De Eerste Kamer heeft dinsdag 28 april 2015 na een kort debat met minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen met algemene stemmen aanvaard. Dit voorstel wijzigt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) in verband met de aanpassing van het klachtrecht voor ouders, de wijziging van het adviesrecht van de oudercommissie en enkele andere aanpassingen. Aanleiding voor de maatregelen in dit wetsvoorstel zijn het regeerakkoord van het kabinet Rutte II en een aangenomen motie van de voormalige Tweede Kamerleden Kraneveldt-Van der Veen en Koşer Kaya (TK 31.874, nr. 30) om de positie van ouders te versterken.
Senator Koning PvdA) stelde dat het circa 4.000 kindcentra in Nederland niet lukt om een oudercommissie in te stellen. De toezichthouder, de GGD, beoordeelt bij deze centra of er aan de inspanningsverplichting om een oudercommissie in te stellen is voldaan. De GGD controleert of er een continue inspanning is geweest om zowel nieuwe als bestaande ouders er op te wijzen dat het mogelijk is om een dergelijke commissie op te richten. Senator Koning bepleitte dat er ook wordt gekeken of er een papieren en een mondelinge melding is geweest en of er voor een houder van meerdere kindcentra een mogelijkheid is om een gezamenlijke oudercommissie op te richten.
Senator De Boer (GroenLinks) merkte op dat haar fractie voorstander is van de versterking van de positie van ouders en de verbetering van het klachtrecht. De Boer vroeg wat er gebeurt als het een groter kincentrum niet lukt om een oudercommissie op te richten. Zij vroeg ook waarom er niet dwingender wordt voorgeschreven dat bij kinderdagverblijven met meerdere vestigingen van elk minder dan 50 plaatsen een gezamenlijke oudercommissie gevormd wordt.
Beoordeling door de toezichthouder
Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) gaf aan dat het wetsvoorstel per 1 januari in plaats van per 1 juli in werking zal treden om het veld de ruimte te geven zich hier op voor te bereiden. De minister stelde dat het controleren van de inspanningsverplichting aan de toezichthouder is. De toezichthouder mag hier zelf criteria aan verbinden en om specifieke gevallen te beoordelen. Wanneer het gaat om meerdere centra met elk minder dan 50 plaatsen, moet per geval worden beoordeelt of een gemeenschappelijke oudercommissie de beste oplossing is. Ook alternatieve vormen van ouderparticipatie moeten door de toezichthouder beoordeeld. De minister stelde verder dat het voorleggen van een enquête in elk geval niet voldoende is om aan de inspanningsverplichting te voldoen. Als het grotere kindcentra niet lukt om een oudercommissie in te stellen, zal de gemeente handhaven.
Deel dit item: