Verslag van de vergadering van 13 oktober 2015 (2015/2016 nr. 4)
Aanvang: 14.43 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2016 (34300).
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Mevrouw de voorzitter. "Mein Gott, hilf mir, diese tödliche Liebe zu überleben", oftewel: "Mijn God, help mij deze dodelijke liefde te overleven". Deze tekst was te lezen onder de met graffiti vastgelegde afbeelding op de Berlijnse Muur waarop Brezjnev en Honecker elkaar de socialistische broederkus gaven, die de bijzondere broederschap tussen de sovjetleiders symboliseert. De Berlijnse Muur is gevallen, maar de socialistische dictatuur is gebleven onder de noemer Europese Unie. Dictaten worden steeds meer centraal gestuurd en opgelegd en de begroetingen tussen de Europese leiders zijn inniger dan ooit. Zelfs minister-president Mark Rutte, van liberale huize, is er niet wars van om Juncker, de leider van de Europese Commissie, met deze socialistische broederkus te begroeten. Is het broederlijke liefde of is het een vorm van ideologische onderwerping? Is het een judaskus waarmee het Nederlandse volk wordt verraden en opgeofferd aan een droomvlucht van de Europese multiculturele samenleving met gelijke rechten in ongelijke gevallen? Ik heb het dit keer niet over een attractie in de Efteling.
Terwijl het kabinet zichzelf op de borst klopt over zijn beleid en maar blijft aangeven dat het allemaal wel goed komt met onze economie, rammelen er aan de poorten van Europa honderdduizenden migranten die vrijwel allemaal afkomstig zijn uit islamitische landen en die meer eisen dan bed, bad en brood. Immigranten eisen asiel en een leven lang gepamper in onze verzorgingsstaat. Het is tijd dat wij stoppen met het wegkijken en elkaar voor de gek houden. Dit zijn geen vluchtelingen, dit zijn economische gelukzoekers, dit zijn asieleisers op zoek naar de vleespotten van Nederland en Duitsland. Waren zij wel vluchtelingen, dan waren zij allang blij met de opvang in de eigen regio of in landen als Turkije, Griekenland, Hongarije of Oostenrijk of dan hadden zij zich voor opvang gemeld aan de poorten van de steenrijke Golfstaten en hun islamitische broeders en zusters, zoals Dubai, Qatar, Koeweit of Saudi-Arabië.
De heer Kox i (SP):
Mevrouw Faber verdiept zich altijd goed in de onderwerpen. Zij zegt hier nooit zomaar iets. Maar zij weet nu al erg goed dat mensen die uit oorlogsgebieden ontsnappen, dat doen omdat ze economische gelukszoekers zijn. Ik stel mevrouw Faber twee vragen. Ten eerste. Kan mevrouw Faber definiëren wat een "gelukszoeker" is en wat daar mis mee is? Ten tweede. Herinnert mevrouw Faber zich nog dat voor de Tweede Wereldoorlog een heleboel mensen weg probeerden te komen uit Duitsland, voornamelijk joodse mensen, maar ook homoseksuelen, zigeuners en socialisten? Zij probeerden weg te komen en kwamen soms in Nederland terecht. Nederland was het eerste land, zeg maar het Turkije van toen. Zij kwamen toen hier. Heel veel van hen zijn later doorgetrokken naar Engeland, de Verenigde Staten en zelfs naar Australië. Als we een beetje moeite doen, kunnen we een heleboel van die mensen opnoemen. Zou mevrouw Faber die mensen ook willen kwalificeren, wegzetten als economische gelukszoekers? Zo ja, had zij dan ook gezegd, als zij toentertijd hier iets te vertellen had gehad, dat die mensen niet verder mochten komen dan Nederland en dat zij dat eigenlijk al te ver vond? Wat we hier zeggen, zeker in deze zaal, moeten we ook altijd een beetje in historische context zeggen. Had de PVV-fractie voor 1940 mensen die Hitler-Duitsland ontvluchtten, als economische gelukszoekers betiteld voor het geval dat zij naar Amerika doorverhuisden?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
De vluchtelingenstroom die nu op gang komt, bestaat voor een groot deel uit mensen die eerst een paar jaar in Turkije hebben gezeten. Is het daar onveilig? Nee. Vervolgens gaan zij naar Griekenland. Is het daar onveilig? Nee. Daarna trekken ze naar Duitsland of Nederland, daar waar de beste voorzieningen zijn. Ze komen uit een veilig gebied. Als je voor oorlog op de vlucht bent, blijf je op de eerste de beste plek waar je veilig bent en waar je een leven kunt opbouwen.
De heer Kox (SP):
Ik heb een vraag gesteld en zou daarop graag antwoord krijgen. Mevrouw Faber zegt: ze zijn in Turkije en daar is het veilig. We hebben hier Tineke Strik in ons midden, die al die vluchtelingenkampen heeft bezocht voor de Raad van Europa. Zij kan vertellen hoe het daar eraan toegaat. Een ding is zeker: in vluchtelingenkampen is het leven nooit veilig, nooit, nooit, nooit. Ik ben zelf in het grootste vluchtelingenkamp van Jordanië geweest; ik vertelde daar vorig jaar over. Iedereen die daar iets te vertellen heeft, zegt dat een vluchtelingenkamp per definitie een buitengewoon onveilig oord is. Daarin zitten mensen die van alle kanten bij elkaar komen. Er zijn geen regels, er is geen toezicht, er is niks. Het is dus erg onveilig. Dat mevrouw Faber dat zo betitelt, is raar. In Griekenland staat op dit moment een partij voor de rechter omdat zij betrokken is bij het vermoorden van migranten. Zo veilig is het daar dus niet. Mijn vraag ging over de mensen die hiernaartoe kwamen voor de Tweede Wereldoorlog en doortrokken naar Amerika. Maak die vergelijking eens, mevrouw Faber. Durf dat nou eens aan. Probeer nou eens te bekijken wat de PVV nu hier zegt, zou hebben betekend als we dat op een ander moment in de geschiedenis zouden hebben gedaan. Het is toch niet te veel gevraagd aan goedbetaalde parlementariërs die zulke grote woorden gebruiken over bepaalde mensen om zichzelf de spiegel voor te houden om te kijken wat zij eigenlijk zeggen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik houd mij liever bezig met de huidige vluchtelingenstromen. Dat is allemaal al moeilijk genoeg. Laten we ons dus daarop focussen.
Ik zei al: als zij daadwerkelijk vluchteling waren, dan hadden zij zich voor opvang gemeld aan de poorten van de steenrijke Golfstaten en hun islamitische broeders en zusters, zoals Dubai, Qatar, Koeweit of Saudi-Arabië. Maar dat doen ze niet. Ze willen naar Duitsland en Nederland, want daar is meer te halen. Daar word je zelfs opgewacht met een knuffel. Dit is niet wat de PVV bedenkt, dit is de harde realiteit. De migranten zijn er zelf ook schaamteloos eerlijk over. Kijk bijvoorbeeld naar de reacties van asieleisers die onlangs werden opgevangen in Slovenië. Dit land had de opvang goed op orde. Maar voor deze zogenaamde vluchtelingen was het niet goed genoeg. De migranten wisten dan ook niet hoe snel ze daar weg moesten komen op weg naar Duitsland, de economische motor van Europa, of op weg naar Nederland, waar de Nederlandse bevolking het gelag kan betalen.
Een niet-westerse asielzoeker kost tienduizenden euro's. Het fabeltje dat telkens wordt gebruikt om de opvang van asielzoekers te vergoelijken, namelijk dat asielzoekers onze economie gaan versterken, geld opleveren en bijdragen aan de werkgelegenheid, is lariekoek. Deze asieleisers komen om te blijven en wacht een enkeltje bijstand.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Mevrouw Faber lijkt een beetje op die Iraakse minister van Voorlichting. Toen de bommen achter hem insloegen, ontkende hij dat er gevochten werd in de straten van Bagdad. Weet zij hoeveel asielverzoeken in 2014 in Nederland zijn toegekend?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat weet ik wel, want dat heb ik hier op een lijstje staan. Ik kan dat wel even pakken, maar de heer Kuiper weet het ook ongetwijfeld.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ja. 75% van de asielverzoeken in Nederland is gehonoreerd omdat het ging om een terecht asielverzoek. Mevrouw Faber schetst het beeld alsof de hele stroom bestaat uit economische vluchtelingen. Weet zij hoeveel er binnenkomen in Europa? Minder dan 10%.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het punt is: elke asielzoeker is er een te veel.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Mevrouw Faber lijkt dus op de Iraakse minister van Voorlichting, die de harde feiten zelf niet kende en deed alsof er niks aan de hand was.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik ben nooit vergeleken met een Iraakse minister. Volgens mij heeft hij ook geen rokje aan.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
U hebt promotie gemaakt!
De heer Hermans i (VVD):
De VVD-fractie werpt de opmerking "elke asielzoeker is er een te veel" verre van zich en vindt dit een zeer verwerpelijke uitspraak.
(Geroffel op de bankjes)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het is duidelijk dat de VVD geen limieten stelt. The sky is the limit. Het is duidelijk dat dit ook geldt voor het aantal vluchtelingen en asielzoekers.
Daar blijft het niet bij, want zodra de asielzoekers een verblijfstatus krijgen, begint het volgende feest: de gezinshereniging. Ook dat kost bakken met geld. Deze asielstroom kost ons miljarden euro's per jaar en duwt de verzorgingsstaat regelrecht de afgrond in, samen met onze beschaving. Met de massale asielstroom halen wij de barbaarse islamitische praktijken binnen, zoals kindbruidjes. Ja, voorzitter, u hoort het goed: kindbruidjes. Het uithuwelijken van kinderen is een geaccepteerd gebruik binnen de islam. Ondertussen hebben in Ter Apel 34 Syrische kindbruidjes asiel aangevraagd. Daarnaast zijn er nog eens 22 nareizende bruidjes onderweg. Er zitten meisjes tussen van 13 jaar. Dat is te ziek voor woorden.
Ondertussen laten de VVD'ers Rutte en Dijkhoff de asielstroom zijn gang gaan. Sterker nog, zij ontvangen de asielzoekers met open armen. Landen binnen Europa die dat niet doen, moeten er volgens de premier toe gedwongen worden asieleisers op te nemen. Deze premier heeft immers lak aan de democratie, lak aan de soevereine staten, lak aan de grenzen en lak aan de wil van het volk, dat nee zegt tegen nog meer asielzoekers.
Mevrouw Barth i (PvdA):
Mevrouw Faber en ik hebben net al even met elkaar gedebatteerd over de vraag wat de Nederlandse identiteit nou precies inhoudt. Is zij het met mij eens dat "afspraak is afspraak" een heel goede Nederlandse waarde is?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat is een Nederlandse waarde; dat klopt.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ja, afspraak is afspraak. Het is typisch Nederlands dat je dat doet. Is het dan niet ook typisch Nederlands dat we ons houden aan de afspraken in de internationale verdragen over de opvang van vluchtelingen, die wij hebben ondertekend? Wij zijn toch Nederlanders? Wij houden ons toch aan onze afspraken? Dat doen we toch niet alleen als het makkelijk is en als we de wind mee hebben? Het is toch ook heel Nederlands dat wij ons aan onze afspraken houden als het ingewikkeld wordt?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja, maar als ik naar een land als Hongarije kijk, zie ik dat zij gewoon de grenzen afsluiten. Dat kan dus gewoon. Wij kunnen gewoon de grenzen sluiten. Dan kunt u hier wel een beetje de gebraden haan uit gaan lopen hangen, maar mijn partij, de PVV, komt op voor Nederland. Wij komen op voor de Nederlanders. Wij zeggen: grenzen dicht, binnengrenzen sluiten en grenscontroles invoeren. Als we dat niet doen, gaan we gewoon ten onder.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik hoor mevrouw Faber enerzijds zeggen dat "afspraak is afspraak" heel Nederlands is. Anderzijds zegt zij dat, omdat Hongarije zich niet aan de afspraak houdt, wij als Nederland die Nederlandse waarde maar overboord moeten gooien. Het kan aan mij liggen, maar ik kan het verhaal van mevrouw Faber niet meer volgen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Laten we het dan maar niet over de verzorgingsstaat hebben, want u hebt alle zorgwetten afgebroken om de VVD te pleasen. Ik vind dat wel heel bijzonder van mevrouw Barth. Je moet het maar durven zeggen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Nu word ik toch een beetje uitgelokt. Kan mevrouw Faber mij vertellen hoeveel procent van de rijksbegroting volgend jaar in Nederland wordt uitgegeven aan zorg en sociale zekerheid, aan de verzorgingsstaat dus?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het punt is dat de verzorgingsstaat wordt afgebroken, terwijl er wel 1,5 miljard voor asielopvang wordt gereserveerd. Daar zijn wij op tegen. Wij vinden dat de Nederlandse zorg wordt afgebroken en dat de ouderen in de kou worden gezet. Toch gaat er wel 1,5 miljard naar de asielopvang. Daar zijn wij op tegen. Wij vinden dat die 1,5 miljard naar onze eigen mensen, ouderen en gehandicapten moet, in plaats van dat de hele zorg wordt afgebroken, zoals u hebt gedaan in de afgelopen jaren. U kunt niet ontkennen dat u dat hebt gedaan. U hebt er gewoon aan meegewerkt, met uw volle verstand.
Mevrouw Barth (PvdA):
Mevrouw Faber heeft heel veel woorden nodig om duidelijk te maken dat zij het antwoord op mijn vraag niet weet. Daarom geef ik het zelf maar even. Ruim 58% van de rijksbegroting wordt volgend jaar uitgegeven aan zorg en sociale zekerheid. Vorig jaar was dat 57%. De uitgaven aan de verzorgingsstaat gaan onder dit kabinet dus omhoog, niet naar beneden. Met de 1,5 miljard voor de opvang van vluchtelingen in Nederland waarnaar mevrouw Faber verwijst, zouden we de zorg in Nederland niet langer dan een week draaiende kunnen houden. Laten we het dus een klein beetje bij de feiten houden in dit debat en het in proportie blijven zien.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat was mevrouw Barth.
De PvdA-droom van een Nederland zonder Nederlanders komt meer en meer uit. Iedere week stromen er duizenden gelukszoekers binnen. Terwijl onze ouderen, die hun hele leven hebben bijgedragen aan Nederland, in de kou worden gezet, worden zij die geen rooie cent hebben bijgedragen warm onthaald. En het gaat maar door. Alleen al deze zomer zijn er minimaal een half miljoen migranten de Middellandse Zee overgestoken. Duitsland verwacht minstens 1 miljoen migranten. Enige vorm van regie is totaal zoek. De EU-president Donald Tusk waarschuwt dat er miljoenen migranten op drift zijn en naar Europa willen komen. En dan geeft de minister-president ook nog aan dat de beschikbaarheid van de middelen nooit een beletsel zal zijn voor het organiseren van fatsoenlijke opvang. Realiseert deze minister-president wel dat hij het over belastinggeld heeft?
Deze asieleisers hebben, na het verkrijgen van een verblijfsvergunning, recht op een woning, een sociale huurwoning, met voorrang. In de gemeente Den Haag maken ze het helemaal bont. Daar wordt de absurd snelle termijn van drie maanden verkort tot vier weken. Nederlanders die zich geen koopwoning kunnen veroorloven en die al jarenlang op de wachtlijst staan voor een sociale huurwoning, zien met lede ogen aan hoe zij steeds verder wegzakken op de wachtlijst en eigenlijk helemaal niet meer in aanmerking komen voor een woning. Jonge mensen, die een gezin zouden willen stichten, moeten maar bij pa en ma op zolder blijven wonen, en de gezinnen die de hypotheek niet meer kunnen betalen, gaan maar onder de brug liggen.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Het is natuurlijk heel erg makkelijk om hier groepen tegen elkaar uit te spelen: als er geen asielzoekers zouden zijn, zou er meer geld zijn voor andere groepen. Ik wil mevrouw Faber toch nog eenmaal een vraag stellen over de noodzaak van het kunnen krijgen van asiel. Het Vluchtelingenverdrag is juist gesloten om ervoor te zorgen dat mensen altijd hun land kunnen ontvluchten als het daar te onveilig wordt. Dat kan mevrouw Faber en mij hier ook overkomen. Het is nog niet zo lang geleden dat dit in Europa ook gebeurde. Vindt zij ook niet dat de mogelijkheid dat iemand zijn land kan ontvluchten en elders bescherming aan kan vragen, altijd moet blijven bestaan? Als dat zo is, waarom zou 100% van de vluchtelingen dan in één of twee kleine landen moeten worden opgevangen en niet eerlijk moeten worden verdeeld over de rest van de landen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Met open grenzen kunnen vluchtelingen ongebreideld naar binnen komen. Hiermee ondermijnen wij onze verzorgingsstaat. Dat moeten wij niet toestaan. Wij moeten opkomen voor de Nederlanders. Wij kunnen deze vluchtelingenstroom, die de hele samenleving ontwricht, niet laten komen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik heb nog geen antwoord op mijn vraag gehoord.
De voorzitter:
Mevrouw Strik, doet u een stapje terug van de microfoon, want anders is het veel te hard.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik heb nog geen antwoord gehoord op mijn vragen en dat zou ik toch graag krijgen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan zal ik heel duidelijk zijn. Wij zeggen: geen vluchteling er meer bij.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dat betekent dus dat de PVV vindt dat het niet nodig is dat mensen hun land kunnen ontvluchten als zij dat nodig hebben omdat het te onveilig wordt in dat land.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mensen kunnen hun land ontvluchten. Wij zijn voor opvang in de regio. Iemand uit Syrië kan naar Turkije gaan, maar niet naar Europa en niet naar Nederland.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Strik.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik heb ook een tweede vraag gesteld. U zegt dus dat ze naar Turkije kunnen, waar al 2 miljoen vluchtelingen worden opgevangen. Waarom zouden alleen die buurlanden de opvang van deze vluchtelingen moeten verzorgen? Waarom zouden niet ook andere landen moeten zorgen dat het recht op asiel overeind blijft?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het is een regionaal probleem. Het is een probleem van die regio daar. Wij kunnen niet de hele wereld op ons nek nemen. Je lost niet de problemen op door de problemen te verplaatsen naar Nederland.
De heer De Graaf i (D66):
Als Nederland zich door de eeuwen heen had opgesteld als de PVV, dan waren we een heel armzalig land geweest. Nederland is namelijk verrijkt door alle vluchtelingen die in de afgelopen eeuwen naar Nederland kwamen en die het land beter hebben gemaakt, in kunstzinnig en economisch opzicht en in alle opzichten. Ik hoorde in een bijzin dat mevrouw Faber de propagandataal al heeft aangescherpt. Het gaat niet meer over asielzoekers, maar over asieleisers. Dat moet zij nog maar even toelichten; alsof die mensen zeggen: ik heb dat recht. Zij vragen het en het is aan ons om het te beoordelen en vervolgens toe te kennen. Dat is toch wat anders. Hoe zit het nou met dat "geen vluchtelingen meer" en "grenzen dicht"? Hoe moeten we ons dat in Nederland voorstellen? Moeten we het verdrag van Schengen opzeggen? En dan? Denkt mevrouw Faber werkelijk dat er geen asielzoeker meer naar Nederland komt als wij weer slagbomen aan de grens bij Arnhem, Nijmegen en Maastricht zetten?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het wordt in ieder geval een stuk minder. Ze worden in ieder geval niet meer aangemoedigd, zoals nu. Nu wordt er, ook door mevrouw Merkel, gezegd dat iedereen welkom is. Dat heeft een aanzuigende werking. Als je stelling neemt en zegt dat je er geen vluchteling meer bij wilt hebben, dan gaat het echt wel met de tamtam die kant op, en komen mensen niet meer zo snel hiernaartoe. Dat zal zeker een remmende werking hebben.
De heer De Graaf (D66):
Als u zich voorstelt dat die slagbomen weer worden geïntroduceerd, wat denkt u dan dat dat voor effect heeft op onze economie en op het vrije verkeer van personen, als u op vakantie wilt gaan of als een vrachtwagen Nederland in of uit wil? Dat moeten we ook maar weer afschaffen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Die economie gaat beter als wij de grenzen sluiten voor deze gelukzoekers dan dat wij alles maar ongebreideld binnen laten komen. Meer dan de helft van de mensen die wij nu al binnen hebben, zit in de bijstand en gaat helemaal niets bijdragen, dus dat gaat ons alleen maar geld kosten en dat gaat ons echt niet verrijken.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer De Graaf.
De heer De Graaf (D66):
Ik krijg de indruk dat mevrouw Faber niet heeft nagedacht over het voorstel van haar eigen partij. De grenzen dicht, wat betekent dat eigenlijk voor de Nederlanders en voor de economie en ook voor asielzoekers? Zij heeft er geen begin van een antwoord op. Het is niet erg als zij een radicaal voorstel doet, maar het zou ontzettend helpen in het debat als zij dat een beetje goed doordacht zou doen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik wil toch nog wel even wat tegen de heer De Graaf zeggen. Dit ongebreideld naar binnen laten van deze asieleisers, van deze gelukzoekers, die niets gaan bijdragen aan de Nederlandse maatschappij, dat gaat ons alleen maar geld kosten. Het heeft een ontwrichtende werking op de zorg, op het onderwijs, op de woningen. Dan moet u niet zeggen dat onze economie erop achteruit zou gaan als we Schengen zouden opzeggen. Daar geloof ik helemaal niets van.
De heer Kox (SP):
Mevrouw Faber zegt dat de grenzen dicht moeten. Kent zij de uitdrukking: die is aan den draad blijven hangen? Dat is Brabants.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Wat zegt u?
De heer Kox (SP):
Die is aan den draad blijven hangen. Kent u dat?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Nee.
De heer Kox (SP):
Nee. Ik kan mevrouw Faber uitnodigen om met mij naar Achel te gaan. Weet zij waar Achel ligt?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Nee.
De heer Kox (SP):
Ook niet. Daar maken ze heel goede trappist. Dat ligt precies op de grens van Brabant en Vlaanderen. Er is een klooster. Daar is nu een tentoonstelling over 100 jaar geleden. Toen werd er, om te voorkomen dat mensen uit België nog langer vluchtten naar Nederland, een draad gespannen van het Zwin, bij Knokke, tot de voorwijken van Aken. Dat was den draad. Om het allemaal een beetje moeilijker te maken werd er 2.000 volt op gezet. Honderden mensen zijn daar aan den draad blijven hangen en gestorven. Dat zijn dichte grenzen.
Ooit moet de fractievoorzitter van de PVV zich toch in de geschiedenis verdiepen om te bedenken wat het betekent als je de grenzen zo sluit. Er werd daarnet verwezen naar de Berlijnse Muur. Als je daar naartoe ging, zag je al die vopo's. Die hadden ook een draad. Daar kon je ook aan blijven hangen.
Is dat nu werkelijk wat de PVV wil? Ik kan het me niet voorstellen. Ik kan me niet voorstellen dat de kiezers van de PVV dat zouden willen. Wat is het toch dat bij de PVV iedereen zo haatdragend maakt dat we die mensen koste wat het kost buiten moeten houden, alsof ze onze grootste vijanden zijn, terwijl ze op de vlucht zijn? Bij de PVV kreeg Jezus Christus nog niet eens asiel.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik wil toch nog even op de heer Kox ingaan. Hij ridiculiseert de PVV en zegt dat grenzen dicht en Schengen opzeggen allemaal niet kan. 70% van zijn achterban wil ook weer grenscontroles invoeren. Hij zet niet alleen mij en de PVV weg, maar hij zet ook zijn eigen achterban weg, waarvan 70% dat wil. Ik vind dat heel bijzonder.
De heer Kox (SP):
Wij hebben hier een Kamer. De bedoeling van deze Kamer is om te debatteren. Het probleem van de PVV is dat zij niet debatteert maar debiteert. Wat je ook vraagt, je krijgt altijd een voorgeprogrammeerd antwoord terug. Laat de fractievoorzitter van de PVV nu gewoon antwoord geven wat zij bedoelt met een dichte grens. De enige dichte grens die we ooit zo nadrukkelijk hebben gehad, was van 1915 tot 1918, een stroomdraad aan de grens van Nederland, waar mensen letterlijk aan den draad bleven hangen. Of gaat de fractievoorzitter van de PVV daar weer niet op reageren? Dan kunnen we eigenlijk geen debat voeren. Dan kunnen we misschien in de toekomst de bijdrage van de PVV op schrift krijgen, want als er toch nooit op gereageerd wordt, komt het debat niet echt tot zijn recht.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik laat dat maar een beetje gaan van mijnheer Kox over de procedure.
