Parlementair jaar 2014/2015, 35e vergadering
Aanvang: 13.30 uur
Sluiting: 18.36 uur
Status: gecorrigeerd
Tijdelijke voorzitter: Broekers-Knol
Tegenwoordig zijn 71 leden, te weten:
Van Apeldoorn, Atsma, Backer, Barth, Beuving, Van Bijsterveld, Bikker, Bredenoord, Brinkman, Broekers-Knol, Bruijn, Dercksen, Van Dijk, Don, Duthler, Elzinga, Engels, Ester, Faber-van de Klashorst, Flierman, Ganzevoort, Gerkens, Thom de Graaf, De Grave, Van Hattem, Hermans, Hoekstra, Ten Hoeve, Huijbregts-Schiedon, Jorritsma-Lebbink, Van Kappen, Van Kesteren, Knapen, Knip, Köhler, Kok, Kops, Kox, Kuiper, Lintmeijer, Markuszower, Martens, Meijer, Nagel, Nooren, Oomen-Ruijten, Pijlman, Popken, Postema, Prast, Rinnooy Kan, Rombouts, Van Rooijen, Ruers, Schaap, Schalk, Schaper, Schnabel, Schouwenaar, Sent, Stienen, Van Strien, Strik, Teunissen, Van de Ven, Verheijen, Vos, Vreeman, De Vries-Leggedoor, Van Weerdenburg en Wezel,
en de heer Kamp, minister van Economische Zaken.
De tijdelijke voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:
Van Rij, Schrijver en Krikke, wegens verblijf buitenslands;
Koffeman, wegens bezigheden elders.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is de herdenking van mevrouw G.M.P. (Dien) Cornelissen.
De tijdelijke voorzitter:
Ik verzoek de leden te gaan staan.
Op 25 mei jongstleden overleed op 91-jarige leeftijd Dien Cornelissen, oud-senator voor de Katholieke Volkspartij. Zij was lid van de Eerste Kamer van 16 september 1969 tot 15 september 1971. Landelijke bekendheid kreeg zij vervolgens als lid van de Tweede Kamer. Dien Cornelissen was een maatschappelijk bewogen vrouw met een enorme belangstelling voor het welzijn van de medemens.
Gerardina Maria Paulina Cornelissen werd op 8 mei 1924 geboren in Oploo, Noord-Brabant, in een traditioneel katholiek gezin met twaalf kinderen: zes jongens en zes meisjes. Haar vader was landbouwer, ambtenaar en wethouder.
Tussen 1946 en 1958 was mevrouw Cornelissen actief in de verzorging van oorlogsslachtoffers en in de maatschappelijke dienstverlening. Daarnaast volgde zij tot 1958 de opleiding Sociale Academie. In datzelfde jaar begon mevrouw Cornelissen haar politieke loopbaan in Boxmeer. Zij was daar het eerste vrouwelijke gemeenteraadslid ooit. Vier jaar later werd zij ook lid van Provinciale Staten, wat zij bleef tot 1978.
Op 16 september 1969 werd mevrouw Cornelissen beëdigd als lid van de Eerste Kamer. Enkele jaren was zij gelijktijdig volksvertegenwoordiger op drie niveaus van het huis van Thorbecke. In deze Kamer was zij justitiewoordvoerder van de KVP-fractie. In haar maidenspeech bij de begroting van wat toen nog het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk heette, pleitte zij voor een eenvoudig en transparant systeem van welzijnszorg en maatschappelijke dienstverlening. Ook haalde zij aan dat het appel dat het maatschappelijk werk op de particuliere geldverschaffers kon doen steeds minder werd, omdat iedereen deze functie als basisvoorziening van de overheid was gaan beschouwen. In deze Kamer stond zij bekend als een kundig en benaderbaar Kamerlid.
In september 1971 maakte mevrouw Cornelissen de overstap naar de Tweede Kamer, waarvan zij ruim vijftien jaar lid zou zijn. Hier hield zij zich met name bezig met volksgezondheid, maatschappelijk werk en justitie. Kinderbescherming, gehandicaptenzorg en het gevangeniswezen hadden haar bijzondere aandacht. Naast haar voorzitterschap van diverse vaste en bijzondere commissies, waaronder de bijzondere commissie inzake de financiële positie van gescheiden vrouwen, was mevrouw Cornelissen ook enige jaren ondervoorzitter van de Kamer. Zij deed dit op beheerste en bekwame wijze. Voor de KVP-fractie en later de CDA-fractie speelde zij jarenlang op de achtergrond een belangrijke samenbindende rol. Met haar open karakter en karakteristieke zachte g ontwikkelde zij zich tot moeder van de fractie.
In 1986 verliet mevrouw Cornelissen de Tweede Kamer. Hierna was zij voorzitter van de sectie verpleeghuizen van de Nationale Ziekenhuisraad en voorzitter van de Nederlandse vereniging voor verpleeghuiszorg. Haar belangrijke werk voor deze organisaties leidde tot het in het leven roepen van een tweejaarlijkse Dien Cornelissen Prijs voor het beste project in het kader van privacy in verpleeghuizen.
Door de jaren heen vervulde mevrouw Cornelissen talloze vrijwillige maatschappelijke nevenfuncties op het gebied van zorg, welzijnswerk en ouderen in haar regio en op landelijk niveau. "Zij sjouwde dag en nacht voor haar medemens", zo typeerde een oud-medeparlementariër haar. Voor haar grote maatschappelijke verdiensten werd mevrouw Cornelissen in 1989 benoemd tot ereburger van Noord-Brabant. In 2008 werd zij ook benoemd tot ereburger van Boxmeer, een titel die haar als eerste en tot dusver enige te beurt viel. Bij de toekenning van haar ereburgerschap werd zij geprezen om haar toegankelijke karakter en haar ongedwongen betrokkenheid. Mevrouw Cornelissen was ook ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en commandeur in de Orde van Oranje-Nassau.
Moge ons respect voor haar persoon en werk en haar inzet voor onze samenleving en de parlementaire democratie tot steun zijn voor haar familie en vrienden.
Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.
(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)
De tijdelijke voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Ik deel aan de Kamer mede dat ik ingevolge artikel 36 van het Reglement van Orde heb aangewezen de leden van de commissies. De samenstelling van de commissies zal als bijlage worden opgenomen in de Handelingen.
(De bijlage is opgenomen aan het eind van deze editie.)
De tijdelijke voorzitter:
Ingevolge artikel 37 van het Reglement van Orde heb ik benoemd:
de heer Engels als voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ);
de heer Ruers als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ);
de heer Schrijver als voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO);
de heer Schaap als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO);
de heer Kox als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO);
mevrouw Gerkens als voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken (EZ);
de heer Kok als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EZ);
de heer Elzinga als voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (EUZA);
de heer Schrijver als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (EUZA);
de heer De Grave als voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (FIN);
de heer Hoekstra als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Financiën (FIN);
de heer Markuszower als voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ);
mevrouw Strik als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ);
mevrouw Sent als voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO);
mevrouw Jorritsma-Lebbink als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO);
de heer Ganzevoort als voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL);
de heer Thom de Graaf als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL);
mevrouw De Vries-Leggedoor als voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW);
de heer Schnabel als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW);
de heer Rinnooy Kan als voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW);
de heer Ester als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW);
mevrouw Duthler als voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J);
mevrouw Van Bijsterveld als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J);
mevrouw Martens als voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS);
de heer Bruijn als vicevoorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS);
de heer Van Strien als voorzitter van de vaste commissie voor de Verzoekschriften.
Aan de orde is:
- de vaststelling van de profielschets van de Voorzitter (CXV, letter A);
- de vaststelling van de verdere procedure van de verkiezing van de Voorzitter.
De tijdelijke voorzitter:
Eerst is aan de orde de vaststelling van de profielschets van de Voorzitter. Wenst een van de leden het woord? Dat is niet het geval.
Dan is de profielschets hiermee vastgesteld.
Vervolgens ga ik over tot de vaststelling van de verdere procedure voor de verkiezing van de Voorzitter.
Ik stel aan de Kamer voor dat de kandidaatstelling na deze openbare vergadering schriftelijk kan plaatsvinden door middel van een brief aan de Eerste Kamer ter attentie van de Griffier tot uiterlijk vrijdag 19 juni 2015 te 12.00 uur. De Griffier zendt de ingekomen kandidaatstellingsbrieven in afschrift aan de leden van de Eerste Kamer.
In de plenaire vergadering van 23 juni 2015 krijgen de kandidaten, in alfabetische volgorde, maximaal vijf minuten de gelegenheid om een toelichting te geven op hun kandidatuur.
Aansluitend daarop kan de Kamer vragen stellen aan de kandidaten.
Tot slot volgt de stemming overeenkomstig artikel 113 e.v. van het Reglement van Orde.
Wenst een van de leden hierover nog het woord? Dat is niet het geval.
Overeenkomstig de voorstellen van de tijdelijke voorzitter wordt besloten.
De tijdelijke voorzitter:
Ik teken aan dat de procedure voor de verkiezing van de ondervoorzitters in de volgende plenaire vergadering aan de orde komt.
Ik schors de vergadering voor een enkele minuut in afwachting van de minister van Economische Zaken.
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee) (34058).
De tijdelijke voorzitter:
Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Flierman i (CDA):
Voorzitter. Wij bespreken als eerste inhoudelijke thema in deze Kamer in nieuwe samenstelling — ik feliciteer alvast de woordvoerders van de verschillende fracties die vandaag hun maidenspeech houden — het wetsvoorstel windenergie op zee. In zekere zin is dat een bijzonder wetsvoorstel: het lijkt onschuldig en vooral procedureel van aard, maar het is ook een voorstel waarmee heel veel in gang wordt gezet, en voor een lange tijd. Het gaat om regels om de besluitvorming omtrent het realiseren van windmolenparken op zee mogelijk te maken, maar het gaat daarmee natuurlijk ook om de totstandkoming van die parken en de daarmee gemoeide inzet van publieke middelen. De CDA-fractie wil in dit debat dan ook niet alleen stilstaan bij het wetsontwerp zelf, maar ook bij het vervolg, de locatiekeuze, de realisatie van die parken en de publieke investeringen die dat vergt. Dat is geen deel van deze wet, maar het is wel een heel belangrijk gevolg van deze wet en het is de eerste keer dat we er hier plenair over kunnen spreken.
Wij hadden overigens, gezien het belang van de zaak liever wat meer tijd genomen om de behandeling, ook met onze nieuwe fractiegenoten, goed te kunnen voorbereiden. Dat 30 juni als behandeldatum bezwaarlijk wordt gevonden omdat de wet dan mogelijk onderhevig is aan een raadgevend referendum is eigenlijk een gotspe. Dat juist deze regering, die dat referendum invoert, en de voorstanders van zo'n referendum, tevens voorstanders van deze wet, zo'n haast willen maken, om daarmee een eventueel referendum te omzeilen, komt ons heel merkwaardig, zo niet ongeloofwaardig voor. Het zou toch zo mooi zijn als partijen als GroenLinks en D'66, verklaarde voorstanders van het raadplegend referendum, via dat instrument hadden kunnen bepalen dat er groot draagvlak voor deze wet bestaat. Helaas, die test durft men kennelijk niet aan.
Maar eerst het wetsontwerp zelf.
Mevrouw Vos i (GroenLinks):
Ik ben benieuwd waar de heer Flierman de bewering op baseert dat wij een referendum niet aandurven. Wat ons betreft is het uitstekend als dit onderwerp onderhevig is aan een referendum. De heer Flierman weet dat ik zeer duidelijk heb aangegeven waar het ons om gaat, namelijk dat het van belang is om tempo te maken met dit wetsvoorstel. Ik hoor dus graag waarop u uw bewering baseert dat wij een referendum niet zouden aandurven, mijnheer Flierman.
De heer Flierman (CDA):
Nou ja, dat baseer ik op het gegeven dat toen wij spraken over de behandeldatum, een van de voornaamste argumenten tegen de behandeldatum 30 juni was dat de wet dan eerst op 1 juli in het Staatsblad zou komen en daarmee onderhevig zou zijn aan de wet inzake het raadplegend referendum, en dat verschillende partijen dat jammer vonden, omdat daarmee het tempo in gevaar kwam. Tja, de consequentie …
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik maak hier zeer groot bezwaar tegen. Wat de heer Flierman zegt, is gewoon niet juist. Het belang van mijn partij, en ook van een aantal andere partijen, was juist dat wij van alle partijen in het veld te horen hebben gekregen dat het van groot belang is om hier snel een beslissing over te nemen, zodat men de hele tenderregeling en alles wat nog komt, kan gaan voorbereiden. Op geen enkele wijze is het argument van een raadplegend referendum door mijn fractie of een van de andere fracties genoemd. Ik vraag u dus eerlijk gezegd om deze woorden terug te nemen, want u zet de gang van zaken hier onjuist neer.
De tijdelijke voorzitter:
Mag ik dan even vragen, mevrouw Vos, om de heer Flierman uit te laten spreken?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
U hebt volkomen gelijk, voorzitter. Excuses.
De heer Flierman (CDA):
Ik zou het als volgt willen zeggen. In de argumentatie die van de zijde van de regering aangedragen is om deze wet snel te behandelen, is het punt van het raadgevend referendum wel degelijk aan de orde geweest. Dat is in het gesprek van de commissie niet tegengesproken. Het argument dat wij haast hebben met deze wet, kan, dunkt mij, nooit een argument zijn om een raadgevend referendum te willen vermijden. Anders hadden we dat niet moeten willen invoeren. Je kunt geen referenda houden alleen over de zaken waarmee je geen haast mee hebt en ze willen voorkomen bij de zaken waarmee je wel haast hebt.
De tijdelijke voorzitter:
Tot slot, mevrouw Vos. Heel kort.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Tot slot. Ik ben blij dat de heer Flierman nu zegt dat het blijkbaar een argument is van het kabinet. Dat klopt. Dat staat in de brief van het kabinet. Maar voor mijn fractie is op geen enkele wijze dit een reden geweest. Wij zouden vol vertrouwen dit wetsvoorstel aan een referendum willen onderwerpen.
De heer Flierman (CDA):
Ik stel alleen maar vast dat desondanks ook GroenLinks met klem heeft aangedrongen op behandeling vandaag.
Voorzitter. Ik ga door met het wetsontwerp zelve. Daar valt, eerlijk gezegd, in technische zin niet zo veel op aan te merken. De Raad van State was redelijk positief, en met veel van zijn opmerkingen heeft de minister ook rekening gehouden. Dat gebeurt wel eens minder, dus hulde daarvoor! Wij danken de minister ook voor zijn antwoorden in de schriftelijke voorbereiding, die voor wat betreft de wet zelve overtuigend en afdoende waren.
Maar de CDA-fractie verbindt haar oordeel ook aan de manier waarop de minister de wet gaat gebruiken om zijn doelen te bereiken. Met deze wet in de hand gaat de minister samen met zijn collega van Infrastructuur en Milieu een partiële wijziging van het Nationaal Waterplan voorbereiden en vervolgens in enkele gebieden nieuwe locaties aanwijzen of uitbreiden waar windparken op zee mogelijk zijn. Binnen die gebieden neem hij kavelbesluiten, waarna via een tender aan ondernemers vergunning voor het realiseren van een windpark wordt verleend en de subsidie daarvoor op basis van de SDE+-regeling wordt toegekend. Dit alles met het doel om de afspraken uit het nationaal energieakkoord na te komen. Die afspraken zijn op hun beurt weer nodig om de afspraken van Nederland in Europees verband over een meer duurzame energiehuishouding na te komen.
Laat ik vooraf stellen dat de CDA-fractie de inzet om de opwarming van de aarde af te remmen of te stoppen, en om onder andere in dat kader te komen tot een duurzame energiehuishouding en een beperking van de CO2-uitstoot, van harte ondersteunt. Dat Nederland daarbij mede voor windenergie kiest, begrijpen en steunen we ook. Geen enkele twijfel daarover!
De Europese afspraken gaan zowel over reductie van de CO2-uitstoot als over verduurzaming van de energieopwekking. Met dat eerste, die reductie van CO2-uitstoot, wil het om allerlei redenen nog niet erg vlotten, en dus wordt de tweede afspraak, de verduurzaming van de opwekking, eens te meer belangrijk. Zou de minister overigens nog eens kunnen schetsen welke impact hij verwacht van de recente afspraken van de G7 over verduurzaming? Naarmate we immers in de CO2-reductie succesvoller zijn, is er wellicht meer tijd om naar minder omstreden, en/of kosteneffectievere bronnen van duurzame energieopwekking te zoeken. De CDA-fractie steunt zoals gezegd de inzet op Europese afspraken, maar hoeveel flexibiliteit zit daar nu nog in? Is er ruimte voor een andere mix in de bronnen voor duurzame energie en hoeveel ruimte is er in de tijd in die afspraken? Stel dat je wat tijd neemt, om daarna versneld te investeren in een andere technologie, die minder publieke bijdrage vraagt of meer draagvlak kent. We zien graag dat de minister op deze vragen ingaat. Soortgelijke vragen hebben we bij het nationaal energieakkoord. Daarin is een bepaalde mix in opwekkingsvormen van duurzame energie en een tijdpad vastgelegd, maar kun je daarin bijsturen, bijvoorbeeld als op termijn vormen beschikbaar komen die minder kosten of op meer draagvlak kunnen rekenen?
Wie de afspraken uit dat energieakkoord bekijkt, constateert dat daarin alle denkbare en op korte termijn realiseerbare bronnen voor duurzame opwekking maximaal, rekening houdend met draagvlak, zijn ingezet, een soort "alle hens aan dek". Daarbij blijkt nu al, uit de interessante rapportage van de Algemene Rekenkamer, dat de prognoses uit dat energieakkoord veel te optimistisch waren. In twee opzichten is dit het geval: er komen minder projecten van de grond dan verwacht, en de opbrengst per project is ook aanzienlijk minder dan verwacht. Op onze vragen of dit alles geen aanleiding zou moeten zijn voor een heroverweging van het ingezette beleid, antwoordt de minister echter dat hij pas in 2016 voor het eerst het energieakkoord gaat evalueren. De CDA-fractie betwijfelt of dat verstandig is. Is niet eerder een heroverweging aan de orde, bijvoorbeeld wanneer het Planbureau voor de Leefomgeving zijn studie heeft afgerond, of wanneer de nationale energieverkenning beschikbaar komt? Wij horen hier graag een reactie van de minister op.
Zo'n heroverweging is met name van belang omdat we hier wel praten over heel veel geld, dat voor een groot aantal jaren wordt vastgelegd. We spreken nu over 12 miljard, eerder ook 18 miljard, voor een periode van meer dan 20 jaar, en dat is dan nog aannemende dat een kostenreductie wordt gerealiseerd van maar liefst 40% bij opwekking van windenergie op zee. Zonder die reductie wordt het bedrag nóg hoger. Een echte businesscase, die je bij dergelijke investeringen zou verwachten, ontbreekt. Ik mag hopen dat de energieproducenten hem in ieder geval voor zich wel maken, rekening houdend met de subsidie die ze krijgen, maar als land als geheel maken we hem niet. Ooit was er een lijsttrekker die mopperde dat "windmolens op subsidie draaien", en ongelijk had hij niet. Alle reden dus voor een echte businesscase, waarin niet alleen kosten en baten van windenergie op zee, maar ook de economische effecten voor de kustgemeenten en voor de offshoresector, en de risico’s en alternatieven aan de orde komen. Zoals gezegd, is zo’n businesscase er niet. Kan de minister toezeggen dat die bij de eerste evaluatie van het energieakkoord wel ter tafel komt?
De zorg van de CDA-fractie is dat wij hier heel veel geld gaan vastleggen voor een lange periode, terwijl er een reële kans bestaat dat we over een aantal jaren moeten concluderen dat inmiddels nieuwe, betere, goedkopere of breder gedragen technologie voor duurzame energieopwekking beschikbaar komt. Je kunt dan denken aan zonnecellen, maar ook aan veel grotere turbines verder uit de kust. Ik begrijp dat men op afzienbare termijn turbines met een capaciteit van 20 MW voorziet. Dat verandert het plaatje radicaal dunkt me. Ook de kustgemeenten benadrukken dit alternatief. Daarmee kom ik bij de zorg van mijn fractie. Als we nu zonder meer ja zeggen, dan gaan we heel veel geld uitgeven aan het draaiend houden van windparken die straks misschien niet meer rendabel en ook niet meer nodig, maar wel heel zichtbaar zijn, terwijl er inmiddels betere alternatieven zijn. Hoe ziet de minister dat? Ik maak mijn vraag nog concreter. Op grond van de voornemens van de regering zullen de eerste tenders eind 2015, begin 2016 worden uitgeschreven, met name voor de windparken bij Borssele. Die hoeven niet te wachten op een herziening van het Nationaal Waterplan, begrijp ik. Kan de minister aangeven hoeveel subsidie naar huidig inzicht met de vergunning voor die parken cumulatief, dus over de verwachte exploitatieperiode, wordt vastgelegd?
Van het bedrag dat geïnvesteerd wordt naar de keuze voor de locaties. Ook die roept de nodige reacties op, en niet alleen in het lijfblad van de VVD. Eerst nog even over de procedure. Als ik het goed begrijp, is voor de voorziene locaties voor de Hollandse kust nog een partiële herziening van het Nationaal Waterplan nodig. Die wordt, net als een structuurvisie, aan beide Kamers der Staten Generaal voorgelegd, naar verwachting begin 2016. Dat betekent dat een groen licht voor de realisatie van die locaties, inclusief het beschikbaar stellen van de subsidie, pas na een akkoord op die herziening kan worden gegeven. We horen graag van de minister of dat inderdaad zo is.
De regering lijkt er nu voor te kiezen om de parken voor de Hollandse kust efficiënt te dimensioneren door een strook van twee mijl aan landzijde toe te voegen, waardoor ze niet twaalf, maar tien mijl uit de kust komen te liggen. Dat heeft grote gevolgen voor het zicht vanaf land, voor het draagvlak en voor de economie van de kustgemeenten, getuige de heftige protesten. Is een toevoeging van die ruimte aan de zeezijde voor het draagvlak niet veel aantrekkelijker? Kan de minister ons nog eens schetsen wat dat zou betekenen? Hoe zal de minister in dit kader omgaan met de motie Van Veldhoven-Mulder, die in de Tweede Kamer met algemene stemmen is aanvaard, over een maatschappelijke kosten-batenanalyse? Wordt die analyse in de voorstellen voor de herziening van het Nationaal Waterplan en in het definitieve kavelbesluit meegenomen? Ik hoor hierop graag een toelichting van de minister. Ik vraag er ook zo nadrukkelijk naar, omdat de minister bij een andere locatie, namelijk het IJsselmeer, de alternatieven die onder andere door de provincie Fryslân zijn aangedragen — de Afsluitdijk — al snel terzijde heeft geschoven. In hoeverre is draagvlak voor de minister nu echt een relevante factor in dit debat? Zou hij daarover nog wat willen zeggen?
Dan zijn er ook nog de locaties die op middellange termijn aantrekkelijk worden: IJmuiden Ver of benoorden de Wadden. Is het denkbaar die versneld te ontwikkelen? Met grotere turbines is daar misschien veel meer mogelijk tegen dezelfde of vergelijkbare kosten. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.
Tot slot wil ik nog even stilstaan bij maatregelen om op het verbruik te besparen. Die dragen weliswaar niet bij aan de doelstelling van duurzame opwekking, maar wel aan de reductie van CO2-uitstoot. Bovendien zou hier, bijvoorbeeld door grootschalige inzet van woningisolatie of efficiëntere ketels, een fors werkgelegenheidseffect bereikt kunnen worden. Wat vindt de minister van dat alternatief?
Al met al vinden wij een snelle evaluatie van het ingezette beleid van groot belang. Dezer dagen kijken we terug op de aanleg van de hsl en de komst van de Fyra. De minister ziet geen overeenkomsten tussen deze zaak en de kwestie waarover we vandaag spreken, maar mijn fractie wel. Ook hier bestaat het risico van onrealistische, te mooie biedingen in de tender. Ook hier wordt heel veel geld voor een lange tijd vastgelegd. Ook hier bestaat het risico van een tunnelvisie en van wat bestuurskundigen "verstrikking" noemen. In de NRC van vorige week donderdag stond een interessante beschouwing met als conclusie dat het parlement veel kritischer naar de eigen besluitvorming moet kijken. Het hobbelt te vaak met de waan van de dag mee, zonder kritische reflectie en zonder het mede wegen van signalen van buiten.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
De heer Flierman stelt nu dat wij met de aanname van deze wet voor een heel lange periode alles vastleggen. Ik heb de wet op een heel andere manier gelezen. Volgens mij wordt met de wet een systematiek vastgelegd voor het uitgeven van kavels en voor het verlenen van vergunningen, maar is het daarbij wel degelijk mogelijk om in de loop der jaren nieuwe inzichten te verwerken in de wijze waarop die parken daar uiteindelijk gebouwd worden. Ik hoor dan ook graag waarop de heer Flierman het idee baseert dat we nu alles gaan vastleggen.
De heer Flierman (CDA):
Ik heb aan het begin van mijn inleiding gezegd dat met de wet in engere zin niet zoveel mis is, maar dat met deze wet wel degelijk een proces op gang wordt gebracht dat grote gevolgen heeft. Dit is de eerste en wellicht niet de enige, maar wel een belangrijke kans om daarover met elkaar van gedachten te wisselen. Ik zie bij andere wetsvoorstellen ook gebeuren dat we het niet alleen over de wet sec hebben, maar ook wel degelijk nadenken over de impact die zo'n wetsvoorstel voor de langere termijn heeft. Wij vinden het gepast om dat op dit moment bij deze wet ook te doen.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik begrijp dus dat uw kritiek niet zozeer deze wet betreft, als wel het ontwikkelen van wind op zee op de langere termijn? Daar zet u grote vraagtekens bij. Is dat de juiste conclusie?
De heer Flierman (CDA):
Ik heb geformuleerd wat ik zojuist geformuleerd heb: in technische zin is er met de wet niet zo veel aan de hand. Het gaat ons om het beleid dat met die wet in gang wordt gezet. Daarbij vragen wij ons vooral af of er niet voor langere termijn heel veel beleid in gang wordt gezet en heel veel middelen worden vastgelegd, terwijl in de voorzienbare toekomst mogelijk de conclusie moet worden getrokken — ik loop nu vooruit op het slot van mijn inbreng — dat er beter naar andere alternatieven gekeken had kunnen worden.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik stel de vraag ook omdat de heer Flierman zo uitdrukkelijk spreekt over de plannen voor een mogelijk windpark dat wat dichter bij de kust staat dan eerder het idee was. Juist rond dat park is nog van alles mogelijk, wat betreft onderzoek en dergelijke. Dat soort beslissingen nemen we natuurlijk helemaal niet vandaag. Daarom wilde ik hem daar even duidelijk op bevragen.
De heer Flierman (CDA):
Laat ik het volgende zeggen: ik hoor graag of de minister het met mevrouw Vos eens is in dezen, dat er dus nog veel ruimte is om op dat soort zaken terug te komen.
Mijn stelling was dus dat wij als parlement kritisch naar de besluitvorming van vandaag zouden moeten kijken. We moeten met die lessen iets doen. Dat betekent dat we nu nog niet de deur moeten openzetten voor een investeringsprogramma van vele miljarden, waarbij er een reëel risico bestaat dat het over enkele jaren als overbodig of onrendabel wordt gekwalificeerd. Als wij dit wel doen, en wij nu voor eens en voorgoed een besluit nemen, dan is er gerede kans dat dit debat over tien jaar in de parlementaire enquête windmolens op zee nog veel geciteerd zal worden. Wij pleiten dan ook met klem voor een spoedige — dat wil zeggen begin 2016 — zorgvuldige en brede evaluatie, inclusief ruimte om out of the box te denken. De centrale vraag daarbij moet zijn hoe we verduurzaming, voldoende draagvlak en een zorgvuldige inzet van publieke middelen kunnen combineren. Wanneer kunnen wij die evaluatie verwachten? De CDA-fractie is in ieder geval van mening dat de besluitvorming over de partiële herziening van het Nationale Waterplan pas na of in samenhang met deze evaluatie aan de orde zou moeten komen. Dat geeft de kans om over die locaties opnieuw met elkaar en met de regering van gedachten te wisselen.
