemomenten plaats? En op welke punten wordt er geëvalueerd? Wat ons betreft dus in het bijzonder op de punten veiligheid en de betrouwbaarheid. Mijn fractie verneemt graag de reactie van de minister.

Handelingen I 2014-2015, nr. 2, item 8 - blz. 9-10

Staatssecretaris Teeven:

De heer Reynaers vroeg of de gefaseerde invoering gepaard gaat met evaluatiemomenten. Ja, dat zullen we doen. Telkens als er een fase is afgerond, zal bekeken worden of de volgende stap verantwoord kan worden genomen. Ik denk dat er wat zekerheden kunnen worden ingebouwd tijdens de uitvoering, als ik nu al de toezegging doe dat mijn collega en ik beide Kamers periodiek zullen informeren als er een fase is afgerond, dat we een stap hebben genomen, waar we tegenaan lopen, of we dat op enigerlei wijze hebben kunnen verhelpen en of we het verantwoord vinden om door te gaan naar de volgende fase. Dan wordt het parlement ook meegenomen in waar wij feitelijk tegenaan lopen. Er wordt vaak gevraagd om achteraf te evalueren, maar we zullen de Kamer ook periodiek informeren over het monitoren hoe het gaat met de invoering.

(...)

Mevrouw Gerkens vroeg of de systemen goed met elkaar kunnen praten. Levert het systeem wel wat wij van rijkswege vragen? Voldoen het systeem en het product aan de normen die wij van tevoren hebben gesteld? Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat het ontwikkelen van een goed systeem van groot belang is. Dat biedt gemeenten de gelegenheid om te investeren in een goed werkend en bruikbaar systeem. De rijksoverheid schept het wettelijk kader en de veiligheidswaarborgen, maar wij denken niet dat zij een leidende rol dient te spelen bij het inrichten van die uitvoering. Wij zouden graag zien dat de VNG hierin het voortouw neemt, conform wat zij oorspronkelijk heeft gewild.

Mevrouw Gerkens (SP):

Hier zit volgens mij de crux. Het gaat erom wie de regie neemt in dit verhaal. De staatssecretaris zegt dat hij graag zou willen dat de VNG dat doet. Is hij het met mij eens dat, als de VNG het niet doet, een ander dat moet doen, omdat centrale regie op de een of andere manier nodig is om ervoor te zorgen dat deze processen redelijk gestroomlijnd verlopen?

Staatssecretaris Teeven:

Hierover is oorspronkelijk ook met de VNG gesproken. Er is ook gezegd dat alleen de gemeenten die er klaar voor zijn, gaan beginnen met de elektronische dienstverlening. Er zijn er ook die niet kunnen of niet willen. De gemeenten hebben altijd gezegd dat zij niet gedwongen willen worden om elektronisch te gaan. Dat is ook het voordeel van maatwerk. Ik heb net toegezegd dat we periodiek monitoren hoe het ervoor staat. Ik denk dat we dan ook kunnen bekijken in hoeverre die rol wordt opgepakt. In eerste instantie beslissen de gemeenten zelf of zij gebruikmaken van dit wettelijk kader, omdat zij hun burgers beter denken te kunnen bedienen met elektronische dienstverlening. Die vrijheid wilden de gemeenten ook en die willen wij zeker niet afpakken.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat was niet mijn vraag. Mijn vraag ging over centrale regie op het moment dat de gemeenten gebruikmaken van dat aanbod. In 2017 moet al het aanbod van rijkswege elektronisch zijn. Voor die tijd kunnen de gemeenten inderdaad nog kiezen. Voor mij gaat het erom dat de uitvoering enigszins gestructureerd gebeurt en dat we niet allemaal leuke losse projectjes krijgen. Dat kan worden voorkomen door centrale regie te nemen. Als de VNG dat niet doet, is de staatssecretaris dan bereid om te kijken of er een andere partij is die dat op die manier wil regisseren?

Staatssecretaris Teeven:

Dat is een beetje een als-danvraag. Volgens mij hebben de gemeenten in eerste instantie aangegeven dat zij daarin zelf hun verantwoordelijkheid willen hebben. Die mogelijkheid wordt ook geboden. Wij gaan dat monitoren. Wij zullen de Kamer daarover berichten. Mijn collega en ik zullen overleg voeren met de VNG over hoe de invoering gaat. Daarbij wordt ook bekeken welke regie de VNG gaat uitoefenen. Ik ga er niet vanuit dat dit verkeerd gaat. Op tal van terreinen neemt de VNG het voortouw namens gemeenten. Dat doet zij op een heel goede wijze. Die als-danvraag zou ik nu niet willen beantwoorden. Het komt vanzelf naar voren als dat uit de monitor blijkt. Als we van de ene naar de andere fase gaan, kan de Kamer ook zien of we er klaar voor zijn.

Handelingen I 2014-2015, nr. 2, item 8 - blz. 18

De heer De Graaf (D66):

Het debat was nuttig, want het laat zien dat de huidige situatie her en der vragen oproept over de fraudegevoeligheid en dat die vragen in een digitale situatie niet vanzelfsprekend zijn opgelost. Dat hoeft ons er niet van te weerhouden om volgende week voor het wetsvoorstel te stemmen, maar dat soort vragen staat echt nog wel op de rol. Ik denk dat het verstandig is als die vragen zeer indringend worden bekeken, ook bij de afweging wanneer delen van de wet precies in werking treden. Ik heb daarover nog een vraag aan het kabinet, onder vanzelfsprekende dankzegging voor de beantwoording in eerste termijn. Ik zou het op prijs stellen als de regering aan beide Kamers notificeert, wanneer delen van deze wet in werking treden. Het gaat hierbij om een Koninklijk Besluit, dat per onderdeel kan worden bepaald. Ik denk dat het verstandig is als wij daarvan tevoren op de hoogte worden gesteld. Dat zou bijvoorbeeld kunnen aansluiten bij de monitoring waarover de staatssecretaris het had en bij de informatie die hij daarover aan de beide Kamers der Staten-Generaal zal sturen. Dat komt wat mij betreft dan goed uit.

Handelingen I 2014-2015, nr. 2, item 8 - blz. 20

Staatssecretaris Teeven:

De heer De Graaf heeft mij gevraagd of het geen goed idee zou zijn om te notificeren op elk moment dat delen van deze wet in werking treden. Hij stelde voor om dat te laten samenvallen met het moment waarop de resultaten van de monitor naar de Kamer worden gestuurd. Dat is een goede suggestie; dat zullen we dus zeker doen.


Brondocumenten


Historie