Mevrouw Barth (PvdA):
Dan zal ik het nog even proberen. Als groot believer in democratie en dialectiek vind ik dat we echt ons best moeten doen om dit wel een debat te laten zijn. Dat "grenzen dicht" van de PVV, hoe moet ik me dat voorstellen? Betekent dit dat bedrijven van Koreaanse, Japanse, Syrische of Arabische huize zich ook niet meer in Nederland mogen vestigen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Wat heeft dat met "grenzen dicht" te maken?
Mevrouw Barth (PvdA):
"Grenzen dicht" betekent toch dat er geen buitenlanders meer in mogen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Een buitenlander is een bedrijf?
Mevrouw Barth (PvdA):
De eigenaren of het management van een buitenlands bedrijf. Mag dat ook allemaal niet meer?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw Barth doet hier heel erg theatraal, mevrouw de voorzitter.
Mevrouw Barth (PvdA):
Geeft u nu eens antwoord op mijn vraag. U zegt: de grenzen moeten dicht. Dan vraag ik u of buitenlandse bedrijven die zich in Nederland willen vestigen, dan ook niet meer naar binnen mogen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
U vergelijkt mensen met bedrijven. U vergelijkt appels met peren. Wat bedoelt u?
Mevrouw Barth (PvdA):
In bedrijven werken mensen, mevrouw Faber.
De voorzitter:
Mevrouw Barth en mevrouw Faber, wilt u elkaar uit laten spreken? U weet het van mij: twee of maximaal drie keer een interruptie over hetzelfde onderwerp en dan is het klaar. Als het antwoord niet komt, dan is het: tant pis. Dan komt het er gewoon niet.
Mevrouw Barth (PvdA):
Dan hoop ik dat mevrouw Faber dit debat wil aangaan en antwoord wil geven op mijn vraag of "grenzen dicht" betekent dat ook buitenlandse eigenaren of buitenlandse werknemers van buitenlandse bedrijven in Nederland niet meer welkom zouden zijn, als het aan de PVV ligt.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Wij hebben helemaal niks tegen buitenlandse bedrijven.
Mevrouw Barth (PvdA):
Het is goed om te horen dat die grenzen toch een klein beetje open blijven. Anders had u namelijk ter plekke 900.000 Nederlanders werkloos gemaakt.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb een vraag aan mevrouw Faber. Zij heeft een paar keer niet gereageerd op de geschiedenis, want zij zei dat het al ingewikkeld genoeg is op dit moment. Ik refereer aan haar eigen opmerking dat zij gaat voor de Nederlandse waarden. Mijn vraag is: waar komen die Nederlandse waarden dan vandaan? Dan zijn we aan het discussiëren over een thema dat zij zelf heeft ingebracht.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Nederlandse waarden zijn gestoeld op onze christelijke en joodse cultuur.
De heer Schalk (SGP):
Als dat zo is, denk ik dat u met name doelt op de Thora en het Oude en het Nieuwe Testament. Het bijzondere in die geschriften is juist dat er ongelofelijk veel aandacht en liefde — ik gebruik dat woord heel nadrukkelijk — is voor vreemdelingen. Als dat gekoppeld wordt aan het wat hardvochtige betoog tot nu toe, denk ik dat u begrijpt dat ik me wat verbaas, want juist die joods-christelijke waarden hebben oog voor die vreemdeling. Ik vraag u om daar eens op te reflecteren, in deze Kamer van reflectie.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Een theologische discussie ga ik liever niet aan, maar ik wil wel een ding zeggen, zeg ik ook tegen de heer Schaap. De barmhartige Samaritaan hielp maar één persoon en niet miljoenen. Dat gaat onze draagkracht te boven. Als we het dan over christelijk waarden hebben, wij moeten niet de Nederlandse bevolking gaan inwisselen voor een islamitische bevolking.
De voorzitter:
Mijnheer Schalk, nog één interruptie op dit punt, want ik vrees dat we anders op een abstractieniveau komen dat wat verder weg gaat dan de Algemene Politieke Beschouwingen.
De heer Schalk (SGP):
Ik zal inderdaad ook geen theologische discussie starten, maar een-op-een zou 17 miljoen op 17 miljoen zijn. Dat zal uw bedoeling niet zijn. Met andere woorden, misschien is het goed om toch nog eens te gaan toetsen wat er inderdaad in die gelijkenis van de barmhartige samaritaan staat.
De heer Koffeman i (PvdD):
Toch nog even op dit punt.
De voorzitter:
Maar niet anders dan ik net heb gezegd.
De heer Koffeman (PvdD):
Nee, zeker. Collega Faber maakt een onderscheid tussen gelukzoekers die in nood zijn, die niet welkom zijn, en gelukzoekers die hier bedrijfsmatig activiteiten willen ontplooien, die wel welkom zijn. Kan zij aangeven waarom economische vluchtelingen die om economische redenen hier een bedrijf willen vestigen, bijvoorbeeld op de Zuidas, wel welkom zijn voor de PVV, terwijl vluchtelingen die in nood zijn, omdat zij de oorlog ontvluchten, niet welkom zijn?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het verschil zit in wat men kan bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Een economische vluchteling voegt helemaal niets toe. Een bedrijf kan wel iets toevoegen.
De heer Koffeman (PvdD):
Wat iemand kan bijdragen aan Nederland, wordt bij de PVV dus alleen in economische termen, in geld, uitgedrukt. Als je een bijdrage in geld levert, ben je welkom. Elke andere bijdrage telt niet en is niet welkom.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat zijn de woorden van de heer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Nee, dat is een vraag die ik aan u stel.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het klopt, er is meer dan alleen geld. We moeten echter niet vergeten dat economische vluchtelingen alleen maar geld kosten. Dat wordt allemaal betaald met belastinggeld dat wordt opgehoest door de Nederlandse belastingbetaler. Daar moet je heel zorgvuldig mee omgaan. We gaan gewoon bezwijken onder de last die eraan komt.
De voorzitter:
Ik geef mevrouw Faber nu de gelegenheid om haar betoog enige tijd achter elkaar te kunnen vervolgen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dank u, mevrouw de voorzitter. Terwijl de gemeenten nog keihard bezig zijn om de decentralisaties te verwerken, gooit het Rijk het probleem gewoon over de schutting bij de gemeenten. Gemeenten kunnen de opvang niet aan, zowel in financiële zin als in praktische zin. Er zijn amper woningen beschikbaar.
Terwijl 800.000 mensen in Nederland het eigen risico van de ziektekosten niet meer kunnen betalen, krijgen de asielzoekers gratis zorg. Ze gaan gratis naar de dokter, gaan gratis naar de tandarts, krijgen gratis onderwijs, gratis rechtsbijstand en krijgen ook, alsof het allemaal nog niet genoeg is, gratis leefgeld. Niets is echter gratis. De hardwerkende Nederlanders, de gepensioneerden en de spaarders betalen de rekening. Een rekening die komt nadat ze al door dit kabinet zijn uitgekleed. Terwijl asielzoekers alles gratis krijgen, gaan onze gepensioneerden erop achteruit. Zo zijn er in drie jaar tijd 60.500 verzorgingshuisplekken geschrapt en is de huishoudelijke hulp gehalveerd. Voor dit kabinet zijn asielzoekers belangrijker dan onze ouderen. Het is van een ongekende schaamteloosheid.
Tot overmaat van ramp nemen deze migranten ook nog hun eigen cultuur mee, die verstrengeld is met de islam. De islam toont zijn ware gezicht al in de opvangkampen in Europa. In de opvangkampen heerst islamitische terreur. Er zijn vechtpartijen. Vrouwen en meisjes worden door medeasielzoekers verkracht en zijn slachtoffer van gedwongen prostitutie. Alleenreizende vrouwen worden gezien als loslopend wild en worden vernederd. Hoe denkt de minister-president dat deze asielzoekers zullen reageren buiten het opvangkamp, waar zij geëmancipeerde westerse vrouwen zien lopen met wapperende haren, die 's zomers heerlijk vrij en ongedwongen in een zomerjurkje rondlopen?
Er valt nog heel wat te integreren. Dat gebeurt echter niet. Inwoners van Apeldoorn krijgen het advies mee, geen alcohol te schenken en gepaste kleding te dragen als ze een asielzoeker thuis over de vloer krijgen. Er wordt dus al gebogen achter de voordeur. Daar wordt je de islam al opgedrongen. Deze minister-president brengt onze eigen cultuur ter ziele. Dat is wellicht ook de reden, als je de geluiden op straat mag geloven, waarom deze premier allang geen premier meer is van alle Nederlanders. Hij zit op het pluche, maar dat is alleen nog maar om een handjevol PvdA-stemmers, een paar verdwaalde VVD'ers en de massaal toestromende asielzoekers te behagen. Door de grenzen niet te sluiten speelt deze premier met de veiligheid van de Nederlandse bevolking.
IS geeft aan terroristen mee te sturen op de boten richting het vrije westen. Berichten van Eurojust bevestigen dit. In Duitsland rekruteren salafisten potentiële terroristen onder de asielzoekers. Zij bieden soennieten hulp en onderdak, om ze vervolgens te vragen mee te strijden voor wat zij de goede zaak vinden: koppensnellen voor de islam.
Dit staat Nederland ook te wachten. De bevolking heeft dit door. Zij verzet zich tegen de azc's in haar achtertuin. Dat verzet neemt toe. Dat is niet alleen te zien in de peilingen maar ook op informatieavonden die open zijn voor alle geïnteresseerden. Kritische geluiden worden daar zo veel mogelijk genegeerd en de kop ingedrukt. Dat is niet omdat het allemaal zo lekker ligt bij de inwoners. Kennelijk durven stoere burgemeesters de discussie niet aan te gaan. Die stoere burgemeesters werken er wel aan mee om van Nederland één groot azc te maken.
Om ervoor te zorgen dat de Nederlandse bevolking toch door de pomp gaat, heeft de pro-asielzoekersclub een aantal mantra's bedacht. Zo zouden wij massaal hoogopgeleide arbeidskrachten nodig hebben. En laten die nu net tussen de asielzoekers zitten. Tenminste, dat zegt de bestuursvoorzitter van het COA, Gerard Bakker. Hij heeft de stroom eens goed bekeken en geeft aan dat grosso modo een derde een universitaire opleiding heeft en een derde een opleiding heeft op hbo/mbo-niveau. Hoe hij hierbij komt, is niet duidelijk. Hij zou moeten beschikken over de cijfers, maar die worden niet getoond. Het is vreemd dat deze hoogopgeleiden dan niet een goed bestaan kunnen opbouwen in de veilige landen in de eigen regio waar ze al doorheen zijn gereisd. Of zijn de bijbehorende diploma's net zo makkelijk te krijgen als het Syrische paspoort van Malik Ramadan, alias Mark Rutte? Hoe dan ook, het beeld dat Syrische professoren massaal ons land komen redden, klopt niet. Dat blijkt ook uit Duitse cijfers. De asielzoekers geven zelf het volgende aan. 11% heeft geen enkele school bezocht. 25% heeft alleen lagere school gedaan. Verder blijkt dat 12% analfabeet is. Dat wordt nog wat met het Nederlands leren. 15% geeft aan hoger onderwijs te hebben afgemaakt. In Nederland worden deze diploma's echter vaak niet erkend. Hoe zou dat nou komen? Dat gaat nog wat worden met een leven lang leren hier.
Door deze islamitische invasie zal de invloed van de islam in Nederland nog meer toenemen en gaan wij net zo falen als de islamitische wereld. De Nederlandse samenleving zal verarmen, vervuilen en verharden. Wij willen ons land niet laten veranderen in een woestijn. Wij willen de Nederlandse bevolking niet inwisselen. Deze stortvloed van asielzoekers moet gestopt worden. De grenzen moeten dicht en de asielzoekers moeten worden opgevangen in de eigen regio. Je lost de problemen niet op door ze te verplaatsen. De asielzoekers moeten zelf aan de slag in hun eigen regio.
Wat doet deze regering echter? Zij laat zich dicteren door haar Brusselse broeders. Zij laat zich dicteren om de islamitische invasie vrije doorgang te geven. De grenzen moeten van dit kabinet wagenwijd open en de toestroom moet à la Merkel gastvrij onthaald worden. Dit kabinet plaatst de belangen van de asielzoekers boven het belang van de Nederlanders. Dit beleid wordt door vrijwel alle Kamerleden gesteund. Deze Kamerleden zijn gekozen door de Nederlandse bevolking. Zij hebben het mandaat van de Nederlandse kiezers. Deze nepvolksvertegenwoordigers laten hun kiezers gruwelijk in de steek. Zij laten onze ouderen in de steek …
De voorzitter:
Mevrouw Faber, het woord "nepvolksvertegenwoordiger" wens ik hier niet te horen. Ik wil ook dat u dit terugneemt.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw de voorzitter, ik neem het niet terug, met alle respect voor u. Dit staat buiten u als persoon. Ik vind hen nepvolksvertegenwoordigers omdat zij niet doen wat zij horen te doen. Zij horen Nederland te beschermen, maar dat doen zij niet. Zij leveren Nederland uit. De Nederlandse bevolking wordt gewoon ingewisseld voor een islamitische bevolking. Met alle respect voor u als persoon, maar ik ga het niet terugnemen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Als mevrouw Faber en haar kompanen dit een nepparlement vinden, dan vraag je je toch af waarom ze hier zitten, maar dat terzijde. Is mevrouw Faber het met mij eens dat het ook typisch Nederlands is als het parlement de diversiteit van politieke meningen in ons land vertegenwoordigt?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Alle Kamerleden zitten hier met een mandaat van hun kiezers, met een mandaat van Nederlanders. Zij horen het Nederlandse belang te behartigen, en niet het belang van miljoenen vluchtelingen die uit het Midden-Oosten komen en die de islamitische cultuur meenemen. Dat moeten we gewoon niet willen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik krijg wederom, maar dat zijn we inmiddels bijna gewend, geen antwoord op mijn vraag. Ik blijf het echter proberen. Is mevrouw Faber het met mij eens dat in een typisch Nederlands parlement en in een open democratie, de veelkleurigheid van politieke opvattingen vertegenwoordigd moet worden? Of vindt zij dit parlement alleen een echt parlement als we een dictatuur zijn geworden en dus allen hetzelfde moeten vinden als de PVV? In mijn opvatting zou het pas een nepparlement zijn als we hetzelfde moeten vinden als één stroming. Een partij kan ik de PVV namelijk niet noemen; zij is zelf niet democratisch. Het is pas een nepparlement als één stroming in Nederland uitmaakt wat echt en niet echt is en wat goed en niet goed is.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik denk dat het juist alle andere partijen zijn die vinden dat we één mening moeten hebben. Zo veel verschillen zijn er niet tussen de partijen hier, behalve dan tussen de PVV en de andere partijen. Uw partij, mevrouw Barth, durft niet echt stelling te nemen. De PvdA durft niet te zeggen: wij gaan opkomen voor de Nederlanders. Nee, de PvdA draait altijd overal omheen. Hetzelfde geldt voor de zorg. Wat dat betreft durft de PvdA ook geen stelling te nemen en dat geldt ook voor het vluchtelingenbeleid. De PvdA geeft er de voorkeur aan, de grenzen open te zetten, om de vluchtelingen met open armen te ontvangen, maar hebben die vluchtelingen de PvdA een mandaat gegeven? Nee, dat mandaat heeft men gekregen van de Nederlanders in het land, die niet meer opvang willen, die geen azc in hun achtertuin willen. Dat lappen de volksvertegenwoordigers hier aan hun laars.
Mevrouw Barth (PvdA):
Voorzitter.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Barth. Ik wil hier een eind aan maken. Ik verklaar dit verder buiten de orde. Ik kan de Handelingen op dit punt niet schrappen, maar ik vind dit buiten de orde. Dit wordt een ordinair partijtje schelden. Daar heb ik geen zin in. Dat ligt niet aan u, mevrouw Barth. Het gaat om de manier waarop uw vraag wordt beantwoord, maar ik wil dat niet.
Ik geef mevrouw Strik en de heren Hermans en Kuiper nog de gelegenheid om één vraag te stellen over dit onderwerp, maar daarna stoppen wij ermee.
Mevrouw Barth (PvdA):
Voorzitter, ik zou mijn interruptie heel graag afmaken. Ik begrijp uw stellingname. Ik ben het ermee eens, maar ik vind ook, juist als het om zoiets wezenlijks gaat, dat wij het debat in dit huis niet moeten smoren.
De voorzitter:
Ik ben het debat niet aan het smoren. Ik heb gewoon geen zin in een ordinaire scheldpartij. U bent nu uitgesproken, mevrouw Barth. Ik geef mevrouw Strik en de heer Kuiper nog de gelegenheid om een vraag te stellen. De heer Hermans ziet daar vanaf. Vervolgens antwoordt mevrouw Faber, voor zover zij daartoe de noodzaak ziet en dan beëindigt zij haar betoog.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Voorzitter, ik schaar mij achter uw verzoek aan mevrouw Faber om haar kwalificering "nepparlement" terug te nemen. Met die kwalificering ondermijnt zij het gezag van het parlement en daarmee ook van de rechtsstaat. Ik vind dat onacceptabel.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik sta hier met een mandaat van mijn kiezers. Ik ben er diep van overtuigd dat zij heel anders denken dan mevrouw Faber. Zij vertegenwoordigen ook heel andere waarden dan mevrouw Faber. Ik wens hier niet voor nepvolksvertegenwoordiger te worden uitgemaakt. Dat is wat mij betreft ook het eind van het debat met de PVV.
Voorzitter, u vroeg aan mevrouw Faber of zij haar kwalificatie wilde terugnemen. Vervolgens gaf u aan dat u een en ander buiten de orde verklaart. Wat betekent dat?
De voorzitter:
U vraagt mij om een antwoord. Ik heb mevrouw Faber gevraagd om de term "nepvolksvertegenwoordiging" terug te nemen. Ze heeft niet "nepparlement" gezegd. Zij heeft "nepvolksvertegenwoordiging" gezegd. Ik heb mevrouw Faber gevraagd om dat terug te nemen, omdat dit volgens mij de bijl is aan de wortel van wat wij in Nederland kennen als de representatieve democratie. Als gekozen volksvertegenwoordigers hier — zij hebben de eed of belofte afgelegd — worden betiteld als "nepvolksvertegenwoordiging", vind ik dat wij heel ver van huis zijn. Ik vind ook, mevrouw Faber, met alle respect, dat u uw eigen aanwezigheid hier niet waarmaakt, want dan bent uzelf ook een nepvolksvertegenwoordiger. Dan is het eigenlijk merkwaardig dat het woord hier nog wordt gevoerd.
Ik vind dat wij onze representatieve democratie in ere moeten houden. Dat betekent ook dat iedereen de mening naar voren mag brengen die hij of zij heeft. Vandaag zijn de algemene politieke beschouwingen aan de orde. De vluchtelingenproblematiek is daar vandaag een belangrijk onderdeel van. Daar hebben wij tot nu toe ook over gediscussieerd met de volksvertegenwoordigers die het woord hebben gevoerd, maar ik wil niet dat er wordt gesproken over "nepvolksvertegenwoordigers". Ik wil ook niet dat hier een scheldverhaal wordt gehouden over wie wel en wat niet. Hier wordt een fatsoenlijk debat gevoerd, met volksvertegenwoordigers die hier met een eerlijk en keurig mandaat zitten van onze kiezers.
(Geroffel op de bankjes)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik wil hier graag op reageren, voorzitter.
De voorzitter:
Kort graag.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik ben geen nepvolksvertegenwoordiger, noch mijn collega's uit de fractie. Een nepvolksvertegenwoordiger doet niet wat hij of zij moet doen. Die komt niet op voor Nederland. Dat doet de PVV wel. Dan is het nog zo …
De voorzitter:
Mevrouw Faber, ik heb de microfoon uitgezet, want u doet nu precies waar ik zojuist over heb gesproken en wat ik niet wil. Ik heb gezegd dat wij een volksvertegenwoordiging vormen die door de kiezer is gekozen. Ik wens daar verder niets aan af te doen. U kunt kort reageren, maar als u stelt dat uw andere collega's nepvolksvertegenwoordigers zijn, maar uw collega's van uw fractie niet, wil ik dat gewoon niet horen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter, de vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Ik mag die gebruiken in dit huis. Ik vind het dus treurig dat u mijn microfoon uitzette. Als u tegen mij zegt dat u iets wilt zeggen, ben ik wel zo beleefd om mijn mond te houden. Dan val ik u echt niet in de rede. U hoeft mijn microfoon dus niet uit te zetten, want zo veel discipline heb ik wel.
Dan nog iets over de peilingen in het land. Van de ondervraagden wil 64% niet dat de vluchtelingen worden geholpen. Het merendeel van de mensen wil geen azc. De meeste volksvertegenwoordigers hier vertolken dat verhaal echter niet.
Ik ga verder met mijn betoog. De PVV-fractie is van mening dat de kiezers nog steeds gruwelijk in de steek worden gelaten door de volksvertegenwoordigers. Zij laten onze ouderen in de steek. Zij laten onze jongeren in de steek, want hun toekomst wordt inktzwart. Zij laten alle vrouwen in de steek. Die zullen degraderen tot tweederangs minderwaardige wezens.
Het moet daarom anders. Het Nederlandse belang moet voorop. Daarom moeten de grenzen dicht. Daarom moeten wij uit Schengen, moeten wij weer baas worden over onze eigen grenzen en moeten wij stoppen met de opvang van de asieltsunami. Geen asielzoeker er meer bij. Geen één! Wij moeten stoppen met de miljarden naar Brussel, naar ontwikkelingshulp en naar asielzoekers. We moeten in verzet komen. Hier in deze Kamer gebeurt dat niet. Men pakt hier niet de verantwoordelijkheid. Men laat Nederland in de steek. Maar het volk is het zat en laat van zich horen.
Ik rond af. De EU is dol op de islam. Beide ideologieën vinden elkaar, omdat zij beide niets met democratie hebben, omdat zij beide niets hebben met de vrijheid van meningsuiting en omdat zij beide de mensen een door hen bepaalde levenswijze willen opleggen. De islam is onderwerping, de EU is onderwerping. Net als het communisme zijn de islam en de EU een ideologie. De spelers zijn gewisseld, maar het spel wordt nog steeds gespeeld, op dezelfde manier. En dit alles wordt bezegeld met de socialistische broederkus.
De heer Kox i (SP):
Voorzitter. Fijn dat de minister-president met zijn team vandaag bij ons is. Dat is een mooi moment om dank je wel te zeggen voor alle inspanningen van de kant van de regering. Aan hard werken heeft het niet ontbroken. De premier — het is al gezegd — zit er morgen trouwens vijf jaar. Dat is best knap in Nederland. Ik feliciteer hem dan ook van harte. Ik ga er blind van uit dat er na afloop vanavond een rondje van de premier wordt geschonken, zodat er in ieder geval sprake is van één soort opbrengst van dit debat. Sommigen, zoals mevrouw Barth, zullen drinken op het eerste lustrum. Anderen zullen denken: vijf jaar is wel mooi geweest. Maar in ieder geval kan het drinken ons verbinden en dat is misschien ook wel nodig, zeker na de vorige spreker.
De minister-president deed het eerst met het CDA en de PVV, maar dat is de PVV inmiddels vergeten, nu met de PvdA en af en toe ook nog met D66, de ChristenUnie, de SGP en GroenLinks. Eenkennig kunnen wij hem dus zeker niet noemen. Mijn partij heeft hij nog niet weten te verleiden, maar hij mag altijd een kans wagen. Negen stemmen in deze Kamer is niet niks. Overigens is mijn partij ook niet eenkennig; we regeren tegenwoordig mee in de helft van de grote steden en in de helft van alle provincies. Met uitzondering van de PVV treffen we zowat alle partijen wel ergens aan in de een of andere coalitie. Voor de duidelijkheid: oppositie voeren doen we nog steeds, en graag, ook hier, als grootste linkse partij. In alle bescheidenheid markeer ik dat maar even, twintig jaar na onze entree in deze Kamer.
De regering legt een begroting voor die niet de onze is. Zo, dat is eruit. Volgens ons kun je met 262 miljard euro namelijk echt veel meer doen dan hetgeen de regering in haar begroting voor 2016 aan ons voorstelt. En je kunt het benodigde geld ook eerlijker bijeenbrengen. Het is een kwestie van kiezen. Nederland kan ook langs sociale weg uit de crisis komen, hoewel die crisis, veroorzaakt door het grote geld, de samenleving blijvend berooft van misschien wel 8% van ons bruto binnenlands product, volgens de Miljoenennota. Dat is een smak geld en dat voelen we nog jaren.