Voorzitter. De CDA-fractie heeft, zoals u beluistert, nog een aantal fundamentele vragen die niet zozeer zien op de wet zelf, maar veeleer op de stappen die na de aanvaarding ervan worden gezet. Wij zijn zeker niet tegen windenergie, ook niet op zee, maar we zijn er wel bezorgd over dat een enorm bedrag aan belastinggeld mogelijk ondoelmatig of onzorgvuldig wordt besteed. We hechten daarom grote betekenis aan een spoedige, zorgvuldige evaluatie, met ruimte om ook dan te kunnen kiezen voor alternatieven die op meer draagvlak kunnen rekenen of met minder publiek geld kunnen worden gerealiseerd, vooraleer we grote bedragen op de nu voorziene wijze gaan investeren. We wachten de beantwoording van de minister op dit punt met heel veel belangstelling af.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik heb nog een laatste vraag. De heer Flierman zegt steeds dat er mogelijk veel betere alternatieven zijn die er snel aankomen. Ik hoor graag welke alternatieven hem daarbij voor ogen staan. Hij maakt er nu in feite een heel groot probleem van.
De heer Flierman (CDA):
We weten dat de technologie om de opbrengst van zonnecellen te verbeteren, behoorlijk voortgang maakt. Vanuit mijn functie bij de Universiteit Twente weet ik dat in de sfeer van de nanotechnologie belangwekkend onderzoek wordt gedaan, met goede perspectieven. Dat is één mogelijkheid. Wat betreft een tweede mogelijkheid verwijs ik naar de publicatie in de Volkskrant van vorige week, waarin het perspectief werd geschetst van veel grotere windturbines die veel verder op zee te plaatsen zijn. Ook dat is wellicht een mogelijkheid die binnen afzienbare tijd voorhanden kan zijn. Als dat kan, dan zou dat in zekere zin het beste van twee werelden combineren. Die molens kunnen op zee, in gebieden waar de windopbrengst mogelijk groter is, gerealiseerd worden zonder bezwaren van verstoring van zicht en daarmee zonder aantasting van de toeristische waarde van de kust.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Allerlei rapporten laten zien dat ook over een behoorlijk aantal jaren wind op zee, wind op land en in feite alle beschikbare technieken nog nodig zijn om überhaupt in de buurt te komen van onze doelstellingen en dat een aantal nieuwe technieken nog vele jaren van ontwikkeling nodig hebben voordat ze substantieel kunnen bijdragen. Ik zie niet helemaal wat de positie van het CDA nu is. Het klinkt toch een beetje als: laten we nog maar een paar jaar wachten voordat we echt gaan beginnen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
De heer Flierman (CDA):
Ik heb gezegd dat wij in algemene zin de verduurzamingsagenda, de Europese afspraken ondersteunen. Daarover is geen twijfel mogelijk. Ik heb de minister ook gevraagd wat het zou betekenen om nog even na te denken en daarna snellere stappen te zetten. Voordat wij ons standpunt bepalen — in die zin moet ik mevrouw Vos teleurstellen — willen wij eerst horen hoe de minister op dit punt reageert. Het kan ook niet de bedoeling zijn dat het nu een soort "slikken of stikken"-pakket is: u moet dit pakket in deze mix aanvaarden, anders bent u overal tegen.
De tijdelijke voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Flierman. Ik druk nu op de bel aangezien er een maidenspeech gehouden zal worden. Ik geef een lange toon, zodat eenieder zich naar de zaal kan reppen.
Mevrouw Meijer, u hebt het woord. U weet wellicht dat u bij een maidenspeech niet geïnterrumpeerd mag worden. Dat moet u toch een gerust gevoel geven.
Mevrouw Meijer i (SP):
Daar zal ik gebruik van maken!
Voorzitter. Allereerst wil ik u laten weten dat ik niet alleen spreek namens de SP-fractie, maar ook namens de Partij voor de Dieren. Ik ben natuurlijk erg blij met het vertrouwen dat door hen in ons is gesteld. Als je een week na je installatie al direct het woord mag voeren in deze prachtige plenaire zaal en dan ook nog met deze minister en dan ook nog namens twee partijen, dan heb je natuurlijk helemaal niets te klagen. Ik weet dat er het nodige is gewisseld over de datum van dit debat. Mijn voorganger heeft het hier al uitgebreid over gehad; dat ligt achter ons. Ik ben in ieder geval blij dat ik vandaag aan de bak mag.
Het was hard werken, dat wel, om op zo'n korte termijn meester te worden van deze complexe materie. Ik heb ontzettend veel hulp gehad van mijn partij- en fractiegenoten, dus ik ga ervan uit dat ik hier een mooi verhaal kan neerzetten. Het is goed om op een onderwerp als dit, de verduurzaming van onze energieopwekking, dat mij zo na aan het hart ligt, het woord te mogen voeren. Zoals in de verkiezingstijd al door woordvoerders van mijn partij is uitgesproken: goede voorstellen zullen wij van harte steunen, slechte voorstellen zullen wij hier in deze Kamer proberen tegen te houden. Ik wil de minister wel alvast meegeven dat dit voorstel heel waarschijnlijk op de steun van de SP zal kunnen rekenen.
Vandaag behandelen we de regeringsvoorstellen over de verduurzaming van onze energieopwekking of in het kort windenergie op zee. Dat onderwerp houdt de gemoederen natuurlijk flink bezig. Iedereen is voor windenergie, behalve als het in je eigen voor- of achtertuin is; dan gaat er heel wat water door de sloot voordat dat eenmaal besloten is. Maar goed, we zullen hiermee wel iets moeten.
In september 2013 werd het energieakkoord gesloten. Het was echt een prestatie van formaat om zowel milieuvrienden als ondernemers achter dit voorstel te krijgen. De doelstellingen in het akkoord zijn helder. In 2020 zullen we 14% duurzame energie moeten opwekken en de ambitie is dat we in 2050 100% duurzaam zijn. Volgens mij gaat het daar mis, want Nederland bungelt in de Europese Unie ergens onderaan. Het is in de laatste meting blijven steken op een armzalige 4,5% duurzaam opgewekte energie. Slechts twee landen in de Europese Unie zijn nog iets afhankelijker van fossiele energie dan wij. Nederland is van alle landen in de Europese Unie het verst verwijderd van de EU-doelstelling voor 2020. Daarentegen hebben Estland, Bulgarije en Zweden hun doelstelling al helemaal gehaald. Vriend en vijand zullen het erover eens zijn dat het snel beter moet. Gelukkig begint zich af te tekenen — mijn voorganger zei het net eigenlijk al — dat de duurzame-energiebewegingen zich snel zullen vermenigvuldigen, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat onze overheid op haar handen moet gaan zitten. Het is heel goed dat wij laten zien dat we serieus kijken naar de verduurzaming van de energie. De pijn zit 'm natuurlijk in: waar gaan we dat doen en hoe gaan we dat doen?
De minister heeft drie windparken voorgesteld voor de kust van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Holland. Tegenstand en protest zijn zijn deel geworden. Handtekeningen werden verzameld en aangeboden. Het argument was: toeristen blijven massaal weg, ondernemers kunnen hun deuren wel sluiten, de werkgelegenheid wordt uitgehold en de economische schade zal enorm zijn. In het voorliggende voorstel staan die windmolens nu 2 kilometer dichter bij de kust dan in het oorspronkelijke voorstel. Het gevolg is natuurlijk dat ze daarmee meer zichtbaar zijn. Onze fracties vinden het jammer dat er eigenlijk zonder verder overleg een verplaatsingsvoorstel is gedaan, niet zozeer vanwege het ruimtelijk kwaliteitsverlies — ik kom daar zo meteen op terug — maar vooral omdat de minister hiermee belanghebbenden nog wat meer tegen zich in het harnas heeft gejaagd.
Deze minister lijkt mij niet per se iemand die wegloopt voor het gesprek met burgers, ook niet als zij boos op hem zijn, maar hij weet toch wel dat als je draagvlak wilt creëren, je vooral het gesprek moet aangaan. Niet voor niets drong mijn partijgenoot Smaling van de overzijde erop aan om dat vooral te doen. Daarom bevreemdt het mij dat een afspraak in Zandvoort om te gaan spreken met de gemeenteraden daar in de buurt eenzijdig is afgezegd door het ministerie. Ik vraag mij dan ook af: komt er nog een nieuwe afspraak, wanneer is die dan en heeft de minister misschien nog meer bezoeken in zijn agenda staan? Ik hoor heel graag het antwoord van de minister daarop.
Dan kom ik bij het antwoord op de vraag waarom er niet verder uit de kust kan worden gebouwd. Nu is het voorstel: op 18,5 kilometer, de tienmijlszone zoals net al werd gezegd. De minister beloofde het kostenplaatje daarvan te onderzoeken, maar hij kwam vervolgens bij de Tweede Kamer terug met de mededeling dat bouwers en ontwikkelaars weigerden om bedragen daarover te delen. Natuurlijk heb ik alle begrip en respect voor concurrentieoverwegingen, maar in deze Kamer wordt gevraagd om een ja of een nee. Dan kan ik mij toch voorstellen dat wij goed op de hoogte zijn van deze bedragen. Kan de minister ons enig idee geven van wat het nu scheelt in kosten, wanneer je die windmolens op twaalf mijl bouwt in plaats van op tien mijl op die twee locaties? Wij als controleur van de regering verwachten dat wij een afweging kunnen maken op feiten, dus ook op kosten.
Met Photoshop kun je tegenwoordig ongeveer alles doen. Het is heel makkelijk om een plaatje te maken waarin je laat zien hoe de kust er volgens jou uit komt te zien als er windmolenparken staan. Tegenstanders bouwen een vrijwel ondoordringbaar woud waardoor we de zee amper nog zullen zien, terwijl de minister met plaatjes komt waarop ze zo'n beetje aan de einder verschijnen, maar op een heel wazige manier. Onze fracties vragen zich natuurlijk af hoe duidelijk het kan zijn. Is het echt zo dat die windmolens het uitzicht voor eeuwig verpesten? Wat zie je er eigenlijk van en hoe ver zou je ze uit de kust moeten plaatsen om zeker te weten dat je ze niet zult zien? U kent allemaal het Nederlandse klimaat. Glasheldere dagen met een strakblauwe lucht en ver zicht zijn uitzonderingen in Nederland. Ik hoef hier niet de weervrouw uit te hangen om dat met een gerust hart te kunnen voorspellen. Ik denk dat dat soort dagen zich maar zelden zal voordoen en dat het dus maar heel weinig zal voorkomen dat die windmolens ons echt het zicht zullen ontnemen of zich in ieder geval heel storend zullen aftekenen tegen de horizon. En als je al zo'n dag treft, in hoeverre zijn ze dan ook gezichtsbepalend en jagen ze de mensen op de loop? Een beetje zoekwerk leverde mij op dat je op heldere dagen niet verder kunt kijken dan 20 kilometer, want stof, luchtvervuiling en waterdamp benemen je dan het verdere zicht.
Daarom vindt de SP het ook echt belangrijk, te weten wat het kost wanneer je een windmolen verder weg of dichterbij plaatst. Het ligt voor de hand dat, als je aannemelijk kunt maken dat het zicht niet beperkt wordt, de weerstand dan een stuk minder zal zijn. Want met die weerstand zou het kunnen meevallen. Als je kijkt naar de Belgische en Zweedse kusten, zie je dat ze zonder problemen hun windmolenparken in zee bouwen, ook op drukbezochte plekken. Bovendien blijkt uit een Amerikaans onderzoek dat, als die windmolens geplaatst worden, 75% van de bezoekers zegt, terug te keren naar het betreffende strand als die dingen vol in beeld op tien kilometer afstand worden geplaatst. Als ze op 22 kilometer afstand staan, zou zelfs 94% van de bezoekers terugkeren en voor helemaal buiten beeld geldt 100%.
Natuurlijk willen onze fracties ook graag dat rekening wordt gehouden met natuur en milieu als de windmolens worden geplaatst. Daarom zouden we graag zien dat de minister duidelijk maakt welke maatregelen er getroffen zijn om tijdens de bouw van de windmolens de zeezoogdieren niet te verstoren, hoe wordt gemonitord of trekvogels geen hinder ondervinden van de windmolens en of er moeilijkheden voor vissen en zeezoogdieren optreden tijdens de exploitatie van windmolens. Ook willen we weten of er mogelijk nog negatieve milieueffecten te verwachten zijn als gevolg van de coating of de corrosie van de molens.
De minister heeft juist gekozen voor de plekken waar men vooral drijft op toerisme, terwijl Nederland aan de noordkant een veel uitgestrekter deel van het continentaal plat bezit dan aan de westkant. Een grote lange driehoek in de Noordzee, met minder druk scheepvaartverkeer. Binnen Groningen zijn wensen geuit om juist aan die kant meer te doen aan windenergie. Momenteel wordt er in dat gebied voorrang gegeven aan militair gebruik, maar dat zouden we niet als vaststaand feit hoeven aan te nemen. Groningen staat nu al langere tijd in de schijnwerpers vanwege de gaswinning, maar ook vanwege de leegloop en de vergrijzing. De economische versterking van het gebied zou heel welkom zijn. Ik zou graag zien dat de minister ons vertelt, waarom Noord-Nederland nog niet in dit wetsvoorstel is opgenomen.
Er wordt enorm veel drukte gemaakt over het geld dat we in dit project moeten gaan steken. Laten we aannemen dat we in vijftien jaar tijd tussen de 12 en 18 miljard zullen gaan uitgeven. Immers, het zou niet het eerste project zijn dat niet binnen de gestelde begroting eindigt. Toch staat duurzame energie in de volksmond bekend als draaiend op subsidie. Als je mensen vertelt dat er veel meer geld wordt gestoken in fossiele energie kijken ze je vaak een beetje glazig aan. Ik heb het dan niet zozeer over verstrekte subsidies, maar wel over voordeeltjes, zoals lagere belastingen. Zelfs het IMF, toch volgens vriend en vijand een gedegen instituut, geeft aan dat er schokkend veel geld richting de fossiele energie gaat. Uit berekeningen van het IMF valt af te leiden dat er in Nederland 8,6 miljard belastingvoordeel gaat naar midden- en grootverbruikers van fossiele energie. Ik vraag de minister of het niet veel eerlijker zou zijn, dit voordeel wat in te perken en juist van de midden- en grootverbruikers een grotere bijdrage aan duurzaam te vragen. Immers, mede door hún grootverbruik zitten wíj ook opgescheept met klimaatverandering, luchtvervuiling, gezondheidsschade en andere neveneffecten. Ter vergelijking: voor de SDE+-regeling is er in het jaar 2015 3,5 miljard uitgetrokken. Onze fracties willen de minister dan ook in overweging geven dat er meerdere wegen naar Rome leiden en dat het adagium "de vervuiler betaalt" heel goed zou kunnen opgaan voor de grootverbruikers van fossiele brandstof. Door de belasting op fossiele brandstof te verhogen, kan het mes ook nog aan meerdere kanten snijden. Niet alleen betalen de grootverbruikers dan een rechtvaardiger deel van de transitie naar duurzame energie, maar ook zal het hen aanzetten tot het zoeken naar energiebesparende maatregelen. Ik hoop dat de minister op dit voorstel zal reageren.
Ik kom nog even terug op de woorden van collega Smaling aan de overzijde. Hij vroeg de minister hoe we kunnen voorkomen dat de rekening weer wordt betaald door de mensen die aan het einde van hun geld nog een heel stuk maand overhouden. Het antwoord van de minister was wat mij betreft toch wel wat erg eenvoudig: isolatie van woningen. Maar daarmee gaat hij natuurlijk voorbij aan het feit dat, als je woningen isoleert, deze mensen over het algemeen een hogere huur gaan betalen. Dus ik blijf erbij dat zij een onevenredig deel van het gelag betalen. Ik vraag de minister hier wat serieuzer op in te gaan. Hoe voorkomen we dat zij die het minste hebben, hiervan de meeste pijn voelen? Ook zie ik graag dat de minister in dit verband reageert op het artikel in NRC van afgelopen zaterdag. Daarin staat te lezen dat de minister de kosten van de gasproblemen in Groningen wil financieren met geld dat is bedoeld voor duurzame energie. Me dunkt dat we nog een lange weg te gaan hebben op dit gebied en dat we dat geld hard nodig zullen hebben. Bovendien is het sowieso een rare move om fossiele problemen op te lossen met geld voor duurzaam.
En dan ook nog dit. De minister meldt in de krant dat het geld in de toekomst wel weer terug zal komen. Ik kan me niet voorstellen dat hij werkelijk meent dat hij zijn problemen zomaar kan overhevelen naar zijn opvolger. Bovendien: welke garantie kan de minister dan geven dat dat geld inderdaad weer terugvloeit in de kas voor duurzame energie? Heel graag hoor ik zijn reactie hierop.
De fracties van de SP en de Partij voor de Dieren zijn voor duurzame energie. Er is geen ontkomen aan. We lopen achter en haast is dus geboden. Maar we zijn ook benieuwd naar het verhaal van de minister. Ik dring er bij hem op aan, vooral in te gaan op de vragen over het creëren van draagvlak, de gesprekken met belanghebbenden, de locatiekeuze en de kosten van het verder weg op zee bouwen, het zwaarder belasten van het gebruik van fossiele energie, de maatregelen tegen en de monitoring van de hinder voor zeezoogdieren en vogels, de mogelijke milieueffecten van coating en corrosie en hoe de pijn moet worden verdeeld.
De tijdelijke voorzitter:
Mevrouw Meijer, mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. U had vijftien minuten opgegeven en u hebt het gedaan in vijftien minuten en twee seconden. Dat vind ik bewonderenswaardig.
Op 9 juni 2015, vorige week, werd u beëdigd als lid van dit huis. Slechts één week later houdt u hier al uw maidenspeech. Dat is ontegenzeggelijk een vliegende start van uw Kamerlidmaatschap.
U hebt dagbladjournalistiek gestudeerd aan de School voor Journalistiek en Voorlichting en bent acht jaar lang gemeenteraadslid geweest in Amsterdam. Ook bent u vier jaar fractievoorzitter geweest in de stadsdeelraad Amsterdam-Oost. Gedurende deze jaren hebt u op doortastende wijze het gemeentebestuur bevraagd naar het beleid ten aanzien van onder andere de Noord/Zuidlijn. Ook hebt u actief gepleit voor het verbeteren van de luchtkwaliteit in Amsterdam en omgeving. Uw streven daarbij was om mensen actief te betrekken bij de luchtkwaliteit in hun omgeving, om luchtvervuiling zichtbaar te maken en om mensen in staat te stellen, zelf die luchtvervuiling te meten.
Dit streven hebt u ook tot uiting gebracht in uw werk voor Milieudefensie. Voor deze vereniging hebt u onder meer de campagne voor een autoloze zondag geleid, waarbij u pleitte voor bewustwording van de luchtvervuiling die auto's veroorzaken en het effect hiervan op klimaatverandering. Ook pleitte u ervoor dat de vliegtaks wordt ingezet voor internationaal klimaatbeleid, aangezien het vooral ontwikkelingslanden zijn die te lijden hebben onder klimaatsverandering.
Uw maatschappelijke en politieke ervaring voorspelt een interessante verdere bijdrage aan het werk van deze Kamer. Wij wensen u daarmee veel succes. Ik hoop dat uw vliegende start uitmondt in een productief lidmaatschap van deze Kamer.
Ik schors de vergadering om de collegae de gelegenheid te geven, u geluk te wensen met uw maidenspeech.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mevrouw Vos i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik feliciteer mevrouw Meta Meijer met haar zeer goede maidenspeech. Bij dezen feliciteer ik alvast de collega's Dercksen en Pijlman, die straks voor het eerst in deze Kamer het woord zullen voeren. Het is buitengewoon prettig dat zij dit zo snel na hun aantreden kunnen doen.
Voorzitter. Mijn fractie maakt zich onverminderd zorgen over de opwarming van de aarde, want de gevolgen van die opwarming voor de leefbaarheid van mens, dier en plant zijn zeer ingrijpend en kunnen zelfs rampzalig zijn als de temperatuurstijging meer dan 2°C gaat bedragen.
Daarom besloot de G7 onlangs dat de afspraak van niet meer dan 2°C temperatuurstijging echt hard is en dat we ons daaraan moeten houden. Dat is heel mooi, maar toch wordt het "a hell of a job" om de opwarming van de aarde onder die 2°C te houden. Het International Energy Agency becijferde dat we mogelijk uitkomen op 3,6°C temperatuurstijging, met heel desastreuze gevolgen. Wetenschappers kwamen onlangs met een rapport waarin zij de vloer aanveegden met de waarnemingen dat het tempo van de opwarming aan het verminderen zou zijn. Zij zeiden dat dit niet het geval is; de opwarming gaat door. We weten ook dat 2014 het warmste jaar ooit was. Wereldwijd zijn er ook positieve ontwikkelingen, zoals de toename van windenergie in landen als China en India, de groei van zonne-energie en de daling van de kosten door innovatie en opschaling van technieken.
De productie en het gebruik van duurzame energie vormen een belangrijke pijler onder het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Zoals mevrouw Meijer al zei, heeft Europa voor 2020 bindende afspraken per land gemaakt, om gezamenlijk op een aandeel van 20% duurzame energie uit te komen. Nederland staat aan de lat voor 14%. In 2030 wil Europa 27% duurzame energie waarmaken, zonder een bindend doel per land. We weten dat het klimaatprogramma van de Europese Unie tot 2030 onvoldoende is om in 2050 de wenselijk geachte CO2-reductie van 80% tot 95% te realiseren. En daarmee is het zeer onzeker of de opwarming wel binnen een maximum van 2°C zal blijven.
Is het besluit van de G7, waarin die 2°C worden bevestigd, aanleiding voor het kabinet om op de klimaattop in Parijs te pleiten voor een versnelling en intensivering van het internationale klimaatbeleid? Is het kabinet het eens met de fractie van GroenLinks dat het tegengaan van opwarming en alle daaraan verbonden risico's, vraagt om een fundamentele vergroening van onze manier van leven en onze economie? Ziet het kabinet de hervorming van het belastingstelsel bijvoorbeeld, als een hervorming die we nu moeten benutten om die fundamentele stappen in de richting van vergroening te zetten? Ziet het kabinet ook dat daarmee grote kansen gepaard gaan? Kansen voor de economie en werkgelegenheid, kansen voor innovatie en besparing op de kosten van grondstoffen, en kansen op vermindering van de afhankelijkheid van dubieuze regimes, zoals dat van Poetin. Ook kan een snelle uitbreiding van duurzame energie het gemakkelijker maken voor ons om inderdaad de terugloop in Nederland van de beschikbaarheid van aardgas, door de noodzakelijke vermindering van de gaswinning in Groningen, sneller op te vangen. Deelt de minister de visie dat er alles voor te zeggen is om die versnelling van de vergroening en daarmee de versnelling van investeringen in duurzame energie nu met grote kracht aan te grijpen en om daar in het kader van de herziening van het belastingstelsel stappen in te zetten?
Overigens heb ik, net als collega Meijer, de vraag of het juist is dat de opbrengsten van de SDE+, de gelden voor duurzame energie die wij met zijn allen betalen door wat meer voor onze elektriciteit te betalen, straks ook in het gat van Groningen gaan vallen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Ik keer terug naar de vraag waarom het wetsvoorstel van vandaag belangrijk is. Wij moeten het energieakkoord onverwijld uitvoeren. Dat is wel het minste. Het voorliggende wetsvoorstel is van cruciaal belang om via de afspraken over wind op zee het energieakkoord tijdig uit te voeren. We weten ook dat elke dag uitstel meer CO2-uitstoot en daarmee ook meer CO2 in de atmosfeer oplevert. Nederland heeft inmiddels al een fikse vertraging opgelopen, want qua duurzame energie zitten we nog steeds op een schamele 4,5%. Daarmee zijn wij van alle Europese landen het verst verwijderd van het realiseren van ons nationale doel.
De Algemene Rekenkamer becijfert in zijn rapport van 16 april jongstleden dat de doelen voor duurzame energie in Nederland in 2020 niet gehaald zullen worden en dat aanvullend beleid noodzakelijk is om de 2020-doelstelling voor duurzame energie wel te halen. Wil de minister nog eens aangeven welke consequenties hij aan dit rapport van de Algemene Rekenkamer verbindt?
Zoals ik al zei, is het voorliggende wetsvoorstel cruciaal voor het energieakkoord. Cruciaal om überhaupt in de buurt van het nationale doel van Nederland te komen. Het wetsvoorstel behelst een integraal stelsel voor de aanwijzing van geschikte locaties voor windparken op zee en de uitgifte van vergunningen voor de bouw en exploitatie van deze windparken. Windparken mogen alleen gebouwd worden op locaties of kavels die aangewezen zijn in het kavelbesluit, en de kavels worden uitsluitend aangewezen in het Nationaal Waterplan. Als subsidie nodig is, wordt de vergunning aangevraagd in de periode dat ook subsidie kan worden aangevraagd, en wordt de vergunning gelijktijdig verleend met de beslissing op de subsidieverlening. Dit zorgt ervoor dat, wanneer er wind op zee komt, dit sneller, efficiënter en tegen lagere subsidiekosten gerealiseerd kan worden. Dit systeem is vergelijkbaar met het succesvolle Deense systeem. GroenLinks ondersteunt dan ook deze slimme aanpak. Wel betreuren wij het zeer dat eerder verleende vergunningen voor wind op zee zijn ingetrokken tegen de wens en wil van de vergunninghouders in. Wij zijn het niet eens met deze beslissing en zien niet in waarom deze oude vergunningen niet naast een nieuw systeem hadden kunnen bestaan. Zij hadden toch aan een snellere realisatie van wind op zee kunnen bijdragen. Ik zie overigens dat de heer Flierman wil interrumperen, maar ik maak even dit punt af. Waarom heeft de minister niet op zijn minst gewacht tot het nieuwe systeem succesvol draait?
De heer Flierman i (CDA):
Als mevrouw Vos niet helemaal klaar is voor de vraag, wacht ik uiteraard graag even. Zij heeft er in haar inbreng de nadruk op gelegd dat deze wet cruciaal is om tot snelle besluitvorming te komen. Zij heeft dat proces geschetst. Dat herkennen we. Ik vraag mij af of mevrouw Vos zich daarmee ook committeert aan de locaties die in de huidige visie van de regering voor de korte termijn zijn voorzien, dus de locaties bij Borsele en voor de Hollandse kust.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Op zich heeft mijn fractie geen enkel bezwaar tegen de voorgestelde locaties. Ik benadruk echter dat er wat ons betreft, zeker als we daar nog meer tijd voor hebben, nogmaals goed naar locaties zou kunnen worden gekeken. Voor zover ik het zie, zijn er ook geen bezwaren rond de eerste locatie die aan snee is, die bij Borsele. Die zou mogelijk al eind van dit jaar bij een tender kunnen worden uitgegeven. Ik weet dat er een discussie is rond de locatie Hollandse kust, omdat die mogelijk wat dichterbij komt dan op 22 kilometer, namelijk op 18,5 kilometer. Mijn fractie heeft daar geen problemen mee, maar mijn indruk is dat er, mocht er een betaalbaar alternatief komen waarvan wij met zijn allen zeggen "dat hebben we ervoor over", ook bij aanname van dit wetsvoorstel nog wel degelijk tijd is om te bekijken of er mogelijk nog enige lichte wijzigingen kunnen gaan plaatsvinden. Nogmaals: voor mijn fractie is dat niet nodig, maar die ruimte is er wel.
De heer Flierman (CDA):
Zou u het dan ook wenselijk vinden om die heroverweging die ik bepleit heb, te doen plaatsvinden?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik heb u vooral horen zeggen dat u een heroverweging van het hele systeem wilt. Wij zijn voor een snelle aanname van dit wetsvoorstel, omdat wij het van belang vinden om nu eens een start te gaan maken. We lopen immers al enorm achter qua wind op zee en duurzame energie. Als je in de loop der jaren nog eens naar alternatieven gaat kijken die interessant en goed betaalbaar zijn, dan is mijn fractie daar uiteraard niet op tegen. Alleen, voor nu vinden wij het niet direct noodzakelijk om ons daar al op vast te gaan leggen.