Uiteindelijk komen we echter niet zozeer geld tekort als wel plannen, plannen waarin sociale samenhang, gelijkwaardigheid en duurzaamheid middel en doel zijn in plaats van voortdurend het kind van de rekening. Dat staat ons tegen in deze begroting. Het wenkend perspectief ontbreekt. Het is een futloze begroting. De regering zegt dat het beter gaat, dat ons land "zich aan de crisis heeft ontworsteld". Maar daar merken veel mensen bar weinig van. Dit land is zeker niet socialer geworden sinds VVD en PvdA het met elkaar doen. De werkloosheid is hoger, de duur hardnekkiger, het aantal vaste banen lager, het aantal flexbanen talrijker, de publieke sector kleiner en de inkomens- en vermogensverschillen zijn groter. Een heleboel taken zijn over de heg van de gemeente gegooid, zonder genoeg geld erbij. Veel mensen weten zich bedrogen. Ze zien: liberaal en sociaal op één kussen, daar slaapt toch echt de duivel tussen. En die duivel lijkt nu nog wakker te worden ook, gemeten aan al het gekrakeel tussen wat elkaar in 2012 zo onverwacht innig in de armen vloog. De liefde is weg, alleen de kinderen — beter: de kiezers — houden het paar nog bij elkaar. Bij scheiding dreigen zij immers massaal weg te lopen, en dat is niet fijn.
Dus het kabinet zit er nog en praat vandaag met ons over haar begroting voor 2016. Dat is dit keer best spannend, voor een coalitie die slechts op 21 van de 75 zetels in deze Kamer achter zich weet. Dat is minder dan krap aan. De premier kan sommigen ooit verleiden, maar kan hij velen voortdurend inpalmen? Dat is de vraag voor het komende jaar. Zonder zegen van deze senaat is er geen begroting die doorgaat, zegt onze Grondwet. Of dat anders kan? Wellicht. Op 3 november kan deze Kamer het licht op groen zetten voor een staatscommissie die ons tweekamerstelsel gaat bekijken. Wij zijn voor.
Dat geldt niet voor het tekentafelplan om van het hele Binnenhof één enorme bouwput te maken en de boel hier een jaar of zes, zeven op slot te doen. Daar zijn wij tegen. De Staten-Generaal huizen hier al sinds 1588 en dat hoort zo te blijven.
Nu we vrijdag vieren dat de Staten-Generaal 200 jaar in het Koninkrijk bestaan, herinneren we ons natuurlijk ook dat al in de Republiek de Staten-Generaal ons hoogste staatsorgaan waren. Dit dankzij Johan van Oldenbarnevelt, die dat afdwong voordat hij wat later op het Binnenhof zijn hoofd verloor en ergens in onze kelders begraven werd. Als eerbetoon stellen wij voor dat zijn beeld, dat nu nog ietwat verloren langs de Hofvijver staat, naar het Binnenhof verhuist. Kost niks, zegt veel. Is dat een goed plan, vraag ik aan de minister-president.
Het grootste monument van Nederland hoort wellicht ook bij het Binnenhof, maar past er door zijn omvang zeker niet. En het staat ook prima in het geografisch centrum van Nederland, op de Amersfoortse Berg. Als u het niet precies weet, kunt u naar mevrouw Faber gaan, want zij is ernaast opgegroeid. Het monument herinnert ons aan de dank van onze Belgische buren voor het onderdak dat Nederland in de Eerste Wereldoorlog aan hen bood. Meer dan 1 miljoen Belgen kwam toen bij ons schuilen, terwijl ons land zelf maar 6 miljoen inwoners had, zeg maar een vluchtelingenverhouding zoals die nu bestaat in landen als Libanon en Jordanië. 101 jaar terug werd Nederland écht overstroomd door vluchtelingen, mevrouw Faber. En dat Nederland was onvoorbereid, slecht bij kas en balanceerde op het neutraliteitskoord. Sociale wetgeving, sociale huisvesting, sociale zorg, democratisch toezicht, het moest allemaal nog uitgevonden worden. Verder waren de Vlamingen overwegend rooms-katholiek en was Nederland, in ieder geval in zijn aard, vooral protestants. Dat onze bevolking toen die klus toch wist te klaren, mag ons trots doen zijn op onze grootouders en overgrootouders. Wegkijken was toen geen optie en is dat nu evenmin.
Ik benijd de premier niet en prijs hem voor zijn inzet. Maar je best doen is niet genoeg; we hebben daadkracht en resultaten nodig. Wellicht kan de minister-president zich laten inspireren door Pieter Cort van der Linden, de enige liberaal die hem in zijn ambt voor ging. Die wist in 1914 de vloedgolf aan Belgische liberalen … Ik bedoel Belgische vlúchtelingen — was dat nou een freudiaanse verspreking of was het een grap? — te verwerken en daarna ook nog echte hervormingen door te voeren, van de invoering van het algemeen kiesrecht tot de beëindiging van de schoolstrijd. Ik wil maar zeggen: er zijn liberalen die er echt iets van weten te maken.
Waarom, zo vraag ik de minister-president, zag zijn kabinet, en de Europese Unie als zodanig, de vluchtelingenstroom niet aankomen en trof het geen voorbereidingen, terwijl miljoenen Afghanen, Irakezen en Syriërs toch al jaren over de grenzen van hun land worden gejaagd? Is de regering bereid en in staat nu echt snel met een doordacht plan van aanpak te komen? Na Oranje staat het licht op rood voor ondoordachte en overmaatse opvang. Het argument dat kleine opvanglocaties niet rendabel zijn, is, met respect, kletspraat. Rampen zijn niet rendabel te regelen, hooguit draaglijk. Daarom wil mijn fractie vanaf nu transparante en kleinschalige opvang, zodat buurten, wijken en dorpen zich niet overvallen en overstroomd voelen en nieuwkomers de kans krijgen hier eerder thuis te zijn. En laten we meteen stoppen met sloop en verkoop van huurwoningen en de verhuurderheffing vervangen door een verplichting tot bouwen voor corporaties. Dan komen er echt huizen bij. Mevrouw Barth zal dit zeker met mij eens zijn.
De heer De Graaf i (D66):
Heeft de heer Kox ook bezwaar tegen grootschalige opvang als die opvang met instemming van de betreffende stad en de bevolking gebeurt, zoals in zijn eigen Nijmegen, waar ook de SP aan het bewind is?
De heer Kox (SP):
Ja, dan vind ik het nog steeds geen goed idee.
De heer De Graaf (D66):
Waarom niet?
De heer Kox (SP):
De ervaring heeft geleerd dat grootschalige opvang slecht is voor de integratie, omdat grootschalige opvang moeilijk begrepen wordt door inwoners. Je zult er maar in één keer 500 buren bij krijgen, zoals mijn overburen er 400 nieuwe buren bij krijgen. De kans dat daar misbruik van wordt gemaakt door mensen die gewoon hoe dan ook de tegenstellingen onder het volk willen opkloppen, is ook groot, weten we na de vorige bijdrage. Alles bij elkaar is kleinschalige opvang volgens mijn partij functioneler, beter en kansrijker.
De heer De Graaf (D66):
Dat de heer Kox kleinschalige opvang prefereert, begrijp ik, maar de vraag was of hij meent dat we moeten stoppen met de grootschalige opvang. Dat zou namelijk een groot probleem opleveren.
De heer Kox (SP):
Ik denk dat we vanaf nu kleinschalige opvang moeten gaan organiseren. Heel veel gemeenten geven ook aan dat zij bereid zijn om dat te doen. Zij moeten het uiteindelijk uitvoeren. We moeten dus niet doorgaan met die grootschalige opvang. Wat we nu hebben, kunnen we niet morgen sluiten, maar ik stel voor dat we wat we er nog bij moeten krijgen, gaan organiseren in de vorm van kleinschalige opvang. En nogmaals, het idee, ook van het COA, dat dat niet rendabel is, vind ik echt totaal verkeerd. De term "rendabel" is echt totaal verkeerd in deze discussie. Rampen kun je niet rendabel maken, zoals ik al zei, rampen kun je alleen maar draaglijker maken. Ik zeg dit omdat het argument gebruikt wordt dat zonder grootschalige opvang de opvang te duur wordt. Als je mensen in nood moet helpen, moet je echter niet zeggen: kunnen we het ons allemaal wel veroorloven. Dat is niet goed. Dat is mijn opvatting, mijnheer De Graaf.
Voorzitter. Mijn fractie begrijpt goed dat veel mensen zich ongemakkelijk voelen, zeker degenen die ineens honderden buren uit een ver en vreemd land erbij krijgen en vrezen dat dat ten koste van henzelf zal gaan. Hun leven is er al niet makkelijker op geworden na jarenlang onnodig hard bezuinigen en kortzichtig afbreken van publieke voorzieningen. Zij verdienen dat de regering laat zien ook hun problemen te begrijpen. Is de minister-president het met ons eens dat kiezen voor opvang van vluchtelingen nooit een keus mag worden tegen gerechtvaardigde wensen van de eigen bevolking en dat het dus geen kwestie van of-of is maar van en-en?
Mijn fractie heeft geen begrip voor degenen die zeggen dat een probleem geen probleem is zolang het niet hun probleem is. Die roepen dat er een hek om ons land moet. Die vluchtelingen wegzetten als testosteronbommen met baarden, die onze vrouwen en dochters belagen. Die roeptoeterend wegkijken voor de werkelijkheid. Die het lef hebben om mensen die op de vlucht zijn, aan hun lot over te laten, uit te schelden, te beledigen en te bedreigen. Dat is onthutsend en beschamend. Ik kan mij eigenlijk niet herinneren dat we dit vroeger ooit gedaan hebben in dit land. Natuurlijk, toen er katholieken uit België naar Nederland kwamen, werd er ook wel gescholden, maar volgens mij is het nog nooit op deze manier en met deze intensiteit gebeurd. Ik schaam mij daar in ieder geval plaatsvervangend voor. Deelt de minister-president onze opvatting dat degenen die dat doen eens goed in de spiegel zouden moeten kijken? Zouden zij zich niet moeten afvragen waarom zij zo on-Nederlands veraf geraakt zijn van onze ouders, opa's en oma's, grootouders en overgrootouders? Toen het erop aankwam, konden die wel barmhartig en solidair zijn.
Een doordachte aanpak eist dat we nu doen wat nodig is om degenen die op de vlucht zijn, onderdak te brengen. Dat is een mensenplicht. Als het moet doen we dat bij ons, als het kan dichter bij huis. Maar wie pleit voor "opvang in de regio" — ik kijk daarbij naar mevrouw Faber — zonder daar veel meer geld voor over te hebben, is schijnheilig en pleit feitelijk voor "opsluiten in de regio". Wat mogen we op dit punt van de regering verwachten?
Nu volgt een waarheid als een koe: wie minder vluchtelingen wil, moet minder oorlog voeren. Boven Syrië vliegen bommenwerpers af en aan. Ze zijn afkomstig uit landen met verschillende doelen, letterlijk en figuurlijk. Elke nieuwe bom jaagt nog meer mensen op de vlucht. Wij zeggen: stop met bombarderen. Ga ons geld investeren in opvang, zowel in de regio als bij ons. Help mee de financiers van al die oorlogen aan te pakken en zet alles op diplomatieke oplossingen, zoals een internationale Midden-Oostenconferentie en de erkenning van de Palestijnse staat. Dat zou een bijdrage zijn aan een oplossing voor wat wel "de moeder van alle conflicten" in het Midden-Oosten wordt genoemd. En spoor de Turkse regering aan alle geweld in het land te stoppen, de daders van aanslagen eindelijk te pakken en de komende verkiezingen niet nog verder in gevaar te brengen. Ik denk namelijk dat een nog instabieler Turkije nog meer vluchtelingen op weg naar Europa jaagt.
Vandaag zijn Syrië en Irak de brandhaarden die onze aandacht trekken. Vorig jaar waren we in de ban van de burgeroorlog in Oekraïne en de nieuwe Europese deling die daarvan het gevolg was. Nu lijkt het geweld daar gelukkig te stoppen en telt Minsk II weer. Er komen regionale verkiezingen aan en de noodzakelijke federalisering van het land lijkt in zicht. Het is erg dat het zo uit de hand kon lopen. Gaan we de wederzijdse sancties tussen Europa en Rusland afbouwen, nu de rust in Oekraïne hopelijk terugkeert? Mijn fractie is daarvoor, omdat de sancties contraproductief zijn en de tegenstellingen vergroten. Dat is heel gevaarlijk voor iedereen.
Ondertussen wachten heel veel mensen in ons land op gerechtigheid voor de slachtoffers van MH17. De Onderzoekraad Voor Veiligheid is klaar heeft vandaag haar rapport gepresenteerd. Kan de minister-president zeggen hoe we nu verder gaan?
Ik heb nog een laatste vraag in dit verband. Het associatieverdrag met Oekraïne deed daar begin 2014 de vlam in de pan slaan. Nog los van de uitslag van het komende referendum — hoe gaan we dat trouwens organiseren? — vraag ik de premier of uitstel van dit omstreden verdrag zou kunnen bijdragen aan het dempen van het conflict. Mijn fractie denkt van wel.
Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling is de ongelijkheid in de wereld slecht voor de economische groei en een duurzame toekomst. En die ongelijkheid is gigantisch. Minder dan 100 mensen bezitten meer dan wat de helft van de wereldbevolking heeft. Wereldwijd geven we steeds meer geld uit aan de bestrijding van welvaartsziekten, terwijl mazelen en cholera in arme landen weer dood en verderf zaaien bij gebrek aan inentingsprogramma's. Cynisch genoeg sterven er momenteel net zo veel mensen aan overvoeding als aan ondervoeding. Bij ons ligt twee derde van alle vermogens in handen van 10% van de bevolking. Dat is samen meer dan 600 miljard. Hoezo noemen we dat een egalitaire samenleving, zeg ik tegen mevrouw Barth. Het Sociaal en Cultureel Planbureau zegt dat bijna een derde van onze bevolking niet kan meekomen en achterblijft. In een van de rijkste landen van de wereld leven 400.000 kinderen in armoede. Hoe krijgen we het zo voor elkaar? Dit is toch allemaal heel raar?
In de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa complimenteerde de secretaris-generaal van de OESO twee weken geleden onze collega Tuur Elzinga voor zijn voorstellen tegen toenemende ongelijkheid en voor een meer evenwichtige verdeling van inkomen, welvaart en welzijn. Vrijwel de hele assemblee steunde zijn opmerkelijke resolutie. Deze Kamer heeft haar al ontvangen. Ik heb een vraag aan de minister-president. Als meer gelijkheid en meer duurzaamheid tot meer groei leiden, waarom zien we de plannen daarvoor dan niet terug in deze begroting? Het botst natuurlijk met de liberale ideologie, maar daar hoeven mensen toch niet de dupe van te worden? Een ideologie die niet werkt, hoort in het museum en niet in het regeringsbeleid. Een historicus zou dat moeten weten.
Wereldwijd ontwijken multinationals jaarlijks voor 250 miljard aan belastingen. Dat is net zoveel als onze hele begroting. Het botst nogal op de bewering in de Miljoenennota dat ons land zich "proactief inzet bij het aanpakken van internationale belastingontwijking". Je moet maar durven, zeg ik ook tegen de minister van Financiën. Deze kolossale diefstal van gemeenschapsgeld — dat is belastingontwijking namelijk — wordt immers mede mogelijk gemaakt door de duizenden brievenbusfirma's in onze hoofdstad, toch? Vandaag konden we in de krant lezen dat er in de afgelopen twee jaar 17% aan firma's bij is gekomen. Ook dat botst een beetje met de bewering in de Miljoenennota.
Mevrouw de voorzitter, de tijdmeter staat al een hele tijd op 7 minuten en 43 seconden. Ik wil de tijd niet te veel sturen, maar volgens mij ben ik al zeker 8 minuten bezig.
De voorzitter:
Ik tel het er wel bij.
De heer Kox (SP):
Mijn tekst zou moeten kloppen met de tijd, maar ik vond het een beetje oneerlijk dat de tijd niet doorliep.
Ik ga verder. Hoe kan het dat rijke mensen in Nederland jaarlijks voor 10 miljard aan belasting kunnen ontduiken, terwijl de regering van gemeenten eist om mantelzorgboetes op te leggen aan mensen die iets voor een ander doen? Dat is toch merkwaardig? De regering zegt dat de koopkracht stijgt, maar ik begrijp toch goed dat dit niet geldt voor mensen zonder baan, mensen met een uitkering, studenten en ouderen, en dat dit nauwelijks geldt voor mensen met lage inkomens? En mensen die veel meer verdienen, gaan er in euro's toch veel meer op vooruit dan lage inkomens en middeninkomens? Aan de kassa bij de Aldi moet je afrekenen in centen en niet in procenten, zeg ik maar even tegen de premier.
De kosten van het aanstaande handels- en investeringsverdrag met Amerika en Canada zijn groot voor de democratie en onze regelvrijheid. De kosten zijn echter ook groot voor de stabiliteit en de duurzaamheid van onze economie, de werkgelegenheid, de lonen en de inkomensverdeling. Wij willen in ieder geval het verdrag lezen en laten doorrekenen. Kan dat? Blind tekenen bij een kruisje doen wij niet. Wie doet dat wel? Zeker is dat de duizenden die zaterdag blijmoedig door Amsterdam liepen dat niet doen. Onze complimenten.
Van klimaatverandering denken sommigen ook dat het uiteindelijk allemaal wel goed komt. Wie weet. Maar als dat niet zo is, zullen wij er door ons nageslacht op worden aangekeken. Waar was je, pappa? Waar was je, mamma? Waar was je, toen we onze fossiele brandstoffen als barbaren opstookten, omdat sommigen er groot geld mee konden verdienen? Waar was je, toen daardoor de temperatuur op aarde onnodig ging oplopen, oogsten gingen mislukken, landen onder water liepen, mensen verdronken en de ongelijkheid in de wereld nog verder groeide? Wegkijken helpt ook hier niet, zeker niet omdat er betaalbare en duurzame oplossingen zijn. Wat wordt de inzet van de regering eind december in Parijs op de VN-Klimaatconferentie? We zijn niet zo groot, maar we kunnen wel het goede voorbeeld geven. We kunnen dat doen door het oppompen van ons aardgas drastisch te beperken en door onze kolencentrales dicht te doen. We kunnen dat doen door vol gas te geven op de opwekking van duurzame energie en door energiebesparing bovenaan de prioriteitenlijst te zetten. We kunnen dat doen door te laten zien dat we echt kunnen afkicken van onze verslaving aan fossiele energie. En we kunnen dat doen door Urgenda niet dwars te zitten, maar te bedanken. Dat kan moed geven aan anderen die het veel moeilijker hebben dan wij. Wat vindt de premier? Voorlopig halen we de afspraken van ons eigen energieakkoord niet eens, zeggen de milieuorganisaties. Is dat waar?
Tijdens de Algemene Beschouwingen van vorig jaar namen we hier een motie aan tegen het ontoelaatbaar beperken van de toegang tot recht en rechtshulp. Die motie heeft haar vervolg gekregen in onder andere een debat over de staat van de rechtsstaat. Waarom wordt er dan nu toch weer ingezet op het doorgaan met bezuinigen en op het verhogen van de griffierechten? Dat is heel dom. Daar kunnen hier gemakkelijk ongelukken van komen. Dat kan de minister van Justitie er echt niet bij hebben, lijkt ons. Ik overweeg in de tweede termijn hierover een motie in te dienen. Ik denk namelijk dat het goed is dat het kabinet beseft dat hier een vrij eensgezinde Kamer van mening is dat er nog eens naar de begroting van Veiligheid en Justitie gekeken moet worden. Zoals die nu is, levert die hier problemen op. En dat kan het kabinet beter niet hebben.
De invoering van de nieuwe Politiewet duurt twee keer zo lang en wordt twee keer zo duur. De minister kunnen en zullen we deze misser natuurlijk niet aanrekenen, maar het kabinet des te meer. Politiemensen voelen zich gepiepeld en criminelen vinden het geweldig. "Blauw in de kou", is dat iets voor een volgende VVD-poster? Ik doe maar een suggestie.
Volgens ons is het ministerie van Veiligheid en Justitie finaal uit zijn jas gegroeid en kan het beter snel tot menselijke maat worden teruggebracht. Veiligheid en justitie hebben veel met elkaar van doen, maar passen niet onder één pet. Laat de minister van Binnenlandse Zaken de politie erbij nemen. Dat maakt zijn leven spannender en het leven van de bewindspersonen op het overblijvende deel van het ministerie van Justitie een stuk draaglijker.
Mag ik de Kamer overigens in overweging geven haar tweede parlementaire onderzoek te laten gaan over de staat van de rechtsstaat? Het is beter op tijd te kijken, dan te laat te klagen. We hebben in deze Kamer al goede discussies gehad en zulk parlementair onderzoek zou een goed vervolg kunnen zijn. Het mag de minister-president duidelijk zijn dat de begroting voor Veiligheid en Justitie in deze vorm niet door mijn fractie gesteund zal worden. Het is maar een weet.
Marktwerking in de zorg maakt meer kapot dan je lief is. Dat vinden veel mensen. Mijn partij pleit daarom voor een publieke basisverzekering met inkomensafhankelijke premies en zonder eigen risico's. Dan kunnen de kosten eerlijker verdeeld worden, de toegang tot de zorg gegarandeerd en de marktwerking uitgebannen. Het beleid gaat helaas nog steeds de andere kant op. Ook dat is vragen om ongelukken; wij hebben het hier al eerder meegemaakt. Ook de begroting voor Volksgezondheid gaat in deze vorm onze goedkeuring niet krijgen, maar het is nog geen december.
Ook alle andere begrotingshoofdstukken zullen we beoordelen op hun gevolgen voor de sociale samenhang, gelijkwaardigheid en duurzaamheid. We hopen dat aan de overkant nog heel wat reparatiewerk wordt verricht. Hoe beter dat gebeurt, hoe makkelijker wij het hier straks hebben.
Over het Belastingplan beslissen we ook in december, maar laat ik nu de premier alvast waarschuwen dat het in deze vorm niet de steun van mijn fractie zal krijgen. Dit land heeft een ingrijpende herziening van het belastingstelsel nodig om het transparanter, eerlijker en duurzamer te maken. Ik verwijs maar naar de bijdrage van veel collega's afgelopen jaar tijdens de Algemene Beschouwingen toen. Grofmazig 5 miljard euro uitdelen in een tijd dat overal gaten vallen in de publieke sector schiet niet echt op, gericht je schaarse geld uitgeven wel. Wij willen dat mensen met weinig geld meer ruimte krijgen: werkenden, maar ook mensen met een uitkering of een pensioen. Dat doet dit Belastingplan niet. Wij willen ook dat de hoogste inkomens en de grootste vermogens een substantieel grotere bijdrage gaan leveren aan de bekostiging van de samenleving. Dat vraagt dit Belastingplan niet. Daarom deugt het niet, vinden wij.
De fractie van de SP oordeelt alles bijeen niet positief over deze begroting: te veel liberaal, te weinig sociaal. Als de minister-president, op zoek naar meerderheden in deze Kamer, die balans weet te verschuiven, dan zijn wij geïnteresseerd. Zo niet, dan is het jammer maar helaas. Ik zie met mijn fractie met belangstelling uit naar de reactie van de minister-president.
Mijn teller staat op 14.14. Toen ik deze tekst probeerde, duurde die echt 17 minuten, dus schrijft u dat maar op.
De voorzitter:
Volgens mij is het alles bij elkaar iets van 22.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter. Graag sta ik even kort stil bij het zojuist gepresenteerde onderzoeksrapport over het neerhalen van de MH17. Wij hopen dat dit rapport in elk geval de nabestaanden meer rust geeft en helpt bij het verwerken van hun verlies.
Over elf weken start het Nederlands voorzitterschap van de EU. Dat voorzitterschap vormt een unieke kans om te tonen voor welke waarden de Europese Unie staat. In dat kader ga ik graag in op twee urgente kwesties: de klimaatverandering en het vluchtelingenvraagstuk.
Als we de stijging van de temperatuur niet kunnen beperken tot 2°C, dan zijn de gevolgen desastreus, voor mens, dier en natuur. Zoals Jesse Klaver in Tweede Kamer zei: wij zijn de laatste generatie die iets aan de opwarming kan doen. De klimaatconferentie in Parijs is daarom cruciaal om ervoor te zorgen dat ons dat gaat lukken, met een substantiële verlaging van de CO2-uitstoot en een forse inzet op hernieuwbare energie en energiebesparing. Obama wil grote stappen zetten, zelfs China komt in beweging. Hoe zit het met de EU? En wat gaat het kabinet zelf uitdragen in Parijs? Staan wij daar in de voorhoede of staan we op de rem, als magere middenmoter, en waar het om duurzame energie gaat zelfs als achterblijver? Hoe zal Nederland als voorzitter de afspraken in Parijs straks voortvarend helpen omzetten in concrete naleving?