De heer Flierman (CDA):
Mevrouw Vos heeft er zojuist de nadruk op gelegd dat deze wet cruciaal is om tot snelle besluitvorming te komen. Zij heeft het proces geschetst. Dat herkennen wij. Ik vraag mij af of mevrouw Vos zich daarmee ook committeert aan de locaties die in de huidige stukken zijn voorzien, dus de locaties bij Borssele en voor de Hollandse kust, de locaties die in de visie van de regering voor de korte termijn zouden moeten worden ontwikkeld.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Op zich heeft mijn fractie geen enkel bezwaar tegen de locaties die voorliggen. Ik benadruk wel dat er wat ons betreft, zeker als we daar meer tijd voor hebben, goed naar de locaties zou kunnen worden gekeken. Voor zover ik het zie, zijn er geen bezwaren tegen de eerste locatie die aan snee is, die bij Borssele, en die mogelijk via een tender al aan het eind van het jaar zou kunnen worden uitgegeven. Ik weet dat er een discussie is — dat gaf de heer Flierman aan maar mevrouw Meijer ook — rond de locatie voor de Hollandse kust, omdat die mogelijk wat dichterbij komt, op 18,5 kilometer, dan eerst was voorzien, namelijk op 22 kilometer. Mijn fractie heeft daar geen problemen mee maar mocht er een alternatief komen dat betaalbaar is — als wij daar het geld voor over hebben — kan er bij aanname van het wetsvoorstel, als er nog tijd is, worden bekeken of er nog lichte wijzigingen kunnen plaatsvinden. Nogmaals, wat mijn fractie betreft is dat niet nodig maar die ruimte is er wel.
De heer Flierman (CDA):
Zou u het ook wenselijk vinden om de heroverweging die ik heb bepleit, te doen plaatsvinden?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik heb de heer Flierman vooral horen spreken over een heroverweging van het hele systeem. Wij zijn erg voor een snelle aanneming van deze wet, omdat het van belang is dat wij een keer een start gaan maken. We lopen al zo enorm achter qua wind op zee en qua duurzame energie. In de loop van de jaren kun je best naar allerlei alternatieven kijken. Stel dat die interessant zijn en goed betaalbaar, dan is mijn fractie daar uiteraard niet tegen maar nu vinden wij het niet direct noodzakelijk om ons daar al op vast te leggen.
De heer Flierman (CDA):
Daarmee ontwijkt mevrouw Vos een beetje de essentie van mijn vraag. Zij heeft mij niet zoveel horen zeggen over de locaties bij Borssele maar de locaties voor de Hollandse kust zijn nu aan de orde. Die zijn heftig omstreden. Mevrouw Vos zegt daarover: Wat ons betreft mag het. Wij vinden het echter essentieel dat daar nog eens goed naar wordt gekeken, voordat het traject in gang wordt gezet. Vindt mevrouw Vos dat de heroverweging van die locaties volgend jaar moet plaatsvinden, of zegt zij: Vooruit met de geit, zo snel mogelijk zo veel mogelijk realiseren, en als alles staat, kijken wij nog een keer of het verstandige beslissingen waren?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Naar mijn idee zit het qua tijd iets anders in elkaar. Voor nu is vooral de locatie Borssele het eerst aan de orde. Daar moeten wij mee door. Mijn fractie heeft geen behoefte aan die heroverweging. Nu draait het vooral om het kostenelement bij de locaties voor de Hollandse kust. Een locatie daar op grotere afstand, op 22 kilometer, is zeer veel duurder dan een locatie op 18,5 kilometer. Daarom kunnen wij ons goed voorstellen dat de minister de voorkeur heeft voor de locatie op 18,5 kilometer. Dat vindt mijn fractie prima. Mocht over enkele jaren duidelijk worden dat het toch goedkoper kan, dat het anders kan en dat kan worden tegemoetgekomen aan een aantal bezwaren, dan hebben wij daar niets op tegen. Laten wij daarnaar kijken wanneer er nieuwe gegevens komen. Dan staat het iedereen vrij, ook de minister, om de kwestie opnieuw te bezien.
De heer Flierman (CDA):
Ik beluister vooral dat mevrouw Vos die evaluatie wil op het moment dat de zaak klaar is. Dat is volgens mij een herhaling van het Fyra-debacle.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
De heer Flierman doet nu iets heel vreemds. Wij spreken vandaag namelijk over een systeem en helemaal niet over locaties. Ik ben een groot voorstander van dit systeem. Het sterke aan dat systeem — de heer Flierman wil dat ook — is dat wij daarmee in staat zijn om snel, efficiënt en zo kosteneffectief mogelijk wind op zee te gaan aanleggen. Het grote probleem van wind op zee is dat wij dat best wel duur vinden. De minister komt daaraan tegemoet met dit systeem. Ik vind dat buitengewoon verstandig. Laten wij daar dus mee starten maar niemand is doof voor tussentijdse nieuwe argumenten of nieuwe inzichten. Dit wetsvoorstel blokkeert dat ook helemaal niet. Er kan te allen tijde tijdens het proces worden bekeken of het nog een tikje anders kan. Dat is in feite mijn pleidooi. De heer Flierman pleit ervoor om eerst een evaluatie te doen en daarna pas verder te gaan maar daar ben ik niet voor. Ik zou zeggen: Laten wij van start gaan.
Ik heb nog een vraag over de wet STROOM, want die windparken op zee en veel andere zaken kunnen pas echt worden gerealiseerd als ook de wet STROOM van kracht wordt. Die wet regelt onder meer de rol van netbeheerder TenneT, die de kabels en platforms op zee gaat aanleggen. Zonder kabels en platform hebben we niets aan die windmolens. Ook de verdeling van de kosten van het net wordt straks in de wet STROOM geregeld. Voor de bedrijven die wind op zee gaan aanleggen en exploiteren zijn dit cruciale onderdelen. Zonder duidelijkheid en zekerheid zullen bedrijven niet bereid zijn zich te verplichten tot de aanleg en exploitatie van wind op zee tegen afgesproken en vaststaande voorwaarden. Bedrijven zullen niet bieden op een tender zonder duidelijkheid over deze voorwaarden. Ook moeten bedrijven erop kunnen rekenen dat de netten op tijd zijn aangelegd. De wet is inmiddels ingediend bij de Tweede Kamer maar wanneer verwacht de minister de wet bij de Eerste Kamer in te dienen? Hoe kijkt de minister aan tegen het verzet van grootverbruikers om bij te dragen aan de financiering van het net voor wind op zee? Het zal toch niet zo zijn dat kleinverbruikers opdraaien voor alle kosten? De huishoudens betalen al veel meer energiebelasting dan de grootverbruikers. Ze betalen ook voor zaken waar ze zelf niets aan hebben, zoals voor wat wij de wietheffing noemen, de kosten van het illegaal aftappen, de Aldelheffing, de verlaging van het nettarief voor grootverbruikers, en voor eventuele interne lijnen van grote bedrijven. Daar komt nu toch niet ook het ontzien van de grootverbruikers ten aanzien van de kosten van de aanleg van het net voor wind op zee bij? Wil de minister garanderen dat de positie van de kleinverbruikers relatief niet verder verslechtert ten opzichte van die van de grootverbruikers?
De heer Flierman (CDA):
Mevrouw Vos vroeg mij zojuist of het klopte dat wij het over de wet Wind op zee hadden, terwijl ik opmerkingen maakte over de realisatie van windenergie in wat algemene zin. Ik begrijp dat mevrouw Vos nu het debat over de wet STROOM alvast heeft geopend?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
De heer Flierman heeft gelijk dat hij mij deze vraag stelt. Een terechte interruptie dus, maar in de wet STROOM wordt een aantal cruciale dingen geregeld voor het straks überhaupt draaien van die windmolens en voor het krijgen van zekerheid door investeerders. Ik ben dus zeer benieuwd naar de antwoorden op deze vragen.
De wet Windenergie op zee hangt nauw samen met de subsidieregeling voor duurzame energie, SDE+, want die vergoedt het verschil tussen de kosten van elektriciteit via wind op zee, en de elektriciteitsprijs in de markt. Hoe kleiner dat verschil is, hoe lager de subsidie. De subsidie zal per kWh nooit hoger zijn dan een vastgelegd maximum. In het energieakkoord is afgesproken dat de windsector een kostenreductie van 40% zal realiseren. De vergunning voor een windpark gaat naar het bedrijf dat de goedkoopste inschrijving doet. Dit systeem dwingt kostenreductie af. Daar is mijn fractie blij mee. Het kabinet gaf in de beantwoording van vragen van de Eerste Kamer aan, vragen van de heer Flierman, aan dat het verwacht in de periode 2019 tot 2038 ruim 8 miljard aan subsidie te verlenen voor wind op zee. Dit is aanmerkelijk lager dan de 12 miljard waar het kabinet eerder van uitging. Graag een toelichting van de minister.
De minister is tot nu toe niet erg enthousiast over de plannen voor een gezamenlijk netwerk van stroomkabels, een Noordzee-grid, door de gezamenlijke Noordzeelanden. Wij vinden dat jammer want juist zo'n Noordzee-grid biedt kansen voor aansluiting van windparken op zee, nu en in de toekomst. Dat zou een enorme boost aan wind op zee kunnen geven. Nu trekt TenneT een stroomkabel in de Noordzee door naar Denemarken, maar worden windparken op de Noordzee gewoon gepasseerd en niet aangesloten. Meer coördinatie en gezamenlijke actie zou enorm helpen. Is de minister bereid zich hiervoor in te zetten?
Sommigen stellen vraagtekens bij de keuze voor een grote langjarige investering in wind op zee. Zij spreken over een verouderde techniek, een te dure techniek. Ik wil dat sterk bestrijden. Zoals ook de Algemene Rekenkamer, het Planbureau voor de Leefomgeving, en het ECN aangeven, is wind op zee noodzakelijk voor het realiseren van de doelstellingen voor duurzame energie in 2020 en 2023. Wind op zee zal van het extra aandeel duurzame energie dat nodig is om de doelstelling in 2020 te halen maar liefst 35% moeten leveren, en voor 2023 zal zelfs 45% van het extra aandeel dat we nog moeten realiseren, moeten komen van wind op zee. Een alternatief is er niet, want ook bij alle andere technieken, zoals zon, wind op land, geothermie, en biomassa moeten we alles uit de kast halen. Het is en, en, en, en, en. Het is alle hens aan dek met alle beschikbare technieken. Wie veronderstelt dat zonne-energie wind op zee kan vervangen, moet zich realiseren dat wanneer we alles op alles zetten, zon-pv in 2023 maximaal 5% van het aandeel duurzame energie in 2023 kan leveren. Wind op land en op zee zal vier keer zo veel leveren. Nieuwe vormen zoals getijdenenergie, buitengewoon interessant — daar moeten wij zeker op doorgaan — zijn nog zeer lange tijd veel te duur. Scenario's voor 2015 laten zien dat de doelstelling om de C02-uitstoot met 80 tot 95% te reduceren — scenario's voor 2050 — alleen mogelijk zijn met een groot aandeel wind op zee en wind op land. En, en dus. Dat brengt mij op de vraag op welke wijze de minister bezig is het draagvlak voor wind op land te vergroten en hoe hij de vergunningverlening voor windcoöperaties zal vereenvoudigen. Juist die coöperaties zorgen voor draagvlak onder de bevolking. Graag een reactie.
Maar om terug te keren naar wind op zee en de wet die voorligt: Wie wil wachten tot er een betere en goedkopere techniek is, kan lang wachten en is in feite bezig om noodzakelijke besluiten en investeringen op de lange baan te schuiven. Dit type redenering heeft ertoe geleid dat we nu op de beschamende laatste plaats in de bezemwagen van de duurzame energie zitten in Europa. Nu is het de hoogste tijd om met volle kracht vooruit te gaan, ten behoeve van de leefbaarheid van de aarde, voor mensen nu en in de toekomst, hier en daar, voor dieren en planten, biodiversiteit en natuur. GroenLinks zal dit wetsvoorstel steunen.
Mevrouw Huijbregts-Schiedon i (VVD):
Voorzitter. Allereerst de felicitaties van de VVD-fractie aan mevrouw Meijer voor haar maidenspeech en vooraf al aan de heren Pijlman en Dercksen.
Er is al veel over gesproken: dit voorstel biedt een integraal wettelijk kader voor de aanwijzing van locaties voor windparken op zee en de uitgifte van vergunningen voor de bouw en de exploitatie van deze windparken. Hiermee kan de voorbereiding voor een net op zee beginnen. In die zin heeft de VVD-fractie dit voorstel gelezen als een voorbereidingswet, die zowel de fysieke als de procedurele infrastructuur voor de aanleg van windparken op zee regelt, waarin TenneT een belangrijke rol toebedeeld krijgt. De daadwerkelijke aanleg van het net, evenals de keuzes voor de locatie binnen de gebieden die in het Nationaal Waterplan reeds zijn aangewezen, is dus niet aan de orde in dit voorstel, maar zal later geregeld worden. Onder andere in de Wet STROOM zal daarover duidelijkheid komen. Dat is althans onze interpretatie. Ik hoop dat de minister dat kan bevestigen. Ik koppel daaraan de vraag wanneer de Wet STROOM in deze Kamer zal voorliggen en welke keuzes dan precies gemaakt moeten worden. Ik sluit graag aan bij de vragen en de opmerkingen van de CDA-fractie: wil de minister de ontwikkelingen op langere termijn, de beleidsmatige keuze, de evaluatiemomenten en mogelijke bijstellingsmomenten schetsen?
Een van de doelstellingen van deze wet is, zoals collega Vos al zei, de kostenbesparing ten opzichte van de huidige situatie. Maar op vragen die wij daarover gesteld hebben, antwoordde de minister dat daaraan niet of maar heel moeilijk een bedrag te koppelen is. Ik wil daar toch nog wat meer over horen. In het energieakkoord is duidelijk de afspraak gemaakt over de 40% kostenreductie. Kan de minister aangeven — dat mag best globaal zijn — welk aandeel deze wet daarin heeft?
Ook in de VVD-fractie leven vragen over de toekomst van windenergie in relatie tot andere nieuwe technieken voor de opwekking van duurzame energie. Deze zijn al aan de orde geweest. Tegen de tijd dat de parken er staan en functioneren is de vraag of de parken dan nog nodig zijn of dat ze dan alweer achterhaald zijn door nieuwe technologie. Is ons netwerk voldoende intelligent en toekomstgericht voor deze technologische ontwikkelingen? Zijn het geen langetermijndesinvesteringen die alleen het landschap en onze mooie kustlijn verstoren? Ten aanzien van windenergie zijn er slechts twee smaken: voor of tegen, nodig of overbodig, mooi of lelijk. Bovenal leeft de vraag of de maatschappelijke en financiële kosten in balans zijn met de baten. De maatschappelijke discussie over de uitbreiding van windenergie en vooral over de locatiekeuzes op land en zee is volop aan de gang. Dat bleek ook vorige week uit de position paper van de Hollandse kustgemeenten. De VVD-fractie heeft echter bij deze voorbereidingswet ervoor gekozen om die beschouwing thans niet te houden en wil er graag op een later tijdstip, zo mogelijk bij de behandeling van de Wet STROOM, langer en indringender bij stilstaan.
De heer Dercksen i (PVV):
Net poneert mevrouw de stelling …
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):
Mevrouw Huijbregts.
De heer Dercksen (PVV):
Ik heb 75 nieuwe namen te leren; u moet mij dat niet kwalijk nemen. U poneerde de stelling dat je voor of tegen windenergie kunt zijn. Ik ben benieuwd wat het antwoord van de VVD-fractie op die vraag is. Is zij voor of tegen windenergie?
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):
Ik geef net aan dat wij die beschouwing op een ander moment zouden willen houden, waarschijnlijk bij de behandeling van de Wet STROOM. Dit is nu niet aan de orde. Wij gaan mee met deze voorbereidingswet.
De heer Dercksen (PVV):
Ja, maar deze voorbereidingswet effent het pad om te beginnen met 18 miljard wind op zee. Als het antwoord bij de VVD-fractie zou zijn dat zij niet voor windenergie is, dan hebben we de mogelijkheid om vandaag al te zeggen dat we daar niet in meegaan. U hebt die mogelijkheid, maar door dat niet te doen, zegt u eigenlijk wel voor windenergie te zijn, in dit geval voor wind op zee.
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):
De heer Dercksen heeft zijn maidenspeech nog niet uitgesproken, maar ik kan door zijn vraagstelling op dit moment al bijna voorspellen hoe die zal zijn.
Wij danken de minister voor zijn uitgebreide en heldere beantwoording in het verslag, zowel aan het adres van de VVD-fractie, maar vooral ook aan dat van de andere fracties. Daarmee zijn voor ons veel vragen opgehelderd, maar tegelijk is de behoefte aan een breder debat gegroeid.
De tijdelijke voorzitter:
Ik ga weer op de bel drukken, aangezien de maidenspeech van de heer Dercksen eraan komt. Zo weet iedereen dat er een maidenspeech zal plaatsvinden.
Mijnheer Dercksen, het woord is aan u. Zoals ik ook tegen mevrouw Meijer heb gezegd: in uw maidenspeech kunt u niet geïnterrumpeerd worden.
De heer Dercksen i (PVV):
Voorzitter. Ik zou het overigens helemaal niet erg vinden als er een interruptie gepleegd wordt. Sterker nog, ik ben daar groot voorstander van.
Laat ik beginnen met te zeggen dat ik hier sta met een gevoel van trots. Ik ben er trots op om, zoals ik vorige week van de Griffier begreep, in het oudste nog in gebruik zijnde parlementsgebouw te staan. Ik ben er ook trots op om in deze zaal, die historie ademt, te mogen spreken en met name om te spreken voor de Partij voor de Vrijheid, de enige partij die de Nederlandse geschiedenis met al haar verworvenheden nog koestert.
Terwijl het Nederlandse landschap in hoog tempo en op grote schaal wordt vernietigd door windmolens, terwijl de natuur wordt aangetast en de leefomgeving voor veel inwoners ernstig wordt verstoord, terwijl de waarde van woningen van omwonenden van windmolens daalt, komt dit kabinet met de Wet windenergie op zee, de wet subsidie naar de zee dragen. Dat in een tijd dat in tal van landen de absurditeit van windenergie wordt ontdekt en men windplannen vertraagt of stopt. Deze wet is het gevolg van het energieakkoord, een akkoord dat door Jan en alleman is ondertekend, behalve door de mensen die het straks mogen betalen, die de rekening gepresenteerd krijgen: de Nederlandse huishoudens. Zij mogen in de loop der jaren vele honderden euro's per jaar meer gaan betalen voor subsidiestroom. Dit kabinet presteerde het zelfs om dit energieakkoord te ondertekenen zonder überhaupt te weten wat het zou gaan kosten. Het economisme was klaarblijkelijk al afgeschaft, nog voordat GroenLinks zich er serieus mee kon bemoeien. Het akkoord werd ingegeven door Brussel, dat van ons verwacht dat we zogenaamd duurzame energie gaan opwekken omdat het denken nu eenmaal heeft postgevat dat het klimaat eendimensionaal afhankelijk is van CO2-uitstoot. Dat terwijl de aarde in de geschiedenis afkoelde na hogere concentraties CO2 en opwarmde bij lagere concentraties dan die we nu hebben. Ook de afgelopen achttienenhalf jaar is de temperatuur stabiel. Het klopt: bureau NOAA heeft de hard data moeten aanpassen om die pauze in de temperatuurstijging weer te kunnen verbloemen. De feiten lijken er dan ook niet toe te doen bij deze wet. Er is een CO2-handelsemissiesysteem: extra belasting op fossiele energie. Wordt er minder uitgestoten in Nederland, dan daalt de prijs en gaat de prijs van de rechten omlaag en kopen de Roemenen en Bulgaren de rechten om nog eens een bruinkoolcentrale aan te slingeren. Het resultaat is nul komma nul aldus het Centraal Planbureau. Maar bij deze wet lijken de feiten er niet toe te doen.
De PVV is niet van subsidiëren, zoals bekend. Stel dat ik meega in de bijna religieuze benadering dat CO2 er serieus toe doet, terwijl er intussen kennis is dat het klimaat minder gevoelig is voor CO2 dan eerst werd gedacht. De vraag is dan — ik hoorde collega Flierman van de CDA-fractie ernaar vragen — of de inzet van deze 18 miljard wel de meest effectieve manier is om CO2 te verminderen. Zou het niet effectiever zijn om te isoleren? Zou het niet effectiever zijn om te investeren in warmte-krachtkoppeling? We kennen de antwoorden, maar ik hoor graag van de minister of het echt is uitgezocht, en dan niet door Vestas of door Eneco, maar door onafhankelijke deskundigen. Of is het denken zo verengd dat zogenaamd duurzame energie intussen een doel op zichzelf is? Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.
De minister wilde 40% reductie op de kosten van windenergie op zee, door middel van efficiëntere molens en goedkoper bouwen. Een deel van die reductie, 3 miljard, wordt nu opeens gerealiseerd door staatsbedrijf TenneT, door dit bedrijf exclusief de opdracht te geven om de aansluitingen op zee uit te voeren. Normaal gesproken is dit een onderdeel, maar vooral ook een verantwoordelijkheid, van de windhandelaren, de producenten van die windparken. Zonder te weten wat die partijen er bij een aanbesteding precies voor zouden rekenen, weten we natuurlijk nooit zeker of de kostenreductie die nu wordt ingecalculeerd juist is.
Door TenneT dit werk te gunnen, legt de minister ook de verantwoordelijkheid bij TenneT om de stroom aan land te brengen, in plaats van bij de producenten. Dat is niet zonder risico. Dit bleek in Duitsland. TenneT moest daar onder andere het windmolenpark BARD 1 aansluiten. Het ging om 80 windmolens, maar een jaar lang kwam die stroom niet aan land. Er waren storingen, problemen, branden in schakelkasten en noem maar op. De molens moesten een jaar lang met diesel aan de praat gehouden worden om ze niet te laten wegroesten. Hoe duurzaam is dat?
Als dezelfde problemen, namelijk dat die stroom niet aan land komt door TenneT, zich straks voor de Nederlandse kust voordoen, zullen de producenten, de windhandelaren, wel hun subsidie willen hebben, terwijl TenneT verantwoordelijk is voor het niet aan land brengen van de stroom. TenneT, dat zijn wij, de Nederlandse huishoudens, de Nederlandse belastingbetalers. Hoe voorkomt de minister dat TenneT die kosten voor zijn rekening moet nemen? Ik krijg hierop graag een reactie.
Wat leveren die windmolens precies op aan stroom? Daar heeft de wetenschap nogal wat vraagtekens bij gezet. Wat krijgen we terug voor die 18 miljard subsidie? Laten we niet vergeten dat er al een potje is van 5 miljard subsidie voor bestaande windparken op zee. Wetenschappers verzamelden de data van de windmolenparken die goed vergelijkbaar zijn met die uit het energieakkoord. Hoeveel kilowattuur wordt er nu netto geproduceerd? Er zijn namelijk forse energieverliezen. Ten eerste zijn er windstroomoverschotten, pieken in windstroom die zonder grootschalige opslag of exportcapaciteit verloren gaan. Hoe meer windmolenparken, hoe hoger de pieken en hoe groter de verliezen. We herkennen dit ook in de Duitse situatie. Duitsland geeft pieken stroom nagenoeg gratis weg aan de buurlanden, ook aan Nederland, omdat het de stroom anders niet kwijt kan. De Duitse Henk en Ingrid, Günther und Heidi, betalen de rekening. Zij betalen de hoogste energierekening van Europa. Dat is stroomverlies.
Ten tweede zijn er de bestaande energiecentrales. Zij moeten stand-by draaien of de fluctuaties opvangen. We willen namelijk de hele dag stroom uit het stopcontact. Er is sprake van grote efficiency- en energieverliezen en dus is er ook meer uitstoot bij de energiecentrales.
Ten derde kost de productie van de molens, de parken en het onderhoud ervan, inclusief de infrastructuur, natuurlijk een hoop energie. Met andere woorden: de door windmolens opgewekte stroom kost veel energie en de netto-opbrengst zou weleens heel laag kunnen zijn. Wetenschappers berekenden dat er van de opgewekte stroom maar 31% netto overblijft, in het gunstigste geval. Zo'n 70% van de stroom gaat dus verloren, maar wel met 18 miljard subsidie. Klaarblijkelijk doen de feiten er niet erg toe. De minister schreef namelijk aan deze wetenschappers dat zijn theoretische modellen beter zijn dan de feiten. Eigenlijk zegt de minister: weg met de wetenschap; weg met de wetenschappers; leve de Groene Kerk. De heer Flierman zei het al: de vergelijking met de Fyra dringt zich op. De trein werd slechts van achter een bureau getest en gekeurd en niet in de praktijk. Laat dat een waarschuwing zijn.
Ik probeer het toch en vraag de minister of hij bereid is om bij de windmolenparken op zee te monitoren wat de netto stroomopbrengst uiteindelijk is. Volgens mij is Gemini het eerste park dat operationeel zal worden. Ik heb het dus over gegevens: meten is weten. Is de minister bereid om verantwoording af te leggen aan al die huishoudens die dat geld op tafel moeten leggen? Wordt dit geld wel effectief en efficiënt ingezet? Of moeten we wachten op een parlementaire enquêtecommissie? Ik hoop toch van harte van niet. Ik krijg hierop graag een reactie.
Er is voldoende energie beschikbaar. De olie-en gasprijzen zakken op de wereldmarkt. Dat doen ze niet omdat olie en gas zo ontzettend schaars zijn. Er is nog voor vele honderden jaren energie. We hebben helemaal geen windenergie nodig. Elke geïnvesteerde euro in overcapaciteit, want dat is het dan, is weggegooid geld. Zolang onrendabele vormen van energie worden gesubsidieerd, remt dat de ontwikkeling van energie die wel rendabel en duurzaam is. Want waarom zou je als investeerder investeren in energie-innovatie als je bij de minister gratis Nederlands belastinggeld kunt ophalen? Deze subsidie is de dood in de pot voor innovatie. Je kunt niet ongestraft 18 miljard uit de Nederlandse huishoudportemonnee kloppen, en dat voor een schamele 3% van ons nationale energieverbruik. Deze wet is dan ook een mokerslag voor de Nederlandse huishoudens. Zij mogen de rekening betalen. De wet is een mokerslag voor de Nederlandse economie, voor het mkb. Hij vernietigt welvaart en banen, straks ook in de toeristenplaatsen langs de kust die worden geconfronteerd met een nieuw ijzeren gordijn. Om te voorkomen dat al deze mensen een raadplegend referendum organiseren, moest in alle haast deze feitenvrije wet door de Eerste Kamer worden geloodst.
Ik rond af. Ik ben nu bijna een week geleden beëdigd in dit huis. Het is nu al nauwelijks denkbaar dat er in de komende vier jaar nog meer wetten zullen langs komen die nog desastreuzer zullen uitwerken voor de Nederlandse economie en voor de Nederlandse huishoudens. Dat is een treurige conclusie.
De tijdelijke voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Dercksen. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Ook u werd slechts één week geleden beëdigd als lid van deze Kamer en hield vandaag al uw maidenspeech.
U bent sinds 1988 actief in het vastgoedbeheer. Van 1990 tot 1998 was u directeur van Property Services International Amsterdam en sindsdien bent u zelfstandig adviseur voor zowel nationaal als internationaal vastgoed. Men zegt dat vastgoed een perfecte voorbereiding is op de politiek, omdat het je leert, om te gaan met teleurstellingen, nieuwe mensen te ontmoeten, samen te werken en op zoek te gaan naar raakvlakken. Ik hoop dat u dit kunt beamen.
U bent sinds maart 2011 actief in de politiek, als PVV-fractievoorzitter van de Provinciale Staten in Utrecht. Hier werd u ook wel als "kampioen vragen stellen" betiteld. Onderwerpen die bij u hoog op de agenda stonden, waren: de hinder van windturbines, de asbestaffaire in het oude provinciehuis en de gifgrond onder woonhuizen in Doorn. In een interview met De Telegraaf zei u dat u steeds probeert om de nodige humor in de debatten te brengen. Daar kunnen wij alleen maar naar uitzien.
Uw maatschappelijke en politieke ervaring voorspelt een interessante verdere bijdrage aan het werk van deze Kamer. Wij wensen u daarmee veel succes.
Ik schors de vergadering om de collegae de gelegenheid te geven, u geluk te wensen met uw maidenspeech.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De tijdelijke voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Pijlman. Ook hem stel ik op de hoogte van het feit dat hij tijdens zijn maidenspeech niet geïnterrumpeerd kan worden.
De heer Pijlman i (D66):
Mevrouw de voorzitter. De wind gaat weer uit een andere hoek waaien. Het is een eer om in het midden van deze Kamer een maidenspeech te mogen houden over het wetsvoorstel wind op zee. Weinig mensen van binnen en buiten deze Kamer zullen er niet van doordrongen zijn dat de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen voor onze energiehuishouding sterk verminderd moet worden. Nederland loopt daarbij bepaald niet voorop. We zijn te veel gewend geraakt aan Groningse aardgasvelden, die onuitputtelijk leken. Bovendien zagen we niet welke maatschappelijke nadelen bij de winning van aardgas optreden. Daar worden we in Groningen mee geconfronteerd. Met de vele gasinkomsten bouwden we overigens vooral de verzorgingsstaat op.