Als voorzitter van de EU kun je andere lidstaten alleen geloofwaardig aanspreken op naleving, als je ook zelf de doelstellingen haalt. Dat is nog lang niet het geval. Sterker nog, mijn fractie bespeurt geen gevoel van urgentie bij dit kabinet. Stil maar, wacht maar, met het energieakkoord lossen wij alles wel op, zo lijkt het adagium. De Nationale Energieverkenning weerlegt deze verwachting met harde cijfers. Ook de rechter droeg de Nederlandse Staat op om meer te doen om CO2-uitstoot met 25% te verminderen in 2020. Als we zo doorgaan, halen we zelfs geen 20% in 2020. Het kabinet vecht de uitspraak nu aan in hoger beroep, maar heeft bij monde van staatssecretaris Mansveld gezegd dat de uitspraak wel wordt uitgevoerd. Maar hoe dan, wanneer dan?
Mijn fractie ziet wel een tegenovergestelde beweging: alleen de oude kolencentrales worden gesloten, de overige gaan nog harder stoken dan ooit. Daardoor is de CO2-reductie in 2030 slechts 21% in plaats van de 40% die we in Europa hebben afgesproken. Het is bizar dat burgers worden opgeroepen om zuinig aan te doen, terwijl we kolencentrales en grote bedrijven de vrije hand geven. De energiebelasting voor grootverbruikers bedraagt 1/200ste van de energiebelasting voor kleinverbruikers. Duurzame energiecoöperaties moeten echter nog steeds energiebelasting betalen. Daarom wil mijn fractie weten hoe en wanneer het kabinet de motie-Klaver c.s. gaat uitvoeren die vraagt om concrete maatregelen in 2016.
Het kabinet heeft een meevaller van 5 miljard. Wat kun je daar niet allemaal mee doen? Veel meer windmolens en zonnepanelen aanleggen. De corporaties helpen weer wél te investeren in goede, betaalbare en energiezuinige woningen. De circulaire economie aanjagen met nieuwe technologieën. Drie vliegen in één klap: energiebesparing, extra banen en versterking van de economie. Met een echte vergroening van ons belastingstelsel kunnen we die innovatieve groene bedrijvigheid vleugels geven.
Het kabinet had ook kunnen kiezen voor meer broodnodige banen in de zorg, in het onderwijs en bij de politie en voor terug omhoog brengen van het OS-budget naar 0,7% conform de OESO-norm en een motie van deze Kamer. Deze coalitie laat echter alle kansen lopen en stopt de 5 miljard in versnipperde particuliere lastenverlichting. Daarmee haalt het kabinet, zoals al is gememoreerd, nog niet de helft van zijn ambitie om 100.000 banen te creëren en doet het niets aan vergroening. Wat het wél doet, is de inkomensongelijkheid vergroten: mensen met een hoog- en middeninkomen worden rijker, mensen zonder werk blijven op hun lage niveau. Welke boodschap geeft het kabinet met deze keuze af? Mensen die aan de zijlijn staan, vaak noodgedwongen, hoeven niet mee te profiteren van de welvaart? Het kabinet stuurt aan op meer private rijkdom, terwijl de publieke armoede toeneemt. De enorme bezuinigingen en verschraling in de zorg, de sociale werkvoorziening en het passend onderwijs worden nauwelijks verlicht. Ook onze natuur en de kwaliteit van ons leefmilieu komen er bekaaid af. De urgentie van het klimaatprobleem vraagt om andere keuzes. Ik roep onze premier op: leef de waarden voor Europa vóór en zet het klimaat ook hier op één.
Ook de vluchtelingen vergen een moedig en daadkrachtig voorzitterschap. Europa leek te zijn overvallen deze zomer, toen enkele honderdduizenden vluchtelingen op de Griekse eilanden aankwamen en zich een weg door Europa baanden op zoek naar bescherming en opvang. Toch was het te voorzien. Al meer dan vier jaar lang zet de Europese Unie in op het afweren van vluchtelingen, zonder daarbij echt te investeren in de drie buurlanden van Syrië, die samen 4 miljoen vluchtelingen opvangen. Vooral in Libanon en Jordanië groeide het tekort aan alles. Hoe vreemd is het dat vluchtelingen na al die tijd zonder toekomstperspectief besluiten om door te reizen? Solidariteit met deze landen betekent ruimhartige steun aan de regio's, maar met geld alleen zijn we er niet. Willen wij de buurlanden van Syrië geloofwaardig verzoeken hun grenzen open te houden voor de nieuwe mensen die Syrië moeten ontvluchten, dan moeten wij ook daar de druk verlichten en een deel van deze vluchtelingen een veilige en legale route bieden naar Europa, om te beginnen vooral voor de kwetsbaren, zieken, weeskinderen en ouderen, die daar ter plekke niet de zorg krijgen die zij nodig hebben. Is het kabinet bereid om een ambitieus bindend hervestigingsprogramma te bepleiten in de EU? Dit kabinet heeft een dergelijke stok achter de deur kennelijk hard nodig. Duitsland nodigde al 30.000 Syrische vluchtelingen uit, Nederland heeft er tot nu toe slechts 250 uitgenodigd.
Zonder veilige routes is het Europese asielbeleid heel cynisch. We hebben op papier mooie normen afgesproken over de waarborgen voor asielzoekers, maar die gelden pas als zij het Europese grondgebied hebben bereikt. Juist dat hebben we zo moeilijk mogelijk gemaakt. Er zijn muren opgetrokken, en de buurlanden hebben we overgehaald om hun grenscontroles aan te scherpen en om migranten terug te nemen die toevallig door hun land zijn gereisd. We verstrekken geen visa aan vluchtelingen en beboeten luchtvaartmaatschappijen die hen zonder visum toch naar Europa brengen. Doordat wij de brug ophalen voor vluchtelingen worden hun routes langer, duurder en gevaarlijker. We drijven hen in de armen van smokkelaars: hun enige strohalm voor een enkeltje Europa. Zolang wij de smokkelaars rijk maken, is het vernietigen van boten een naïef plan. Meer investeren in opvang in de regio is hard nodig. Het venijn zit hem echter in de tegenprestatie. De transitlanden fungeren namelijk als buffer, zodat wij géén vluchtelingen hoeven toe te laten, of hen kunnen terugsturen naar de regio die nu al 90% van de vluchtelingen opvangt. Is dat conform de waarden van de Europese Unie die het Vluchtelingenverdrag heeft verankerd in haar eigen verdrag? Als het aan het kabinet ligt, gebeurt dat inderdaad. Los van de juridische bezwaren, is het afschuiven van onze verantwoordelijkheid voor dat kleine deel van de vluchtelingen dat naar Europa komt, moreel onaanvaardbaar.
Vluchtelingen zijn het gevolg van conflicten die ontstaan uit armoede, onderdrukking en corruptie. De wereld is immers te klein om conflicten straffeloos de rug te kunnen toekeren. Ik mis een premier die dit verhaal vertelt aan onze inwoners. Ik ben blij met de persconferentie van afgelopen vrijdag, maar dat was wel heel laat. Het is bovendien bizar dat meteen nadat de minister-president tot kalmte heeft gemaand, zijn partijgenoot Zijlstra roept dat de medische zorg een walhalla is waar vluchtelingen op af komen. Ik neem aan dat de minister-president op zijn minst vooraf op de hoogte wordt gesteld van dergelijke misplaatste framing? Waarom laat hij het gebeuren dat de vluchtelingen een speelbal worden van electorale krachtmetingen?
Ik hoor veel politici verwijzen naar het ontbreken van draagvlak voor vluchtelingen, alsof ze daar zelf volledig buiten staan. Dat is natuurlijk niet zo. Mensen laten zich immers informeren en beïnvloeden door politici. Ik adviseer de premier om toch nog eens de nieuwjaarstoespraak van Merkel te bekijken, in reactie op de demonstraties van Pegida eind vorig jaar. Een verademing! Ze schetste de context van het wereldwijde vluchtelingenprobleem, noemde het vanzelfsprekend en haalbaar dat Duitsland vluchtelingen helpt en opneemt. Met haar leiderschap heeft ze het draagvlak voor vluchtelingen in Duitsland vergroot. Wat let de premier om dat ook te doen? Er zijn in Nederland niet alleen protestvoerders, maar ook heel veel mensen die graag hun bijdrage leveren aan de opvang en integratie van de vluchtelingen.
Ik roep de premier op om zijn verantwoordelijkheid te nemen als leider van ons land. Hij heeft vorig jaar na het neerhalen van de MH17 laten zien dat hij dat wel degelijk kan. Luister naar burgemeesters die oproepen tot helderheid, leiderschap, fatsoenlijk overleg en kleinschalige opvang. In die zin ben ik het erg eens met het pleidooi van de heer Kox. Laat de integratie slagen. De ideeën die ik hoor over versobering van huisvesting, sociale rechten en verblijfszekerheid, zijn daarvoor juist fnuikend. Dat staat nog los van de juridische onhoudbaarheid ervan. We hebben nu de kans om achterstanden te voorkomen. Maar dat lukt niet met het lafhartige motto van eigen verantwoordelijkheid. Het zakelijke Beieren, de motor van de Duitse economie, investeert compromisloos in de integratie van vluchtelingen. Waarom? Omdat het loont, want Beieren kent geen gettovorming. Een passieve houding komt als een boemerang op de samenleving terug. Is de minister-president bereid om meer te investeren in de begeleiding van vluchtelingen en wanneer gaat hij motie-Klaver c.s. uitvoeren waarin het kabinet werd opgeroepen om meer mogelijkheden te creëren voor scholing en werk voor asielzoekers?
Het huwelijk van VVD en PvdA slaagt er maar niet in om een heldere koers uit te zetten. Het huis wordt verbouwd, maar de partners hebben elk een eigen bouwtekening. De sloop verliep eendrachtig, maar nu er iets nieuws moet verrijzen, komen de partijen er niet meer uit. Het leidt tot krakkemikkige operaties. Ik noem de pgb's, de reorganisatie van de politie, de decentralisatie van de zorg en de ontsporing bij ProRail. Sinds de partners besloten hebben om elkaar de vrijheid te gunnen, in een laatste poging om een scheiding af te wenden, is het kabinet ronduit gaan zwalken. Als het niet zo schadelijk voor de samenleving zou zijn, zou het nog grappig zijn te zien hoe beide partijen even vurig een kabinetsbesluit verdedigen met een tegenovergestelde interpretatie.
Dit coalitiehuwelijk vormt een wankele basis om zelfbewust de huidige, grote internationale vraagstukken aan te pakken en om met een ambitieuze klimaatagenda en een gezaghebbende opvatting over het vluchtelingenvraagstuk het Europees voorzitterschap te bekleden. Het is echter nog niet te laat. Het kan misschien nog net. Daarom vragen wij de premier hoe hij de komende maanden gaat werken aan een overtuigende agenda om in elk geval een succes te maken van het Europese voorzitterschap.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Voorzitter. Op deze dag zijn onze gedachten bij de slachtoffers en nabestaanden van de ramp met de MH17.
Wij houden deze Algemene Politieke Beschouwingen in een woelige tijd. In het Nabije Oosten, even voorbij de grenzen van Europa, bevindt zich een bloedig strijdperk. De veiligheidscrisis raakt ons bestaan, brengt onrust, en stelt onze politieke instellingen en onze bevolking op de proef. Globalisering leek tot voor kort te wijzen op intensivering van wereldwijde communicatie, vergroting van markten, en vrij verkeer van personen en goederen. Tegenwoordig duidt ze tevens op niet aan grenzen gebonden geweld, zich uitbreidende onveiligheid en intercontinentale vluchtelingenstromen. Wekelijks komen duizenden vluchtelingen uit vooral Syrië ons land binnen, ontredderd, getraumatiseerd en op zoek naar veiligheid.
Onze verwevenheid met de rest van de wereld maakt dat wij geen geïsoleerd antwoord kunnen geven op de uitdagingen die voor ons liggen. De filosoof Amartya Sen heeft betoogd dat globalisering met zich meebrengt dat we bij de vraag wat ons te doen staat, motieven moeten afwegen die niet alleen gelden op ons stukje aarde. De globalisering maakt duidelijk dat een rechtvaardigheid die alleen houdbaar is in het licht van lokale belangen geen rechtvaardigheid is. Onze rechtvaardigheid moet breder en wijder zijn. De hulpeloosheid en ontheemding van vluchtelingen en hun verlangen naar veiligheid, doen een beroep op onze waarden en onze maatstaven van rechtvaardigheid. In onze overtuiging heeft de overheid het recht hoog te houden en moet ze hierin de toon zetten.
De vluchtelingencrisis maakt vragen los bij de bevolking over de toewijzing van woonruimte en middelen. Het wordt inschikken en opschuiven in een situatie waarin er al veel van burgers is gevraagd. Maar het gaat ten diepste om wat recht en billijk is en wat onze waarden zijn op kritieke momenten. Wij worden geconfronteerd met de gebrokenheid en last van de wereld en we kunnen ons er niet aan onttrekken. Juist dan moet helder zijn welke maatstaf van rechtvaardigheid de overheid aanlegt. En dan is er ook dit aspect: is het niet onze relatieve welvaart en onze mogelijkheid om te delen die ons juist in staat stelt om te helpen en dus een extra verantwoordelijkheid geeft? Kan de minister-president dit beamen?
Veel mensen zetten zich in om vluchtelingen te helpen. Het uitsteken van de helpende hand is hoe onze beschaving — misschien moet ik zeggen: hoe de beste delen van onze beschaving — barmhartigheid altijd heeft verstaan. Het is onze dure plicht. Ik ben trots op de kerken die ruimtes en vrijwilligers beschikbaar stellen. De manier waarop wij mensen verwelkomen, zal bepalend zijn voor het vervolg van hun verblijf. Het beroep op de samenleving zal sterker worden nu er uitgezien gaat worden naar kleinere locaties en vluchtelingen meer verspreid over het land worden opgevangen. We delen de observaties dat dat belangrijk is voor de komende tijd. Mijn fractie wil aan de kant staan van die Nederlanders, die zich inzetten voor anderen, zorg verlenen, op hun plek wereldburger willen zijn, niet wegtrekken uit gemengde wijken en buurten, maar het goede zoeken voor de samenleving. Wij kunnen wat aan als samenleving, dat is waar, maar zij die iets willen betekenen voor anderen, moeten daarbij de steun hebben van een overheid die betrouwbaar is en mensen niet in de steek laat. We hebben een samenleving nodig die ruimte, veerkracht en mogelijkheden heeft om zorg te besteden aan eigen mensen en aan nieuwkomers.
Maar dan moet die inzet wel ondersteund worden door een regering die aan de voorwaarden hiervoor werkt. Op dit punt heeft mijn fractie kritiek, en die is niet van vandaag of gisteren. Er is aandacht voor het bedrijfsleven — collega Hermans noemde Nederland het beste land voor ondernemers — en de economie, allemaal prachtig. Maar wij menen dat de inspanningen voor rechtsstaat en samenleving veel krachtiger moeten zijn. In de turnaround die we nu gaan meemaken, komen we onszelf tegen. We hebben teveel signalen veronachtzaamd. Voor nieuwe asielopvang was geen extra geld uitgetrokken in de begroting voor 2016. Waar was de minister-president met zijn hoofd? Kan het kabinet aangeven waar de middelen voor vluchtelingenopvang vandaan gaan komen? Er wordt een greep gedaan uit het toch al onder druk staande budget voor ontwikkelingssamenwerking. Wil de minister-president aangeven wat dit betekent voor het budget en de beleidsprogramma van Ontwikkelingssamenwerking?
De inzet voor recht en gerechtigheid begint dicht bij huis. Als de politie het werk niet aankan, er onopgeloste zaken blijven liggen, burgers klagen over toenemende intimidatie, criminele netwerken ons land als thuisbasis hebben, als er ongeleide projectielen op straat rondlopen en gevangenissen zijn wegbezuinigd, dan stelt dat burgers niet gerust. Teveel zaken blijven liggen. Ik denk ook even aan de situatie in Noord-Brabant, waar een onderwereld de bovenwereld in de greep krijgt. We moeten het kwaad aan het begin weerstaan. Ook dat is een overheidstaak. Pas dan ontstaat het vertrouwen dat we iets kunnen betekenen voor de wereld en dat onze samenleving grote groepen nieuwkomers aankan. Veiligheid begint bij een robuuste rechtsorde, maar op dit punt toont het kabinet te weinig ambitie.
Het leek er een tijd op dat deze regering zich hiervoor zou gaan inzetten. Met een nieuw ministerie voor Veiligheid en Justitie, dat echter al snel topzwaar lijkt en het moet doen zonder echte investeringen. Hadden we de 5 miljard die nu beschikbaar komt niet voor een deel anders moeten inzetten? Het primaire proces van de rechtspraak staat onder druk. De toegang tot het recht wordt als het aan het kabinet ligt, bemoeilijkt door de verhoging van griffierechten en de kosten voor rechtsbijstand. Ik meen dat daarover al via moties was aangegeven dat dit geen begaanbare route is. Haal het van tafel. Bezuinigingen op veiligheidsdiensten helpen al evenmin. Beseft het kabinet dat in een wereld die aan veiligheid inboet burgers hun houvast moeten vinden in de rechtsorde en de rechtsstaat? Gaat het kabinet de capaciteit van politie en justitie nu versterken? We zouden een uitspraak van deze Kamer over de justitiebegroting en de behoefte aan meer middelen ondersteunen.
Terwijl het kabinet bezig is z'n economische zegeningen te tellen, loopt het in de samenleving spaak. We bouwen geen participatiesamenleving op basis van de keuzes van het kabinet. We hebben te maken met een groeiende kloof tussen werkenden en niet-werkenden, tussen mensen met een betaalde baan en mensen die op een andere manier in de samenleving participeren. Volgens de Miljoenennota gaan werkenden er in koopkracht fors op vooruit en van die werkenden komen tweeverdienershuishoudens er veel beter van af dan eenverdienershuishoudens. De aandacht voor informele zorg, de aandacht voor gehandicapten en ouderen schiet te kort, terwijl het de bedoeling was de samenleving meer zorgtaken te laten vervullen. Vanuit welke visie opereert het kabinet nu eigenlijk? Graag krijgen we op dit punt een toelichting door de premier.
Onze internationale context is sterk aan het veranderen en ook Europa is geen safe haven meer. Meer dan eens heeft mijn fractie gevraagd of en wanneer we onze defensie-uitgaven meer in de pas brengen met de NAVO-norm, die ook voor ons geldt. In de Tweede Kamer heeft collega Van der Staaij aandacht gevraagd voor verdere investeringen. Mijn vraag aan de premier is welke afspraken er worden gemaakt met de NAVO-landen en hoe hij de trendmatige uitgaven voor zich ziet. Even voorbij de grenzen van Europa is er de hitte van de strijd, maar ook wat lijkt op het begin van een nieuwe Koude Oorlog.
Ik heb dringende vragen aan de orde gesteld rond veiligheid, recht en de bescherming door het recht. Dit zijn kerntaken van de overheid. Die vragen om serieus onderhoud en een serieus debat in een tijd waarin de overheid wordt getoetst op haar diepste intenties. Zij die van goede wil zijn in onze samenleving hebben bescherming en de vaste grondslag van het recht nodig; dat geldt voor vluchtelingen en voor burgers van dit land. Wij wensen de regering Gods zegen toe bij haar belangrijke taak om schild te zijn voor de samenleving en zien uit naar het vervolg van dit debat.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter. De Miljoenennota kwam dit jaar extreem vroeg tot ons. De plannen stonden al in de krant, voordat ze onder embargo op een beveiligde memorystick bij de fractievoorzitters in dit huis thuisbezorgd werden. Er was duidelijk iets te vieren, en zo'n geheim kun je moeilijk voor je houden.
De voorgeschiedenis is bekend, de hele buurt heeft het erover gehad. Twee jongens die elkaar niet kunnen luchten of zien, en nooit onder stoelen of banken hebben gestoken dat hun idealen diametraal op elkaar staan, besloten in 2012 toch bekend te maken dat ze gingen samenwonen, omdat ze gevoelens voor elkaar ontwikkeld hadden. Dat kon nooit goed gaan, wist de hele buurt, niet alleen omdat de jongens water en vuur waren, maar ook omdat het torentje waar ze gingen wonen dringend aan renovatie toe was. Ze hadden ervoor gespaard, er waren wat meevallers en op het moment dat het groot onderhoud een aanvang zou nemen, bleek toch dat de jongens niet zo heel erg goed bij elkaar pasten. Ze vochten elkaar letterlijk het torentje uit, wat hun populariteit in de buurt tot een dieptepunt liet dalen. En dus besloten ze het geld dat ze gereserveerd hadden voor de verbouwing, uit te geven aan een spetterend scheidingsfeest voor de hele buurt, hoewel ze nog maar drie jaar bij elkaar waren en grootse plannen gemaakt hadden. Een feest waarbij ze het gereserveerde budget voor de verbouwing vanuit een gouden koets tussen de buurtgenoten gooiden, in de hoop dat de daarmee gekochte populariteit het leed van de voorgenomen scheiding zou kunnen verzachten.
Ik sta even stil bij deze bizarre samenloop, omdat dit debat zou moeten gaan over de grote verbouwing, de belastinghervorming, de structurele aanpak van het werkloosheidsprobleem, een oplossing voor onze rol in de vluchtelingencrisis, kortom over alles wat er niet van gaat komen omdat het kabinet tot op het bot verdeeld is over de te nemen maatregelen en die verdeeldheid vertaald heeft in het bevriezen van alle plannen en het verdelen van het beschikbare budget via hetzelfde kwartetspel als waarmee het kabinet geformeerd is. Mag ik van jou de kinderopvang, dan krijg jij van mij de hobbyjacht. Van zulke dingen.
Dit debat gaat over de grootste en duurste verkiezingscampagne uit de geschiedenis. 49 zetels zijn de Partij van de Arbeid en de VVD aan de overzijde inmiddels gezakt in de virtuele kiezersgunst. Daarom wordt er per verloren zetel bijna 100 miljoen aan cadeautjes ingezet, om die koste wat het kost terug te winnen. Een noodplan, een feestbegroting die er duidelijk op gericht is om boze kiezers milder te stemmen. Geen nieuwe onderhoudsplannen die door de Eerste Kamer getorpedeerd zouden kunnen worden, maar louter eenmalige cadeautjes die hooguit via een tegenstem op de diverse begrotingen kunnen worden afgewezen. Die kans is beperkt in een huis dat bij voorkeur inhoudelijke afwegingen maakt.
Burgers zijn er niet gerust op. De vluchtelingencrisis verdeelt de samenleving en de coalitie tot op het bot, en het kabinet heeft niet het begin van een oplossing. "Zet ze allemaal in Oranje" klinkt als een blijk van grote verwarring. Wanneer de staatssecretaris in dezelfde kwestie ook nog de moord op John F. Kennedy bekent en de fractievoorzitter van de grootste regeringspartij meent dat borstvergroting en liposuctie een enorme aanzuigende werking zouden hebben op vluchtelingen uit Afrika, wordt het moeilijk om de kwestie nog serieus te nemen. Regionale opvang zoals die in het plan-Azmani uiteengezet wordt, krijgt geen enkele kans op het moment dat je het geld wegtrekt uit de regio en besteedt aan vluchtelingenopvang in Nederland. Collega Kuiper sprak daar ook al over. Kan de minister-president toezeggen dat er geen geld uit het budget voor Ontwikkelingssamenwerking wordt ingezet voor de opvang van Nederlandse asielzoekers, maar dat het geld in een ander budget gevonden wordt?
Dat de Europese Centrale Bank de geldpers heeft aangezet, is niet direct een bewijs van structureel economisch herstel. Er is niets gedaan aan de groei- en schuldverslaving. Wat wij zo graag willen beloven en geloven, dat het allemaal weer goed komt, lijkt misschien te gebeuren, maar is te mooi om waar te zijn. De Europese en de Nederlandse economie herstellen zich niet omdat het echt beter gaat, maar omdat Brussel 1.150 miljard aan extra eurobiljetten als smeerolie in de haperende economie pompt. 60 miljard euro per maand rolt van de Europese drukpers alsof het niets kost; papier is geduldig.
Mensen die thuis achter de geraniums zitten omdat er werk genoeg is, maar banen te weinig, voelen zich niet gehoord door dit kabinet, dat meer met zichzelf dan met de zorgen van de burgers bezig lijkt. Ook de miljoenen Nederlanders die zich zorgen maken over dieren, natuur en milieu voelen zich niet gehoord door dit kabinet, dat voluit inzet op het belasten van wat wij in overvloed hebben: arbeid. Het blijft zaken die schaars en vervuilend zijn razend goedkoop houden. Waarom belasten wij grondstoffen en CO2 niet?
De financiële crisis, de bankencrisis en de klimaatcrisis maken duidelijk dat het systeem is vastgelopen. Mensen in dit land snakken naar een samenleving waarin de dingen van echte waarde centraal staan, niet het geld. Mensen hebben liever de zekerheid van een baan en een pensioen dan dat er gespeculeerd wordt met dat pensioen om onrealistisch hoge rendementen te halen. Burgers zouden willen dat het voedsel dat zij kopen, eerlijk en veilig geproduceerd was en dat de overheid zich daarvoor inspande omdat je er als individu zo weinig invloed op hebt. Zij zouden willen dat de overheid namens ons allemaal de kwetsbaren beschermde tegen het recht van de sterkste.
Economische groei is niet de oplossing, maar het probleem. Economische groei is een illusie op een planeet die niet meegroeit. Economie is de wetenschap van schaarstevraagstukken, niet de wetenschap van het geld. Verantwoord beleid blijft per definitie binnen de draagkracht van de aarde, want wij hebben niet meer dan één wereldbol die ons voorziet van alles wat wij nodig hebben. Zolang wij accepteren dat alle zorgen en verlangens in geld uitgedrukt worden, in de groei van het bruto binnenlands product, zitten wij gevangen in een eenzijdig economische logica, in een economie met het karakter van een piramidespel dat alleen bij nieuwe inleg kan blijven draaien, zelfs als die nieuwe inleg komt van het aanzetten van de geldpers in Brussel. De Partij voor de Dieren gelooft niet in gouden bergen, niet in koeien met gouden hoorns. Wie beweert dat mestoverschotten omgezet zouden kunnen worden in groene stroom, praat poep. De 70 miljard kilo mest die het jaarlijkse gevolg is van de intensieve veehouderij, is een onafzienbare bruine stroom, geen groene stroom. Het leefbaar houden van de aarde kan niet wachten tot het moment dat het economisch goed uitkomt. Tot dusver slaat het kabinet stelselmatig alle waarschuwingen in de wind. Het is doof en blind voor de invloed die afgeschermde markten, de enorme landbouwsubsidies en onze agressieve handelspolitiek hebben op de kansen van mensen in vluchtelingslanden.
Het kabinet blijft blind voor de geopolitieke gevolgen van onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit instabiele regio's, kijkt weg van de gevolgen van wapenleveranties door Nederlandse bedrijven en bezuinigt miljarden op ontwikkelingssamenwerking. Ook faciliteert het als belastingparadijs het wegsluizen van de rechtmatige inkomsten van ontwikkelingslanden, zodat die in de zakken van grote multinationals met spookkantoren op de Amsterdamse Zuidas kunnen belanden. Collega Kox sprak er al even over: de brievenbusfirma's zijn met 17% gegroeid. Het kabinet zegt er iets aan te willen doen, maar doet er niks aan. En als klap op de vuurpijl: het kabinet weigert, zelfs als de rechter het hem oplegt, om serieus klimaatbeleid te voeren.
TTIP is geen grap van Arjen Lubach, maar een reële dreiging waarmee de EU onze soevereiniteit letterlijk in de uitverkoop zet. Het leidt tot nog verder dalende prijzen voor de producten van het agrarisch gezinsbedrijf en tot nog meer problemen voor boeren, van wie er nu al zeven per dag noodgedwongen stoppen. Familiebedrijven en het mkb hebben nu al grote moeite om te concurreren met de megabedrijven die van ons platteland bio-industrieterreinen maken.
Handel mag nooit ten koste gaan van milieu, dierenwelzijn, voedselzekerheid, mensenrechten en privacy. Handel mag nooit ten koste gaan van moraal. Mensenrechten en duurzaamheid mogen niet wijken voor economische kortetermijnbelangen. Onze eigen regels en onze eigen rechters mogen nooit buitenspel gezet worden voor het economische belang van multinationals en hun grootaandeelhouders. Is het kabinet bereid om de Nederlandse steun aan TTIP te onthouden als blijkt dat dat verdrag geen draagvlak heeft binnen de Nederlandse bevolking? Ik krijg daar graag een heldere reactie op. Ik overweeg op dat punt een motie in te dienen.
Nederland heeft de meeste landbouwdieren per vierkante kilometer in de wereld: 450 miljoen dieren per jaar. Het romantische landschap met de koe in de wei is veranderd in een landschap met megastallen. Het zijn mestfabrieken, waar transportwagens met dieren of mest af- en aanrijden. Wonen op het platteland kan je Q-koorts, MRSA of astma opleveren. Vlees uit een supermarkt is niet per definitie veilig, omdat er levensgevaarlijke bacteriën of virussen zoals hepatitis E in zitten. Het kabinet heeft de vleesindustrie zoveel vlees en zuivel laten produceren dat er meer dieren zijn dan er aan vlees en zuivel gekocht wordt. Dat hebben de varkens- en melkveehouders aan den lijve ervaren. Dit kabinet houdt de boeren een worst voor met het idee dat Europees geld uitkomst kan bieden. Er moet een einde komen aan het systeem dat mens en dier ziek maakt. Een krimp van de veestapel en een halt aan de intensivering en industrialisering in de vee-industrie is wat fractievoorzitter Rutte van de VVD in 2009 beloofde. We konden daar altijd voor bij hem langskomen. Dat doe ik vandaag. Graag een heldere toelichting hoe het kabinet dat mooie voornemen van toen, dat ook de Partij van de Arbeid als muziek in de oren moet klinken, gaat uitvoeren. Het regeerakkoord verzet zich er niet tegen. Ik krijg dus graag helderheid over de manier waarop het kabinet ervoor gaat zorgen dat de intensieve veehouderij ingekrompen wordt. Dat kan helpen tegen klimaatproblemen, voedselschaarste en watertekorten. Er is een wereld te winnen.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter. Uiteraard begin ik met het uitspreken van mijn medeleven met de nabestaanden en betrokkenen bij de MH17-ramp. Vandaag is het rapport over die ramp uitgekomen. Tot die betrokkenen reken ik ook een aantal van de hier aanwezige Kamerleden die vorig jaar een collega zijn verloren.
Bij de start van mijn eerste Algemene Politieke Beschouwingen heb ik enkele kennismakingsvragen aan de minister-president. Stel dat hij zou moeten kiezen tussen rijkdom of wijsheid, wat zou dan zijn antwoord zijn? Ik schat in dat hij zou kiezen voor wijsheid. Net als ooit de jonge koning Salomo. U kent de geschiedenis: God stelde hem in een droom voor de keuze wat hij wilde ontvangen. Salomo koos wijsheid; onze premier hopelijk ook. Ik zie hem knikken. Een eerste W.
Een tweede vraag. Stel dat hij zou moeten kiezen tussen welvaart en welzijn. Dat ligt dicht bij elkaar, maar er is duidelijk onderscheid: welvaart biedt mogelijkheden, kansen, nieuwe vergezichten, rijke oogst en volle schuren. Maar welzijn gaat dieper. Dat gaat over gevoelens, over liefde en genegenheid, over thuiskomen, over warmte en geborgenheid. Welzijn dus: een tweede W.
Wil ik welzijn en welvaart tegen elkaar uitspelen? Zeker niet. Ze kunnen en mogen elkaar versterken. Want welvaart is ook een groot geschenk. Welvaart is dus de derde W. WWW is wat mij betreft: wijsheid, welzijn en welvaart. Alle drie zijn ze van belang, maar liefst wel in deze volgorde. Zo vormen ze de leidraad voor mijn betoog.
Ik stel deze kennismakingsvragen niet zonder reden. Als ik door de Miljoenennota blader, constateer ik dat het daarin vooral draait om cijfers, om economische groei, om puntenwolken en om koopkrachtplaatjes. Dat is logisch, want bij wijsheid hoort ook dat je je huishoudboekje op orde hebt. Er is gelukkig na krimp en crisis een voorzichtig herstel van de economie. Daardoor komt er enige financiële ruimte. Daarbij plaatst de SGP wel als kanttekening dat we de staatsschuld moeten blijven afbouwen.
Het is goed dat een deel van de financiële ruimte wordt ingezet voor veiligheid binnen en buiten onze landsgrenzen. Defensie krijgt een impuls; de SGP ziet dat als een mooie start. Maar is dit wel voldoende? De motie-Van der Staaij c.s. in de Tweede Kamer over vervolgstappen in het kader van het meerjarig perspectief van de krijgsmacht kreeg daar brede steun. Welke vervolgstappen gaat de regering zetten? Ook past dit debat in de Eerste Kamer een meer fundamentele vraag. Kan de minister-president kort weergeven wat er in het verleden fout is gegaan, en hoe die fouten in de toekomst vermeden kunnen worden? Het gaat hier immers om de kerntaak van onze overheid, waarbij onze mensen worden uitgezonden op gevaarvolle missies. Zij verdienen respect en het is onze plicht hen goed te verzorgen en toe te rusten. Onze militairen opereren vaak in het buitenland, waar desastreuze machten strijden, waar strijd is tussen regeringen of waar onderlinge vetes zijn. De situatie in het Midden-Oosten blijft explosief. De SGP vraagt nadrukkelijk aandacht voor de enige democratische rechtsstaat in die regio, Israël. Laten we hen blijvend steunen en ons inzetten voor goede economische relaties met hen. Dat bevordert de vrede meer dan het creëren van een sfeer van boycot.
In dit verband heb ik nog een vraag. In 2016 zal Nederland het voorzitterschap vervullen van de Raad van de Europese Unie. Kan de minister-president al aangeven op welke wijze de motie van de Tweede Kamer over de aanpak van antisemitisme in Europa vorm en inhoud krijgt in het kader van de gestelde prioriteit "een Unie die verbindt"?
Er zijn ook andere krachten in de wereld, namelijk van terreur en rebellie: Boko Haram in Nigeria, afgrijselijk. IS in Syrië, mensonterend en schokkend. De internationale gemeenschap moet hier ingrijpen. De SGP vraagt dringend om richting de Verenigde Naties aan te geven dat onze prioriteit niet ligt bij Zwarte Piet, maar bijvoorbeeld bij het opkomen voor vervolgde minderheden, waarvan christenen de grootste en meest kwetsbare groep vormen.
De internationale gemeenschap worstelt met het immense probleem van de vluchtelingenstroom. Complete bevolkingsgroepen strompelen richting Europa, gedompeld in rouw en verdriet, soms onder erbarmelijke omstandigheden. Hierbij is bijzondere wijsheid nodig, ook voor de langere termijn. Natuurlijk willen we geen import van de radicale islam, maar als christelijke partij wijzen we geen mens af. De fractie van de SGP heeft geen goed woord over voor laffe aanvallen op weerloze en getraumatiseerde vluchtelingen. Ik schaam me diep voor de toon die het debat soms aanneemt. De SGP roept op tot een evenwichtige benadering. Hoe moeilijk het ook is, dat betekent: barmhartigheid en herbergzaamheid voor de echte vluchtelingen en rechtvaardigheid en zorgvuldigheid voor degenen die terug naar eigen land kunnen.
Ik heb twee vragen daarbij. Vindt de minister-president het realistisch om een snelle scheiding aan te brengen tussen economische vluchtelingen en vluchtelingen in verband met oorlogsgeweld? Het lijkt erop dat de politie momenteel wat overvraagd wordt om de veiligheid te waarborgen. Inmiddels heb ik begrepen dat er ook gepraat wordt over vrijwillige politie, maar is de regering ook bereid te overwegen om bijvoorbeeld de Koninklijke Marechaussee in te zetten, zodat vluchtelingen zich hier veilig kunnen voelen? Wij voelen ons hier immers ook heel veilig, met de Marechaussee om de hoek.
De problemen in de wereld zijn groot, maar er zijn ook vraagstukken in eigen land. We leven in een democratische rechtsstaat, met ongekende vrijheid. Dat stemt tot dankbaarheid, maar de SGP ziet dat vrijheid kan doorschieten. Als "mijn vrijheid" de maat der dingen wordt en als alles en iedereen ondergeschikt wordt aan het eigen ík, dan wil ík op zondag winkelen, dan wil ík mezelf ontplooien en dan ga ík voor mijn eigen recht!
Met pijn in mijn hart noem ik de positie van ongeboren kinderen. Ik kan er niet omheen. Hun rechten tellen niet. Zij komen niet eens aan vrijheid toe. En toch: een kind, hoe pril ook, is een kind. Onlangs hoorde ik een schokkende opmerking over de meest onveilige plaats in Nederland. Dat is de moederschoot. Daar heb je, zo zei men, 15% kans dat je het er niet levend afbrengt. In ons land worden immers per jaar 180.000 kinderen geboren en 30.000 geaborteerd. Dat is 15%! Deze kille cijfers doen mij intens pijn. Kan de minister-president eens proberen te duiden hoe het mogelijk is dat dit zo'n hoog aantal is geworden? Zijn het echt 30.000 noodgevallen, of is er iets fundamenteel anders aan de hand? Heeft de regering suggesties om deze aantallen terug te dringen? Kunnen we adequate hulpverlening bevorderen, zodat moeders en vaders niet in de kou staan als ze de rechten van het ongeboren kind respecteren?
Het kost me enige moeite om naar een ander onderwerp over te stappen, vandaar dat ik die vaders en moeders maar even als bruggetje gebruik naar de gezinnen. Aan hen is nadrukkelijk gedacht door dit kabinet, gezien de koopkrachtplaatjes. Iedereen gaat er zo'n beetje op vooruit, waarvoor hulde. Echter, de koek moet wel eerlijker worden verdeeld. Er is een stevige ongelijkheid als het gaat om een- en tweeverdieners. Uit onderzoek blijkt dat die eenverdieners behoorlijk gelijk verdeeld zijn over vrijwel alle politieke partijen. Op ongeveer modaal inkomensniveau blijkt de eenverdiener vijf keer zoveel belasting te betalen als de tweeverdiener. Dat is oneerlijk. Wat gaat de regering daaraan concreet doen?
We willen een participatiesamenleving, maar betaalde arbeid is maar een deel daarvan. Er is ook onbetaalde arbeid, in gezinnen, bij mantelzorg en in het vrijwilligerswerk. Waaruit blijkt dat de regering respect heeft voor mensen die misschien geen betaald werk doen, maar die wel echt participeren in de samenleving?
Ik kom nog even terug op de jonge koning Salomo. Hij vroeg om wijsheid en hij ontving die in ruime mate. Het viel mij op dat onze koning op Prinsjesdag de troonrede afsloot met de woorden: "U mag zich gesteund weten door het besef dat velen u wijsheid toewensen en met mij om kracht en Gods zegen voor u bidden." Dat gebed is er steeds, binnen de SGP, maar ook in veel huizen en in tal van kerken. Daarbij valt het mij op dat ik nog nooit heb horen bidden om rijkdom, maar wel om voorspoed voor land en volk, om welvaart, en om vrede en zegen, om welzijn. Evenals de koning blijkbaar doet, hoor ik mensen bovendien bidden om wijsheid. Die wijsheid en Gods onmisbare zegen wens ik de regering van harte toe. Dank u wel.
De heer Nagel i (50PLUS):
Voorzitter. Na de gebeurtenissen van de afgelopen weken kon het niet anders dan dat het vluchtelingenprobleem vandaag het centrale thema zou worden. 5OPLUS neemt in deze kwestie een duidelijk standpunt in. Wij zijn het zeer oneens met de PVV, die geen enkele ruimte in het beleid laat voor de opvang van mensen en kinderen die echt in nood verkeren en door de dood bedreigd zijn. Aan die opvang moet Nederland zijn bijdrage leveren. Allereerst door de opvang van vluchtelingen in de eigen regio te ondersteunen, maar ook door mensen in ons land op te vangen, nu de feiten zijn zoals ze zijn.
5OPLUS stelt hier echter wel voorwaarden aan. Allereerst kunnen deze bijdragen niet onbeperkt zijn. Een klein en dichtbevolkt land als Nederland kan dit slechts aan als het verhoudingsgewijs gebeurt. Gisteren vroegen wij de meest recente cijfers op bij de staatssecretaris. Daaruit blijkt dat er de laatste vier weken meer dan 12.000 vluchtelingen ons land zijn binnengekomen. Alle prognoses worden fors overschreden. Op welke bijgestelde aantallen rekent men in 2015 en in 2016? Daarop krijg ik graag een concreet antwoord. Welke begrotingsoverschrijdingen zullen er dan zijn en hoe worden die opgevangen? Denk aan de kosten voor wonen, voeding, medische zorg en onderwijs.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Ik wil graag van 50PLUS weten of zij ook een limiet stelt aan de instroom van vluchtelingen.
De heer Nagel (50PLUS):
Ik heb geen getal in mijn hoofd, maar uit het vervolg van mijn betoog zal blijken hoe we erover denken.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Maar u hebt geen getal?
De heer Nagel (50PLUS):
Ik denk dat dat onmogelijk is, want we hebben te maken met de situatie zoals die nu is. Ik zal de Kamer ook zeggen waarom ik vind dat het eigenlijk een beetje uit de hand loopt. Dat komt door een gebrek aan beleid. Maar de situatie zoals die nu is, kun je niet terugdraaien en die moet je ook niet willen terugdraaien.
Ik vervolg mijn betoog. In de tweede plaats zal er draagvlak moeten zijn onder de bevolking. Bewoners moeten over hun eigen woonomgeving kunnen meepraten. 5OPLUS vindt de blunder van Oranje beslist niet voor herhaling vatbaar. We vragen aan de premier of hij duidelijk afstand neemt van de uitspraak van staatssecretaris Dijkhoff dat dit nog eens kon gebeuren.
De peilingen laten zien dat de kiezers verdeeld over dit beklemmende vraagstuk denken, ook bij andere partijen dan de PVV. Ook constateren wij dat er een kentering is in de discussie en dat dit vooral komt doordat er de afgelopen tijd geen enkele leiding was — de regeringspartijen stonden in feite recht tegenover elkaar — en vooral, zoals door heel Nederland wordt geroepen, door het gebrek aan zichtbare leiding door de premier. Met een variant op de onsterfelijke vondst ruim 40 jaar geleden van Hans Wiegel zeg ik: de onzichtbare man bestaat; daar zit hij!
Ook als men niet behoort tot degenen die onder alle omstandigheden "eigen volk eerst" roepen, moet men begrip hebben voor mensen die moeilijk aan betaalbare zorg kunnen komen of die al jaren op de wachtlijst voor een woning staan. Met de huidige instroom die nog lang niet is afgelopen en zelfs de komende jaren groter kan worden, dreigen hun vooruitzichten op een betere toekomst te worden geschaad. Ook dat is niet acceptabel. Daarom is een streng en rechtvaardig beleid nodig. Dat moet humaan maar wel realistisch zijn. Een dergelijk beleid is er niet en zal er door de verdeeldheid tussen de Partij van de Arbeid en de VVD, ondanks schijnbare akkoorden, ook niet komen.
50PLUS besteedt duidelijk aandacht aan de grote onrechtvaardige behandeling die de ouderen in 2016 opnieuw voor de kiezen krijgen. Nadat de afgelopen jaren de pensioenen voor het grootste gedeelte bevroren waren en zelfs gekort werden, gaan de ouderen in 2016 er verder op achteruit. 5 miljard is er te verdelen, maar er wordt puur op leeftijd gediscrimineerd. Bij eerdere belastingverlagingen in 1990 en 2001 werden de ouderen gelijk behandeld en deelden ze wel gelijk mee in de grote verlaging. Ouderen hebben de afgelopen crisisjaren zwaar meebetaald aan de belastingverhogingen. Waarom hebben ze dan nu niet evenredig meegedeeld in de lastenverlichting? Hoe is dat te rechtvaardigen? De cijfers tonen onomstotelijk aan dat de gepensioneerden de afgelopen jaren veruit het meest hebben ingeleverd. Waarom moeten zij jarenlang en ook het komend jaar meer koopkracht inleveren dan de werkenden? Welk respect kun je hebben voor bewindslieden die de ouderen generaliseren als een rijke groep van wie het onbeperkt mag worden afgenomen? De ouderenbond ANBO heeft een groot onderzoek laten verrichten. In vijf jaar tijd gingen de werkenden er 1% op achteruit en hadden de gepensioneerden maar liefst 6% minder te besteden. Wat die rijke ouderen betreft, uit datzelfde grote onderzoek blijkt dat in 2013 het gemiddeld besteedbaar inkomen voor werkenden €40.500 was en voor de gepensioneerden iets meer dan de helft: €23.800. Het wordt tijd dat de bewindslieden deze cijfers eens uit hun hoofd leren.
De gepensioneerden zijn structureel terechtgekomen op het pad dat naar beneden loopt, zeker wanneer je bedenkt dat de komende tien jaar van indexeren geen sprake zal zijn en dat er momenteel weer openlijk wordt gespeculeerd over toekomstige kortingen. Ook de toekomstige pensioenen zullen voor oud maar ook voor jong lager zijn door het niet-indexeren en het kabinetsbeleid dat ertoe leidt dat ons fraaie pensioenstelsel geheel wordt uitgekleed. Wil de premier eens uitleggen wat de motieven zijn om gepensioneerden en werkenden niet op een gelijke manier te behandelen en de mensen die hun hele leven lang hard gewerkt hebben niet op gelijke manier structureel van de 5 miljard lastenverlichting te laten profiteren?
Ook met de werkgelegenheid voor ouderen is het diep treurig gesteld. Twee jaar geleden beloofde minister Asscher dat er 22.500 werkloze 55-plussers aan het werk zouden gaan. Nu bleek onlangs dat het om een schamele 6.500 55-plussers gaat. Het kabinet jubelt over teruglopende werkloosheidcijfers, maar die zijn wederom zeer ongelijk over de generaties verdeeld. De jeugdwerkloosheid liep — gelukkig — in een jaar terug met bijna 3,5%. De werkloosheid in de leeftijdsgroep 55-65 jaar steeg echter naar een record: 8,4%. Van de werkloze 50-plussers zit na een jaar twee derde nog steeds zonder werk. Ouderen boven de 55 jaar komen niet meer aan de bak, maar moeten wel langer doorwerken. Hoe verklaart de regering dat het aandeel ouderen in de werkloosheid in Nederland groter is dan in andere landen, zoals de Verenigde Staten, België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Zweden, Italië, Duitsland, noem maar op? Dat moet toch aan het regeringsbeleid liggen? In de gehele EU is het 25%, in Nederland 42%. Dat zijn cijfers die niet liegen.
Het propageren van langer doorwerken doet de situatie voor de ouderen alleen maar verslechteren. Directeur Berkhout van De Arbodienst meent dat de verhoging van de pensioenleeftijd naar 70 jaar is bedacht door mensen die de hele dag achter hun bureau zitten. Ouderen die fysiek zijn versleten kunnen geen werk meer vinden. Marktonderzoeker GfK publiceerde onlangs dat de Nederlanders niet klaar zijn voor de verhoging van de pensioenleeftijd richting 70 jaar. Men is onvoorbereid op langer doorwerken en wie de eindstreep niet haalt, moet het inkomensgat zelf financieren. Het kabinet zou nog één hervorming moeten doen: het terugdraaien van de verhoging van de AOW-leeftijd. Helaas is er maar één visie, en die is gericht op de schatkist.
Dit stuurloze kabinet wordt in feite maar door één man in het zadel gehouden, namelijk opiniepeiler Maurice de Hond. Met de VVD op twintig zetels en de PvdA op tien zetels moeten deze partijen zich aan de rand van het ravijn aan elkaar vastklampen. De afloop laat zich niet moeilijk raden. De rouwadvertentie kan opgemaakt worden.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. De chaos in de wereld laat ons niet ongemoeid. Op de vraag hoe er met de verschillende partijen die daarvoor verantwoordelijk zijn moet worden omgegaan, kom ik straks nog terug. Een belangrijk aspect ervan is in ieder geval dat wij niet meer alleen als buitenstaanders ernaar kunnen kijken, maar dat we ook heel direct geconfronteerd worden met de gevolgen en de problemen die dat hier geeft.