Wind op zee kan een belangrijke bijdrage leveren om onze samenleving duurzamer te maken. Daarvoor doen we het. Bovendien kan het bijdragen aan het versterken van onze offshore-industrie, die gebruik zal moeten maken van innovatieve processen. Dat kan duizenden nieuwe banen opleveren. Maar er zijn ook nadelen. De kosten zijn hoog. De windmolens kunnen eerst alleen met veel overheidsgeld draaien. Tegelijkertijd dienen we de overheidsbestedingen af te wegen tegen de kosten van fossiele brandstoffen. Deze zijn vaak verborgen in de milieu- en ecologische schade, die hoger en hoger wordt en bedreigend is.
Dit wetsvoorstel is een uitwerking van het energieakkoord, waarin is afgesproken dat het kabinet een kader schept om de opschaling van wind op zee mogelijk te maken. Het uitgangspunt van het voorstel is dat windparken uitsluitend gebouwd mogen worden op locaties die aangewezen zijn in kavelbesluiten, die op hun beurt zijn aangewezen in het Nationaal Waterplan. In de voorbereiding op een kavelbesluit wordt dan de milieueffectrapportage opgesteld. Alhoewel de windparken op geruime afstand van de kust worden gerealiseerd, is er bij de kustgemeentes onrust ontstaan over de aan te wijzen locaties. Wil de minister ons informeren over de wijze waarop de belangen van de toeristisch-recreatieve sector afgewogen worden tegen een aanpak die voor een aanvaardbare prijs windenergie mogelijk maakt? Dat geldt temeer wanneer open wordt gelaten dat het in principe mogelijk is om ook tussen de tien en twaalf zeemijlen windparken te realiseren. Het moet mogelijk zijn om kosten-batenanalyse te maken, om de economische schade voor de toeristisch-recreatieve sector te minimaliseren. In de motie-Van Veldhoven/Agnes Mulder die in de Tweede Kamer is aangenomen, wordt om deze analyse gevraagd.
Wij begrijpen dat er in het Nationaal Waterplan 2016-2021 een procedure gevolgd zal worden om mogelijkerwijs tot twee kleine locaties te komen binnen de twaalfmijlszone, zodat er clustering van zichtlocaties plaatsvindt. Wij dringen erop aan dat daarbij alle alternatieven worden onderzocht en de uitkomsten van het onderzoek openbaar worden gemaakt voordat het ontwerp ter inzage wordt gelegd. Graag een reactie van de minister op dit punt.
Het is goed dat de minister vaart zet achter de uitrol van de voornemens, zodat al dit jaar op de eerste tenders ingeschreven kan worden. Is het juist dat dit jaar voor twee parken van ieder 350 MW een tender wordt uitgeschreven?
Alhoewel de minister nu vaart maakt, wijzen verschillende partijen, waaronder de Algemene Rekenkamer, erop dat het voor ons land buitengewoon lastig wordt om de duurzaamheidsdoelstellingen voor 2020 en 2023 te halen. Dat baart de D66-fractie grote zorgen. Wij kunnen het ons niet veroorloven om steeds verder achterop te raken. Ons milieu en onze samenleving verdienen beter. Bovendien wordt ons internationale aanzien daardoor geschaad. Wie realistisch is, weet dat er nu extra maatregelen nodig zijn op allerlei gebieden. Naast windenergie, zonne-energie, biomassa en geothermie, dient vooral ook energiebesparing veel meer prioriteit te krijgen.
Daarnaast verwachten wij, ook in het wetgevingstraject STROOM, initiatieven van het kabinet waarmee niet alleen de energiereuzen de ruimte krijgen, maar juist ook de burger wordt beloond als hij duurzame energie produceert en levert. Voor ons is het principe "people in power" de werkelijke liberalisering van de energiemarkt. Daarbij produceren burgers en bedrijven zelf energie en leveren ze die aan elkaar tegen normale tarieven door gebruik te maken van de energie-infrastructuur. Gecombineerd met de innovatieve kracht van mkb-bedrijven kan dat nieuwe producten, diensten en werkgelegenheid opleveren.
Wetende dat we achterlopen op de duurzaamheidsdoelstellingen, zouden wij ook graag zien dat het kabinet nu al de scenario's ontwikkelt om in 2050 fossielvrij te zijn. Wat gaat het kabinet nu doen om de duurzaamheidsdoelstellingen te halen en de komende jaren niet verloren te laten gaan? Welke nieuwe beleidsmaatregelen bereidt de minister voor? De D66-fractie verwacht dat de minister met name in de plannen voor een nieuw belastingstelsel met initiatieven voor vergroening komt. Wij horen graag zijn reactie; het zou een mooie primeur zijn.
Optimisme is goed maar realisme is beter om resultaten te halen. De minister gaat er in zijn optimistische verwachtingen van uit dat er in 2024 40% kostenreductie kan worden gerealiseerd door beleids- en technische innovaties. Het is voor mijn fractie onduidelijk waar die 40% op is gebaseerd. Ook zou mijn fractie graag inzicht krijgen in de vraag voor welk deel van de kostenreductie de overheid precies verantwoordelijk is. Voor de D66-fractie is dit een onduidelijk element in de voorstellen, waarop wij graag de reactie van de minister horen.
Het kabinet gaat ervan uit dat de doorlooptijd voor de aanleg van windparken op zee vier jaar is. Gezien de ervaringen elders zou dat echt een beleidsinnovatie zijn. Waar is dit optimisme op gebaseerd? Anders gezegd, kan de minister ons het proces en de doorlooptijd schetsen van de realisatie en de levering van de parken? Is in de door de minister geschetste vier jaar ook de realisatie van de netaansluiting door TenneT opgenomen?
Het ministerie gaat ervan uit dat na de toekenning van de projecten bedrijven zich daar niet uit terugtrekken, maar de huidige praktijk leert anders. Waarop is dit optimisme gebaseerd?
De lopende SDE- en SDE+-projecten leveren gemiddeld 26% minder op dan het theoretisch maximum waaraan de minister telkens refereert wanneer hij over de doelrealisatie spreekt. Is dit gefundeerd optimisme of een gebrek aan realisme?
Voorkomen dient te worden dat productiepieken van windenergie leiden tot overbelasting van het elektriciteitsnet, waardoor groene stroom goedkoop aan de buurlanden verkocht moet worden, zoals in Duitsland regelmatig gebeurt. Ziet de minister dit ook als een reëel scenario voor Nederland? Zijn wij in staat om windenergie op te slaan en daarmee de windstille dagen te compenseren, zodat wij het maximale ecologische en financiële rendement kunnen halen? Is het kabinet voornemens om in opslag te investeren?
Wie het wetsvoorstel Windenergie op zee overdenkt komt al snel tot de conclusie dat een Europees energiebeleid noodzakelijk is zodat er ook internationale en samenhangende afwegingen kunnen worden gemaakt. Een gezamenlijke Energie Unie is om meerdere redenen wenselijk: vanuit geopolitiek, economisch en ecologisch standpunt. Bovendien houdt ook de wind zich niet aan grenzen. Welke stappen zet het kabinet om de voorgenomen inspanningen rond windenergie in te passen in een gewenst Europees kader?
Vorige week kwamen de leiders van de G7 in Elmau bij elkaar, waar ze ondubbelzinnig verduurzaming opnieuw op de agenda zetten. Het gaat te langzaam en onze ambities moeten omhoog, was de boodschap. Dat geldt zeker ook voor Nederland. Een duurzame energiehuishouding is een voorwaarde voor gezonde economische groei!
Voorzitter, met belangstelling wacht de D66-fractie de reactie van de minister af op onze vragen en opmerkingen.
De tijdelijke voorzitter:
Mijnheer Pijlman, mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. U bent de derde op rij die op de eerste dag dat dit mogelijk is uw maidenspeech houdt. Staat u mij toe om ook bij u iets van uw achtergrond te schetsen.
U bent uw werkende leven begonnen als leraar geschiedenis aan het Kamerlingh Onnes College te Groningen. Vanaf 1985 was u in Groningen ruim vijftien jaar gemeenteraadslid. Daarvan was u de laatste tien jaar wethouder van onderwijs, sport, cultuur en bestuurlijke vernieuwing. Als wethouder had u een belangrijke rol bij de komst van sportcentrum Kardinge, bij de redding van FC Groningen en bij de oprichting van "brede scholen"; dit zijn basisscholen waarbij verschillende sectoren samenwerken aan een brede leer- en leefomgeving in de vrije tijd én op school. Met het bedenken van dit concept hebt u een belangrijke stempel gedrukt op het onderwijs. Ook was u als wethouder verantwoordelijk voor het organiseren van meerdere lokale referenda.
Van 2000 tot 2004 was u lid en plaatsvervangend voorzitter van het college van bestuur van de Hanzehogeschool te Groningen. Sinds september 2004 bent u daar bestuursvoorzitter. Daarnaast bent u de afgelopen jaren betrokken geweest bij de oprichting van het "technasium", een onderwijsformule voor het voorgezet onderwijs waarbij de bètavakken centraal staan.
In een interview in Het Financieele Dagblad dit jaar gaf u aan dat op uw werkkamer een serie druksels hangt over de Chassidische Legenden. Dit zijn vertellingen vol wijsheid en humor, met een sterke zeggingskracht. Mogen die een inspiratiebron zijn voor uw bijdragen aan het plenaire debat. Ik wens u veel succes met uw verdere bijdrage aan het werk van deze Kamer.
Alvorens de vergadering te schorsen om de collegae de gelegenheid te geven u geluk te wensen met uw maidenspeech, vraag ik eerst even of een van de leden nog het woord wenst in eerste termijn. Ik constateer dat dit niet het geval is.
De vergadering wordt van 15.35 uur tot 16.10 uur geschorst.
De tijdelijke voorzitter:
We gaan thans verder met de behandeling van het wetsvoorstel Regels omtrent windenergie op zee oftewel de Wet windenergie op zee. Ik geef het woord aan de minister van Economische Zaken.
Minister Kamp i:
Mevrouw de voorzitter. Ik zou willen beginnen met het feliciteren en gelukwensen van de woordvoerders die vandaag hun maidenspeech hebben gehouden, te weten mevrouw Meijer, de heer Dercksen en de heer Pijlman. Als het met zulke doorwrochte verhalen ook de komende jaren steeds zal gaan in de wisselwerking tussen de Eerste Kamer en de regering dan denk ik dat we een mooie toekomst tegemoet kunnen zien. Ik feliciteer de woordvoerders ook met het feit dat zij al in de gelegenheid zijn om vandaag hun maidenspeech te houden. Ik denk dat anderen in de fracties daar met enige jaloezie naar gekeken hebben, want het is toch fijn als je na zo'n eerste dag al meteen volop aan alles deel kunt nemen en niet nog even een beetje aan behoeft te hikken tegen je maidenspeech. Dus het is voor hen en voor ons allemaal vandaag wat dat betreft een feestelijke dag.
Ik wil ook graag de Kamer danken voor de bereidheid om dit wetsvoorstel vandaag te behandelen. Anders dan de heer Flierman even leek te veronderstellen, is het niet zo dat we dit doen om te proberen onder een referendum uit te komen; we doen dit omdat we er helemaal op gefocust zijn om in het jaar 2020 14% duurzame energie te realiseren en in het jaar 2023 16% duurzame energie. Het halen van die 14% in 2020, gaat, zoals velen al hebben aangegeven, waaronder de Rekenkamer, niet vanzelf. Daar moet veel voor gedaan worden. De voornemens die je hebt, moet je ook daadwerkelijk realiseren., Als er maar een voornemen wegvalt, dan haal je die 14% in 2020 niet. Een belangrijk onderdeel van mijn voornemens is ook het realiseren van wind-op-zeecapaciteit. Daar is dit wetsvoorstel belangrijk voor. Op basis van dit wetsvoorstel kan de verdere procedure tijdig worden afgerond om ervoor te zorgen dat we in het jaar 2015 de eerste tender kunnen openen en in het jaar 2019 de eerste windmolens op zee in het kader van dit nieuwe traject kunnen laten draaien. Daarom heb ik al een jaar geleden gezegd, zowel schriftelijk als mondeling in het verkeer met de Tweede en de Eerste Kamer, dat ik graag wil dat op 1 juli 2015 deze wet in werking kan treden. Dat dit nu mogelijk is, is in belangrijke mate te danken aan de Eerste Kamer die bereid was om dit wetsvoorstel zo snel in behandeling te nemen. Ik weet dat ook de fractie van de heer Flierman daaraan op haar eigen manier een bijdrage heeft geleverd.
Vervolgens wil ik iets zeggen over de uitspraken die gedaan zijn door de leiders van de G7, de grote landen van de wereld, met enkele uitzonderingen, die bij elkaar zijn gekomen om over een aantal dingen te spreken, zoals duurzame energie. Ze hebben gezegd dat we ervoor moeten zorgen dat de opwarming van de aarde aan het eind van deze eeuw tot 2o Celsius beperkt wordt. We weten dat als er niet zeer krachtig wordt ingegrepen, aan het eind van deze eeuw de opwarming 3,5o Celsius zal zijn De gevolgen daarvan voor de aarde zijn zeer ingrijpend, zoals onlangs nog eens is geschetst door het Internationaal Energieagentschap. Om die 2o Celsius te realiseren moet er een heleboel gebeuren. Ik ben blij dat ook landen als de Verenigde Staten van Amerika zich nu hieraan gebonden voelen en dat die dit voor elkaar willen krijgen, namelijk niet meer dan 2o Celsius opwarming aan het eind van deze eeuw. Er zal nog een heleboel moeten gebeuren, zeker ook door de Verenigde Staten van Amerika. Wij als Nederland zullen ook nog veel moeten doen, maar ik zou blij zijn als alles waar we binnen enkele jaren toe overgaan, wind op land, wind op zee, aardwarmte, zonne-energie en vergisting, dus alle initiatieven die we nu nemen en die we op korte termijn gaan realiseren, ook door al die G7-landen zou worden gerealiseerd. Naar aanleiding van de door mij gewaardeerde uitspraak van de G7 ga ik niet wat extra's doen maar ben ik mij er wel zeer van bewust dat met de doelstellingen van 14% en 16% wij er absoluut niet zijn. Het kabinet heeft dan ook de ambitie om in het jaar 2050 een volledig duurzame energiehuishouding te hebben in een internationale context en om die bovendien betrouwbaar en betaalbaar te laten zijn. Wij zullen graag optrekken met alle andere landen ter wereld, zeker met de G7, ook straks in Parijs, opdat we afspraken maken om die doelstelling te realiseren. Wat we hier vandaag bespreken draagt daar in belangrijke mate aan bij.
Er is vaak gesproken over draagvlak. Ik denk dat daar terecht over gesproken is, maar we realiseren ons allemaal dat de dingen die moeten worden gedaan om nationaal iets voor elkaar te krijgen, altijd op bepaalde plekken in het land extra impact hebben. Het draagvlak dat je nationaal hebt, is niet per definitie op iedere plek te verkrijgen, omdat de afweging tussen datgene waar bepaalde personen in de praktijk mee worden geconfronteerd — terwijl anderen misschien nergens mee worden geconfronteerd — en het nationaal belang anders kan uitvallen. Het is dus belangrijk om het draagvlak ook nationaal te bezien, daarvoor je verantwoordelijkheid te nemen en daarnaast te werken aan regionaal draagvlak. Ik kom daar straks nog op terug.
Wat betreft het nationale draagvlak zijn er voor mij twee belangrijke gegevens. Het eerste is het regeerakkoord. Er zijn verkiezingen geweest voor de Tweede Kamer. De grootste politieke partijen kwamen er samen uit met een regeerakkoord. Ze hebben daarin de doelstellingen vastgelegd waar we nu over spreken: 14% en 16%. Het tweede gegeven is het energieakkoord. Alle betrokken partijen, van de natuur- en milieubeweging tot elektriciteitsproducenten en daartussenin nog 38 andere partijen, waaronder de georganiseerde werkgevers en werknemers, hebben met elkaar afgesproken dat zij deze doelstellingen willen realiseren en dat zij daar allemaal een bijdrage aan leveren. Op die manier hebben we een belangrijk draagvlak gecreëerd.
De uitvoering van het energieakkoord is in volle gang. Sommigen haalden de conclusies van de Rekenkamer aan, die kritisch was op dat punt. De Rekenkamer heeft zich bij die kritiek gebaseerd op een vroege conceptversie van het Energierapport 2014. Die conceptversie kon de Rekenkamer toen tot zijn beschikking hebben. Daar heeft men zijn conclusies op gebaseerd, maar sindsdien is er veel gebeurd. Over wind op land heb ik met alle provincies afspraken gemaakt. Ten aanzien van die ene provincie waar dit niet tot eenstemmigheid of overeenstemming leidde, Friesland, heb ik mijn eigen verantwoordelijkheid genomen. Ik heb daarover zelf het besluit genomen. Dat betekent dat we met wind op land een heel eind verder zijn gekomen.
Met wind op zee zijn we ook veel verder gekomen, omdat ik daar de regie heb genomen. Ik heb de locatiekeuze zelf gemaakt. De onderzoeken doen we zelf. We hebben het tijdpad vastgesteld. Het subsidiesysteem is beschikbaar. Het net op zee is geregeld. De Wet windenergie op zee is nu hier in de Eerste Kamer aan de orde. Dat betekent dat we ook op dit punt heel veel verder zijn. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, kunnen we aan het einde van dit jaar de eerste tender voor 2 x 350 megawatt in het gebied Borssele realiseren. In het jaar 2016 kan dan het volgende windpark in het gebied Borssele worden gerealiseerd. In 2017, 2018 en 2019 kunnen vervolgens de andere beoogde windparken voor de Hollandse kust worden gerealiseerd. Sindsdien is er dus veel gebeurd. Ik heb mij bij alles wat ik heb gedaan, steeds aan de afspraken gehouden. Ik ben ook van plan om dat te blijven doen, want afspraak is afspraak. Als dagelijks bestuurder is het mijn taak om ervoor te zorgen dat de politieke ambities en de maatschappelijke ambities worden verwezenlijkt.
De heer Flierman i (CDA):
Mag ik de minister een kleine vraag ter verheldering stellen? Hij zegt dat de parken voor de Hollandse kust in 2017, 2018 en 2019 worden gerealiseerd. Betekent dat ook dat de besluitvorming over de SDE-subsidie, het kavelbesluit en de subsidiebesluiten in die jaren vallen? Of vallen die al in eerder?
Minister Kamp:
Die besluiten vallen eerder. Op 21 juni wordt de inspraakprocedure voor het Nationaal Waterplan afgerond. Dat betekent dat het in september kan worden vastgesteld. De vijf gebieden voor de kust, die in drie clusters zijn samengevat, namelijk Borssele, de Zuid-Hollandse kust en de Noord-Hollandse kust, hebben we daarin vastgelegd. Er komt een herziening van het Nationaal Waterplan, omdat we voor de Hollandse kust, bij de geclusterde locaties, niet alleen buiten de 12 mijlszone maar ook tussen de 10 en 12 mijl windmolens willen realiseren. Over die wijziging zal worden besloten op een later moment. Ik kan alvast zeggen dat het besluit over de vraag of er inderdaad tussen de tien en twaalf mijl windmolens worden gerealiseerd, nog moet worden genomen. Dat zal ook op een ordentelijke manier gebeuren. Het gebeurt op een zodanige manier dat die parken gerealiseerd kunnen worden, zodat ze kunnen bijdragen aan de doelstellingen voor 2020 en 2023. Dit is een procedurewet. De besluitvorming over de locaties voor de Zuid- en Noord-Hollandse kust, in het bijzonder het gedeelte tussen de tien- en de twaalfmijlszone, vindt plaats via een wijziging van het Nationaal Waterplan. Vervolgens wordt de structuurvisie daarop aangepast. In december van dit jaar gaat de wijziging van het Nationaal Waterplan in procedure. De aanpassing van de structuurvisie zal in maart volgend jaar zijn.
De heer Flierman (CDA):
Voor onze afweging is de volgende vraag van belang. Ik begrijp en herken die procedure, maar wat is het moment waarop voor de windparken voor de Hollandse kust onomkeerbare besluiten vallen, in de zin van toekenning van subsidie en verlening van een vergunning omtrent de realisatie van de parken? Vallen die besluiten voor of na een discussie over de evaluatie?
Minister Kamp:
Dat zal pas na het moment van accorderen zijn. Laten we aannemen dat dit gaat gebeuren en dat er tussen de tien- en twaalfmijlszone windmolens zullen worden gerealiseerd. Eerst zal op een ordentelijke wijze de procedure inzake de locaties verlopen en zal de wijziging van het Nationaal Waterplan worden doorgevoerd. Pas daarna kan de zaak definitief worden, en niet daarvoor al. Ik kom straks nog even terug op de precieze data, als ik op de specifieke vragen van de heer Flierman inga.
Voorzitter. Het is misschien ook goed om ons te realiseren waar we nu mee bezig zijn wat betreft de omvang van het project Windenergie op Zee. We hebben op dit moment al windmolens staan. De windmolens die het dichtste bij de kust zijn, staan op zes mijl afstand. Onze planning nu is dat de windmolens op een afstand van tien mijl en verder komen te staan. We hebben windmolens die in aanbouw zijn. Het totaal van wat er nu is en wat er in aanbouw is, is 1.000 megawatt. Er komt nog 3.500 megawatt bij op grond van wat nu in uw Kamer voorligt. Als dat allemaal is gerealiseerd, hebben we 3,1% van het totale Nederlandse energieverbruik afgedekt. Wij spreken soms vrij gemakkelijk over de overgang van 4,5% à 5% op dit moment naar 14% in 2020 en 16% in 2023. Maar realiseert u zich dat het hele project Windenergie op Zee, wat er is, wat erbij komt en wat er op grond van vandaag bij kan komen — dat is 4.500 megawatt — goed is voor 3,1% van het totale Nederlandse energieverbruik. Van het totale Nederlandse elektriciteitsverbruik is dat 15%. Als je het omzet naar huishoudens toe, wordt het totale elektriciteitsverbruik van 5 miljoen huishoudens in Nederland gedekt door windmolens die straks in 2023 voor de Nederlandse kust gaan draaien. Dat is dus de omvang van het project waar we mee bezig zijn.
Misschien kan ik in dit verband alvast even ingaan op hetgeen de heer Dercksen zei. Hij zei dat windmolenparken op zee worden vertraagd of worden gestopt. Dat is een misverstand. Laten we kijken naar de landen in onze omgeving. Ik heb al aangegeven dat Nederland in 2023 naar 4.500 megawatt gaat. Duitsland heeft nu 916 megawatt en wil in 2020 naar 6.500 megawatt. Denemarken heeft nu 1.268 megawatt en wil in 2020 naar 2.750 megawatt. Het Verenigd Koninkrijk heeft nu 4.259 megawatt en wil in 2020 naar 10.000 megawatt. Je ziet dat daar een snelle groei van wind op zee wordt gerealiseerd. Ook in Nederland zijn we van plan om dat te gaan doen. Ook in andere landen, zoals Japan, China en Korea, wordt gewerkt aan wind op zee. In die landen wordt ook graag met ons samengewerkt. Wij werken ook graag met die landen samen, om te bekijken hoe we elkaar kunnen helpen en wat we samen kunnen realiseren.
De parken die wij nu gaan realiseren op grond van het voorstel dat voorligt in de Kamer hebben, als het voorstel wordt aangenomen, betrekking op drie geclusterde locaties, vijf kavels van ieder 700 megawatt. Er worden dit jaar bij Borssele twee kavels van 350 megawatt uitgegeven. Bedrijven kunnen dus inschrijven op 350 megawatt maar ze kunnen ook op beide kavels van 350 megawatt inschrijven en dan in totaliteit voor 700 megawatt. Volgend jaar komt er weer 700 megawatt beschikbaar. Daarna gaat het nog drie jaar door. Ik heb al gezegd dat ik de regie van dit systeem op mij heb genomen. Het wetsvoorstel regelt dat het nieuwe systeem mogelijk wordt gemaakt. Hiermee wordt de procedure mogelijk gemaakt. Bovendien wordt er vastgelegd dat windparken niet buiten de aangewezen windenergiegebieden mogen liggen. Die aangewezen windenergiegebieden zitten in het Nationaal Waterplan. Dat is er al. Dat is in procedure. Momenteel is het in de inspraak maar die wordt binnenkort gesloten. De vaststelling vindt eind dit jaar plaats. De wijziging komt daarna aan de orde. Daarbinnen moeten de windparken komen te liggen. Daarbuiten mag niet. Het is belangrijk om het op die manier te doen omdat er in de Noordzee sprake is van heel veel andere belangen. Ik noem het belang van Defensie bijvoorbeeld, maar er zijn ook gebieden waar zand wordt gewonnen. Het allerbelangrijkste wat betreft de Noordzee is dat het bijna, of misschien wel helemaal, het drukstbevaren stukje zee van de hele wereld is en dat er moet worden vastgehouden aan de scheepsroutes. De afgelopen vijf jaar is er in internationaal verband druk onderhandeld over die scheepsroutes. De gehele procedure is internationaal doorlopen. In 2013, heel recent dus, zijn de scheepsroutes vastgelegd. Die moeten wij respecteren. Wij kunnen geen windmolens in de scheepsroutes plaatsen.
Daarmee ben ik bij de reden waarom wij een stukje van tussen de tien- en de twaalfmijlszone nodig hebben. De reden heeft betrekking op de scheepsvaartroutes. Om de kosten te drukken, is het belangrijk dat wij standaardiseren. Daar hoort een vertaling bij. Dat is die vijf keer 700 megawatt. Dat is ook de hoeveelheid megawatts die Tennet aan kan met de centrale erbij voor de verbinding met het land. Die 700 megawatt kun je voor de Zuid- en Noord-Hollandse kust niet realiseren zonder voor een stukje binnen de twaalfmijlszone te gaan. De reden dat wij voorstellen om voor een stukje binnen die twaalfmijlzone te gaan, is dat wij aan de achterkant geen ruimte meer hebben omdat wij dan in de scheepvaartroutes zitten.
Het aanwijzen van windenergiegebieden op zee wordt in dit wetsvoorstel niet geregeld. We regelen ook niet de financiering, want dat gebeurt in het kader van de SDE+ en de subsidietender die daarvoor geldt. We wijzen Tennet ook niet als netbeheerder aan in het wetsvoorstel. Dat gebeurt in de wet STROOM die wij op 4 mei 2015 hebben ingediend bij de Tweede Kamer. Mevrouw Vos en mevrouw Huijbregts vroegen wanneer dat wetsvoorstel bij de Eerste Kamer wordt ingediend. Ik wou dat ik dat kon zeggen. Mevrouw Huijbregts kent mijn antwoord waarschijnlijk al wel. Als het aan mij ligt, komt dat wetsvoorstel heel snel bij de Eerste Kamer. De Tweede Kamer is begonnen met de schriftelijke behandeling. Die Kamer is net zoals deze Kamer zeer gemotiveerd om te zorgen voor voortgang, dus ik verwacht dat het wetsvoorstel redelijk snel na het zomerreces een vervolg zal krijgen. Ik zal mijn best doen om de procedure snel te laten verlopen, zodat het wetsvoorstel snel naar deze Kamer kan maar de precieze datum kan ik nog niet geven. Ik ben wat dat betreft in handen van de Tweede Kamer.
De tender voor de eerste windmolens die voor de kust van Borssele worden gerealiseerd, twee keer 350 megawatt, bij elkaar 700, gaat eind van dit jaar open. De 700 megawatt die volgend jaar via een tender wordt uitgegeven, zal naar verwachting in oktober 2016 opengaan. Van die twee clusters, in totaal 1400 megawatt, is het de bedoeling dat die al in 2020 gaan draaien. Dat is absoluut nodig om mijn doelstelling voor 2020 te realiseren. De andere tenders zullen gaan bijdragen aan de doelstelling voor 2023.
Misschien kan ik ook al iets zeggen over de kosten van de verschillende parken. Er is nog gesproken over twee alternatieven in plaats van de locaties die nu aan de orde zijn, Borssele, Hollandse Kust Zuid-Holland en Hollandse Kust Noord-Holland. Die twee alternatieven zijn IJmuiden Ver en Boven de Waddeneilanden. Voor IJmuiden Ver heeft de ECN de kosten berekend op 15,7 cent per kilowattuur. Voor Boven de Waddeneilanden is 15,5 cent per kilowattuur berekend. Voor de beide parken die voor de Hollandse kust komen, geldt een prijs van 13,3 en 13,6 cent per kilowattuur. Dat betekent dat de verder gelegen parken aanmerkelijk duurder zijn. Ik zie het ook als mijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat wij de hoge kosten beheersen. Als het dus op een verantwoorde manier goedkoper kan, moeten wij dat volgens mij doen. Dat is ook de basis van het voorstel dat ik de Kamer heb gedaan. Het klopt niet dat wij met berekeningen moesten komen of IJmuiden Ver financieel interessant zou zijn. In de Tweede Kamer dacht men dat IJmuiden Ver voor dezelfde prijs zou kunnen als de parken voor de Hollandse kust. Toen heb ik aangegeven dat ik op de berekening zou wachten en dat ik de industrie de gelegenheid zou geven om daar duidelijkheid over te scheppen. Ik kreeg echter niets van de industrie. Ik heb het vervolgens gevraagd, maar toen kreeg ik als antwoord dat men niet met gegevens zou komen die die stelling zouden onderschrijven. Dat betekent dat IJmuiden Ver aanmerkelijk duurder is dan wat wij voor de Hollandse kust gaan realiseren. Het is wel zo dat wij ook die locaties in de toekomst nodig kunnen hebben, want we zijn er nog niet in 2023. Ik wijs op 2050 en op de uitspraak van de G7, die hopelijk wordt waargemaakt. Er komen ook nog opgaven voor na 2023. In de tussentijd zullen de kosten naar verwachting dalen als gevolg van de opgedane ervaringen en de innovatie. Dat betekent dat in de toekomst, als mogelijk een beroep wordt gedaan op de locaties IJmuiden Ver en Boven de Waddeneilanden, de bedragen lager zullen zijn dan die op dit moment zijn. Op dit moment is het niet verstandig om naar die locaties te kijken omdat ze te veel geld gaan kosten.
In het schema dat is opgesteld voor de uitrol van wind op zee, wordt waargemaakt wat wij in het energieakkoord hebben afgesproken, zelfs iets meer dan dat, want er is sprake van een versnelling ten opzichte van het energieakkoord. Dat lijkt mij positief. Wij hebben er met zijn allen belang bij dat dit gaat gebeuren.
Mevrouw Vos sprak ook over de bestaande vergunningen. Voordat ik inga op de punten die de woordvoerders hebben ingebracht, kan ik daar iets over zeggen. Ik ben niet lichtvaardig voorbijgegaan aan de bestaande vergunningen. Destijds hadden we de systematiek dat je, om te kunnen meedoen in een subsidieverdeling, eerst een vergunning moest hebben. Er was sprake van negen vergunningen maar er waren maar twee locaties waarvoor subsidie kon worden toegezegd. Er bleven dus zeven vergunningen over die verder geen nut hadden. De Tweede Kamer vond toch dat die vergunningen moesten blijven bestaan. Dat is gebeurd. Het was wel in strijd met de destijds afgesproken procedure, maar vooruit. Ik stond nu voor de vraag wat ik met die vergunningen moest doen. Als ik die zou hebben gehonoreerd, zouden wij de vijf locaties, gebundeld in drie clusters — op een plek die de kosten zo laag mogelijk houdt — niet optimaal hebben kunnen benutten omdat de oorspronkelijke vergunningen stukjes uit die locatie weg zouden halen. Dan zou je een klein aantal windmolens krijgen op een locatie waar meer windmolens zouden kunnen komen. Vanwege het feit dat dit kleine aantal windmolens al was gerealiseerd, zou het grote geheel niet meer kosteneffectief kunnen worden gerealiseerd. Het zou financieel erg ongunstig zijn om die vergunningen te laten bestaan.
Daar komt nog bij dat die vergunningen gebaseerd zijn op de techniek van destijds. Inmiddels is de techniek verder, dus die vergunningen zouden sowieso weer aangepast moeten worden. Ook dat zou tot vertraging hebben geleid. Dus er zou sprake zijn van hogere kosten, minder mogelijkheid om wind op zee te realiseren en vertraging. De sector heeft de gelegenheid gehad om met een voorstel te komen. Dat voorstel is gekomen, maar voldeed niet aan de voorwaarden. Toen heb ik het besluit moeten nemen om die vergunningen te laten vervallen. Ik heb het inmiddels ook afgewikkeld met de bedrijven die het betreft. Ik heb deze kwestie ook in de Tweede Kamer afgehandeld. Wat mij betreft zijn de bestaande vergunningen nu dus buiten beeld.
Ik ga naar de vragen en opmerkingen die door de diverse woordvoerders naar voren zijn gebracht. Het is goed om met de heer Flierman te beginnen. Ik heb een van zijn punten al behandeld. Dat ging over het referendum en de datumkeuze. Ik hoop dat ik daar duidelijk over ben geweest. De heer Flierman heeft gesproken over de G7. Ook daar ben ik al op ingegaan.
De heer Flierman gaf aan dat hij het verduurzamingsbeleid eerder wil evalueren dan in 2016. Ik wil mij houden aan de afspraken. Als je met 40 partijen een energieakkoord hebt afgesloten, als je daarvoor ook steun hebt gekregen in de Tweede Kamer, als je in overeenstemming met het regeerakkoord handelt, zijn dat heel belangrijke ankerpunten voor je beleid. Ik wil daar niet van afwijken. Ik heb afgesproken dat we in 2016 gaan evalueren. Dat doe ik dan dus niet in 2017 of in 2015.
Wat er wel gebeurt, is het volgende. In onze Nationale Energieverkenning 2015, die in oktober verschijnt, zullen we al in beeld brengen of er eventueel ergens knelpunten aan zitten te komen en tekorten ontstaan richting onze doelen. Als dat het geval is, zal ik alvast verkenningen starten om te bekijken hoe we kunnen reageren als die tekorten zich effectueren in 2016. Ik zal de uitkomst van de verkenningen betrekken bij de evaluatie in 2016, om vervolgens te kunnen bezien wat we dan moeten doen om alsnog de doelstellingen te kunnen realiseren die we ons hebben gesteld.
De heer Flierman vroeg naar een businesscase voor de windmolens voor de kust.
De heer Flierman (CDA):
Ter verduidelijking en alvast vooruitlopend op de tweede termijn, het volgende. De minister zegt: als de Nationale Energieverkenning oplevert dat er tekorten zijn, dus dat we minder duurzame energie gaan opwekken dan we ambiëren, ga ik alvast op zoek naar alternatieven. Gaat hij los daarvan ook bekijken of de ontwikkeling van de technologie en alles wat daarmee samenhangt perspectief op alternatieven opent? Dit is mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag is als volgt. In 2016 is een evaluatie afgesproken. 2016 is een heel jaar, dat is een lang tijdvak, zeker gerelateerd aan de besluitvorming die we eerder ter sprake brachten rond het Nationaal Waterplan en de herziening daarvan. Wanneer in 2016 verwacht de minister de evaluatie?
Minister Kamp:
Ik kan niet aangeven wanneer precies in 2016 de evaluatie zal zijn. Ik vind dit wel iets waarover duidelijkheid moet komen voor de heer Flierman en de gehele Eerste Kamer. Ik zal daarom een tijdplanning voor de evaluatie wisselen met de Eerste Kamer.
Wat betreft alternatieven en innovatie het volgende. Er is niemand die zo boven op de innovatie zit als wij dat doen. Wij hebben vanuit het ministerie van Economische Zaken de topsector Energie. In die topsector is een aparte kenniseenheid bezig met duurzame energie. We volgen alles wat er gebeurt. We proberen om ontwikkelingen die kansrijk zijn te stimuleren. We proberen om nieuwe ideeën op gang te brengen. Daar is extra geld voor uitgetrokken en daar zal nog meer geld voor beschikbaar komen. Ik ben dus zeer geïnteresseerd in alternatieven. Maar neemt u van mij aan dat het absoluut zeker is dat wij de doelstelling voor 2020 en de doelstelling voor 2023 onmogelijk kunnen halen als we niet een forse windcapaciteit op land en op zee realiseren. Het niet willen realiseren van de windmolens op land en, nu vandaag in de discussie, de windmolens op zee, houdt onmiddellijk in dat je de doelstellingen voor 2020 en 2023 loslaat. Die kun je dan niet realiseren.
Het kan wel zijn dat er over enige tijd dingen komen die goedkoper zijn en die anders zijn, maar die zullen dan zeker niet al hun effect hebben in 2020 en 2023. Dat betekent dat waar wij nu al achterlopen, zoals een aantal woordvoerders zei, we nog verder achter zullen blijven lopen. Dan zijn we rechtstreeks in strijd met onze eigen voornemens, rechtstreeks in strijd met de relevante richtlijn van de Europese Unie, die we ook hebben geïmplementeerd, en rechtstreeks in strijd met de geest van wat de G7 heeft afgesproken.
De tijdelijke voorzitter:
Mijnheer Dercksen.
Minister Kamp:
Op dit moment zijn wind op land en wind op zee een absolute noodzaak.
De heer Dercksen i (PVV):
Waar het kabinet en de PVV nogal van mening over verschillen, is het idee dat er een vorm van urgentie zou zijn. Wij zien die urgentie niet direct, want er is de komende 100 jaar nog een heleboel energie beschikbaar. De G7 heeft die 2°C met een soort natte vinger vastgesteld. Ik heb gisteren nog een wetenschapper gehoord over de vraag waar die 2°C vandaan komt. Het is een getal dat een eigen leven is gaan leiden. De hele internationale component, met China en India en de bevolkingsexplosie in Afrika, heeft natuurlijk een veel grotere impact dan de percentages duurzame energie die wij hier hebben.
De vraag die ik wil stellen, luidt als volgt. Er zijn op het gebied van thorium enorm goede ontwikkelingen. Waarom vallen dergelijke ontwikkelingen niet gewoon onder duurzame energie? Het gaat om een uitstootvrije vorm van energie die beschikbaar is in alle landen waarmee wij vriendelijke relaties onderhouden. Als je ziet hoe de wetenschap zich nu ontwikkelt, is het ook beschikbaar op de termijn waarop de molens op zee, die wij nu bespreken, gaan draaien. Waarom geeft het kabinet niet wat meer voorrang aan dit soort vormen van energie, die vraaggestuurd zijn? Oftewel: als we stroom nodig hebben, zetten we de centrale aan; we krijgen dus niet alleen maar stroom op het moment dat het waait. Waarom kijkt het kabinet niet met meer nadruk naar dat soort vormen van energie?
Minister Kamp:
Thorium is geen alternatief. Er is op dit moment geen thoriumcentrale mogelijk en deze zal binnen een beperkt aantal jaren ook niet mogelijk zijn. Thorium kan misschien iets zijn voor de lange termijn. Dat zou prachtig zijn. Als er alternatieven beschikbaar komen, is dat heel mooi. De windmolens worden gebouwd en gesubsidieerd voor een periode van vijftien jaar. We moeten naar 2030, naar 2050 en ook naar het einde van deze eeuw. Op een gegeven moment kunnen er weer heel andere mogelijkheden zijn. Dat is dan prachtig en die moeten we dan ook vooral benutten. Maar ik ga niet op grond van het woord "thorium" en mogelijke verwachtingen die u daarvan hebt voor de wat verdere toekomst, nu afzien van onze doelstellingen voor 2020 en 2023.
Het kan wel zijn dat u die doelstellingen niet interessant vindt, omdat u van mening bent dat er genoeg fossiele energie beschikbaar is. Ja, wij weten ook wel dat er genoeg fossiele energie beschikbaar is. Maar het gevolg daarvan is internationaal vastgesteld door de Verenigde Naties op een zeer, zeer zorgvuldige manier, en door het Internationaal Energieagentschap in Parijs, ook op een zeer zorgvuldige manier. Het gevolg van die fossiele energie is een voortdurende opwarming van de aarde. Het energieagentschap in Parijs zegt dat als we niets doen maar doorgaan op de koers waarop we op dit moment zitten, er aan het einde van deze eeuw 3,5°C bij is gekomen. We doen een aantal dingen, maar als we niet nog meer gaan doen, is dat het geval. De vertegenwoordiger van het energieagentschap zegt dat als we in die situatie terechtkomen, wij de aarde zoals we die nu hebben niet meer terug zullen kennen. Het is heel verstandig om aan te koersen op die 2°C, die naar voren is gekomen uit al het internationale VN-speurwerk en die nu ook omarmd is door de G7, inclusief de Verenigde Staten van Amerika. U kunt wel de mening zijn toegedaan dat dat niet zo is, en daarom alle maatregelen afwijzen die genomen worden op het gebied van duurzame energie, maar dan ben ik blij dat andere fracties er anders over denken en dat we toch de dingen doen die naar mijn overtuiging nodig zijn.
De heer Dercksen (PVV):
De G7 kan op zijn hoofd gaan staan, maar de Chinese regering zal niet besluiten om haar groeiende bevolking niet te voorzien van energie. In Azië, in India, worden op bijna dagelijkse basis kolencentrales geopend, of we dat nou willen of niet. Wij kunnen hier een doelstelling afspreken, met de G7, of in VN-verband of in EU-verband, maar de Chinese regering gaat echt haar eigen burgers niet in het donker en in de kou zetten. Daar wil ik aandacht voor blijven vragen, want de uitstoot van CO2 gaat in dit millennium, in deze eeuw, gewoon verdubbelen, of we het nou willen of niet. Of wij nou een procentje meer of minder duurzaam gaan produceren, dat zal niet uitmaken op de totale uitstoot van de mens op de wereld. Ik blijf hier staan om eigenlijk toch nog een keer te pleiten voor thorium. De minister zegt dat dat voorlopig niet beschikbaar is, dat dat voor de lange termijn is, maar de eerste proefcentrales gaan binnen een periode van vijf jaar draaien. Dat is een periode waarbinnen die windmolens op de Noordzee nog maar net worden aangezwengeld; dat is niet op lange termijn.
De tijdelijke voorzitter:
Hebt u een vraag voor de minister, mijnheer Dercksen?
De heer Dercksen (PVV):
Ik wil die vraag best herhalen. Thorium is niet voor de lange termijn. Op een termijn van vijf tot tien jaar zijn de centrales operationeel en kunnen we kernafval gebruiken als brandstof. Wie kan daartegen zijn?
Minister Kamp:
Binnen vijf tot tien jaar draaien er geen thoriumcentrales. Als er over vijf jaar een proefcentrale zou draaien, dan zou dat prachtig zijn. We zullen kijken wat daar dan de resultaten van zijn. Dat moet een aantal jaren worden bekeken. Vervolgens kan worden begonnen met het maken van plannen voor producerende centrales. Daar is vervolgens ook vijf tot zes jaar voor nodig. Ik hoop dat zoiets als thorium op een termijn van vijftien tot twintig jaar een bijdrage kan gaan leveren. Overigens is het niet zo dat we hier praten over een procentje meer of minder. Ik weet niet waar de heer Dercksen dat vandaan haalt. Op dit moment is 4,5% tot 5% van de energie duurzaam; in 2020 moet dat 14% zijn, in 2023 16% en in 2050 een volledig duurzame energievoorziening in internationaal verband. Aan het eind van deze eeuw willen we de situatie bereiken waarin we de ontwikkeling die gaande is wat betreft de opwarming kunnen beperken tot 2°C. Dat zal al een heleboel gevolgen hebben, waar dan ook weer allerlei maatregelen voor genomen moeten worden.
De heer Dercksen zegt: de G7 kan op zijn kop gaan staan. Ik denk echter dat het heel belangrijk is dat als we met een internationaal probleem geconfronteerd worden, de grote landen in de wereld de ernst van dat probleem erkennen en daarvoor met elkaar een doelstelling afspreken. Dat is heel dienstbaar, dat helpt zeer bij het vinden van een oplossing. De Chinese regering realiseert zich heel goed wat er gaande is. Die heeft vastgesteld dat er een bepaald jaar is — er wordt gesproken over 2030 — waarin er een absolute piek in de CO2-reductie moet zijn behaald. Ondanks de welvaartsgroei die China moet inhalen vergeleken met andere delen van de wereld, in het bijzonder Europa en Amerika, zal het land de andere kant op moeten gaan. Dat is een nieuw geluid in China dat zeker bijdraagt aan het optimisme dat we nodig hebben om de grote opgave waar we voor staan, de overgang naar duurzame energie, te kunnen realiseren.
Misschien is dit het goede moment om op te merken dat we met elkaar een productiecapaciteit hebben opgebouwd voor fossiele energie: er zijn gascentrales en kolencentrales om elektriciteit te produceren, er staat nog een kerncentrale die elektriciteit produceert en in Duitsland staan bruinkoolcentrales die elektriciteit produceren. Als we die niet meer willen hebben, om de reden die ik net heb beschreven, en we in plaats daarvan duurzame energie willen produceren, dan moet de oude, bestaande capaciteit worden afgeschreven en moet er geïnvesteerd worden in nieuwe capaciteit. Dat kost geld; dat is zeker waar. De overgang van fossiele energie naar duurzame energie kost geld omdat er nieuwe capaciteit moet worden opgebouwd. Dat is een feit dat onweerlegbaar is, dat iedereen onder ogen ziet en waarvoor de rekening betaald moet worden.
Wat het betalen van die rekening betreft, zijn er meerdere ontwikkelingen gaande. Het is wellicht goed om dat in de richting van de woordvoerder van de SP alvast te vermelden. De kosten van de overgang naar duurzame energie worden in rekening gebracht bij de burgers en de bedrijven. Dat heeft een opwaartse druk op de elektriciteitsrekening tot gevolg. Als gevolg van de ontwikkelingen op de markt van gas en olie daalt evenwel de elektriciteitsprijs. Voorlopig is die daling veel groter dan de stijging die er op korte termijn aankomt. Er zijn verschillende ontwikkelingen gaande die van belang zijn voor mensen met lage inkomens, die hun bestedingsmogelijkheden betreft. Het kabinet brengt die ontwikkelingen op het punt van de koopkracht en het kunnen besteden van geld, zeker door mensen met lage inkomens, in augustus bij de begrotingsbehandeling in beeld. Dan kijken we hoe het uitpakt en welke maatregelen nodig zijn. Natuurlijk worden de kosten voor energie, zowel positief als negatief, daarbij betrokken.
Ik was gebleven bij de heer Flierman, die heeft gevraagd naar een businesscase voor de windmolens voor de kust. Wij hebben vastgesteld dat als wij die doelstelling van 14% en 16% willen halen, we alle mogelijkheden die er nu zijn optimaal moeten gebruiken. Dat betekent dat we die windmolens op zee net zo goed nodig hebben als wij de windmolens op land nodig hebben, in de aantallen die nu hier aan de orde zijn. Het is natuurlijk denkbaar dat er geen windmolens op zee worden geplaatst en alle windmolens op land worden geplaatst. De effecten van de groei van het aantal windmolens op land, die doorlopen naar 6.000 MW, plus de 4.500 MW van zee zouden echter voor velen tot onaanvaardbare uitkomsten leiden. Ik denk daarom dat het goed is dat we een balans hebben gezocht tussen wind op land en wind op zee. We hebben daar heel goed naar gekeken en een afweging gemaakt tussen de kosten, de ecologische effecten en de andere effecten. Die zijn geplaatst in een maatschappelijke kosten-batenanalyse op nationaal niveau. Die heeft tot de voorstellen geleid die ik nu heb gedaan. Ik wil het daarbij laten. Ik wil behalve die nationale maatschappelijke kosten-batenanalyse niet nog eens een aparte businesscase maken.
Iets anders is dat we de regionale consequenties voor de kustplaatsen in beeld gaan brengen; de uitvoering van de Tweede Kamermotie waarover de woordvoerders ook al spraken. Ik ben bezig om die nu uit te werken. Ik zal de consequenties voor het gebied — de mogelijk negatieve effecten ten opzichte van het belang van wat we met de windmolens willen realiseren — volgens de wens van de Tweede Kamer uitwerken. Ik verwacht dat voor oktober van dit jaar te kunnen afronden.
De heer Flierman heeft gesproken over het feit dat we nu deze windparken gaan realiseren terwijl die straks misschien niet meer nodig zijn omdat er betere alternatieven voorhanden zijn. Ik hoop dat de heer Flierman inmiddels van mij heeft meegekregen dat wij dit moeten realiseren om de afspraken die wij hebben gemaakt waar te kunnen maken, maar dat mogelijke alternatieven — meer windmolens op zee, verder weg — allemaal aan de orde zullen komen als we verder gaan op de weg van 14% en 16% naar de doelstelling die we voor het jaar 2030 zullen vaststellen, die in een orde van grootte van 27% zal liggen. Daarna komt dan de doelstelling voor het jaar 2050. Wat wij nu doen, is nodig. Er is nog een heleboel in ontwikkeling. Dat zullen wij voor alle toekomstige vervolgacties nog heel goed kunnen gebruiken. In ons plan voor Borssele — de tweede tender, voor volgend jaar — zal een kleine innovatiekavel worden opgenomen zodat bedrijven de gelegenheid krijgen om nieuwe ontwikkelingen op het punt van windenergie in de praktijk uit te proberen. We leren natuurlijk van de parken die al aangelegd zijn; we leren van de parken die in andere landen zijn aangelegd voor wind op zee en van de parken die we nu in Borssele gaan aanleggen. We leren voortdurend. We gaan evenwel ook met een testpark werken om extra ervaring te kunnen opdoen.
De heer Flierman vroeg specifiek in relatie tot Borssele wat we dit jaar willen gaan tenderen. Het antwoord daarop is: twee keer 350 MW, in totaal 700 MW, en volgend jaar nog een keer 700 MW. Hij vraagt: wat kost dat in totaliteit aan subsidie? Het antwoord daarop is 4,3 miljard euro. Het is goed om dat ook eens tegen de heer Dercksen te zeggen. De heer Dercksen heeft vier keer gezegd dat de subsidiekosten voor 3.500 MW op zee 18 miljard bedragen. Ik denk dat Dercksen heel goed weet dat wat hij zegt gewoon niet waar is. Ik heb namelijk schriftelijk gemeld aan zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer dat die niet 18 miljard maar 12 miljard bedragen. Het heeft dus ook geen zin om elke keer "18 miljard" te zeggen. De PVV-fractie in de Tweede Kamer doet dat ook; die zegt voortdurend "18 miljard" terwijl zij weet dat het om 12 miljard gaat. Er gaat 8 miljard subsidie naar de windmolens en maximaal 4 miljard naar de aansluiting van TenneT op het vasteland. De uitgaven van TenneT zullen naar mijn inschatting uitkomen op een bedrag van tussen de 3 en 4 miljard. Dat betekent dat de totale kosten uitkomen op een bedrag tussen de 11 en 12 miljard. Dat geld zal in vijftien jaar worden uitgegeven, vanaf het jaar 2019 als de eerste nieuwe windmolens gaan draaien tot 2034. In die periode zal naar de huidige inschattingen 11 tot 12 miljard aan subsidie voor dit doel worden uitgegeven. Daarvoor krijgen we terug, samen met de 1.000 MW die er al is, dat 5 miljoen Nederlandse huishoudens hun elektriciteit van wind op zee krijgen.
De heer Dercksen (PVV):
Een aantal dingen. Ik begrijp dat de minister ...
De tijdelijke voorzitter:
Mijnheer Dercksen, mag ik u wel vragen uw vraag compact te houden en een vraag te stellen aan de minister?
De heer Dercksen (PVV):
Ik zal ernstig mijn best doen.
Die 18 miljard hebben wij niet helemaal zelf verzonnen. Dat is de cap die de minister heeft, de maximale subsidie die beschikbaar is. Het zou misschien handig zijn als bijvoorbeeld de heer Samsom, die dat recentelijk nog op tv verkondigde, ook de juiste getallen hanteert. Als de minister mij wil opleggen dat de maximale subsidie 18 miljard is, dan klopt dat. Maar we moeten het wel afwachten. Hij zei het net zelf al: de prijs van energie daalt, de olieprijs daalt, de gasprijs daalt, dus we komen heel snel tegen de grens aan van de maximaal beschikbare subsidie. Hij moet het mij dan niet kwalijk nemen dat wij in dat scenario moeten rekenen, want dit is het maximale bedrag dat de huishoudens straks zullen moeten betalen.
Minister Kamp:
Nee, dat is niet zo. Op grond van de huidige inzichten zoals berekend door ECN, dat daarvoor zeer grondig werk heeft geleverd, zijn de totale kosten over een periode van vijftien jaar, te beginnen in het jaar 2019, tussen de 11 en 12 miljard. Het heeft echt geen zin om over 18 miljard te praten.
De heer Flierman heeft gesproken over de locaties voor de kust. Ik ben ingegaan op de uitvoering van de motie-Van Veldhoven/Agnes Mulder. Ik heb gezegd dat de regionale kosten-bateneffecten in beeld worden gebracht in oktober 2015. Ik heb aangegeven hoe het zit met de zeevaartroutes. Ik heb bevestigd dat het definitieve besluit er pas is nadat de partiële herziening van het Waterplan is doorlopen en de structuurvisie begin 2016 aan beide Kamers, ook de Eerste Kamer, is voorgelegd. Ik hoop dat we daar inmiddels samen duidelijkheid over hebben.
De heer Flierman bracht naar voren dat hij energiebesparing als een alternatief ziet. Ik vind energiebesparing van het grootste belang. Vergeleken met andere landen is het helemaal niet slecht wat we in Nederland al aan energiebesparing hebben gedaan. Wij zijn ambitieus voor de toekomst. We zijn op dit moment bezig in de huursector met nul-op-de-meterwoningen. Er wordt al door sommigen over nagedacht of we iets vergelijkbaars met koopwoningen zouden moeten doen. Mensen die in die huurwoningen zitten, betalen minder aan hun energie en wat meer aan huur. Per saldo betalen zij evenveel, maar de winst is dat er geen energie wordt verspild in zo'n huis. Dat is natuurlijk geweldig; ik noem het project Stroomversnelling. Ik hoop dat we op dat punt nog veel meer kunnen bereiken. We zijn ambitieus wat de bebouwde omgeving betreft, de woningbouw. We zijn ambitieus wat de industrie betreft. We hebben daarover afspraken gemaakt in convenanten die aangescherpt worden. Die energiebesparing, die absoluut noodzakelijk is, komt bovenop datgene wat we hier gaan doen. Energiebesparing kan niet hiervoor in de plaats komen. Ik vind dat we dit moeten doen én dat we energie moeten besparen. Dat leg ik graag aan u voor. Ik krijg graag uw steun voor beide: voor energiebesparing en voor het halen van de doelstellingen op het gebied van duurzame energie.
De heer Flierman gaf aan dat bij die energiebesparing de werkgelegenheidseffecten van groot belang zijn. Dat is juist. Wij hebben in het energieakkoord berekend dat per saldo 15.000 voltijdbanen erbij komen. De heer Dercksen zegt dat er banen verdwijnen: de economie wordt vernietigd en de werkgelegenheid wordt vernietigd. Dat is dus niet waar. Er wordt juist een heel gezonde basis onder de economie van de toekomst gelegd en er worden extra banen gecreëerd, te weten die 15.000 voltijdbanen die volgens de berekeningen erbij komen als gevolg van het energieakkoord. De energiebesparingsmaatregelen dragen zeker bij aan de realisatie daarvan.
De heer Dercksen (PVV):
Kan de minister mij in eenvoudig Nederlands uitleggen hoe het banen kan opleveren, als een Nederlands huishouden veel meer voor energie moet betalen en zijn geld derhalve niet aan andere zaken kan uitgeven?
Minister Kamp:
Zeker. Je maakt de transitie van fossiele energie naar duurzame energie en je gaat aan energiebesparing doen. Je accepteert niet dat je maar doorgaat met het opwarmen van de aarde, maar in plaats daarvan ga je over naar iets nieuws. Daarvoor moet een heleboel gebeuren. Er moet een heleboel worden geïnvesteerd. De rekeningen voor die investeringen moeten worden betaald, maar er moet ook werk worden verricht om energie te besparen, om zonnepanelen te ontwikkelen, te plaatsen en te onderhouden, om windmolens te plaatsen en te onderhouden en voor alles wat op het punt van duurzame energie gebeurt. Wij hebben dat bij elkaar opgeteld. We hebben berekend wat per saldo het effect van het energieakkoord is voor de werkgelegenheid: er komen 15.000 voltijdbanen bij. De heer Dercksen zegt dat er banen worden vernietigd en dat de economie wordt aangetast, maar dat is niet waar. Er komt een sterkere en gezondere basis onder de economie en er worden banen geschapen.
De tijdelijke voorzitter:
Mijnheer Dercksen, kort graag.