Vluchtelingenproblematiek is Europese problematiek; dat besef is nu gelukkig doorgebroken. Wij kunnen ons niet meer onttrekken aan een grote instroom. Ik besef terdege dat er niet onmiddellijk een opvangsysteem voor klaarligt en ook dat er hier en daar dingen fout kunnen gaan. Van belang lijken mij de volgende dingen. Ten eerste moeten we overeenstemming blijven zoeken met gemeenten en meer oog hebben voor kleinschalige mogelijkheden. Ten tweede moeten we gebruikmaken van de door Europa aangewezen veilige landen om snel te kunnen schiften in de instroom. Dat Europese systeem van veilige landen moet zo snel mogelijk, maar wel op een verantwoorde manier verder worden uitgebreid. Naar de landen die veilig zijn moet zo snel mogelijk worden uitgezet en moet terugkeer eventueel worden afgedwongen. Ten derde moeten we vluchtelingen uit oorlogsgebieden wel zo snel mogelijk een tijdelijke verblijfsvergunning geven. Natuurlijk moeten we vooral op korte termijn woonruimte scheppen voor statushouders door verbouw, nieuwbouw en realisatie van systeembouw. Wat dat betreft ben ik tevreden en blij met de beslissing die de regering gisteren daarover genomen heeft. Dat moet snel. Misschien moet er wel meer. Een deel geeft de indruk noodwetgeving te zijn, maar dat moet dan maar nu. Ik heb overigens met enige instemming de heer Hermans gehoord. Desondanks zeg ik wel dat ook politieke partijen er beter aan doen om hun best te doen om het onvermijdelijke te laten accepteren dan om de aversie daartegen aan te wakkeren. In dit verband noem ik de PVV maar niet meer.
Ik kom te spreken over een aantal binnenlandse problemen. De aardbevingen in Groningen en nu ook al in Drenthe leiden tot hoge kosten door schadeherstel, preventieve maatregelen en vergoeding van waardedaling van onroerend goed en tot sterk dalende inkomsten door een verminderde gaswinning. Over de afhandeling van de schade door de NAM is volgens onderzoek 40% ontevreden. Van de vermindering van de winning hebben we, hoop ik en neem ik aan, het einde nog niet bereikt. Voorlopig is nog lang niet het hele gebouwenbestand in Groningen opgeknapt en aardbevingsproof gemaakt. Zelfs als dat wel gebeurd is, blijft het zaak om aardbevingen te voorkomen. Ondanks de beperking van de gaswinning gaan de bevingen nog steeds door en lijken die zelfs heftiger te worden. Er is al eerder gezegd dat de winning in het betreffende gebied nog weleens met twee derde zou moeten worden verminderd om stabiliteit te kunnen garanderen. Net als de vluchtelingencrisis kost dat erg veel geld. En er zijn nog wel meer dingen. De voor volgend jaar geplande lastenverlichting kan ons nog weleens opbreken. Wat zijn de plannen van de regering wat betreft de te winnen hoeveelheden uit het Groningenveld? Is al duidelijk wanneer we het voorstel voor de nieuwe Mijnbouwwet met het advies van de Raad van State kunnen verwachten? Wij vinden het wettelijk vastleggen van de omgekeerde bewijslast van groot belang. Dat mag niet al te lang meer duren.
Het Noorden is niet het enige gebied waar problemen spelen in verband met delfstofwinning. De mijnbouw in Limburg laat ook nog steeds sporen na. Nu het afpompen van het mijnwater in de ondergrondse gangen is gestopt, leidt dat tot erosie en tot verzakkingen. Daardoor treedt schade op. Ook hier liggen mogelijk nog wel grotere risico's. Ik begrijp dat er een noodfonds is voor de schade, maar dat dit bedoeld is voor schrijnende gevallen. Ik begrijp ook dat DSM, Umicore en Oranje-Nassau niet aan dat fonds willen bijdragen. Natuurlijk is de Staat als eigenaar van de staatsmijnen voor een flink deel verantwoordelijk, maar het lijkt moreel toch niet helemaal acceptabel te zijn dat de bedrijven die de mijnbouw hebben uitgevoerd, niet meebetalen aan wat uiteindelijk altijd al voorzienbare schade was. Hoe komt het dat die bedrijven niet gedwongen kunnen worden om mee te betalen? Waarom is het noodfonds alleen voor schrijnende gevallen en niet voor alle mijnbouwschade? Dat is toch vreemd?
Wij krijgen binnenkort in deze Kamer de wijziging van de Mediawet te behandelen, waarin een volledig nieuwe structuur voor het geheel van regionale omroepen wordt vastgelegd. Het kan bijna niet anders dan dat de daarbij geplande bezuiniging van 17 miljoen ook de concrete werkzaamheden, dus de journalistiek, in alle regio's raakt. Is de regering het met mij eens dat juist regionale journalistiek belangrijk is en het moeilijk heeft, dat de regionale omroepen daar een grote rol in hebben, en dat bezuinigingen bij die omroepen juist niet daarop afgewenteld mogen worden? Dat is ook niet de bedoeling, maar kan de regering garanderen dat dit niet gebeurt met zo'n bezuiniging?
De wijziging betreft ook de positie van Omrop Fryslân, die verantwoordelijk is voor radio- en televisie-uitzendingen in de tweede rijkstaal. Daar speelt een probleem dat nog verder gaat. Staatssecretaris Dekker en de Tweede Kamer zijn zich de bijzondere positie van deze omroep wel bewust en zij wijzen daarbij terecht op de internationale verdragen met betrekking tot het Fries, op de Wet gebruik Friese taal en op de bestuursafspraak Friese taal en cultuur. Die bijzondere positie werd onderstreept in de adviezen van de Tijdelijke commissie borging Friese taal in de media, de commissie-Hoekstra II. Die commissie adviseerde heel uitdrukkelijk een volwaardig, zelfstandig en breed programma- en media-aanbod in de Friese taal. Die brede taakopdracht behoeft een structureel gedifferentieerde financiering en een afzonderlijke benadering bij de bepaling van het budget. Datzelfde is kort geleden door de Staten van Fryslân onderstreept in een unaniem aangenomen motie. Omrop Fryslân moet een onafhankelijke zelfstandige positie als enige publieke zender in de tweede rijkstaal behouden. Het advies van de commissie-Hoekstra moet volledig nagekomen worden, inclusief het financiële deel van de aanbevelingen.
Het voornemen van de regering om de Friestalige omroep op te laten gaan in de landelijke Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking, waar hij organisatorisch en financieel over een kam geschoren wordt met de andere regionale omroepen, doet onvoldoende recht aan deze omroep met zijn unieke opdracht. In feite zou naast de NPO en de Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking een aparte stichting Friese publieke omroep misschien wel het meest passend zijn om daaraan wél recht te doen. Ik wijs er in dat verband ook maar op dat een echt zelfstandige omroep, die niet financieel gedwongen wordt om allerlei faciliteiten te delen met anderen, een impuls kan betekenen voor allerlei bedrijvigheid rond de omroep die de positie van de minderheidstaal kan verstevigen. Een mooi voorbeeld daarvan is in Wales te vinden.
Is de regering bereid rekening te houden met het feit dat het bij een Friese omroep niet alleen gaat om regionale nieuwsvoorziening maar vooral ook om een publiek medium dat een zo volwaardig mogelijk tegenwicht moet bieden aan wat er in een stortvloed van anderstalige media beschikbaar is?
Tot slot wil ik ingaan op ons optreden in de grote wereld.
De voorzitter:
Mijnheer Ten Hoeve, mag ik u erop wijzen dat uw spreektijd om is?
De heer Ten Hoeve (OSF):
Ik heb mijn acht minuten gehad. Daar ben ik mij van bewust. Ik zal mijn laatste onderwerp laten vervallen.
De voorzitter:
Wenst een van de leden nog het woord in eerste termijn? Ja, ik begrijp dat de heer Ten Hoeve dat wel zou willen, maar hij heeft nog een tweede termijn waarin hij zijn laatste onderwerp kwijt kan. Ik constateer dat de overige leden geen behoefte meer hebben om het woord te voeren.
De vergadering wordt van 16.59 uur tot 19.00 uur geschorst.
Minister Rutte i:
Voorzitter. Ik wil beginnen met een paar inleidende opmerkingen. Daarna zal ik mijn beantwoording doen aan de hand van een aantal logische rubriceringen, die ik kort zal doorlopen na mijn inleidende opmerkingen.
Mag ik allereerst vaststellen dat deze Algemene Politieke Beschouwingen duidelijk geen business as usual zijn? Ik denk dat dat ook begrijpelijk is. Het OVV-rapport over de verschrikkelijke ramp met vlucht MH17, maar ook de actualiteit van de vluchtelingenproblematiek zijn vandaag overduidelijk allesoverheersend. Eigenlijk klonk dat bij bijna alle sprekers in eerste termijn door, zeker bij de sprekers die aan het woord kwamen nadat de OVV met het rapport was gekomen. Dat is logisch. Ik denk ook dat dit goed is, want onderwerpen die iedereen in ons land bezighouden, horen bij uitstek thuis in het parlementaire debat. Die horen thuis in de volksvertegenwoordiging waar de polsslag van de samenleving voelbaar moet zijn en, wat mij betreft, vandaag ook voelbaar is.
Het is overigens veel te vroeg en veel te snel om in dit debat uitgebreid in te gaan op het OVV-rapport. Ik hoop dat de Kamer dat ook niet van mij verwacht. Het is echter wel duidelijk dat vandaag, vooral ook voor de nabestaanden, een zeer moeilijke dag is. Een dag waarop alles weer boven komt. Het verdriet en de emotie zijn nog zeer dichtbij. Dat geldt zeker ook in dit huis, want ik vermoed dat velen van u vandaag opnieuw met warmte en een gevoel van gemis hebben teruggedacht aan senator Willem Witteveen. We kunnen alleen maar hopen en wensen dat het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid nabestaanden helpt om antwoord te krijgen op hun vragen. Ik zei vanmiddag in mijn eerste reactie al dat aan het strafrechtelijk onderzoek hard wordt gewerkt. Het zal opnieuw heel veel geduld vragen. Wettig en overtuigend bewijs leveren, is echt een zaak van de lange adem.
Ook voor andere grote onderwerpen, zoals de vluchtelingenstroom naar ons land en de rest van Europa, geldt dat ze niet zomaar weg of opgelost zijn. Ik ga zo meteen in mijn beantwoording uitvoerig in op alles wat het kabinet doet en van plan is om dit probleem op te vangen en in goede banen te leiden, en op wat het doet om dit samen met gemeenten, provincies en Europese partners naar een volgende fase te brengen en zo goed mogelijk op te lossen. Wat ik aan het begin van dit debat vooral over dit onderwerp wil zeggen, is hoe belangrijk het is om rust te bewaren. Dat geldt voor de politiek en de gezamenlijke overheden, omdat we alleen met elkaar de juiste dingen kunnen doen. Ik ben blij dat we in de coalitie eerder deze week goede afspraken konden maken over sobere en rechtvaardige opvang. Dat helpt namelijk om concreet de stappen te zetten die nodig zijn. Ik praat echter vooral ook over rust in maatschappelijk opzicht. Het nieuws over grote aantallen vluchtelingen die naar ons land komen, maakt mensen onzeker en bezorgd, en dat is begrijpelijk. Daar moet rekening mee worden gehouden bij het nemen van maatregelen. Maar wat er afgelopen zaterdag in Woerden is gebeurd, is en blijft volstrekt ontoelaatbaar. Ook die grens moeten wij samen bewaken.
Dit gezegd hebbende, is de realiteit van Prinsjesdag voor een heel groot deel nog steeds de realiteit van vandaag. In een instabiele internationale omgeving vindt in ons land economisch herstel plaats dat steeds duidelijker en tastbaarder wordt. Mensen en bedrijven zijn doorgegaan, ook toen het moeilijk was. De grote hervormingen in de zorg, op de arbeidsmarkt en op de woningmarkt krijgen nu hun beslag. Daarmee leggen we een nieuw fundament onder alle voorzieningen die Nederland zo'n goed land maken om in te wonen. Het belangrijkste is nu dat we al die positieve signalen ook terug gaan zien in de werkloosheidscijfers. Dat blijft de belangrijkste opdracht van dit kabinet, in het bijzonder van de premier en de vicepremier.
Zoals ik al zei, wil ik mijn beantwoording na deze paar inleidende woorden structureren aan de hand van de volgende thema's. Ik begin zo meteen met het grootste thema in dit debat, namelijk migratie. Dan wil ik spreken over de internationale veiligheid. Dan over Defensie. Daarna over Europa. Dan over financiën en economie. Daarna over Veiligheid en Justitie, gevolgd door energie en klimaat, gevolgd door de publieke sector. En tot slot, in hoofdstuk 10, als ik dat zo mag noemen, kom ik bij de rubriek varia. Daarin worden de zaken betrokken die nog niet behandeld zijn onder de andere thema's.
Alle sprekers zijn in hun bijdrage en in interrupties ingegaan op de opvang van en de omgang met vluchtelingen in Nederland en in Europa. Laat ik allereerst ook van mijn kant zeggen dat er inderdaad geen eenvoudige oplossingen zijn. Wij willen dit vraagstuk op verschillende manieren met concrete maatregelen het hoofd bieden. Het is bij uitstek een onderwerp dat vraagt om een en-en-en-aanpak. Daarbij geldt als uitgangspunt dat vluchtelingen voor oorlogsgeweld recht hebben op hulp. Dat is niet alleen een kwestie van regels, maar ook van beschaving. Tegelijkertijd is voor iedereen duidelijk dat het zaak is om migratie te beperken, te beheersen en in goede banen te leiden.
Veel sprekers, onder wie mevrouw Barth en de heer Kox, wezen terecht op zorgen bij de bevolking over de gevolgen van de opvang voor hun veiligheid, werk en huisvesting. Dat is begrijpelijk en legitiem. Het kabinet let ook op ongerechtvaardigde verdringingseffecten bij alle besluitvorming over maatregelen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het voorstel om tijdelijk, door semipermanente voorzieningen de huisvestingsmogelijkheden te verruimen voor allen die wachten op een woning.
Laat ik eerst spreken over de Europese component. Hoe gaan we om met de vluchtelingenstroom die naar Europa komt? Daar wil het kabinet bereiken dat we erin slagen om de mensen zo veel mogelijk in de regio zelf op te vangen. Dat betekent investeren in de opvangmogelijkheden aan de randen, in dit geval vooral van Syrië, Libanon, Jordanië en Turkije. Als dat gerealiseerd is, als er inderdaad echt veilige opvangmogelijkheden zijn, met ook perspectief, bijvoorbeeld op onderwijs, dan is het mogelijk om tegen mensen te zeggen die komen uit die regio's waar die opvangmogelijkheden zijn, op grond van het feit dat er een veilig derde land beschikbaar is, dus om tegen mensen die zich in Europa melden, te zeggen: wij vragen u zich daar te melden, in de regio, daar zal de opvang zijn. Daar hoort ook bij dat Europa bereid moet zijn tot een resettlementbeleid gericht op mensen uit die kampen, als de druk daar te groot wordt, om ze naar Europa te halen.
Het is mijn absolute overtuiging dat dit de enige route is naar het afsluiten van de routes van de mensensmokkelaars over de Middellandse Zee, maar ook de Balkanroute is niet helemaal zeeloos, afhankelijk van hoe je deze kiest. Alleen op die manier kunnen we die routes afsluiten en die verschrikkelijke beelden, waarbij mensen het slachtoffer worden van mensensmokkelaars en met wankele bootjes oversteken, proberen tegen te gaan. Daar steken we ook geld in. We hebben 110 miljoen vrijgemaakt. Ook de Europese Unie steekt daar geld in. Dit is het beleid voor de middellange termijn.
Vervolgens hebben we te maken met het feit dat mensen op dit moment naar Europa komen of in Europa zijn en asiel vragen. We hebben er als coalitie voor gekozen om een aantal dingen tegelijkertijd te doen. In de eerste plaats willen we werken aan een sober dak boven het hoofd, als ik het zo mag noemen. We hebben tekorten op de woningmarkt, dus we hebben de noodzaak van sobere huisvesting. Dat kan zijn het verbouwen van bestaande kantoorgebouwen die leegstaan. Het kan ook zijn in containerwoningen. Het kunnen ook andere oplossingen zijn.
In de tweede plaats willen wij tegengaan dat het beeld ontstaat alsof mensen met een status, asielzoekers of vluchtelingen, voorrang hebben op andere mensen op de wachtlijst voor sociale huurwoningen. Wij vinden dat geen goede zaak, dus geen verdringingseffecten, maar je zult wel altijd de gemeenten de ruimte moeten laten om maatwerk te bieden, vanzelfsprekend.
In de derde plaats, als wij erin slagen om de komende tijd te werken aan die sobere opvang, is het mogelijk dat de huur in natura wordt verstrekt, net als de zorgkosten. Daardoor zal het bedrag dat mensen ontvangen uit bijvoorbeeld bijstandsregelingen aanzienlijk lager zijn, omdat veel van die voorzieningen op een andere manier zijn aangeboden. Daarmee is die bijstand meer afgestemd en afgepast op de situatie en op wat noodzakelijk is.
Voor de wat kortere termijn hebben we met de gemeenten afgesproken dat zij gaan werken aan de uitvoering van de zogenaamde zelfzorgarrangementen. Dat is echt voor de korte termijn. Het doel daarvan is om de eerste 10.000 mensen uit de asielzoekerscentra (azc's) bij het COA die al een status hebben maar niet kunnen doorgaan, te kunnen helpen aan woonruimte voor in ieder geval zes maanden.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
De minister-president heeft het over afwijkende regelingen voor statushouders, waardoor zij een bepaalde toelage niet nodig hebben. Statushouders krijgen dus andersoortige woningen toegewezen dan Nederlanders of reguliere migranten. Begrijp ik dat goed?
Minister Rutte:
Het probleem is dat er onvoldoende woningen zijn. We zullen dus met elkaar moeten werken aan opvang in semipermanente woningen waarin we deze mensen zo snel mogelijk, waarschijnlijk na de tussenstap van die zelfzorgarrangementen, kwijt kunnen, op een fatsoenlijke manier. Deze woningen staan overigens ook open voor andere mensen op de wachtlijst voor een sociale huurwoning. Op die manier zorgen wij ervoor dat we de problemen niet alleen voor de komende zes maanden aanpakken, maar ook meer structureel.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Betreft dat zelfstandige woningen of zegt u dat statushouders wel meer gezamenlijk een huishouding kunnen voeren?
Minister Rutte:
Dat laatste kan ook het geval zijn. Er staan allerlei onorthodoxe mogelijkheden open, simpelweg omdat we dit probleem op een fatsoenlijke manier willen oplossen. Maar wel fatsoenlijk, vanuit de gedachte: sober maar rechtvaardig.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik neem aan dat u er kennis van hebt dat er op grond van de Europese regels sprake is van gelijke behandeling van statushouders ten opzichte van Nederlanders. Dat geldt voor de huisvesting en voor de bijstand. Ik ga ervan uit dat dit ook het kader is voor de regering om te handelen.
Minister Rutte:
We doen alles binnen de bestaande regels, maar feit is dat er onvoldoende sociale huurwoningen zijn, dus we zullen naar dit soort onorthodoxe oplossingen toe moeten.
De heer De Graaf i (D66):
Nu gaat het over statushouders met een tijdelijke status, maar dat kan vijf jaar zijn. Stelt de minister-president zich voor dat die containerwoningen voor een dergelijke lange periode geschikt zijn? Als dergelijke nieuwe semipermanente bewoning ook beschikbaar is voor anderen dan die statushouders, krijgen die anderen dan ook korting op hun sociale zekerheid of toelagen? Worden zij dan hetzelfde behandeld als die asielzoekers en statushouders?
Minister Rutte:
De kans dat die anderen ook in de bijstand zitten, is aanwezig, maar het is niet zo dat iedereen in Nederland in de bijstand zit, terwijl mensen die als vluchteling hierheen komen, een status hebben en nog niet aan het werk zijn, in aanmerking komen voor bijstand zodra zij buiten het COA komen. Zolang zij nog onder die zelfzorgarrangementen vallen, is er geen recht op bijstand. Dat is eigenlijk nog een verlenging vanuit het COA, maar dan zitten zij niet meer in die asielzoekerscentra. Zodra zij na bijvoorbeeld een halfjaar doorstromen naar dit type woningen, is er ook recht op bijstand. Dan kijk je naar wat dat betekent voor dat deel van de bijstand dat in natura wordt verstrekt. Hoe dat zich verhoudt tot andere mensen die toevallig in de bijstand zitten en toevallig ook voor dit type woningen in aanmerking willen komen, dat gaan we allemaal uitwerken. De precieze regelgeving daarover gaan we maken.
De heer De Graaf (D66):
De vraag van mevrouw Strik was heel belangrijk. Is dit binnen het kader van het Vluchtelingenverdrag? De minister-president zegt dat we geen verdragen gaan wijzigen, dat we daarbinnen blijven. Zou hij willen toezeggen om de Kamer schriftelijk te informeren over wat dan precies die arrangementen zijn en of die inderdaad binnen het gelijkheidsbeginsel van het Vluchtelingenverdrag kunnen blijven?
Minister Rutte:
We gaan alles nu uitwerken. Zodra dat er is, gaat het ook naar de Kamer. Alles wat ik naar de Kamer stuur, gaat in kopie naar de Eerste Kamer. Ik neem aan dat we dat allemaal doen.
De heer De Graaf (D66):
Als ik hier praat over de Kamer, bedoel ik natuurlijk de Eerste Kamer.
Minister Rutte:
Zeker, maar u krijgt volgens mij standaard alle stukken die naar de Tweede Kamer gaan in afschrift. Dit is voor de eerste zes maanden, voor de semipermanente opvang voor de periode daarna.
Dan is er ook nog een probleem met betrekking tot de noodopvang. Daarover hebben we de afspraak gemaakt dat de provincies zich er sterk voor maken dat er per provincie zo'n type opvang beschikbaar komt als nu in Nijmegen is gerealiseerd. Dat zorgt er ook voor dat we kunnen stoppen met het sleuren met mensen. Dat is nu soms nodig, omdat de tijdelijke noodopvang tijdelijk is en mensen na 72 uur weer moeten verhuizen. Dat is een hoop gedoe. We hebben dus de provincies voor de tijdelijke noodopvang, de zelfzorgarrangementen voor de zes maanden daarna en de semipermanente bewoning voor de periode die daarop aansluit. Voor die periode geldt dat mensen ook in aanmerking komen voor bijstand. Hoe die bijstand dan uitwerkt ten opzichte van de huurtoeslag en de zorgtoeslag in het licht van de gezondheidskosten en de huurkosten die in natura worden voorzien, heb ik net geschetst. Wij menen dat wij op die manier tot een sober en rechtvaardig totaalpakket komen. Dit zorgt er ook voor dat we nu snel stappen kunnen zetten.
De heer Kox i (SP):
Op welke manier vertellen we dit aan de mensen die hier komen of inmiddels al hier zijn? Ik heb gemerkt dat er bij de mensen die van veraf hiernaartoe komen vooral onzekerheid leeft: wat gaat er met me gebeuren? Ze zijn al in Bulgarije of Tsjechië of noem maar op geweest. Op welke manier doen we ons best om een vluchteling die hier komt uit te leggen hoe het gaat gebeuren? Volgens mij gaat het er namelijk niet om dat een vluchteling een dringende behoefte heeft om van alles te hebben. Ik denk daarbij aan dat domme verhaal dat ze hier van alles komen eisen. Het is echter wel belangrijk om te weten waar het naartoe gaat. Waar is men over een jaar of over een halfjaar? Op welke manier doen we dat?
Minister Rutte:
Het COA probeert zo open en eerlijk te communiceren. Dat zie ik. De eerlijke boodschap aan vluchtelingen is dat we op dit moment geen garanties kunnen geven over de snelheid waarmee dingen geregeld kunnen worden. De aantallen zijn groot en daardoor duren de procedures langer. Het wordt ingewikkelder om huisvesting buiten het COA te regelen. Waarschijnlijk is er eerst een tussenstap met zo'n zelfzorgarrangement. De mogelijkheden voor nareis raken ook vertraagd. Dat zijn allemaal eerlijke boodschappen die we brengen. Ik wil namelijk geen onzin vertellen aan de mensen die zich hier melden. We zeggen er ook altijd bij dat het tijdelijk is. Alles wat we doen, is voor vijf jaar. Als het in die vijf jaar veilig wordt, ga je terug. Als je in die vijf jaar de status verkrijgt, ga je er zelf voor zorgen dat je aan de slag komt. Daar gaan we je dan bij helpen.
De heer Kox (SP):
Dat lijkt me inderdaad erg belangrijk. Ik heb wat van de communicatie gezien. Ik kan niet zeggen dat ik er altijd enorm van onder de indruk ben. Vluchtelingen zijn geen watjes. Ze zijn van heel ver naar hier gekomen. Ze hebben al heel veel meegemaakt. Ze zijn dus ook in staat om slecht nieuws te verwerken. We moeten proberen om onduidelijkheid en onzekerheid zo veel mogelijk te beperken, zowel bij de Nederlandse bevolking als bij de nieuwkomers. Als je weet wat wellicht het perspectief is, is het makkelijker om je lot te dragen. Ik denk dat we daaraan kunnen bijdragen. Dat gaat niet in de papieren lopen. Het gaat wel om papieren, maar het gaat niet in de papieren lopen. Als de regering extra aandacht wil schenken aan uitleg, kan zij daarmee waarschijnlijk ook veel problemen voorkomen.
Minister Rutte:
De boodschap blijft wel — maar daar zijn we het over eens — dat we op geen enkele manier kunnen zeggen dat het snel zal gaan. De periode van onzekerheid zal eerder langer dan korter zijn. Enfin, dat heb ik net al geschetst in mijn vorige antwoord.
We proberen natuurlijk zo snel mogelijk te bekijken of iemand in aanmerking komt voor een status of dat iemand terug moet. Als men terug moet, wordt ook alles erop ingezet om dat zo snel mogelijk te regelen. Daar werken we in Europa ook gezamenlijk aan, omdat we weten dat het niet in alle gevallen lukt. Ik ben het eens met onder anderen mevrouw Barth. Zij zei dat de integratie van mensen die een status hebben verkregen, van groot belang is. Dat heeft te maken met de taal, maar ook met het hele vraagstuk van aan de slag komen. Ik ben het daar zeer mee eens. Wat dat betreft trekken we aan dezelfde kant van het touw.
Een aantal van u heeft gevraagd naar de budgettaire implicaties. Het kabinet ziet dit punt natuurlijk ook. Ook wij zien de aantallen oplopen. Zowel bij de hele begroting als bij de OS-begroting voelen we dit effect. Dat behandelen we bij de normale begrotingssystematiek. We komen dus niet tussentijds met allerlei verwachtingen. We volgen de normale begrotingssystematiek. Dat betekent dat we in de tweede helft van november bij de Najaarsnota opnieuw de thermometer hanteren om te bekijken hoe groot de problemen in financiële zin zijn. We bekijken wat ervoor nodig is. Dit zeg ik ook in antwoord op de vragen van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS en andere fracties naar aanleiding van de motie-Slob (34300, nr. 23) die tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is ingediend.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
De minister-president geeft aan dat middelen nooit een belemmering mogen zijn voor goede opvang. Heeft hij een maximumbedrag voor de opvang? Zegt hij: tot hier en niet verder? Of maakt het hem niet uit en zegt hij: we gaan gewoon die opvang regelen?
Minister Rutte:
Beide gelden niet. Ik kan dus geen keuze maken. Ik kan alleen zeggen dat wij de effecten van de oplopende aantallen zo goed mogelijk zullen inpassen en daar bij de Najaarsnota over zullen rapporteren.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan heb ik toch nog één concrete vraag aan de minister-president: heeft hij een maximumbedrag? Heeft hij een plafond?
Minister Rutte:
Ik verwijs naar het vorige antwoord. Ik heb het antwoord al gegeven.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
De middelen komen nu uit de OS-begroting. Er wordt geput uit de ODA-middelen (Official Development Assistance). Bij de grote aantallen gaat een en ander fors oplopen. Dat zal een forse aanslag zijn op dat budget. Dat heeft consequenties voor de begroting van Ontwikkelingssamenwerking en de slagkracht daar. Het zou beter zijn om tot een structurele oplossing te komen, door de ODA-middelen te verhogen of door een structurele oplossing bij Justitie aan te brengen. Ik krijg graag een iets concreter antwoord, ook in het licht van moties die in de Tweede Kamer hierover zijn aangenomen. Hierin staat dat er een structurele oplossing moet komen, waarbij we de begroting van Ontwikkelingssamenwerking ontzien.
Minister Rutte:
Dat laatste gaan we niet doen. Laat ik daar duidelijk over zijn. We volgen de gewone begrotingssystematiek. Dat betekent dat de kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers volgens de OESO-criteria worden betaald uit de ODA-middelen. We houden vast aan die afspraken. Hoe zit het dan precies met de oplopende bedragen vanwege de oplopende aantallen? Bij de Najaarsnota, dus bij de normale begrotingsbesluitvormingsmomenten, zullen we nader rapporteren over de aantallen en de budgettaire implicaties. Dit zeg ik ook in reactie op de motie-Slob die in de Tweede Kamer is ingediend. Dat doe ik nu even via de Eerste Kamer, omdat die motie hier is genoemd.
De heer Koffeman i (PvdD):
De minister-president geeft aan dat de OESO het in orde vindt als de opvang in het eerste jaar uit het OS-budget komt. Het is toch niet aan de OESO, maar aan ons? Er zijn bijzondere omstandigheden. Is de minister-president bereid om, los van de adviezen van de OESO, de vrijheid te nemen om het niet uit het OS-budget te halen, omdat dit al voldoende onder druk staat? Veel partijen in Nederland zeggen dat de opvang in de regio versterkt moet worden, maar die wordt verzwakt als een en ander uit het OS-budget moet komen.
Minister Rutte:
Het ODA-budget is gekoppeld aan de omvang van de economie. Dat is bekend. Die laat op dit moment een positieve ontwikkeling zien. Op elk budget wordt druk uitgeoefend. Ook bij dit budget zijn de ambities van de minister en het kabinet als geheel groter dan de budgettaire mogelijkheden. Ik probeer vandaag klare wijn te schenken. Er zijn geen gedachten bij ons om deze systematiek aan te passen. We bekijken wel wat dit betekent voor de totale bedragen.
De heer Koffeman (PvdD):
Dan zal ik daar een motie over indienen.
Mevrouw Barth i (PvdA):
Ik begrijp de toezegging van de minister-president over de Najaarsnota heel goed. Zal hij in de Najaarsnota ook terugkomen op meer investeringen na het eerste jaar, bijvoorbeeld voor onderwijs, burgerschap en taalles? We zien namelijk dat het hier en daar qua mogelijkheden bij scholen aan alle kanten over de voeten loopt.
Minister Rutte:
We zullen in ieder geval in kaart brengen of er sprake is van extra budgettaire effecten. Dat kunnen we pas zien als we alle relevante gegevens beschikbaar hebben. We zien dat veel vrijwilligers een bijdrage leveren, bijvoorbeeld door het geven van Nederlandse les. Voor inburgering bestaat natuurlijk een uitgewerkt stelsel met sociale leningen, om binnen drie jaar te kunnen slagen voor het inburgeringsexamen. Daar zijn dus ook voorzieningen voor. We zullen zeker in de Najaarsnota laten zien wat onze verwachtingen zijn voor deze budgetten.
Dan nog een enkele zaak ten aanzien van het vraagstuk van de vluchtelingen. Er is gevraagd naar de beveiliging. Die kwestie heeft de grote aandacht van het kabinet. Ik heb suggesties gehoord, onder andere uit de hoek van de SGP, om de KMar daar een grotere rol in te geven. Wij kijken naar allerlei mogelijkheden, maar op dit moment is dat niet aan de orde. Wij zijn steeds aan het kijken hoe wij er zo goed mogelijk voor kunnen zorgen dat we die veiligheid verzekeren. Daar hebben wij de bestaande systemen voor. Als het nodig is, nemen wij uiteraard extra maatregelen, want de beveiliging van de opvanglocaties is een belangrijk thema. Wij moeten dat goed organiseren. Ik snap de bezorgdheid daarover, maar wij zitten daar bovenop.
Er is ook gevraagd naar mijn eigen rol, los van de precieze staatkundige inpassing van daarvan. Jacques Wallage heeft daar overigens, vond ik, helemaal geen gekke dingen over gezegd, maar ik weet niet of die onmiddellijk op groot enthousiasme kunnen rekenen bij PvdA en VVD, gelet op de positie van de minister-president. Toen het rapport net uit was, vroeg Jeroen Dijsselbloem, minister van Financiën, in de gehele ministerraad of hij nog advies van zijn medewerkers nodig had. Als de voorstellen van Jacques Wallage namelijk zouden worden uitgevoerd, zou dat zo ongeveer de positie van de premier worden. Nee, ik kan goed leven met de rol zoals die nu is. Ik zie het als mijn rol als voorzitter van alle relevante besluitvormingsorganen om ervoor te zorgen dat wij de besluitvorming in goede banen leiden. Ik ben ook degene die samen met de verantwoordelijke bewindspersoon de communicatie naar buiten doet, zowel als het gaat om de maatregelen als om de pols van de samenleving, de maatschappelijke discussie.
Dan nog een aantal specifieke vragen. Uit de hoek van de VVD kwam de vraag naar het plan van Hans de Boer van VNO-NCW. Ik kan de heer Hermans onmiddellijk bedienen. Gisteravond heeft de minister van Sociale Zaken overleg gehad met sociale partners, VNG, de directeur van VNO-NCW, Van Kesteren, en de vluchtelingenorganisaties. Er is over dit onderwerp gesproken. De vraag was hoe we vergunninghouders, statushouders, zo snel mogelijk kunnen integreren in de samenleving. Er was veel draagvlak voor het idee om bij de intake in de opvangcentra al te kijken hoe het staat met de opleiding, het arbeidsverleden en de competenties van vluchtelingen, zodat er een match kan worden gemaakt als duidelijk is dat ze ook statushouders zijn. Daar wordt dus aan gewerkt. SZW zal die kwestie verder faciliteren.
Daarmee meen ik de meeste vragen over het onderwerp vluchtelingen te hebben beantwoord.
De heer De Graaf (D66):
Ik moest even bijkomen van de schrik die mij beving toen ik dacht dat de minister-president mij verwarde met Jacques Wallage.
Minister Rutte:
Nee, nee.
De heer De Graaf (D66):
Maar gelukkig doet hij dat niet.
Minister Rutte:
Dat zou voor iedereen niet goed zijn.
De heer De Graaf (D66):
Dat zou ook wel heel ver gaan. Dat ben ik met de premier eens.
Als ik het goed begrijp, kan de minister-president heel goed leven met zijn rol. Hij is voorzitter van de meeste overlegorganen binnen de ministerraad en onderraden. Hij coördineert een en ander en hij is samen met de vakminister degene die naar buiten toe, in de media, optreedt. Is dat een goede samenvatting?
Minister Rutte:
Zeker, waarbij ik me heel goed realiseer dat de buitenwacht zal zeggen dat ik uiteindelijk de baas ben, los van de vraag of dat staatsrechtelijk zo is en of dat allemaal klopt. Zo voelt het natuurlijk wel, dus ik voel mij er in het bijzonder verantwoordelijk voor om er alles aan te doen om bij moeilijke maatschappelijke thema's vooraan te staan en met de directe collega's te zoek naar goede oplossingen.
De heer De Graaf (D66):
Staatsrechtelijk begrijp ik dat helemaal, maar wil de minister, al is het maar een halve minuut, even reflecteren op wat er in de samenleving ook vaak wordt gezegd, namelijk dat bij de minister-president ook iets van moreel leiderschap hoort? Misschien is dat een vervelend onderwerp, want dan komt misschien ook het V-woord weer terug, maar toch. Is dat een element in zijn taakopvatting?
Minister Rutte:
Zeker en vandaar ook mijn toespraak op het laatste VVD-congres over dikke-ik. Ik heb daarover een paar prachtige debatten mogen voeren in de Tweede Kamer.
De heer De Graaf (D66):
Dat deed de premier dus als VVD-leider.
Minister Rutte:
Ja, maar in de Tweede Kamer daarover uitgedaagd als premier, heb ik er een paar mooie debatten over mogen voeren. Ik heb de thema's daar natuurlijk zo gekozen dat die konden resoneren bij de gehele coalitie. Daar letten wij nog wel op. Heel specifiek waar het betreft het vluchtelingenvraagstuk: ik gebruik elke persconferentie op vrijdag en iedere andere gelegenheid om daarover te spreken. Dan zeg ik tegen Nederland dat het enerzijds een kwestie van fatsoen is om mensen die zich hier melden, vluchtend voor oorlogsgeweld, op een zo fatsoenlijk mogelijke manier bedienen. Anderzijds moeten we ervoor zorgen dat de vluchtelingenstroom naar Europa vermindert door opvang in de regio te organiseren. Ten derde moeten wij voorkomen dat er in Europa wordt geshopt naar landen waar het welvaartsniveau hoger ligt. Daarom wil het kabinet naar een situatie waarin vluchtelingen op een faire manier over heel Europa worden verspreid, via een bepaalde verdeelsleutel. Wij willen af van het huidige systeem. Wij willen naar een systeem van één verdeelsleutel, de sleutel die nu voor die beroemde 160.000 wordt gehanteerd. Daarmee voorkom je dat mensen aangeven dat ze liever naar Duitsland willen dan naar Litouwen. Ik vind dat alle landen hun fair share moeten nemen. Op die manier kunnen wij ervoor zorgen dat het businessmodel van de mensensmokkelaars met die wankele bootjes kapot wordt gemaakt. Op die manier kunnen we er ook voor zorgen dat zo veel mogelijk mensen in de regio blijven, wat ook voor de toekomst van hun land belangrijk is als dat weer moet worden opgebouwd. Voor zover mensen toch naar Europa komen, moeten we die op een nette manier verdelen.
De heer Brinkman i (CDA):
Nog even terug naar de rol van de premier. Ik geloof zeer dat hij meent wat hij zegt over Woerden. Qua toon heb ik geen kritiek op hem, maar op twee punten van regie wil ik hem wat specifieker bevragen.
De premier heeft te letten op de eenheid van kabinetsbeleid. Hoe kan het dan dat de minister van Economische Zaken zegt dat onze economie weinig heeft aan die immigratie, terwijl de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ijverig met de heer Van Kesteren en anderen aan het overleggen is over de inpassing van die mensen in de economie? Dat is voor de gewone burger niet goed te volgen, maar ook niet uit een oogpunt van eenheid van kabinetsbeleid.
Terugkijkend op mijn eigen geschiedenis aan het Binnenhof, ben ik er getuige van geweest dat de minister-president in Europa in toenemende mate een belangrijke rol is gaan spelen als het gaat om de besluitvorming. Recentelijk zijn er nogal wat Raadsconclusies op dit terrein getroffen, ook in overleg met premiers. Die hebben onder andere betrekking op zaken die ik ook heb aangeroerd, naast de binnenlandse kwesties. De premier zegt daar nu van dat men daar in Europa samen naar gaat kijken, maar wij volgen die Raadsconclusies nog steeds. Neem de veilige plekken waar men naar terug kan, de inrichting van de hotspots en de methodieken die daarbij worden gehanteerd, het vraagstuk over de handelsakkoorden en de sancties op dat punt. Ik heb meer zaken in eerste termijn genoemd. Neem de kwestie van de effectieve terugzending. Mogelijk heeft de Europese Raad geconcludeerd — het kan niet anders dan dat dit is gebeurd met Nederlandse medewerking, op zijn minst instemming — dat er wellicht zelfs tot detentie moet worden gekomen. Ik heb die kwesties vragenderwijs aan de orde gesteld, maar de premier komt niet zo gemakkelijk weg met de mededeling dat die zaken in Brussel wel worden geregeld. Hij heeft de taak om die aspecten ook mee te nemen. Ik heb nadrukkelijk naar de opvatting van het kabinet gevraagd, niet zozeer naar de mening van de premier of van een van de twee partijen. Men kijkt daar wel naar, want het is even-handed policy. Daar willen wij graag iets meer van weten.
Minister Rutte:
Sterker nog, het is Nederland geweest dat in belangrijke mate aan de voet heeft gestaan van deze voorstellen. Ik verwijs wat dat betreft naar veel interruptiedebatten in de eerste termijn in deze Kamer. Neem het idee van opvang in de regio, het tegen mensen kunnen zeggen, op grond van een veilig derde land, dat ze daar worden opgevangen, en vervolgens het gebruik maken van het resettlement-instrument om, als er een zodanige druk op de kampen ontstaat dat het onredelijk wordt, mensen naar Europa te halen. Dat komt helemaal uit de koker van de VVD. De heer Brinkman noemt verder nog een aantal andere kwesties die ik al heb aangestipt, bijvoorbeeld als het gaat om het kunnen terugzenden van vluchtelingen die zich in onze ogen niet terecht hebben gemeld hier. Dat lukt op dit moment in zo'n 40% van de gevallen als je het Europees-breed bekijkt, maar wij willen dat dit percentage stijgt naar 100. Daarvoor is een scala aan instrumenten ontwikkeld, ongeveer, maar niet helemaal precies, langs de lijnen die de heer Brinkman schetst. Ik sta daar ook volledig achter. Daar staat het kabinet ook achter. Wij trekken wat dat betreft aan dezelfde kant van het touw.
De heer Brinkman (CDA):
Een andere vraag is nog niet beantwoord.
Minister Rutte:
De eerste vraag ging over de ministers van Economische Zaken en de minister van Sociale Zaken. Zij zeggen precies hetzelfde. De minister van Sociale Zaken heeft aangegeven dat er moet worden opgepast voor verdringing, omdat er nog veel mensen in Nederland werkloos zijn, meer dan 600.000. Tegelijkertijd — daar heeft minister Kamp ook aandacht voor gevraagd — zijn er veel vacatures, bijvoorbeeld in de techniek. Veel mensen uit Syrië die zich bij ons melden — Syrië is een middeninkomensland met een uitstekend onderwijsstelsel, vergelijkbaar met dat van Irak — hebben een middelbare tot hogere opleiding, heel vaak in de technische hoek. Dat biedt het perspectief dat je mensen in die sectoren aan de slag kunt helpen, soms ook in de landbouw, zonder dat dit leidt tot onnodige verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt. Wat dat betreft hebben Kamp en Asscher aandacht gevraagd voor dezelfde thematiek, allebei natuurlijk hun eigen woorden kiezend. Dat is ook prima, maar qua beleidsrichting hebben ze hetzelfde gezegd.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Brinkman.
De heer Brinkman (CDA):
Ik geloof graag dat de intenties dezelfde zijn, maar het gaat natuurlijk ook om de vraag wat die concreet, in de praktijk, zeggen. Ik zal er niet te lang bij stilstaan, maar de reden dat we hier zo in detail kijken naar wat de premier zegt, is dat er een beeld is ontstaan dat de een dit zegt, en de ander dat. Dat helpt niet om de rust te bewaren. Ik zeg het nu een beetje ruw, maar het is belangrijk dat de premier staat voor de eenheid van het beleid.
Minister Rutte:
En daarom zijn deze vragen juist zo fantastisch, want die laten mij uitleggen dat dit juist eenheid van beleid uitstraalt. In dit specifieke geval hebben bovendien beiden dit gezegd. Het kabinet gelooft niet in economische migratie omdat die iets zou toevoegen aan de economie. Maar als je de vluchtelingen die zich hier melden en die hier terecht mogen zijn, die vijf jaar status hebben en die als het veilig wordt eerder teruggaan maar als dat niet lukt hier die vijf jaar en misschien ook wel langer blijven, probeert te integreren langs de lijnen van de opleiding die zij genoten hebben en als daar bij deze specifieke groep ook kansen liggen, dan bijten die twee dingen elkaar niet. Sterker nog, ze liggen in elkaars verlengde.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik heb een paar vragen over het langetermijnperspectief van het terugsturen.
De voorzitter:
We houden het wel een beetje kort, toch?
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik moet nog beginnen, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Ja, maar ik werd een beetje getriggerd toen u zei "een paar vragen" te hebben. Daar schrok ik van.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik heb twee korte vragen. De minister-president geeft aan dat we gaan werken aan het toekomstperspectief in de regio. Ik zie dan meteen beelden voor me van Libanon, waar 1,5 miljoen vluchtelingen worden opgevangen in zo'n klein landje. Wat is voor de minister-president voldoende toekomstperspectief? Wanneer zegt hij: nu is de situatie zodanig dat mensen inderdaad kunnen worden teruggestuurd omdat ze daar toekomstperspectief hebben?
Minister Rutte:
Dat kun je niet precies knippen. Je kunt wel kijken naar honger in de kampen door bezuinigingen op het World Food Programme. Een van de redenen dat we nu te maken hebben met die grote stromen naar Europa is dat er in een aantal landen honger dreigde te ontstaan in de kampen, nog even los van het Turkse vraagstuk. Vandaar dat Nederland heeft gezegd dat we echt bereid moeten zijn om samen met Europa geld te investeren in dat programma — dat doen we dus ook — zodat we in ieder geval deze winter die reden voor migratie wegnemen.
Voor de langere termijn wil je natuurlijk dat er in die kampen bijvoorbeeld zicht is op onderwijs. Dat zal geen onderwijs op het niveau van Nederland zijn. Dat gaan we niet bereiken; we gaan daar geen Amsterdam of Den Haag bouwen. Maar je wilt er wel voor zorgen dat er in die kampen meer perspectief is op zaken als onderwijs. Je kunt niet precies knippen wanneer er precies voldoende toekomstperspectief is, maar je kunt op basis van het veiligederdelandencriterium wel zeggen tegen mensen uit zo'n regio die zich melden in Ter Apel: daar is een plek waar je veilig kunt worden opgevangen. De Raad heeft dit ook vastgelegd, eerst in de voorzitterschapsconclusies en op 8 oktober in Raadsconclusies. Als je dat een paar keer consequent zegt, maak je het businessmodel van de mensensmokkelaars kapot. Je hoeft het maar een paar keer te doen. Maar nogmaals, dit is voor de middellange termijn; laten we daar reëel over zijn.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik heb nog een vraag op dit punt. Het is mij nog niet helemaal duidelijk of bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om te kunnen werken in zo'n land moet worden bekeken. Misschien kan de minister-president daar nog iets over zeggen.
Dan mijn tweede vraag. De minister-president geeft aan dat als de druk daar te groot wordt, er hervestiging moet worden geregeld. Dan moeten mensen op een veilige manier hiernaartoe kunnen komen. De Europese Commissie komt met een voorstel voor een structurele hervestigingsregeling op EU-niveau. Zal het kabinet zich daar positief in opstellen? Gaat het zorgen dat die regeling van de grond komt?
Minister Rutte:
We gaan eerst bekijken wat die voorstellen precies zijn. Daarbij geldt natuurlijk dat wij die hervestiging zien in de context van ons middellangetermijnperspectief. In de kabinetsbrief hebben we de vreselijke term "overdrukventiel" gebruikt. Daar hadden we beter een andere term voor kunnen kiezen. Ik heb toen gezegd: dat krijg je als je met bèta's in een coalitie zit. We bedoelen met die term dat als het te vol wordt in die kampen en men het niet meer redt, we bereid moeten zijn om groepen naar Europa te halen. Eventuele Commissievoorstellen nu zijn natuurlijk niet in die context gedaan. We zullen die op hun merites bekijken, maar toch met een ander enthousiasme dan wanneer ze gedaan worden in de context van ons middellangetermijnperspectief.
De heer Kox (SP):
De minister-president zei dat hij aan het einde van zijn stuk over de vluchtelingenproblematiek gekomen was. Drie vragen zijn nog niet beantwoord. De eerste vraag luidt: is het waar dat het plan-Azmani de kern van het regeringsbeleid en het Europese beleid is geworden? Collega Hermans heeft dit beweerd, maar volgens mij kan het niet waar zijn, gezien de woorden van de PvdA. Kan de premier hier antwoord op geven, dan weten …
Minister Rutte:
Zal ik dat meteen doen? Anders onthoud ik de andere twee vragen misschien niet.
Ik laat die kwalificatie aan anderen over. Ik stel wel vast dat het kabinet, de coalitie, heeft besloten om in te zetten op een kortetermijnbeleid voor Europa met een quoteringssysteem voor de gehele Europese Unie. We moeten af van het shoppen van asielzoekers door Europa. Wil je het businessmodel van de mensensmokkelaars definitief kapotmaken en de stroom naar Europa stelpen, dan moet je bovendien werken aan veilige opvang in de regio, met perspectief, zodat je mensen daarnaartoe terug kunt sturen op grond van het veiligederdelandencriterium als zij zich hier melden. Vervolgens ben je via het instrument van de resettlement in staat om de druk er weer af te halen. Als je de verschillende plannen bekijkt die uit de coalitiepartijen zijn gekomen, sluit dit misschien wat meer aan bij de plannen uit liberale hoek. Andere elementen sluiten weer beter aan bij plannen uit sociaaldemocratische hoek. De precieze weging van de plannen laat ik echter aan anderen.
De heer Kox (SP):
Dan is dat duidelijk. Het betreft dus in ieder geval niet de kern van het plan-Azmani zoals hij dat zelf benoemde, namelijk …
Minister Rutte:
Dit laat ik geheel aan de heer Kox.