De heer Dercksen (PVV):
Het wordt een semantische discussie. Een Spaanse universiteit heeft uitgerekend dat een duurzame baan 1,2 reguliere banen vernietigt. De minister kan natuurlijk rekensommen laten maken en 15.000 banen uit de hoge hoed toveren. Dat zijn natuurlijk banen die gesubsidieerd worden, subsidiebanen; vroeger noemden we ze melkertbanen. Als mensen gewoon minder geld te besteden hebben, die molens uit Denemarken en uit Duitsland komen, de investeerders intussen uit China en Arabische landen komen en ons belastinggeld linea recta de grens over rolt, dan is het onmogelijk dat dit soort subsidiehandel in Nederland banen kan opleveren.
Minister Kamp:
Ik zal krachttermen niet gebruiken, zeker niet in de richting van de heer Dercksen, die vandaag zijn maidenspeech heeft gehouden. Maar als er iets semantisch is aan onze discussie, dan is dat zijn inbreng. En als het gaat om een hoge hoed: daar haalt hij zijn teksten uit. Ik kom met berekeningen die zijn uitgevoerd door instanties die in staat zijn om dat soort berekeningen te doen. Daar zitten de deskundigen die daarvoor de tijd nemen, die dat allemaal grondig bekijken en die vervolgens naar beste weten met hun informatie komen. Dat is de informatie waarop ik mij baseer.
Ik heb in de richting van de heer Flierman al iets gezegd over het draagvlak. Ik vind het energieakkoord een uiting van draagvlak. Ik vind het regeerakkoord een uiting van draagvlak. Ik vind dat we ervoor moeten zorgen dat we onze landelijke ambities waarvoor draagvlak bestaat zo goed mogelijk ook regionaal behouden. Het is onvermijdelijk dat op bepaalde locaties waar je meer dan een ander met de gevolgen wordt geconfronteerd, de mensen daar voor zichzelf tot een andere afweging komen. Het kan echter toch nodig zijn dat wij, gelet op het nationale belang, andere beslissingen nemen dan de mensen in het gebied zelf willen. Er moet heel veel worden gedaan om dat draagvlak regionaal en lokaal te verkrijgen. Daar hoort bij dat je zo goed mogelijke plannen hebt en dat je die kunt verdedigen. Daar hoort bij dat je de inspraak serieus neemt. Daar hoort bij dat je, ook als het om windmolens gaat, het convenant tussen de natuur- en milieubeweging en de sector uitvoert om iets terug te doen voor het gebied waar die molens op land komen te staan. Dat is allemaal nodig. Er zal hard gewerkt moeten worden aan lokaal en regionaal draagvlak, maar uiteindelijk is het toch nodig dat wij onze landelijke doelstelling, waarover ik al het nodige heb gezegd, op een verantwoorde manier realiseren. Ik probeer beide voor elkaar te krijgen.
De heer Flierman heeft over de evaluatie gesproken. Ik ben reeds daarop ingegaan.
Mevrouw Meijer van de SP heeft een aantal punten naar voren gebracht. Ik ben ingegaan op haar punt over de mensen met lage inkomens. Ik ben ook ingegaan op de vraag over de kosten van windmolens, als je ze wat verderop in de zee zou plaatsen. Ik heb heel specifiek aangegeven wat de verschillen in prijs per kWh zijn. Om een idee te geven: onze berekening was dat, als we windmolens ter hoogte van IJmuiden zouden realiseren, daarvoor 1,2 miljard extra nodig zou zijn. Ik denk dat dat een heleboel geld is. Die transitie kost sowieso al een heleboel geld. Als je de kosten op een verantwoorde manier kunt beperken, mag je dat niet nalaten.
Mevrouw Meijer gaf aan dat verhoging van de belasting op fossiele brandstof een aardige oplossing zou kunnen zijn. Misschien is het goed om over de veronderstelde subsidiëring van fossiele brandstoffen nog iets te zeggen. Er zijn inderdaad landen waar je voor zeven cent per liter je benzine kunt kopen en waar dus brandstof wordt gesubsidieerd. In Nederland subsidiëren wij de brandstof niet. De subsidie van fossiele brandstof in Nederland is nul. Als we tegemoetkomingen hebben voor de energie-intensieve industrie doen we dat vanwege de concurrentiepositie van de industrie op de wereldmarkt en vanwege de grote werkgelegenheidsbelangen van mensen in IJmuiden en Groningen. Dat doen we niet voor fossiele energie, maar voor alle energie. Het is niet zo dat die bedrijven subsidie krijgen, ze betalen minder heffingen vanwege het belang van de werkgelegenheid. Als wij vrijstelling van accijnzen hebben voor het internationale vliegverkeer en voor de internationale scheepvaart, is dat geen subsidie, maar een vrijstelling van accijnzen die we moeten doen op grond van het Verdrag van Chicago, waaraan we vastzitten en het Verdrag van Mannheim, waaraan we vastzitten. We hebben helemaal niet de mogelijkheid om daarop belasting te heffen. Wij zijn in Nederland wat fossiele energie betreft in een situatie waarin we niet subsidiëren. Voor zover we reducties op belastingtarieven geven, is dat of vanwege de internationale verplichtingen die we hebben of vanwege het feit dat we bedrijven die concurreren op de wereldmarkt niet kapot willen laten gaan en daarmee tienduizenden arbeidsplaatsen zien verdwijnen.
Mevrouw Meijer noemde een punt dat van groot belang is voor haar fractie, namelijk de effecten na de bouw van windmolens op natuur en milieu. Dat is van groot belang. Daarom zullen we aan de kavelbesluiten die genomen zullen worden voorschriften verbinden om de gevolgen voor de ecologie zo veel mogelijk te beperken. Dat staat in de kavelbesluiten voor Borssele I en II. Ik ga die besluiten in juli ter inzage leggen. Dan zal de Kamer zien wat we doen aan het opnemen van voorschriften in verband met de ecologische belangen. Ik noem een paar punten. Er komt een verbod op zware metalen in de opofferingsanodes die gebruikt worden voor de kathodische bescherming. Daarvoor kun je een stof met zware metalen of één zonder zware metalen gebruiken. Ze moeten het doen zonder zware metalen. Verder noem ik een akoestisch afschrikmiddel, waarover bepalingen zullen worden opgenomen. Als er geheid wordt, heeft dat effect op de bruinvissen in het gebied. Dat moet dus op een bepaalde manier worden gedaan, zodat die dieren de gelegenheid krijgen om weg te zwemmen, waarna het heien pas doorgaat. We zullen ook geluidsnormen stellen die bij de bouw niet mogen worden overschreden. Verder zullen we het aantal rotaties van de windmolens aanpassen op basis van de vogeltrek. Als die er is, moeten die molens op een andere manier draaien, zodat je de schade maximaal beperkt. Bovendien zal er in de windparken een systeem aangebracht worden dat de vogelmigratie waarneemt, zodat je daarop kunt reageren in de vorm van het aanpassen van het draaien van de windmolens. Ik vind het punt van de ecologie tijdens en na de bouw van groot belang. Dat zal blijken uit de voorschriften voor de kavelbesluiten die in juli ter inzage komen te liggen.
Mevrouw Meijer verwees naar plaatjes van het ministerie waarop de windmolens zich vaag tegen de horizon aftekenen. Zij sprak zich daar nogal kritisch over uit. Bij zulke dingen handelen we heel zorgvuldig. Als we die toekomstige windmolens willen visualiseren dan laten we dat doen door een bedrijf dat daarin is gespecialiseerd en onafhankelijk is. We geven dat bedrijf geen opdrachten mee. Het bedrijf moet op een goede manier weergeven, hoe het er straks visueel uit gaat zien. Dan moet je rekening houden met de algemeen aanvaarde standaarden voor visualisatie van dit soort activiteiten: het camerastandpunt, de lenzen enzovoorts. Dat wordt allemaal heel nauwkeurig vastgelegd. Natuurlijk wordt er niet gefotoshopt. Je kunt die filmpjes overigens op internet bekijken, waarbij je kunt zien hoe de windmolens eruit zien op diverse afstanden vanaf de kust. De conclusie hoe dat aanzicht wordt beoordeeld, kan men alleen maar zelf trekken. Ik heb daar een opvatting over en ik denk dat iedereen maar een opvatting moet hebben. Dat zal straks bij de besluiten die genomen worden en de inspraak die plaats moet vinden zeker nog aan de orde komen. Als je de windmolens zoals gepland achttienenhalve kilometer uit de kust, dus op tien mijl afstand, neerzet, dan zijn ze in de zomermaanden 35% van de tijd zichtbaar. Dat is afhankelijk van de luchtvochtigheid, de kleur van de lucht, de bewolking enzovoorts. Hoe groot de molens zijn, kan de Kamer zien op die visualisaties.
Mevrouw Meijer begon, hoewel het niet op de agenda staat, over een artikel in NRC Handelsblad over de gasproblemen in Groningen, die gefinancierd zouden worden uit geld dat is bedoeld voor duurzame energie. Wij hebben een begrotingsreserve voor duurzame energie. Dat geld is er voor het overgrote deel niet ingekomen op grond van de opslag voor duurzame energie, op basis van de SDE+-regeling, die vrij recent is ingesteld, maar dat geld is voor die tijd overgeheveld uit de algemene middelen. Het deel uit de algemene middelen is gereserveerd omdat er verplichtingen zijn aangegaan die op een gegeven moment moeten worden waargemaakt. Maar het moment waarop die verplichtingen moeten worden waargemaakt, ligt verder in de toekomst. In de tussenliggende periode is dat op een verantwoorde manier gebruikt om bij te dragen aan het sluitend maken van de begroting van het ministerie van Economische Zaken. Dat is heel logisch. Daar is dus geen geld voor duurzame energie voor gebruikt en het is ook niet zo dat er minder aan duurzame energie wordt gedaan, het zal allemaal gebeuren zoals het moet gebeuren, volgens het daarvoor geldende tijdpad. In de tussenperiode hebben wij de mogelijkheid om er op een verantwoorde manier gebruik van te maken, zoals we dat hebben gedaan. Ik zal daarover naar mijn inschatting na volgende week met de Tweede Kamer nog een debat hebben, waarin ik dat nog wat gedetailleerder zal uitwerken.
Mevrouw Meijer zei dat een al gemaakte afspraak met Zandvoort was afgezegd. Ze vroeg wat we nog meer gaan doen op het punt van overleg met de kustgemeenten. Er was geen aparte bijeenkomst in Zandvoort gepland. Er waren bijeenkomsten in Scheveningen, Noordwijkerhout en Egmond gepland. Die bijeenkomsten zijn in eerste instantie verschoven, omdat ik de visualisaties voor elkaar wilde hebben. Die bijeenkomsten hebben inmiddels plaatsgevonden. Het waren vooral informatiebijeenkomsten, zodat mensen goed voorbereid zijn op de wijziging van het Nationale Waterplan, bijvoorbeeld bij het opstellen van zienswijzen. Als straks op grond van een Tweede Kamermotie de regiobeoordelingen komen, zal er zeker met de bestuurders en de mensen in het gebied worden gesproken. Dat doen we om bij te dragen aan het creëren van draagvlak.
Mevrouw Meijer vroeg zich af, waarom we het gebied in het noorden van ons territoriale vlak niet meer gebruiken, waarmee we een sterkere economische impuls aan Groningen bieden. Ik denk dat de mogelijkheden zeker groot zijn om vanuit Groningen Deense, Duitse en ook Nederlandse parken te gaan bedienen voor wat betreft aanleg en onderhoud. Maar dat geldt niet voor de locatie daarboven, het gebied waarover mevrouw Meijer spreekt, dat over is nadat het Defensiegebied moet worden ontzien. Daar is namelijk een internationaal oefengebied dat Defensie gewoon nodig heeft voor de gevechtsvliegtuigen en de internationale afspraken die daarover zijn gemaakt, maar ook voor de Nederlandse nationale behoefte. Wat er dan overblijft, is onvoldoende om daar 700 megawatt te kunnen realiseren. Wij hebben die standaardisering doorgevoerd. Dat was belangrijk voor de kostenbeheersing. Dat kan wel worden gerealiseerd in Borsele, voor de Hollandse kust, op de locatie boven de Wadden waarover we net spraken, en op de locatie IJmuiden Ver, maar de locatie waar mevrouw Meijer nu over spreekt, biedt geen mogelijkheid om nog eens 700 megawatt extra ter plaatsen.
Mevrouw Vos heeft een aantal punten naar voren gebracht waarop ik reeds ben ingegaan. Ik heb gezegd hoe ik aankijk tegen de G7-ambitie en hoe ik de Rekenkamerrapportage zie. Mevrouw Vos is van mening dat, naast wat de Rekenkamer erover gezegd heeft, een resultaat kan worden bereikt op het punt van duurzame energie door aanvullend op het SDE+-instrument ook nog met een fiscale stimulans voor hernieuwbare energie te gaan werken. Zij verwees ook naar het belastingstelsel, waarbij op dit moment een herziening aan de orde is. Met de SDE+-financiering van duurzame energie hebben wij, op grond van onze ervaringen en de lessen die wij daaruit hebben geleerd, een systeem neergezet dat volgens mij zeer goed functioneert. Een systeem dat in de Europese Unie als best practice wordt gezien en waar ook de Rekenkamer zelf waardering voor heeft. Aan dat systeem willen wij dus graag vasthouden, omdat ik denk dat dat het goede systeem is. Een fiscale stimulans daarbovenop zie ik niet als zinvol en heeft volgens mij geen meerwaarde. Ik kan er niet op vooruitlopen wat er bij de herziening van het belastingstelsel misschien aan de orde zal komen op het punt van de hoogte van de btw, de toepassing van bepaalde btw-tarieven, de verlaging van de lasten op arbeid voor werkgevers, de tegemoetkoming in de koopkracht voor de mensen in ons land of de vergroening. Daar ga ik in dit verband en op dit moment niet over. Ik ga erover als lid van de ministerraad, zodra er voorstellen voorliggen. Dat is op dit moment echter nog niet het geval.
Mevrouw Vos heeft ook gesproken over het gebruikmaken van een reserve, waarover de NRC schreef. Daarop ben ik ingegaan. Ook ben ik ingegaan op hetgeen waar het Rekenkamerrapport van is uitgegaan en wat wij daarna nog weer aan nieuwe activiteiten hebben ontplooid. Voorts ben ik ingegaan op de huidige vergunningen en de Wet STROOM.
Mevrouw Vos vroeg zich ook af of de rekening van het verzet van de grootverbruikers om mee te betalen aan het net op zee, wordt neergelegd bij de consumenten. Dat is niet zo, mevrouw Vos. Het is zo dat wij de 8 miljard voor de windmolens op zee gaan financieren uit de SDE+-toeslag, de opslag voor duurzame energie. Het bedrag tussen 3 miljard en maximaal 4 miljard dat nodig is voor het net op zee, dat TenneT gaat aanleggen, wordt uit dezelfde bron gedekt. Dat betekent dat daartussen geen verschil is. Er is geen sprake van dat, nu TenneT wordt ingeschakeld, er een andere financiering is. Als alles via de windparken was gelopen, dan hadden we alles gefinancierd uit de opslag voor duurzame energie. Nu hebben we het gesplitst. Een deel van de subsidie gaat naar de windparken en een deel naar TenneT voor een net op zee, maar in beide gevallen komt het uit de opslag voor duurzame energie. Het voordeel is wel dat door de standaardisering en de inschakeling van TenneT in totaal een bedrag van 3 miljard bespaard wordt. Dat is de winst die we daar binnenhalen.
Mevrouw Vos sprak ook over de kosten: eerst was het 12 miljard en nu is het 8 miljard. De 12 miljard die ik heb gecommuniceerd aan de Kamer in mijn brief van 17 mei, had betrekking zowel op de windmolens op zichzelf als op de netaansluiting door TenneT. Het ene bedrag is 8 miljard en het andere 3 tot 4 miljard. Opgeteld komt dat, op basis van de huidige inschattingen, dus neer op maximaal 12 miljard. We zijn dus consequent als je wat we nu zeggen vergelijkt met wat we in mei aan de Tweede Kamer hebben geschreven.
Mevrouw Vos sprak over een internationaal netwerk op zee. Dat is vooral relevant voor windparken die verder van de kust af liggen. Als je een windpark dicht bij de kust hebt, is het veel goedkoper om het via een transformatorstation, gestandaardiseerd zoals wij dat nu met TenneT gaan doen, rechtstreeks naar het land te brengen. Zelfs als je IJmuiden Ver en het park boven de Wadden gaat realiseren, is het gunstiger om het rechtstreeks naar het land te brengen. Pas als je nog verder op de Noordzee komt, is het verstandiger om het op elkaar aan te laten sluiten, dus om Duitsland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Nederland op elkaar aan te sluiten. Dat gaan we ook zeker doen. Wij zijn heel actief in de contacten met al die andere landen. Zodra daar winst te behalen is, gaan we die winst ook realiseren.
Mevrouw Huijbregts is ingegaan op de kostenbesparing. Die 40% kostenbesparing is voor mij een absolute eis. Een andere woordvoerder vroeg hoe ik aan die 40% kom. De industrie heeft mij zelf voorgerekend dat zij in een periode van tien jaar de kosten voor wind op zee met 40% kan drukken. Ik heb gezegd: dat is prima, dan gaan we dat vastleggen; dan maken we een overgangsfase tussen nu en tien jaar. In die periode moet die 40% reductie worden gerealiseerd. Elke tender moet dan dus wel binnen dat tijdpad blijven. Als men dat doet, dan is dat goed, maar als men dat niet doet, dan gaat die tender niet door. Dan geef ik de vergunning niet uit en doe ik geen subsidietoezegging. Het is dus door de industrie naar voren gebracht en dat houdt in dat het voor mij meteen het maximum is. Die windparken worden alleen gerealiseerd als ze zich aan hun eigen toezegging houden. Ik ben natuurlijk in staat om ook zelf mijn bijdrage aan die 40% te leveren. In het kader van het energieakkoord heb ik afgesproken dat ik mijn uiterste best zal doen om ook mijn bijdrage te leveren. Dat doen we dus ook. In de eerste plaats door TenneT in te schakelen middels die standaardisering. Dat levert dus een miljardenbesparing op. Ook door de combinatie van vergunning en subsidieverlening, waardoor de risico's worden weggenomen van de windparkexploitanten, kunnen we kostenbesparing realiseren. De onderzoeken voor de locaties hoeven ook niet meer door alle inschrijvers zelf te worden gedaan. Wij voeren die onderzoeken uit. Alle bedrijven kunnen gebruikmaken van de gegevens van die onderzoeken. Dat levert dus ook een flinke kostenbesparing op. Ook hebben we flexibiliteit in het kavelbesluit gebracht. Als je op een gegeven moment een dergelijke tender gewonnen hebt, maar er een nieuwe techniek beschikbaar komt waardoor je meer met minder geld zou kunnen bereiken, dan is er de flexibiliteit om daarvoor de ruimte te bieden. Dat betekent dat we alle mogelijkheden die de procedure en de inschakeling van TenneT bieden, hebben benut. Daarmee hebben we een grote bijdrage geleverd aan de 40% kostenreductie. De rest zal door de industrie moeten worden geleverd.
Mevrouw Huijbregts sprak ook over de relatie tussen dit voorstel, het Nationaal Waterplan en de structuurvisie. Het is precies zoals mevrouw Huijbregts het zei: hier wordt nu de procedure vastgelegd, hier wordt vastgelegd dat je niet buiten de gebieden mag komen die we hebben geïdentificeerd. Dat zijn meer gebieden dan de drie geclusterde locaties waarvan nu sprake is, maar buiten dat geheel van gebieden mogen geen windmolens worden gerealiseerd. Dat zou redelijkerwijs ook niet kunnen, omdat je dan op een scheepvaartroute en dergelijke terechtkomt. Maar voor zowel het Waterplan als de structuurvisie moet de hele inspraakprocedure nog komen. Die zal er ook komen. De structuurvisie zal aan de Eerste en de Tweede Kamer worden voorgelegd. Dat moet allemaal nog gaan gebeuren. Ik heb de Kamer wel duidelijk gemaakt dat er twee procedures zijn. De ene procedure is het Waterplan, waar we al een heel eind mee zijn. De inspraak is binnenkort afgelopen en we nemen eind december een besluit daarover. De andere procedure is volgend jaar de herziening in het kader van de tienmijlszone en de twaalfmijlszone. Het zijn twee verschillende procedures die gaan lopen.
Op een aantal punten van de inbreng van de heer Dercksen heb ik al kunnen ingaan. Ik ben in de verleiding om wat terug te zeggen op zijn uitspraken over de plek van de PVV in de historie en over de opvattingen van de PVV, maar het is mooi weer buiten en de stemming is goed, dus ik laat dat maar even zitten.
De heer Dercksen vroeg zich af of wind op zee de meest efficiënte manier is om CO2-uitstoot te verminderen en of dat wel goed is uitgezocht. Ik kan de heer Dercksen verzekeren dat wij alles zeer goed hebben uitgezocht en dat we alle mogelijkheden in beeld hebben gebracht. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat we net de 14% in 2020 kunnen halen als we alle praktische mogelijkheden die er op dit moment zijn op de best mogelijke manier benutten. Alles wat er aan onderzoeken en inzichten inzake efficiency en effectiviteit beschikbaar was, is gebruikt om met de invulling te komen voor de doelstelling. Ik heb al gezegd dat we met de in totaliteit 4.500 megawatt aan wind op zee een bijdrage van 3,1% kunnen leveren aan het totale energieverbruik in Nederland. Die 3,1% is een bijdrage aan de doelstelling van 14%-16%.
Op verschillende momenten heb ik al uitvoerig gesproken over de kosten die in rekening worden gebracht aan de huishoudens.
De heer Dercksen vroeg zich af of ik bereid ben om de daadwerkelijke energieproductie te monitoren. Hij vroeg ook hoeveel kWh er wordt geproduceerd. We hebben al 1.000 megawatt of staan of in productie. Als alle windparken uit de routekaart waarover we nu spreken, 3.500 megawatt extra, er zijn, levert dat per jaar 14.665 gigawatt op. Ik kan dat niet in megawatt uitdrukken omdat dit een te groot getal is. Dat is de informatie die ik de heer Dercksen kan geven.
De heer Dercksen vroeg zich af of wij dat gaan monitoren. Jazeker. Wij zijn van plan om dat te doen. In het kader van de SDE+-subsidie moet dat ook gemonitord worden omdat de bedrijven pas subsidie krijgen als ze elektriciteit leveren. Er is een tender. Daaraan mogen ze meedoen. Als ze de tender winnen, dan krijgen ze de subsidietoezegging, maar dit betekent niet dat ze het geld in hun zak kunnen steken. Ze moeten die windmolens bouwen. Op het moment dat de windmolens klaar zijn en daadwerkelijk gaan draaien, wordt de subsidie betaald aan de hand van wat ze daadwerkelijk leveren.
De heer Dercksen (PVV):
Het spreekt voor zich dat ze de subsidie krijgen op basis van de geproduceerde stroom, maar mijn vraag was er meer op gericht of we kunnen monitoren waar de verliezen zitten in energie. De minister heeft een briefwisseling gehad met een aantal wetenschappers die zeiden dat er een heleboel verlies aan energie optreedt. Het bouwen van parken kost energie, de pieken kunnen niet worden opgevangen omdat er geen opslag- en exportcapaciteit is, en energiecentrales moeten parallel draaien. Naar die verliezen ben ik op zoek. Daarop was mijn vraag gericht. Gaan we die monitoren, zodat we onder de streep een getal krijgen? De minister noemt het bruto geleverde product, maar ik wil naar het netto geleverde product. Trek de energie daarvan af. Moeten we naar de energiecentrales toe om te vragen hoe ze functioneren wanneer ze de windenergiefluctuaties moeten opvangen en stand-by moeten blijven?
Minister Kamp:
Ik heb geen brutoaantal gigawatt genoemd, maar een nettoaantal: 14.665 gigawatt netto in een jaar. Dat heb ik genoemd. Ik heb gezegd dat we dat gaan monitoren. Dat is wat ik erover kan zeggen. Er is op dit punt geen onduidelijkheid. Wij hebben aangegeven wat er moet gebeuren om de duurzame energie te produceren. Voor een deel gebeurt dat op land en voor een deel op zee. Op land heb je verschillende vormen. Je moet er bedragen in steken om die infrastructuur op te bouwen. Dat levert uiteindelijk een elektriciteitsopbrengst op. Daar staat subsidie tegenover. Die dingen zijn allemaal doorgerekend en die informatie is allemaal beschikbaar. Aanvullend daarop heb ik niks te melden.
De tijdelijke voorzitter:
Tot slot, mijnheer Dercksen. Kort graag.
De heer Dercksen (PVV):
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag. Ik wil weten welke energieverliezen optreden. Laat ik mij beperken tot de energiecentrales. Die moeten fluctuaties opvangen en die moeten stand-by blijven draaien, want we willen altijd stroom hebben en niet alleen wanneer het waait. Er zijn aanwijzingen, nee, er zijn feiten en rapporten waaruit blijkt dat we een groot deel van de opbrengst van de windenergie daaraan kwijtraken. Ik wil gewoon onder de streep weten hoeveel energie de molens opleveren wanneer we die verliezen met elkaar verrekenen. Ik krijg daar geen antwoord op, maar ik wil dat heel graag weten. We gaan immers 18 miljard, nee, 12 miljard uitgeven aan energie.
Minister Kamp:
Het is inderdaad tussen 11 miljard en 12 miljard en geen 18 miljard. Het is prima dat wij het daarover eens zijn. Ik heb al gezegd dat de opbrengst netto 14.665 gigawatt is. Wat betreft de opslag is er geen probleem. Nederland heeft een flexibele elektriciteitsvoorziening en heeft overcapaciteit in de elektriciteitsproductie. Nederland kan zowel de 14% als de 16% duurzame energie, waaraan wind op zee 3,1% bijdraagt, inpassen in het huidige systeem. In de verdere toekomst kan er nog veel meer duurzame energie worden geproduceerd, afhankelijk van de manier waarop we dat gaan doen. Misschien kunnen we over tien jaar werken met zonnecellen die een enorme opbrengst kennen en die elektriciteit kunnen produceren wanneer er diffuus licht is en zelfs wanneer er geen zon is maar alleen licht. Als dat allemaal zo is, dan verandert de situatie. Op dit moment hebben we de opslag echter niet nodig en kunnen we rekenen op flexibiliteit in het systeem. Ik verwacht trouwens ook dat naarmate wij er beter in slagen om een groter deel van het autoverkeer op elektriciteit te laten plaatsvinden, het aantal elektrische auto's zal flink toenemen in de toekomst. Dat leidt er ook toe dat er binnen een overzichtelijk aantal jaren vele tienduizenden, misschien wel honderdduizenden auto's zijn met een grote accucapaciteit. Als er 's nachts, wanneer er minder vraag naar is, windenergie is, kun je die op de accu's zetten. De volgende dag kan er in het autoverkeer weer gebruik van gemaakt worden. Dat zijn allemaal toekomstige ontwikkelingen. Voor de korte termijn heb ik gezegd wat het netto is. Ik heb ook gezegd dat ik het ga monitoren en dat er geen probleem is met de flexibiliteit.
De heer Pijlman hield zijn maidenspeech namens de D66-fractie. Met respect heb ik kunnen vaststellen dat hij zich heeft ingehouden wat betreft Groningen.
De heer Pijlman vroeg welke nieuwe beleidsmaatregelen ik aan het voorbereiden ben ten aanzien van vergroening. Hij bedoelde dat er een fiscale stelselherziening aan de orde is op dit moment. Daarvan zou vergroening onderdeel kunnen zijn. Ik kan er niet op ingaan om de redenen die ik net heb toegelicht. Het is niet aan mij om daar nu over te spreken.
De heer Pijlman vroeg verder hoe het gaat met de afweging van de belangen van de toeristische sector. Ik heb gezegd dat wij uitvoering geven aan de motie van mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Mulder en dat wij dit in beeld zullen brengen.
Ik kan bevestigen aan de heer Pijlman dat eind van dit jaar twee tenders van ieder 350 megawatt plaatsvinden, waarbij de mogelijkheid bestaat voor een bedrijf om die allebei binnen te halen.
Ik ben ingegaan op de 40% kostenreductie en de bijdrage die de overheid daaraan levert.
Ik kom te spreken over het proces en de doorlooptijden. De eerste tender opent in december 2015 en sluit eind maart 2016. We hebben er een realisatietermijn van vijf jaar in opgenomen — daar lopen we voor een deel al op vooruit — maar we denken dat de parken ook in vier jaar kunnen worden gerealiseerd. De sector heeft dit zelf gezegd bij de besprekingen in het kader van het energieakkoord. De sector denkt dat de parken zodanig snel gerealiseerd kunnen worden dat het mogelijk is om de windmolens in Borssele al te laten bijdragen aan de doelstelling voor het jaar 2020. Dit heeft te maken met wat wij besloten hebben over de routekaart, de manier waarop we zelf als Rijk de regie nemen, het tempo dat we erin houden, mede dankzij de Eerste Kamer die vandaag dit wetsvoorstel behandelt en ook mede dankzij het feit dat wij eind van dit jaar al de eerste tender kunnen openen.
Misschien kan ik nu ook ingaan op TenneT en de kosten die eventueel gemaakt moeten worden als de windmolens gerealiseerd zijn en TenneT er vervolgens niet in slaagt om de "net op zee"-aansluiting tijdig te realiseren. Als we de verantwoordelijkheid voor het net op zee niet bij TenneT hadden neergelegd, waren de bedrijven zelf verantwoordelijk geweest voor de aansluiting op het land en voor de eventuele problemen die zich daarbij zouden kunnen voordoen. Dan zouden ze daar zelf oplossingen voor moeten vinden. Dat betekent dat ze er bij de inschrijving al rekening mee zouden hebben gehouden. Met een probleem zou een bepaald bedrag gepaard kunnen gaan en dat zouden ze dan in hun prijs verrekenen. We hebben dat risico bij hen weggenomen en bij TenneT neergelegd. TenneT is zeer deskundig en ervaren op dit punt en heeft gezegd dat het dit kan doen. Op deze manier krijgen we dus geen hogere inschrijvingskosten voor de tender dan noodzakelijk is, juist vanwege de inzet van de deskundige TenneT-organisatie.
Daar komt bij dat we in overleg met TenneT de boel hebben gestandaardiseerd. Dit is dus echt het plan van TenneT. Het kan dit voor elkaar krijgen. Ik zal natuurlijk met TenneT erover blijven praten en het blijven volgen. Wij hebben dus tegen de bedrijven gezegd dat ze het niet hoeven doen. Als er bij TenneT iets misgaat, zullen de kosten niet bij hen terechtkomen. De bedrijven hoeven er geen rekening mee te houden. Het enige wat zij moeten doen, is ervoor zorgen dat die windmolens er komen. Wij zorgen er met TenneT voor dat die aansluiting er komt. Dit is mijn reactie op het punt van de heer Pijlman.
De tijdelijke voorzitter:
Mijnheer Dercksen, ik geef u de gelegenheid voor nog één interruptie, want u hebt ook nog een tweede termijn.
De heer Dercksen (PVV):
Ik heb dit punt ook naar voren gebracht en ik wil er graag duidelijkheid over hebben. De minister zegt dat de windmolenexploitanten geen enkel risico lopen bij het aan land brengen van energie.
Minister Kamp:
Dat is juist.
De heer Dercksen (PVV):
Dat betekent dat de verantwoordelijkheid ergens anders ligt, namelijk bij TenneT. Stel dat de molens energie produceren, maar dat we die niet aan land krijgen, dan kunnen de producenten aanspraak kunnen maken op de subsidie. Dat heb ik net ook in mijn betoog verkondigd. De stroom komt echter niet aan land en we hebben dus geen stroom. Betaalt TenneT dan extra, want dat komt erbovenop, indirect als aansprakelijke partij die subsidie aan de producenten van windenergie? TenneT zijn wij.
Minister Kamp:
Ja, anders zouden wij, u en ik en alle andere afnemers van elektriciteit, dat ook betaald hebben, alleen dan via een opslag op de prijs die degene die windparken wil realiseren, zou inschrijven. Dan zou de aansluiting op het land namelijk zijn verantwoordelijkheid zijn. Er kan iets misgaan en dat kost een bepaald bedrag. Dat wordt dan doorberekend in de inschrijvingsprijs. Dan zouden we dat via de subsidie hebben moeten betalen. We hebben dat risico verminderd door er TenneT voor in te schakelen. Dat heeft een eigen, gestandaardiseerd plan. Het is een deskundige organisatie, die er ervaring mee heeft. We hebben het risico dus verkleind. Dat betekent dat we voor de burgers op dit punt goede zaken doen.
De tijdelijke voorzitter:
Mijnheer Dercksen, dit is echt de allerlaatste vraag. Ik heb al gezegd dat u ook een tweede termijn hebt. U mag nog een heel korte interruptie plegen. Dit is echt het allerlaatste.
De heer Dercksen (PVV):
Ik betwijfel de deskundigheid van TenneT helemaal niet; die zal prima in orde zijn. In Duitsland heeft een heel groot windpark echter een jaar geen energie geleverd. Het risico is dan min of meer onbegrensd. Als je een jaar niet kunt leveren, worden de kosten voor TenneT heel hoog. Zijn die kosten niet veel hoger dan wanneer we het risico bij de producent leggen?
Minister Kamp:
Nee, die zijn aanmerkelijk lager. Als je het bij de producenten neerlegt, is iedere windparkexploitant verantwoordelijk. Dat kunnen er twee zijn in Borssele. Volgend jaar kunnen het er weer twee zijn in Borssele. Daarna komen er een aantal voor de Hollandse kust. Die zouden allemaal verantwoordelijk zijn voor het net op zee, voor hun aansluiting. Daar zouden ze allemaal zelf een oplossing voor moeten vinden. Ze zouden risico lopen en moeten dat risico zelf inschatten. Via de inschrijving zouden ze dat dan doorberekenen aan de burgers. Nu voegen we dat allemaal samen, volgens het plan van de organisatie die daar het beste plan voor kan maken. Op die manier kunnen we een flinke kostenbesparing en een risicobeperking realiseren. Ik weet best dat er de afgelopen jaren bij de realisatie van windparken dingen goed en fout zijn gegaan. Je kunt leren van de dingen die fout zijn gegaan. De exploitanten van de windmolenparken hebben ervan geleerd. De overheden hebben ervan geleerd en ook TenneT heeft ervan geleerd. We kunnen er nu met zijn allen voor zorgen dat die ambitie van 14% en 16% met een grote bijdrage van wind op zee wordt gerealiseerd.
De heer Pijlman heeft gesproken over de pieken tijdens de elektriciteitsproductie. Ik ben daar net al op ingegaan toen ik sprak over de accu's en de elektrische auto's. Ik heb gezegd dat er voldoende flexibiliteit is. Op dit moment is het dus niet nodig om er een businesscase van te maken. Wij hebben in Nederland voldoende flexibiliteit. Dat wordt ook bevestigd door de instanties die dit kunnen beoordelen.
De heer Pijlman sprak ook over het Europese kader dat gewenst is voor windenergie op zee. Ik geloof sterk in dat Europese kader. Als de wereld een probleem heeft, moet dit in internationaal verband worden opgelost. Europa kan daar een grote bijdrage aan leveren, als de Europese landen dit gezamenlijk doen. Daarom geloof ik daar zeer in. Ik doe dus mijn uiterste best voor energiesamenwerking binnen Europa als geheel, maar ik probeer ook Noordwest-Europese energiesamenwerking te organiseren, waarbij wij als regio al concreet en snel dingen doen. Misschien lopen we daarmee vooruit op de Europese Unie. We doen dit ter versterking van de ambities van de Europese Unie en met volle steun van de Europese Commissie. Ik probeer dus op alle mogelijke manieren de Europese samenwerking, dat Europese kader, te respecteren en daar rekening mee te houden.
Mevrouw de voorzitter, ik hoop dat ik hiermee de inbrengen van de woordvoerders naar genoegen heb beantwoord.
De tijdelijke voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we nu toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Flierman.
De heer Flierman i (CDA):
Voorzitter. Namens onze fractie dank ik de minister voor zijn uitvoerige beantwoording. Op een aantal punten heeft die helderheid gebracht. Dat geldt zeker voor de parken die voor de kust van Borssele worden gerealiseerd. Daar hoeven we het wat mij betreft niet meer over te hebben.
Het debat spitst zich wat mij betreft toe op de evaluatie — daar kom ik zo op — en op de realisatie van de parken voor de Hollandse kust en de alternatieven die er daarvoor zijn. Als ik de minister goed begrijp, zegt hij dat de parken, inclusief de stroken die hij er aan landzijde wil toevoegen, hard nodig zijn om aan de doelstellingen van het energieakkoord in 2020 en 2023 te voldoen. Er is eigenlijk geen ruimte om daar andere keuzes in te maken. We krijgen weliswaar nog de besluitvorming over het Nationaal Waterplan en over de partiële herziening, maar daarna gaan we toch met die tenders aan de slag. De minister ziet geen alternatief voor het realiseren van die kavels. Dat blijft ons toch triggeren. Dat blijft ons ook zorgen baren, omdat we bang zijn dat je met oogkleppen op een bepaald traject ingaat, zonder dat er serieus ruimte is voor evaluatie.
Dit brengt me op de andere locaties, met name op de locatie IJmuiden Ver. De minister heeft aangegeven — ik heb dat even snel over de duim uitgerekend — dat die locaties zo'n 15% duurder zijn in de stroomprijs. Dat is natuurlijk niet niks; dat geef ik toe. Maar er wordt wellicht nog een keertje kritisch naar de mogelijkheden gekeken. Dan wordt er, mede in het licht van de maatschappelijke kosten-batenanalyse op grond van de motie-Van Veldhoven/Agnes Mulder, naar de situatie gekeken, waaronder naar mogelijk verdere kostendalingen. Moet je dan ook niet zeggen: laten we het dan maar in een keer goed doen en daarmee een situatie realiseren die op veel meer steun en draagvlak kan rekenen? Dat kan ook een heel interessante showcase voor onze industrie zijn. Juist op die vraag zouden wij in de evaluatie van de regering graag een antwoord zien. Het moet dus een evaluatie zijn die niet alleen bevestigt dat we moeten doen wat we ons hebben voorgenomen, maar die ook ruimte laat om tot andere, misschien verrassende, keuzes te komen. Dat vinden wij belangrijk.
Ik heb van de minister begrepen dat hij ons nog nader zal informeren over de tijdlijn in 2016 voor de evaluatie, de besluitvorming rond het Waterplan, de partiële herziening daarvan, het meewegen van de uitkomsten van de maatschappelijke kosten-batenanalyse en het moment waarop de tenders plaatsvinden. Dat zou hij voor ons nog een keer in de tijd uiteenzetten. Daarover hebben we het in dit debat wel al gehad, maar hij zou mij zeer helpen als hij een en ander in de loop van deze week in een brief aan de Kamer precies op een rijtje zet.
Ik heb duidelijk gemaakt dat het voor ons heel belangrijk is dat die evaluatie in 2016 plaatsvindt, voordat onomkeerbare besluiten over de kavels voor de Hollandse kust worden genomen en voordat we met elkaar hebben kunnen bezien of een alternatief als IJmuiden Ver niet toch aantrekkelijk is. Om dat te onderstrepen, dienen wij een motie in. Ik merk daarbij op dat wij op basis van de informatie die wij naar ik hoop van de minister in de brief krijgen uiteraard volgende week goed zullen afwegen of wij de motie handhaven dan wel intrekken.
De tijdelijke voorzitter:
Door de leden Flierman, Hoekstra, Knapen, Van Kesteren en Brinkman wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende:
dat Nederland dient te voldoen aan de Europese afspraken met betrekking tot verduurzaming;
dat de regering daartoe een nationaal energieakkoord heeft gesloten;
dat in dat kader duurzame energieopwekking met behulp van windenergie noodzakelijk is;
dat voor de uitvoering van het energieakkoord maatschappelijk draagvlak, zeker voor wat betreft windmolens op zee en op land, noodzakelijk is;
dat echter bij de huidige stand van de technologie een zeer aanzienlijk bedrag aan publieke middelen met de realisatie van windenergie op zee is gemoeid;
dat de Tweede Kamer in de motie Van Veldhoven-Agnes Mulder (34058, nr. 30) om een maatschappelijke kosten-batenanalyse heeft gevraagd, alvorens tot verdere besluitvorming over windparken voor de Hollandse kust over te gaan;
verzoekt de regering:
in de eerste helft van 2016 de eerste, brede evaluatie van het nationaal energieakkoord voor te leggen aan de Kamer;
in samenhang daarmee tegelijkertijd de partiële herziening van het Nationaal Waterplan aan de Kamer voor te leggen;
eerst na de besluitvorming over voornoemde stukken kavelbesluiten inzake locaties voor de Hollandse kust of de Wadden te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter G (34058).
Mevrouw Meijer i (SP):
Voorzitter. Allereerst wil ik mijn collega's Pijlman en Dercksen feliciteren met de maidenspeech die zij vanmiddag hebben gehouden. Gezien de inhoud ervan, verheug ik me op onze toekomstige debatten. Aan mijnheer Dercksen van de PVV-fractie moet me wel het volgende van het hart. Uw liefde voor thorium vind ik enigszins opzienbarend. U hebt blijkbaar een liefde voor kernenergie. Het verschil tussen de SP en de PVV is dat u een liefde voor kernenergie hebt, dat u eigenlijk Gods water over Gods akker laat vloeien, dat u zich niet bekommert om energiebesparing en de aarde maar laat opwarmen. De SP heeft daarover een heel andere mening en wil heel graag met vele mensen, die in leven blijven, in dit parlement de discussie aangaan. Ik zie dat de heer Dercksen zich daarvoor al helemaal klaarmaakt.
De tijdelijke voorzitter:
Mijnheer Dercksen, ik zag u in uw handen wrijven, maar ik hoop wel dat u het beknopt houdt.
De heer Dercksen i (PVV):
Ja. Ik wil de SP-fractie adviseren om een studie te doen naar thorium en het verschil met kernenergie, want het heeft vrij weinig met elkaar te maken. Maar nu ik hier toch sta, kan ik de SP-fractie vragen waar zij in dit debat staat. Staat u nou aan de kant van de mensen met een kleine portemonnee, de Nederlandse huishoudens, de mensen met een AOW en een klein pensioen? Of aan de kant van het grootkapitaal, dat de mogelijkheid heeft om straks te investeren in al die windparken op zee? Misschien is het tijd om de kiezer daarover duidelijkheid te geven.
Mevrouw Meijer (SP):
U stelt mij een vraag die ik heel graag wil beantwoorden. U kent mijn partij een beetje. U weet dat wij voor de kleine man zijn. U zegt het, maar wij zijn het ook echt. Wij komen op voor de mensen met een kleine beurs. Ik heb niet voor niets aan de minister gevraagd wat de mensen in het land ervan merken op hun energierekening. Ik kreeg van hem een antwoord waarop ik zo inga. Ik ben natuurlijk niet van het ondersteunen van het grootkapitaal. Ik zei niet voor niets: laat hen wat meer betalen zodat zij minder fossiel gaan gebruiken, waar wij allemaal beter van worden, en laat ze een eerlijke bijdrage leveren aan de transitie. Ik begrijp uit uw woorden dat u zegt: voorlopig wil ik even helemaal niets, laten we over vijftien jaar met thorium aan de gang gaan en dan komt het allemaal wel goed. Daar hecht ik niet zo'n geloof aan.
De tijdelijke voorzitter:
Een korte, nadere vraag.
De heer Dercksen (PVV):
Ik begrijp dat de SP voor de man met de kleine portemonnee is, want als je SP-beleid implementeert heeft iedereen een kleine portemonnee. Maar die investeerders in die grote parken zijn geen kleine jongens. Het zijn grote investeerders uit het buitenland, bijvoorbeeld Arabische of Chinese. De SP kiest voor rendement op hun geld, dat de kleine man en de Nederlandse huishoudens moeten betalen. Ik heb geen antwoord op mijn vraag daarover gekregen. Ik zou het graag alsnog krijgen.
Mevrouw Meijer (SP):
Daarover heeft de heer Dercksen mij niet goed begrepen. Ik ga wel degelijk voor de kleine man. Die moet duurzame energie kunnen gebruiken. Zolang we verdergaan met fossiele energie, zullen we allemaal opdraaien voor de kosten ervan, dus voor de gezondheidseffecten, de luchtkwaliteitseffecten en andere schadelijke effecten. Linksom of rechtsom, als we doorgaan met fossiel, zoals u voorstaat, wordt niemand daar beter van.
Ik sta hier natuurlijk vooral voor de minister, die ik heel hartelijk wil danken voor zijn beantwoording. Ik heb uiteraard nog wel een paar vragen. De minister zegt dat hij fossiel niet subsidieert. Het is wel heel makkelijk om te zeggen dat zij bepaalde voordelen moeten genieten omdat het heel belangrijk is voor hun concurrentiepositie. De minister weet natuurlijk ook wel dat het gebruik van fossiel heel veel schade aanricht, dus de gezondheidseffecten, de luchtvervuiling en dergelijke. Dat moeten we met z'n allen ophoesten. Volgens mij is de minister een creatieve en flexibele man die zich in de materie verdiept. Volgens mij kan hij dus ook best met manieren komen om de grote bedrijven, dus de groot- en middenverbruikers, te stimuleren om duurzaam te gebruiken en af te raken van fossiel. Een van de middelen daarvoor is natuurlijk geld.
Dan de lage inkomens. De minister vertelt mij dat de prijs sneller daalt dan de extra kosten die erbij komen. Hij zegt dat hij op de begroting bekijkt hoe het uitpakt en hoe we bijsturen. Volgens mij heb ik een toezegging van de minister gekregen dat hij gaat kijken naar de effecten voor de mensen met een kleine beurs en dat hij eventueel bijstuurt. Hij komt hen dus op de een of andere manier tegemoet. Daar hoop ik dan maar op en ik kijk daar ook naar uit.
Over de plaatjes voelt de minister zich eigenlijk een beetje beschuldigd. Dat is echt niet mijn bedoeling geweest. Ik beschuldig hem niet van vervalsing, maar heb duidelijk willen maken dat als er verschillende verhalen leven — de een zegt dat het een woud aan windmolens is en de ander zegt: zo ziet het eruit — het juist belangrijk is dat de minister duidelijkheid geeft. Daarom vond ik het zo belangrijk dat de minister met de gemeenteraden zou gaan praten. Ik ben overigens heel blij dat hij dat inmiddels heeft gedaan, want draagvlak creëren is het mooiste wat er is. Wel heb ik nog de vraag hoe het nu is met de weerstand. Heeft de minister die kunnen wegnemen of niet?
Ten slotte zie ik natuurlijk uit naar het debat over twee weken in de Tweede Kamer over de Groninger problematiek.
Mevrouw Vos i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil de minister zeer bedanken voor zijn uitvoerige beantwoording. Ik denk dat hij op een aantal punten duidelijkheid heeft geboden. Ik was bijzonder blij met zijn omarming van het standpunt van de G7 en dat ook hij heeft benadrukt dat er echt voor gezorgd moet worden dat ze binnen die 2o Celsius blijven. De minister heeft hier ook vol vuur aangegeven dat als we niets doen en we uitkomen op 3,5o Celsius opwarming, we de aarde niet meer terug kennen zoals die nu is. Ik vond het mooi hoe de minister dat pleidooi hier heel stevig neerzette, want dat is natuurlijk uiteindelijk waar het om gaat, dat we willen dat die aarde leefbaar blijft. En daarvoor moet je soms beslissingen nemen die niet altijd even gemakkelijk en eenvoudig zijn. Ik vind dat de minister absoluut een compliment verdient voor het feit dat hij hier echt zijn nek uitsteekt voor in ieder geval iets wat de fractie van GroenLinks ondersteunt. Het verbaast mij overigens dan wel dat hij zegt dat een aanscherping van het beleid niet nodig is. Er zijn volgens mij toch echt wel veel signalen, onder meer van de Algemene Rekenkamer, die erop wijzen dat het toch de vraag is of we in 2020 de gestelde doelen wel halen. Ook wat betreft het Europees beleid is het echt de vraag of dat voldoende is om ervoor te zorgen dat we in 2050 een vrijwel volledig duurzame energievoorziening hebben.
Ik vind het overigens goed nieuws dat de minister aangaf dat het wind-op-zeeplan zodanig is dat het een versnelling ten aanzien van het energieakkoord gaat opleveren. Dat is voor mij nieuw en dat verheugt mij, want dan gaat de minister in feite al enigszins doen wat ik hem in ieder geval zou willen vragen.
De minister was er ook volstrekt helder over dat — en ik ondersteun hem daarin graag — zonder extra wind op zee, zonder het plan dat hij nu voorlegt, we de doelen voor 2020 en 2023 niet zullen realiseren.
De minister wilde niet ingaan op mijn uitnodiging om, teneinde de vergroening van onze manier van leven te versnellen, in het kader van ons belastingstelsel nog een aantal extra fiscale maatregelen te nemen. Ik begrijp overigens goed dat hij niet vooruit wil lopen op gesprekken die daaromtrent gaande zijn. Naast de SDE+ zijn er volgens mij wel degelijk mogelijkheden om bijvoorbeeld burgers of corporaties die zelf energie duurzaam opwekken blijvend en langer fiscale tegemoetkomingen te geven. Het is ook wel eens zinvol om goed te kijken welke fiscale aftrek de grootverbruikers hebben en hoe dit zich verhoudt tot de kleinverbruikers. Er zijn zeker nog wel wat kwesties op dit vlak die mijn fractie graag op een ander moment met de minister zou willen bespreken.
Het blijft een apart gebeuren dat de minister nu door een begrotingssystematiek gelden die oorspronkelijk opgebracht worden vanuit de SDE+, kan gaan inzetten voor de aanpak van Gronings gas. Ook daarover heeft de minister overigens gezegd dat hij er nog met de Tweede Kamer over in gesprek zal gaan. Wij zullen dat afwachten maar het is wel iets waar wij onze wenkbrauwen bij optrekken.
Ik wil de minister verder danken dat hij heeft gezegd dat het Noordzeenetwerk voor de langere termijn wel degelijk zinnig is om daarmee windenergie die verder weg op zee ligt, te kunnen realiseren. We zijn blij dat hij in die zin openstaat voor het denken over dat Noordzeenetwerk.
Mijn fractie vindt dit een belangrijk wetsvoorstel, noodzakelijk om doelen die Nederland zich terecht stelt en waarmee we onze verantwoordelijkheden nemen om het klimaatprobleem aan te pakken, te realiseren. Dus mijn fractie zal dit wetsvoorstel steunen.
De heer Dercksen i (PVV):
Voozitter. Wat een metamorfose! Uit de tijd dat ik helemaal nog niet politiek actief was ken ik de minister als iemand die bivakkeerde aan de rechterkant van de VVD. Ik heb vandaag toch wel geluisterd naar de kapitein van de Arctic Sunrise. Het kan verkeren!
We hadden een kort debatje met de minister over 18 miljard en 12 miljard. Ik wil ook de minister eraan herinneren dat de heer Samsom op 1 juni in het bij mij erg populaire programma Vroege vogels heeft verteld dat die 18 miljard goed besteed zijn. Dus het is niet helemaal zo dat ik dat zelf allemaal heb verzonnen. Klaarblijkelijk is er ook binnen de coalitie nog enige onduidelijkheid over.
We hebben ook een debat gehad over banen. Op dat punt verschillen we toch wel van mening. Neem het Park Gemini, ook wind op zee, 4,5 miljard in vijftien jaar, dus 300 miljoen per jaar. En de betrokken bedrijven hebben aangegeven 500 tijdelijke banen te hebben voor de bouw van het park en vervolgens 120 permanente banen. Dat is 2,5 miljoen per baan. Dat kan onder de streep natuurlijk nooit economische winst betekenen.
Ik heb twee moties. Ik heb de minister gevraagd naar het monitoren van de netto-opbrengst van energie. Daar kwamen we echter niet uit. Voor de mensen die het allemaal moeten betalen straks, wil ik toch echt uitgezocht hebben wat de netto-energie-opbrengst is als we het verlies op energiecentrales monitoren en we uitrekenen wat die parken kosten; de windhandel zegt dat het dan gaat om een half jaar lang draaiende windmolens, wat dan al een fors deel van de levensduur van die molens is. Het kan toch niet zo zijn dat ze in Duitsland pieken hebben in windstroom en dat wij die hier niet zullen hebben? Dat lijkt ons erg onwaarschijnlijk. Vandaar de volgende motie.
De tijdelijkevoorzitter:
Door de leden Dercksen, Faber-van de Klashorst, Van Strien, Van Hattem en Van Weerdenburg wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er onduidelijkheid is omtrent de nettostroomopbrengst van windmolens;
overwegende dat het wenselijk is om te monitoren in hoeverre subsidie efficiënt en effectief wordt ingezet;
verzoekt de regering om direct na ingebruikname van een windmolenpark op zee onafhankelijk onderzoek te doen naar de navolgende zaken, teneinde de omvang van de nettobrandstofbesparing te bepalen:
niet-inpasbaar overschot aan windstroom in periodes van veel wind;
rendementsverliezen van bestaande elektriciteitscentrales veroorzaakt door de bijdrage van windenergie;
energie gebruikt om de turbines en parken te bouwen, aan te sluiten en te onderhouden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter H (34058).
De heer Dercksen (PVV):
Mijn tweede motie gaat over TenneT. Dat is een staatsbedrijf en gaat straks de verantwoordelijkheid krijgen om de stroom aan land te brengen. Ik heb de minister horen zeggen: ja, want anders zouden de windhandelaren, de producenten van windenergie een hogere prijs gaan vragen en meer subsidie moeten krijgen voor de geproduceerde stroom. Maar er zit geen grens op het risico van TenneT. In Duitsland heeft TenneT een jaar of zelfs achttien maanden lang geen stroom van 80 windmolens aan land kunnen brengen. Dat is dus een onbeperkt risico. De PVV-fractie wil dat risico niet onbeperkt bij de Nederlandse huishoudens neerleggen maar wil dat neerleggen waar dat eigenlijk hoort, namelijk bij de producenten van windenergie. Vandaar de volgende motie.
De tijdelijke voorzitter:
Door de leden Dercksen, Faber-van de Klashorst, Van Strien, Van Hattem en Van Weerdenburg wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voorheen de exploitanten van windmolenparken op zee verantwoordelijk waren voor het aan land brengen van stroom;
overwegende dat TenneT door de minister is aangewezen om de infrastructuur op zee aan te leggen;
overwegende dat de praktijk leert dat dit niet zonder risico is;
overwegende dat TenneT een staatsbedrijf is;
verzoekt de regering om het onderhavige aanbestedingsproces zo in te richten dat bij calamiteiten TenneT gevrijwaard wordt van aansprakelijkheden, teneinde te voorkomen dat de eindgebruiker een nog hogere prijs voor energie zal moeten betalen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter I (34058).
De heer Pijlman i (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn heldere, zakelijke en gedetailleerde manier van beantwoorden. Dat dit wetsvoorstel, deze kaderwet, goed in elkaar zit, blijkt overigens wel uit het feit dat wij vooral over allerlei uitvoeringszaken hebben gesproken en nauwelijks over het wetsvoorstel zelf. Ook gelet op de doelstellingen van de Eerste Kamer, zal het niet meevallen om ertegen te zijn.
Het vergt grote inspanningen om onze doelstellingen, 14% in 2020 en 16% in 2023, te halen. Ook de minister geeft dat toe. Hij zegt: alle hens aan dek om die doelstellingen te halen. Een diversiteit aan maatregelen is daarvoor nodig. Ik kom daar zo nog even op terug. In het debat heeft mevrouw Meijer van de SP-fractie gezegd dat het goed zou zijn om de locatie Noord — eigenlijk is dat boven de Waddeneilanden — weer in beeld te brengen en daarmee ook een economische impuls te geven aan Groningen. Ik kan haar overigens verzekeren dat de Eemshaven op dit moment die ontwikkeling aan alle kanten doormaakt. De Eemshaven wordt een zeer belangrijke offshorehaven voor Duitse en Deense bedrijven en voor het Gemini-park, dat nu wordt aangelegd.
Ik kom op de keuze voor de locatie, de Hollandse kust. Wij hebben over de tien en twaalf mijl gesproken. De minister heeft mij ervan overtuigd dat hij procedureel uitvoering zal geven aan de motie-Van Veldhoven/Agnes Mulder. Maar de minister zegt daar ook wat bij. Ik kijk even of ik hem goed heb verstaan. Hij zegt: op dit moment lijkt het mij dat ik die locaties binnen de twaalfmijlszone nodig heb. Hij noemt daarbij twee argumenten. Hij zegt dat hij niet aan de achterkant van de parken de uitbreiding kan zoeken vanwege de scheepvaart. Tegelijkertijd wijst hij op het kostenaspect. Daarmee zegt hij eigenlijk: ik geef procedureel uitvoering aan de motie, maar de afweging lijkt al gemaakt te zijn. In die sluit ik mij aan bij de opmerking van collega Flierman. Wij willen graag in alle creativiteit nog een keer het totaal van de afwegingen zien.
Overigens was ik verheugd toen de minister zei dat Borssele II, vanwege het innovatieve karakter en de mogelijke winst die windenergie voor onze industrie oplevert, zal worden uitgebreid met een innovatief project. Datzelfde geldt voor het Gemini-park, dat nu wordt aangelegd. Dat park wordt een van de grootste windparken ter wereld. Het ligt ongeveer 85 km boven Schiermonnikoog. Ook dat kent een heel innovatief karakter. Ik hoop dat we de eerste ervaringen daarmee in 2016 kunnen meewegen. Dat moet ongeveer net kunnen.
Ik heb al gezegd dat ik vind dat de minister optimistisch is over de doorlooptijd. Hij spreekt consequent over vier jaar. Met de aanleg van het Gemini-park is echter zeven jaar gemoeid.
De tijdelijke voorzitter:
Denkt u aan uw tijd, mijnheer Pijlman.
De heer Pijlman (D66):
Ik denk zeker ook aan mijn tijd.
Er is dus zeven jaar mee gemoeid. De minister heeft uitgelegd dat hij de vergunningen en de subsidies aan elkaar koppelt en dat dat de beleidsinnovatie is. Ik wijs wellicht ten overvloede nog even daarop.
Ik kom op de evaluatie. Ik proefde enige ruimte bij de minister toen hij zei: in oktober van dit jaar kom ik met de Nationale Energieverkenning bij u terug, om te bekijken hoever we werkelijk zijn. Dan kunnen wij ook de discussie aangaan over STROOM en het belastingstelsel. Daarbij zal de vraag aan de orde komen of we verdere versnellingen moeten doorvoeren. Met die kanttekeningen zijn wij positief over het wetgevingskader. Nogmaals, er blijven vragen over de uitvoering van deze wet bestaan. Dat zal ook de komende jaren zo blijven. Wij zijn er echter stellig van overtuigd dat wij dit kader nodig hebben om onze duurzaamheidsdoelstellingen te halen.
De tijdelijke voorzitter:
Ik zie dat de minister in staat is om meteen te antwoorden.
Minister Kamp i:
Mevrouw de voorzitter. Ik behandel het eerste punt van de heer Flierman tegelijk met het punt van de heer Pijlman. De heer Pijlman zei heel scherp: het is wel mooi dat u die motie-Van Veldhoven/Agnes Mulder uitvoert, dat u de regionale impact wilt bekijken en dat u wilt bekijken hoe daarmee moet worden omgegaan, maar als u nu al zegt dat aan de achterkant van de huidige geplande parken voor de Hollandse kust de uitbreiding niet kan worden gezocht vanwege de scheepvaartroutes en dat het bovendien 1,2 miljard extra kost, dan bent u eigenlijk niet bereid om aan de uitkomsten tegemoet te komen. Ik heb niet om de motie-Van Veldhoven/Mulder gevraagd. Ik doe wat de Kamer mij heeft gevraagd, namelijk de regionale effecten in beeld brengen. Het kabinet is echter van mening dat het afzien van het gedeelte tussen de tien- en twaalfmijlszone betekent dat je voor beide parken voor de Hollandse kust in zijn totaliteit geen 3 x 700 megawatt kunt realiseren, maar dat daar hoogstens 2 x 700 megawatt kan worden gerealiseerd. Dan zul je dus moeten uitwijken naar IJmuiden Ver. Dat kost 1,2 miljard euro extra. Gelet op al het voorwerk dat ik heb gedaan, vind ik het niet verantwoord om die 1,2 miljard extra aan afnemers van elektriciteit, de bedrijven en de burgers, in rekening te brengen. Ik heb destijds een afweging gemaakt. Daarbij ging het om de vraag wat de effecten zijn voor de kust en welke conclusie ik daaruit moet trekken. Maar goed, dat is mijn eigen afweging. Uiteindelijk komen de zienswijzen er. Daar moet dan weer op worden gereageerd. Dan moet het uiteindelijke besluit worden genomen. Dat wordt ook vertaald in een structuurvisie, die dan ook bij de Eerste Kamer en de Tweede Kamer wordt voorgehangen. Dan is het altijd mogelijk dat de meerderheid zegt: wij vinden het niet zo erg dat die 14% in 2020 niet wordt gehaald. Het is ook mogelijk dat de meerderheid zegt: wij vinden het niet zo erg dat 1,2 miljard extra bij de burgers en bedrijven in rekening wordt gebracht; wij zouden dat toch wel willen doen. Die afweging kan altijd worden gemaakt, maar ik heb namens het kabinet een afweging gemaakt en ik ben tot een andere conclusie gekomen, namelijk tot de conclusie die ik ook aan de Eerste Kamer heb voorgelegd.
De heer Flierman i (CDA):
Dat is toch een beetje een teleurstellende mededeling van de minister. Mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Mulder hebben gevraagd om een maatschappelijke kosten-batenanalyse. De bedoeling daarvan is niet dat het een soort hobbyexercitie wordt voor een adviesbureau. De bedoeling is dat die kosten-batenanalyse in de besluitvorming een rol kan spelen. Hier is op een aantal momenten gevraagd om een evaluatie, om een afweging van zienswijzen en om te kijken wat de herziening van het Nationaal Waterplan betekent. De minister zegt nu: dat is allemaal leuk en aardig, maar ik heb mijn conclusie al getrokken en ik ben alleen onder druk van een Kamermeerderheid bereid om daarvan af te wijken, als mij het mes op de keel wordt gezet. Dat vind ik wel teleurstellend, want ik heb de minister net gevraagd om zichzelf de ruimte te verschaffen om daar nog een keer naar te kijken. Ik heb hem gevraagd om zichzelf de ruimte te geven om nog een keer die afweging te maken. De afgelopen tijd hebben we bij een aantal grote bestuurlijke affaires gezien dat men zich die ruimte niet heeft veroorloofd. Het brengt een groot risico met zich als je jezelf die ruimte niet veroorlooft. Daar krijg je later spijt van. Wij vinden dat ook de regering zich de ruimte zou moeten veroorloven om daar nog een keer over na te denken.
Minister Kamp:
Het laatste waar behoefte aan is, is een weifelende minister. Ik vind het noodzakelijk om voor dit soort zaken grondig voorwerk te doen. Je moet alle voornemens concentreren. Daar krijg je reacties op. Op grond van al dat voorwerk moet je kijken wat je maximaal zelf kunt doen om anderen te ontzorgen. Je voorwerk moet dus voor elkaar zijn. Je moet een routeplan hebben. Je moet precies weten hoe je een en ander wilt realiseren. Je moet alle afwegingen zelf maken als je daarvoor verantwoordelijk bent. Daar moet je vervolgens voor staan. Natuurlijk is er inspraak en zijn er zienswijzen. Op grond van die zienswijzen moet het definitieve besluit worden genomen maar ik wil geen verkeerde verwachtingen wekken. Op dit moment heb ik de overtuiging dat het niet verantwoord is om die molens voor de kust in plaats van op 18,5 kilometer afstand op 21 kilometer afstand te zetten. Als ik dat zou doen, kan ik daar minder windmolens realiseren. Dan moet een deel van de windmolens op grotere afstand worden gerealiseerd maar dat kost 1,2 miljard. Kijk je naar de winst van die afstand van twee mijl en de kosten van 1,2 miljard, dan heb ik mijn afweging gemaakt en ik verdedig die ook. De Kamer kan een motie aannemen en zeggen dat ik voorwerk moet doen. Ik doe dat dan. Uiteindelijk wordt dat voorwerk meegenomen bij het formuleren van de zienswijzen. Ik zal dat ook meewegen bij mijn besluit. Ook de Kamer heeft daar mogelijk een opvatting over maar in dit proces is het nodig dat ik niet weifel maar daadkrachtig ben, ook gelet op mijn verantwoordelijkheid en onze grote ambitie die wij op korte termijn moeten waarmaken. Ik moet dus een koers uitzetten en een opvatting hebben. Die opvatting moet ik verdedigen. Dat doe ik hier ook graag.
De heer Flierman heeft een link gelegd tussen wat er voor de Hollandse Kust aan de orde is en de evaluatie in het jaar 2016, maar dat zijn twee verschillende dingen. Ik heb een opvatting over wat er voor de Hollandse Kust speelt. Ik heb daarover een plan voorgelegd. De inspraak moet nog komen. Die is zowel gericht op het Nationaal Waterplan als op de structuurvisie. Die kwestie komt nog maar die staat los van de evaluatie in 2016. De evaluatie in 2016 is niet gericht op de locatie van wind op zee voor de Hollandse Kust maar op het behalen van de doelstellingen van 14% in 2020 en 16% in 2023. Dan gaan wij kijken of de optelsom van maatregelen ertoe leidt dat wij die ambitie kunnen halen. Ik verzeker de Kamer dat wij, als we afwijken van de lijn voor wind op zee, die 1,2 miljard aan kosten moeten accepteren of vertraging, dan wel allebei. Dat zal echter niet positief uitpakken voor de uitkomst van de evaluatie. Ik wil de locaties voor de Hollandse Kust graag behandelen zoals ik zojuist heb geschetst. Dat heb ik ook in eerste termijn gedaan. Los daarvan wil ik in 2016 die evaluatie doen. De informatie hoe die precies gaat verlopen in de tijd zal ik zo snel mogelijk naar Eerste en Tweede Kamer sturen. Ik benadruk dat dit geen relatie heeft met de plannen voor windmolens voor de Hollandse kust. Dat betekent dat ik de motie van de heer Flierman c.s., waarin wordt aangegeven dat er wel sprake is van die relatie en dat daaruit de conclusie moet worden getrokken die hij in zijn verzoek aan de regering heeft geformuleerd, ontraad.
De heer Flierman komt ook tot de conclusie dat het hem beter lijkt om het nu in een keer goed te doen in plaats van dingen op een bepaald moment weer te veranderen. Hij verwijst daarbij naar een mogelijke parlementaire enquête over tien jaar. Ook de heer Dercksen deed dat. Ik weet niet waarom de heer Flierman dat veronderstelt. Dat zullen wij zien maar ik weet wel dat het nu noodzakelijk is, als je nu de verantwoordelijkheid hebt, om te zorgen voor goede besluitvorming. Ik kan de Kamer verzekeren dat de besluitvorming tot nu toe op het punt van duurzame energie zeer verantwoord en goed voorbereid is. Er is ook grote transparantie betracht. Zowel in het regeerakkoord als in het Energieakkoord is sprake van brede steun, die aansluit bij de Europese ambities. Die zijn ook in de Richtlijn vastgelegd. Een en ander sluit ook aan bij wat er in Parijs staat te gebeuren en wat er in de G7 is afgesproken. Wij zijn dus met een zeer zorgvuldig proces bezig. Wat wij nu doen, doen wij in een keer goed.
De heer Dercksen heeft bij Vroege Vogels de heer Samsom gehoord. Daar ontleent hij het bedrag van 18 miljard aan maar ik geef de heer Dercksen toch in overweging om zich te baseren op de informatie die wij namens het kabinet aan de volksvertegenwoordiging geven in plaats van zich te baseren op de informatie van een gewaardeerd lid van de Tweede Kamer dat mogelijk een verkeerd getal heeft genoemd bij het radioprogramma Vroege Vogels. Wij hebben niet voor niets communicatie met deze Kamer, zowel mondeling als schriftelijk. Ik hoop ook dat de heer Dercksen daar in zijn misschien lange carrière in de Eerste Kamer voortdurend met belangstelling kennis van wil nemen.
De heer Dercksen stelt voorts dat windmolens 2,5 miljoen per baan kosten. De banen uit het energieakkoord, waar nog over veel meer dingen wordt gesproken dan alleen windmolens, zijn de uitkomst van het Energieakkoord in totaliteit. Waarom zijn wij bezig met die windmolens? Wij zijn daarmee bezig omdat wij met die windmolens een bijdrage willen leveren aan de doelstellingen voor duurzame energie. Dat is de bedoeling. Het tweede effect is dat alles wat in het energieakkoord staat volgens de berekeningen in totaal netto 15.000 voltijdbanen oplevert.
De heer Dercksen heeft twee moties ingediend. In de ene motie stelt hij dat er onduidelijkheid is over de netto stroomopbrengst. Die onduidelijkheid is er niet want ik heb dat heel precies aangegeven. Hij stelt tevens dat het gewenst is om te monitoren maar dat heb ik al toegezegd. Hij verzoekt de regering vervolgens om een aantal dingen te doen die op grond van de uitgangspunten van de motie niet meer aan de orde zijn. Ik heb al tegen de heer Dercksen gezegd dat hij de situatie in Duitsland niet moet vergelijken met die in Nederland. Wij hebben een grote capaciteit aan fossiele elektriciteitsproductie. Gascentrales maken daar ook een groot onderdeel van uit. Je kunt die gascentrales flexibel inzetten. Wat wij de komende jaren met duurzame energie gaan doen, is nog bescheiden vergeleken met de capaciteit die wij nu al beschikbaar hebben. Het probleem dat hij met deze motie wil oplossen, is er niet. Vandaar dat ik die motie ontraad.
In zijn tweede motie stelt de heer Dercksen, in mijn eigen woorden samengevat, dat het beter is voor burgers en bedrijven als wij TenneT niet inschakelen maar als wij de windmolenparkexploitanten de aansluiting op land zelf laten regelen. Ik denk dat dit juist slecht is voor burgers en bedrijven omdat ze daardoor een hogere prijs gaan betalen. Dat moeten wij vooral in het belang van burgers en bedrijven niet doen. Vandaar dat ik die tweede motie ook ontraad.
Van mevrouw Meijer heb ik de aansporing gekregen om grootverbruikers te stimuleren om duurzame energie, duurzame elektriciteit te gebruiken in plaats van fossiele energie, fossiele elektriciteit. Ik kan daar op twee manieren op reageren. Ten eerste zijn bedrijven zeer geïnteresseerd om duurzaam te zijn en duurzame energie te gebruiken. Daar hebben ze diverse motiveringen voor. Een motivering is dat ze zien dat dit maatschappelijk nodig is en dat ook hun klanten dat belangrijk vinden. Serieuze bedrijven zijn er allemaal mee bezig. Ten tweede kunnen bedrijven die elektriciteit afnemen niet zeggen: Wij willen alleen maar duurzame elektriciteit hebben. Zo werkt dat niet. Wij, die verantwoordelijk zijn voor de mix van duurzame en fossiele energie, met nu een verhouding van 4,5, 5% ten opzichte van 95,5, 95%, moeten die verhouding wijzigen. Naarmate wij daarin slagen, stellen wij bedrijven die elektriciteit afnemen in staat om meer duurzaam geproduceerde elektriciteit af te nemen. Verder zijn er een heleboel dingen met bedrijven mogelijk en denkbaar. We sluiten er convenanten mee af. We sluiten er green deals mee af. We stimuleren ze op allerlei manieren. Dat doen wij ook met overtuiging. Er is voor mij wel een grens. Als ik de grootafnemers van elektriciteit anders ga behandelen dan andere landen dat doen, met als gevolg dat Nederlandse bedrijven moeten sluiten, zodat hun productie naar andere landen toegaat, is het netto-effect voor de wereld alleen dat de productie, maar in een ander land, overeind blijft, terwijl in Nederland de werkgelegenheid verdwijnt.
Ik doe dus twee dingen. Ten eerste probeer ik de werkgelegenheid in Nederland vast te houden door te zorgen dat bedrijven die op de internationale markt moeten concurreren niet in een slechtere positie zijn dan hun concurrenten in de andere landen. Ten tweede probeer ik om zowel nationaal als internationaal bij te dragen aan een zo snel mogelijke overgang naar duurzame energie. Mevrouw Meijer gehoord hebbende, is dat ook wat zij uiteindelijk van mij wil.
Mevrouw Meijer zegt dat zij en haar fractie extra belangstelling hebben voor mensen met lage inkomens. Deze groep vormt zeker ook onderdeel van de belangstelling van het kabinet. Wij volgen wat er op energiegebied gebeurt en wat er voor de energierekening als geheel gebeurt, mede in het licht van de dalende prijzen voor fossiele energie waar we de laatste tijd mee geconfronteerd worden. We kijken ook naar andere koopkrachteffecten, zowel voor mensen met lage inkomens als voor mensen met middeninkomens en hoge inkomens. Dat brengen we allemaal in beeld bij de augustusbesluitvorming in voorbereiding van de begroting. Daarbij zal het kabinet besluiten wat acceptabel is en wat niet, en waar eventueel gecorrigeerd moet worden.
Mevrouw Meijer vroeg zich ook af of ik de weerstand heb weggenomen. Ik heb de weerstand niet weggenomen. Dat is ook niet zo gemakkelijk. Neem kernenergie. Veel mensen zijn daartegen, ook hier in de volksvertegenwoordiging. Neem de ondergrondse opslag van CO2. Die hebben we niet voor elkaar gekregen. Er was weerstand tegen deze opslag. Neem olie uit Saudi-Arabië. We weten wat er door de leider van de PVV is gezegd over Saudi-Arabië en wat de effecten daarvan waren. Neem olie uit het Noordpoolgebied. De Kamer heeft al uitgesproken dat zij die eigenlijk niet wil. Neem Groningen. We willen niet dat daar zodanig gas geproduceerd wordt dat de mensen in onveilige omstandigheden verkeren. Neem kleine gasvelden. Over ieder gasveld dat op dit moment aan de orde komt, wordt gezegd, ook in de volksvertegenwoordiging, dat we het niet moeten doen. Neem windmolens. Er is groot verzet tegen windmolens op land en windmolens op zee. Maar ja, iedereen verwacht wel dat als hij de gaskraan opendraait in huis, er gas uitkomt en als hij het lichtknopje indrukt, er licht is. Dat moet ik wel verzekeren.
Ik moet dus een afweging maken tussen het nationaal belang en de lokale belangen. Die afweging probeer ik zeer zorgvuldig te maken. Het is niet zo dat ik de weerstand overwonnen heb, maar ik probeer wel aan te geven waarom wij dingen doen. Ook probeer ik de uiteindelijke besluitvorming voor de specifieke locaties zorgvuldig te laten gebeuren.
Mevrouw Vos vraagt of ik vind dat aanscherping van het beleid niet meer nodig is. Ik denk dat aanscherping van het beleid wel nodig zal zijn, al was het maar omdat na 2023, in het jaar 2030, op Europees niveau al aan de orde is dat we ongeveer 27% duurzame energie moeten hebben. Dat betekent dat we dan weer door moeten groeien. Voor 2050 hebben we zowel in het regeerakkoord als in het energieakkoord opgetekend dat er dan helemaal een situatie van duurzaamheid bereikt moet worden. Er zal dus zeker nog aanscherping van beleid nodig zijn, maar op dit moment moet ik alle mogelijkheden gebruiken die ik zie om op korte termijn op verantwoorde wijze duurzame energie te produceren. Die mogelijkheden benut ik dan ook. Ik kan momenteel dus niet iets extra doen. Ik zou niet weten wat ik nog extra moet doen. Het aanscherpen van beleid zal aan de orde komen, maar op dit moment heb ik al mijn mogelijkheden en energie nodig om te zorgen dat de doelstellingen gerealiseerd worden die wij ons hebben opgelegd.
Er ligt nog een vraag over het versnellen van de vergroening in het kader van de fiscale stelselherziening. Ik doe geen positieve of negatieve uitspraken over vergroening. Ik zeg alleen dat op dit moment de belastingen op energie in Nederland bij mijn weten de hoogste zijn van heel Europa. Wij zijn dus al heel ver gegaan. Wat betreft de grootverbruikers heb ik zojuist al gewezen op het belang van de werkgelegenheid.
De heer Pijlman sprak over de Hollandse kust en de uitvoering van een motie-Van Veldhoven/Agnes Mulder. Ik hoop dat ik daar tot zijn genoegen op ben ingegaan. Aan de ene kant moet ik mijn eigen koers uitzetten, daar ook voor staan en zekerheid bieden aan degenen van wie ik investeringen vraag. Er moet heel veel geïnvesteerd worden en bedrijven zien graag dat er een kabinet zit dat weet wat het wil en dat een heldere koers uitzet, die het ook kan verdedigen. Aan de andere kant moeten we natuurlijk recht doen aan besluitvorming met inspraak. Via de motie-Van Veldhoven/Agnes Mulder komt er extra munitie beschikbaar voor goede besluitvorming. Ik zal die motie dan ook uitvoeren.
De heer Pijlman gaf aan wat het belang van Groningen is bij wat er op zee aan het gebeuren is. Ik ben dat helemaal met hem eens. De Eemshaven is een bijzonder fraaie haven. In Groningen zit veel expertise op energiegebied. Het bedrijf Wagenborg en andere bedrijven hebben heel veel te bieden op het punt van onderhoud en plaatsing van windmolens. Ik denk dus dat de positie van Groningen sterk is en ben graag bereid om daarover met Groningen te blijven meedenken.
De heer Pijlman heeft ook gelijk als hij zegt dat de ervaringen van Gemini gebruikt moeten worden. Dat zal zeker gebeuren. Wij wisselen die ervaringen ook uit met de buurlanden. Ik heb aan het begin van mijn eerste termijn al aangegeven dat ook die grote ambities hebben voor windenergie op zee op korte termijn. We zullen proberen om het samen zo te doen dat we de kosten voor onze burgers en bedrijven zo veel mogelijk drukken en dat we de uitvoering zo spoedig mogelijk laten zijn.
Over dat "zo spoedig mogelijk" het volgende. De heer Pijlman wijst op Gemini, waar het zeven jaar heeft geduurd. We doen het nu echt anders. Bij Gemini moest er tot besluitvorming gekomen worden op de manier waarop dat toen was georganiseerd. Nu hebben we dat heel anders gedaan. We hebben als Rijk de regie genomen. We doen zelf de onderzoeken die nodig zijn. We hebben de verstrekking van subsidies en vergunningen aan elkaar gekoppeld. We zorgen ervoor dat we de subsidiebedragen beschikbaar hebben. We hebben een routekaart uitgezet. We hebben de locaties op een heel verstandige en goed verdedigbare manier gekozen. Dit betekent dat de industrie nu zelf denkt het binnen vier jaar te kunnen realiseren. Ik ben het wat dat betreft met de sector eens.
Ten slotte de Nationale Energieverkenning 2015. De heer Pijlman zegt dat daar mogelijke versnellingen uitkomen. Laten we elkaar goed begrijpen. We gaan in 2016 evalueren. We gaan eind 2015, bij de Nationale Energieverkenning zien of het al voorspelbaar is dat er problemen zullen komen. Als dat zo is, gaan we verkenningen doen naar oplossingen, zodat als bij de evaluatie de problemen inderdaad blijken te bestaan, we het benodigde voorwerk al hebben gedaan.
Mevrouw de voorzitter, ik proef brede steun in de Kamer voor dit wetsvoorstel. Ik hoop ook op steun van de fractie van het CDA, die mij in de Tweede Kamer die steun niet onthouden heeft. Ik wacht zoals steeds met grote belangstelling de uiteindelijke besluitvorming in dit huis af.
De beraadslaging wordt gesloten.
De tijdelijke voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Ik zie dat dat het geval is. Ik stel voor, volgende week dinsdag over dit wetsvoorstel en over de moties te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
Lijst van besluiten en ingekomen stukken
Lijst van ingekomen stukken, met de door de Voorzitter ter zake gedane voorstellen:
1. de volgende door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen wetsvoorstellen:
Goedkeuring van het op 15 juni 2005 te 's Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili houdende herziening van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili, getekend te Santiago op 10 januari 1996 (Trb. 2005, 194) (33809);
Goedkeuring van het op 11 mei 2011 te Istanboel tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Trb. 2012, 233) (34038 (R2039));
Regels over het hergebruik van overheidsinformatie (Wet hergebruik van overheidsinformatie) (34123);
Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (34138);
Goedkeuring van de op 21 mei 2014 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (Trb. 2014, 146) (34155);
Goedkeuring en uitvoering van het op 2 maart 2015 te Veenhuizen tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen inzake het gebruik van een penitentiaire inrichting in Nederland voor de tenuitvoerlegging van bij Noorse vonnissen opgelegde vrijheidsstraffen (Trb. 2015, 37) (34178).
Deze wetsvoorstellen zullen in handen worden gesteld van de desbetreffende commissies;
2. de volgende regeringsmissives:
een, van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ten geleide van het verslag RBZ OS van 26 mei 2015 (griffienr. 157323);
een, van de minister van Buitenlandse Zaken, houdende goedkeuring van de op 17 november 2006 te Nairobi en de op 8 december 2012 te Doha tot stand gekomen wijzigingen van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 2007, 206 en Trb. 2013, 44), alsmede een toelichtende nota bij deze wijzigingen (griffienr. 157356);
een, van alsvoren, houdende goedkeuring van het op 24 november 2014 te Bogotá tot stand gekomen luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Colombia (Trb. 2015, 22), alsmede een toelichtende nota bij het verdrag (griffienr. 157351);
een, van alsvoren, houdende goedkeuring van het op 5 februari 2015 te Terneuzen tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaamse Gewest betreffende de aanleg van de Nieuwe Sluis Terneuzen (Trb. 2015, 35), alsmede een toelichtende nota bij het verdrag (griffienr. 157354);
een, van alsvoren, houdende goedkeuring van de op 1 april 2015 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en IJsland, anderzijds, betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 2015, 81) (griffienr. 157366);
een, van alsvoren, inzake Wijzigingen van de Overeenkomst inzake tijdelijke invoer; Brussel, 3 mei 2014 (griffienr. 157365);
een, van alsvoren, inzake Wijziging van Bijlage 1 van het Douaneverdrag inzake de tijdelijke invoer van particuliere wegvoertuigen; New York, 1 januari 2015 (griffienr. 157364);
een, van alsvoren, inzake Wijzigingen van het Verdrag betreffende het Internationale spoorwegvervoer en Aanhangsels; Bern, 26 juni 2014 (griffienr. 157363);
een, van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ten geleide van de meicirculaires gemeentefonds en provinciefonds 2015 (griffienr. 157319);
een, van de staatssecretaris van Financiën, inzake reactie consultatie in verband met Griekenland en tijdelijk regime exportkredietverzekering (griffienr. 157330);
een, van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, ten geleide van de ontwerpregeling implementatie artikelen 8 en 14 Richtlijn energie-efficiëntie (griffienr. 157358);
een, van de staatssecretaris van Economische Zaken, inzake voorstel tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (griffienr. 157321);
een, van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake Suwinet Veilig omgaan met elkaars gegevens (griffienr. 157336);
een, van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ten geleide van het ontwerpbesluit houdende Besluit uitvoering Tabakswet (griffienr. 157357).
De Voorzitter stelt voor deze missives voor kennisgeving aan te nemen. De bijlagen zijn neergelegd op de afdeling inhoudelijke ondersteuning ter inzage voor de leden;
3. de volgende missives:
een, van de wnd. president van de Algemene Rekenkamer, ten geleide het rapport Onderwijsmonitor; Ontwikkelingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in beeld (griffienr. 157328);
een, van de Algemene Rekenkamer, ten geleide van het Rapport Huisvesting door het Rijksvastgoedbedrijf; Doelmatig en doeltreffend beheer van rijksvastgoed (griffienr. 157359);
een, van alsvoren, ten geleide van het Rapport Regionale verschillen in de langdurige zorg; Mogelijke verklaringen voor zorggebruik van ouderen en chronisch zieken (griffienr. 157360).
De Voorzitter stelt voor deze missives voor kennisgeving aan te nemen. De bijlagen zijn neergelegd op de afdeling inhoudelijke ondersteuning ter inzage voor de leden;
4. de volgende geschriften:
een, van P.V., inzake oplichting door de gemeente Ooststellingwerf (griffienr. 157318);
een, van C.v.d.B. te D.H., inzake wetsvoorstel 30538 (Voorstel van wet van de leden Recourt, Oskam en Segers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met het opheffen van de strafrechtelijke immuniteiten van publiekrechtelijke rechtspersonen en hun leidinggevers) (griffienr. 153643.10).
Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie;
een, van M.J.A.B. te D., inzake schuldoverzicht Vestia (griffienr. 156850.01).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning;
een, van N.J.G.C., te Horst, inzake inzichten onderwijs (griffienr. 157329).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
een, van P.M. te S., inzake rekening houden met lagere inkomens (griffienr. 157317.01).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Financiën;
een, van J.d.G.-v.R. te D.M., inzake AOW (griffienr. 156290.34);
een, van L.V., inzake verhoging pensioengerechtigde leeftijd (griffienr. 156290.35);
een, van T.V. te R., inzake verschoppeling in eigen land (griffienr. 157338);
een, van J.R., inzake de Participatiewet (griffienr. 155087.20);
een, van T.S., inzake AOW (griffienr. 157372).
Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De Voorzitter stelt voor deze geschriften voor kennisgeving aan te nemen.