De heer Kox (SP):
… namelijk geen vluchtelingen van buiten Europa naar Europa. Dat was de kern van dat plan. Maar dat is dus niet het geval. Daar ben ik blij om.
De tweede vraag die nog beantwoord moet worden, luidt als volgt. Ik heb de premier eerder gevraagd of we gaan werken aan een concreet plan om het beter te doen dan we het in de eerste periode hebben kunnen doen of hebben gedaan. Ik heb begrepen dat we het "sober en rechtvaardig" gaan doen. Dat is een mooie kreet. Het had ook bijna "sober en sociaal" of "sterk en sociaal" kunnen zijn. Ik vind echter dat deze Kamer recht heeft om op papier of de iPad een helder plan van aanpak van de regering te krijgen. Als het niet nu kan, dan toch op korte termijn. Dit is namelijk een groot probleem. We kunnen het met zijn allen oplossen, maar dan moeten we wel weten wat de regering gaat doen. Op welke termijn kunnen we dat plan verwachten?
Minister Rutte:
De heer Kox is een slim parlementariër en verpakt zijn vragen in een hele hoop suggesties en constateringen, die ik dan geacht wordt te negeren. Een enkele keer ga ik er echter toch op in. Hij noemde een aantal zaken over het plan dat uit mijn eigen partij is voortgekomen die ik echt even voor zijn rekening laat. Als hij denkt dat mijn beantwoording zijn stelling onderschrijft, klopt dat niet.
Dan de concrete vraag wanneer de Kamer het plan op papier krijgt. Ik heb hier al een toezegging over gedaan.
De heer Kox (SP):
Dan mijn derde vraag. Ik heb in het debat geconstateerd dat één fractie in deze Kamer zegt dat ze het recht heeft om te zeggen wat zij wil en daarbij een heleboel termen gebruikt die volgens mij en volgens menigeen hier buitengewoon beledigend zijn. Je mag hier zeggen wat je wilt, maar dan mag de minister-president ook zeggen wat hij daarvan denkt. Als we in deze Kamer dergelijke termen over onze kant laten gaan … De Kamer heeft dat niet gedaan, maar ik vind dat de regering er ook iets over moet zeggen. Als je je in dit huis in dergelijke termen uitlaat over mensen die een beroep doen op onze hulp, vind ik dat ook van de kant van de regering daar iets over gezegd moet worden.
Minister Rutte:
Drie reacties. Ten eerste. Er komt zo veel onzin uit de hoek van de PVV dat ik er al enige jaren voor kies om niet op alles te reageren. Ik heb eerder gezegd dat deze partij steeds stukken rood vlees in de arena werpt en iedereen er dan bovenop springt. Het zijn een beetje belletjestrekkers; ze rennen weg zodra de bel is ingedrukt.
Ten tweede. Soms reageer ik er wel op, als ik het te ver vindt gaan. Dat heb ik gedaan bij de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer. Toen heb ik in de richting van de leider van de Partij van de Vrijheid gezegd dat een aantal van zijn voorstellen zodanig niets bijdragen dat ik werkelijk niet zie wat ze bijdragen aan het oplossen van de vraagstukken, hoewel het een vrij land is en hij zijn voorstellen mag doen.
Ten derde. Na dat debat aan de overzijde heb ik mij tegen de pers geuit over wat hij zei over de rol van het parlement. Ik had daartoe geen gelegenheid meer in het debat maar wel bij de media na afloop. In het verlengde werden er ook dingen daarover gezegd in dit debat. We hebben een duaal stelsel. Ik ben uw gast. Ik vind er echter wel iets van. Ik vind die uitspraken mataglap. Uw voorzitter heeft dat veel uitvoeriger en veel deftiger dan ik nu doe hier vanmiddag gezegd. Ik sta daar 100% achter.
De heer Nagel i (50PLUS):
Ik heb in mijn betoog verteld dat ik gisteren cijfers opgevraagd heb bij de staatssecretaris. Daaruit bleek dat er de laatste vier weken 12.000 vluchtelingen waren. Ik heb de minister-president gevraagd wat dit cijfer betekent voor het cijfer over het jaar 2015. Het is nu media oktober. Aan welke orde van grootte moeten we denken? Daaraan gekoppeld heb ik nog een vraag. Als dit gemiddelde zich blijft voortzetten, kunnen wij dat dan aan? Kunnen we een vluchtelingenstroom van 150.000 tot 160.000 mensen per jaar aan?
Minister Rutte:
Er wordt mij om een cijfer gevraagd en vervolgens geeft de heer Nagel een cijfer. Ik heb deze cijfers niet. Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord, namelijk dat we in de Najaarsnota zullen komen met een update van onze verwachtingen en de financiële implicaties daarvan. Laten we dat nou doen bij de structurele besluitvormingsmomenten, anders gaan we steeds tussentijds, vanwege allerlei ontwikkelingen, besluiten tot aanpassingen op allerlei begrotingen. Dat creëert een ongelofelijk onrustig beeld. Volgens mij hebben we twee mooie dingen overgehouden aan Gerrit Zalm: de scheiding van inkomsten- en uitgavenkaders, en de concrete besluitvormingsmomenten over de begroting. Daar houd ik mij het liefste aan vast. Dat zou mijn voorstel zijn.
Voorzitter. Als u het goed vindt, ga ik door naar het volgende onderwerp.
De voorzitter:
Uw tweede blokje?
Minister Rutte:
Het tweede blokje, de internationale veiligheid. Hoe groot dat onderwerp ook klinkt, ik denk dat ik daarover iets korter kan zijn, gezien het aantal vragen daarover. In de eerste plaats kan ik in antwoord op een aantal vragen zeggen dat de sancties tegen Rusland door de Europese Raad expliciet zijn gekoppeld aan een volledige implementatie van de Minsk-akkoorden, waarvan de voorziene einddatum eind dit jaar is, 31 december. De sancties lopen in ieder geval door tot 31 januari 2016. Je ziet dat de intensiteit van de gevechten in Oekraïne de laatste weken afneemt. Dat is op zichzelf positief, maar er zijn ook nog andere elementen waarop duurzame voortgang moet worden geboekt alvorens kan worden gesproken van duurzame implementatie van de Minsk-akkoorden. We zijn er dus nog niet. We moeten de druk op alle partijen handhaven, zowel op Rusland als via Rusland op de separatisten, in de vorm van deze sancties.
De heer Kox (SP):
Ik begrijp dat de minister-president zegt dat is afgesproken dat de sancties tot eind januari lopen en dat wij dan nog eens kijken. Eén sanctie gaat met name ons ook aan, namelijk het over en weer op een zwarte lijst zetten van parlementariërs. Een aantal parlementariërs uit dit land en andere Europese landen mag Rusland niet binnen en een aantal Russische parlementariërs mag ons land niet binnen. Ik vind dat wij daarmee te ver zijn gegaan, want parlementariërs moeten eigenlijk altijd met elkaar kunnen praten, onder andere om te controleren of hun regeringen het goede doen. Ik weet dat er aan alle kanten enige beweging is om daarnaar te kijken. Is de regering bereid om te bekijken of het als eerste stap misschien wijs zou zijn om zo snel mogelijk te stoppen met het blacklisten van parlementariërs? Dat dient namelijk geen enkel doel.
Minister Rutte:
Het is altijd een uiterste middel. Je kunt het niet uitsluiten. Leden van de regering en parlementariërs die uiteindelijk aanwijsbaar betrokken zijn bij activiteiten die vallen onder het sanctieregime, dus activiteiten waartegen de sancties gericht zijn, kun je hiervan niet in alle gevallen categoraal uitsluiten. Ik ben het met de heer Kox eens dat je dit moet minimaliseren en ik ben het ook met hem eens over het belang van de vrije dialoog, maar je kunt dit niet uitsluiten. Nederland zal dit echter nooit uit enthousiasme doen of hierin vooroplopen.
In mijn inleidend statement heb ik al een en ander gezegd over de rapportage van de OVV die vandaag is verschenen. Het is nu van belang dat ook het volgende spoor gevolgd wordt, het derde spoor, namelijk de strafrechtelijke vraag. Wij hebben nu het antwoord op de vraag wat er gebeurd is, de "probable cause", in goed Engels. Wij moeten er nu "beyond reasonable doubt" in slagen om de zaak ook voor de rechter te krijgen. Daaraan werken wij met het Nederlandse Openbaar Ministerie, dat het voortouw neemt, en onze vrienden in Maleisië, Australië, België en Oekraïne in een gezamenlijk joint investigation team. Dat loopt op dit moment. Het Nederlandse Openbaar Ministerie heeft vandaag, als voortouwnemer in dat proces, gezegd dat het zeker 2016 in gaat lopen. Het is een ingewikkeld proces. De nabestaanden hebben ons opgeroepen om het zo snel mogelijk te doen. Ik heb vanmorgen ook de voorzitter van de stichting gesproken. Ik ben het zeer met hem eens; wij gaan er alles aan doen. Het moet echter wel zorgvuldig, want het is buitengewoon complex. Dit gaat dus zeker 2016 inlopen.
Dat wilde ik zeggen in antwoord op een aantal vragen over de internationale politieke situatie.
Ik kom nu bij de vragen die gesteld zijn over defensie. In antwoord op vragen van de ChristenUnie en de Staatkundig Gereformeerde Partij kan ik zeggen dat wij op de NAVO-top in Wales vorig jaar inderdaad hebben gesproken over het feit dat wij ons allemaal committeren aan het principe van 2% van ons nationaal inkomen voor defensie-uitgaven. De meeste landen zitten daar op dit moment onder. Wij hebben nu een intensivering in de begroting voor 2015 opgenomen. Daarmee is een trendbreuk ingezet. Het is de grootste groei van de defensie-uitgaven sinds de Koude Oorlog. Ik realiseer mij echter dat die volgt op periodes van grote bezuinigingen. Ook in de begroting voor 2016 is een forse stap gezet in een verdere opwaartse aanpassing van de budgetten. Daarna zullen wij, afhankelijk van de ontwikkelingen in de internationale veiligheidssituatie en de beschikbare mogelijkheden, bekijken wat verder mogelijk is. Ik kan u daarover nu geen toezeggingen doen, maar ik kan u wel zeggen dat wij daarnaar zullen kijken aan de hand van deze twee criteria.
Mevrouw Barth (PvdA):
De minister-president ging heel snel over van het blokje internationaal naar het blokje defensie. Ik had hem in eerste termijn vragen gesteld over de voortrekkersrol die Nederland zou kunnen en moeten spelen bij het organiseren van een internationale politieke agenda om de situatie in Syrië drastisch te verbeteren. Ik zou het fijn vinden als de minister-president daarop in kon gaan.
Minister Rutte:
Daar kom ik op terug! Dat staat bij mij onder het kopje Europa. Dat klinkt gek, maar dat is omdat de kwestie van Syrië daarin is gekoppeld aan de rol die Nederland in Europa speelt.
Mevrouw Barth (PvdA):
Neemt u de VN dan ook meteen mee?
Minister Rutte:
Ik hoop het! Daar ga ik zo naar kijken. Ik zal kijken wat ik aantref!
De heer Kuiper (ChristenUnie):
De minister-president heeft gezegd dat hij de defensie-uitgaven in meerjarenperspectief wil zien. Wij hebben in dit huis een- en andermaal gesproken over de 2%-norm van de NAVO en het Europese gemiddelde van 1,5%; ik geloof dat wij een jaar geleden rond de 1% zaten. Betekent dit meerjarenperspectief dat het percentage van het bnp dat wij aan defensie-uitgaven besteden, ook zal stijgen? Kan de minister-president daar iets over zeggen? Zullen de toenemende investeringen er ook toe leiden dat wij meer in de pas gaan lopen met die percentages, die toch ook een norm impliceren?
Minister Rutte:
Dat is een effect ervan. Het is niet dat wij een soort pad hebben gemaakt om in zoveel stappen naar de 2% te gaan; dat zou ook een leugen zijn. Wij hebben dit nu twee jaar achter elkaar kunnen doen, vanwege de noodzaak en vanwege de financiële mogelijkheden, mede geïnspireerd door de motie van de heer Van der Staaij in de Tweede Kamer. De komende jaren zullen wij opnieuw naar de internationale omstandigheden en de financiële mogelijkheden kijken. Daarbij weten wij ons geïnspireerd door het doel van 2%, maar wij lopen er niet in een bepaald tijdspad naartoe. Die afspraken zijn niet gemaakt.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Er ligt een motie in dit huis waarin dit huis het kabinet vraagt om meer in de pas te gaan lopen met die internationaal afgesproken percentages. Ik vind het woord "inspiratie" wel een beetje vaag. De minister-president zegt dat hij zich laat inspireren door die 2% van de NAVO, maar wij hebben daarover internationale afspraken gemaakt. De internationale veiligheidssituatie vraagt daar ook om. Ik denk dat bij structureel en verantwoord in een meerjarenperspectief begroten ook hoort dat je iets kunt zeggen over oplopende percentages. Dat zou ik de minister-president dus in ieder geval willen vragen.
Minister Rutte:
Dat begrijp ik, maar ik vrees dat ik de heer Kuiper niet kan bedienen zoals hij zou willen. Wij hebben in de coalitie namelijk geen afspraken gemaakt om de komende jaren vaste bedragen toe te voegen aan de Defensiebegroting. Wij hebben afgesproken dat wij ieder jaar opnieuw door de lens van de situatie kijken. Wij bekijken op basis van de ontwikkelingen en de financiële mogelijkheden of er opnieuw geld bij kan. Uiteraard zal dit als effect hebben dat wij meer naar die 2% groeien, maar alleen als het ieder jaar kan. Belangrijker nog dan die 2%, die wij allemaal accepteren als gemeenschappelijk langetermijndoel, vind ik wat je met het geld doet. Wij versterken de basisgereedheid van de krijgsmacht en de financiële duurzaamheid en wij zorgen voor een gerichte kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de gevechtseenheden en de vervanging van noodzakelijke capaciteiten. Dat zijn wij nu aan het doen met dit geld. Elke keer als er extra geld beschikbaar is, zullen wij opnieuw binnen die doelstellingen bezien hoe wij het geld het beste kunnen besteden.
De voorzitter:
Mijnheer Kuiper, nog één keer op dit punt.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Nog één keer. Als de minister-president zegt dat wij het doen als het kan, hebben wij dus geen bestendig beleid. Dat vind ik jammer.
Minister Rutte:
Het bestendige beleid is dat wij binnen de context van deugdelijke overheidsfinanciën steeds bekijken welke ruimte er is voor intensiveren over de hele rijksbegroting. De laatste keer was er 750 miljoen beschikbaar. Daarvan is toen bijna de helft naar Defensie gegaan, zo'n 45%. Het was iets minder dan 50%, want er ging ook wat geld naar missies. Maar goed, bijna de helft van het bedrag is de laatste keer naar Defensie-inspanningen gegaan. Of dat een volgende keer weer zo is, zullen wij ieder jaar opnieuw moeten besluiten. Wij zullen eerst moeten bekijken of er überhaupt geld is, gegeven de overalldoelstelling van het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Als die er is, moeten wij bekijken of er financiële ruimte is en of die hier in de context van de noodzaak ook aan te wenden is.
De heer Schalk i (SGP):
In eerste termijn heb ik gevraagd naar de fouten uit het verleden. De minister-president zegt dat er twee criteria zijn voor de toekomst, de internationale ontwikkelingen en de financiële mogelijkheden. Hij zou daarmee in een fout uit het verleden kunnen vallen, want volgens mij moet het juist andersom. Als de internationale ontwikkelingen vragen om meer defensie, ben je gewoon te laat. Moet je niet zeggen: we gaan sowieso geld inzetten en de internationale ontwikkelingen volgen we vanzelfsprekend.
Minister Rutte:
Ik ken de SGP ook als de partij van de financiële degelijkheid. Het geld moet er echt wel zijn. Als er geld is, is het heel goed denkbaar dat de coalitie opnieuw besluit om geld in defensie te investeren. Dat is echter niet op voorhand een gegeven. We zullen dat iedere keer opnieuw moeten besluiten, net zoals we dat doen voor alle intensiveringen. Het beleid is daarbij duidelijk. In het kader van het meerjarig perspectief hebben wij immers twee dingen voor ogen: aan de ene kant de versterking van de ondersteunende operationele eenheden van de krijgsmacht en aan de andere kant de gerichte, kwalitatieve versterking van de gevechtseenheden en de vervanging van de noodzakelijke capaciteiten. Wij kijken door die lenzen naar de besteding van het geld. We zullen ieder jaar opnieuw moeten vaststellen of het geld er is. Het is helaas niet anders; het is onvermijdelijk. Dat doen we bij alle begrotingen.
Er is gevraagd naar de gezamenlijke Europese defensie-inspanning. Met name de heer Brinkman heeft daarnaar gevraagd. In juni heeft de Europese Raad geconcludeerd dat we verder moeten werken aan een effectief, zichtbaar en resultaatgericht GVDB (gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid), de verdere ontwikkeling van zowel civiele als militaire capaciteiten en de versterking van de Europese defensiemarktenindustrie. Wij wachten nu een belangrijk stuk van de Hoge Vertegenwoordiger af. Dat komt binnenkort. In juni 2016 komt de Hoge Vertegenwoordiger met een nieuwe EU Global Strategy for foreign and security policy. Die zal zij aan de Raad aanbieden en dat is dan het uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling van het GVDB. Dit komt dus ook in het Nederlands voorzitterschap naar voren. De minister van Defensie en de minister van Buitenlandse Zaken zullen daar veel aandacht voor hebben. Wij willen de Hoge Vertegenwoordiger ondersteunen bij het uitwerken van die strategie. Wij zullen vooral het voorzitterschap gebruiken om de vertaalslag naar de praktijk te maken, om die vreselijke woorden maar te gebruiken. Zo moet duidelijk worden welke capaciteiten nodig zijn om de strategie uit te voeren, maar ook hoe de rol van de Europese Unie als veiligheidsactor en krachtige mondiale speler versterkt kan worden, als ik het zo mag zeggen.
Het is van belang om te beseffen dat de lidstaten zelf de drijvende kracht blijven achter Europees militaire samenwerking. Die zien wij dan ook graag gestoeld op de bestaande bilaterale of regionale samenwerkingsverbanden, tussen bijvoorbeeld Nederland en Duitsland of de Benelux-landen. Maar er zijn ook andere voorbeelden. Die kunnen we gebruiken als best practices. Nederland loopt hier echt in voorop. Zowel in Europa als binnen NAVO-verband zijn wij betrokken bij zo'n beetje iedere vorm van internationale samenwerking.
Ik kom bij het kopje Europa. Daarbij is onder andere gevraagd naar hoe het zit met de voortrekkersrol. Mevrouw Barth refereerde er al aan. Wij hoeven elkaar hier niet te overtuigen van de noodzaak in Europa te werken aan vrede en veiligheid, vooral in de ring rond Europa. Stabiliteit in de regio is van belang voor de regio, maar ook voor onze interne veiligheid. Er moet veel worden gedaan aan het aanpakken van de grondoorzaken van de instabiliteit. Dat doen wij via verschillende kanalen. Daarbij heeft zowel de Verenigde Naties — daar zijn ze! — als de Europese Unie een belangrijke rol. Nederland verwacht van de Europese Unie een actieve en zichtbare bijdrage, bijvoorbeeld voor de situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Daar dragen we ook actief aan bij. De Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft de leiding over dat beleid. Wij zullen de Hoge Vertegenwoordiger daarbij actief ondersteunen. Specifiek tegen de heer Brinkman zei ik net al dat dat ook geldt voor het te ontwikkelen beleid tijdens ons voorzitterschap. Wij zien daarbij vooral het belang van een effectief, geïntegreerd extern beleid. Je zet dan alle EU-instrumenten in, of het nou ontwikkelingssamenwerking, handel, veiligheid, of de mogelijkheid tot sancties is. Maar denk juist ook aan de diplomatieke instrumenten, zoals de inzet van deze Hoge Vertegenwoordiger en de EU-gezanten. En denk ook aan de rol van onze eigen minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens het voorzitterschap. Dan hebben zij ook een meer Europese rol. Denk ook aan de rol van de minister van Defensie in dit geheel. Het is van belang dat we dit allemaal in samenhang bezien en dat deze mensen en dingen worden ingezet op basis van een overkoepelende beleidsstrategie per land of regio.
Hiermee kom ik op een andere vraag van mevrouw Barth. Dit is namelijk ook van belang, omdat wij gezamenlijk moeten optrekken binnen de Unie om grote, mondiale problemen aan te pakken. Daarbij wordt de Europese samenwerking steeds belangrijker. Een veranderende internationale omgeving en beperkte bilaterale middelen zorgen ervoor dat we meer via de band van de EU moeten spelen dan ooit. Wij zijn ervan overtuigd dat de belangen van Nederland op een betere manier kunnen worden behartigd via het politieke gewicht van de Unie in de wereld en de effectiviteit van het gezamenlijke handelen. Ik ben het met mevrouw Barth eens dat er ontwikkelingen zijn die de samenwerking onder druk zetten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het komende referendum in het VK. Denk daarbij echter ook aan de toestroom van vluchtelingen, waar we vanavond ook al eerder over hebben gesproken.
Als wij de legitimiteit van de Unie wat betreft het gemeenschappelijke buitenlandse beleid willen versterken, dan moeten wij ervoor zorgen dat Europa zich richt op de uitdagingen waarbij het het verschil kan maken. Daarom is het zo belangrijk dat de Europese Raad vorig jaar, mede op Nederlands initiatief, een agenda heeft aangenomen voor de komende jaren. Die agenda vindt zijn reflectie in de agenda van de Commissie en zorgt ervoor dat Europa veel meer focust. Het wordt het Europa van de dingen, niet van de dingetjes. Dat zijn dingen als het creëren van groei en banen, door het versterken van de interne markt. Ik maakte de grap over de interne markt al vaker. U weet wat Ghandi ooit zei over de Engelse beschaving, toen hem daarnaar gevraagd werd. Hij zei: "Dat zou een goed idee zijn". Als u mij vraagt wat ik van de interne markt vind, zou ik zeggen: dat is een goed idee. Die markt is er namelijk maar voor een heel klein stukje, namelijk alleen voor de fysieke goederen. Die markt is er niet voor kapitaal, niet voor energie, niet voor diensten en niet voor digitale economie. Op al die terreinen moet er dus heel veel gebeuren. Het is een enorme kans voor Europa, en Nederland wil daarbij het voortouw pakken.
Het tweede vraagstuk ligt bij de aanpak van de migratiecrisis. We kunnen dat niet als individuele lidstaten; we moeten dat in Europees verband doen. Het derde punt is het opzetten van een effectief energie- en klimaatbeleid. Ook is er echter het hele vraagstuk rond eerlijke arbeidsverhoudingen in Europa. Denk aan de agenda waar het kabinet onder leiding van Lodewijk Asscher aan werkt en die in Europa veel weerklank vindt. Op al deze elementen heeft de EU veel toegevoegde waarde. Daar zullen we tijdens ons voorzitterschap dus aan werken. We zullen gericht zijn op een gefocuste Unie, die strategisch wordt ingezet. Dit sluit ook zeer aan bij de agenda van de eerste vicepresident van de Commissie, Frans Timmermans.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik ben blij om dat te horen. Ik heb echter specifiek gevraagd om nog een punt toe te voegen aan het rijtje dat de minister-president net opsomde: een effectief, gemeenschappelijk buitenlands beleid van de Unie. Als er een internationale politieke vredesagenda voor Syrië moet komen, dan zal Europa samen moeten optrekken. Dat moet niet alleen binnen Europa. Europa zal samen aan de slag moeten met de Verenigde Staten, met Rusland en uiteindelijk zelfs met Iran en Irak, hoe vervelend we dat misschien ook vinden. Als wij echter een reële kans willen hebben dat er in Syrië weer een vreedzame situatie ontstaat, het land weer opgebouwd kan worden en er dus een einde zal komen aan de vluchtelingenstroom, dan hebben we zo'n internationale politieke agenda nodig. Dan zal de Europese Unie toch echt met één stem moeten spreken.
Minister Rutte:
Het is of mevrouw Barth de beantwoording die ik hier wilde hanteren voor zich heeft liggen — dat is niet zo, haast ik mij te zeggen — want dit is toevallig het volgende thema waar ik op kom: de rol van Europa in het Syriëconflict, en ook de rol van de Verenigde Naties. Ik ben het met haar eens. Er is een langetermijnoplossing nodig voor Syrië, vooral ook om het enorme lijden van de bevolking. We weten dat er op dit moment miljoenen mensen binnen Syrië op de vlucht zijn, de "internally displaced persons", oftewel de IDP's. We weten dat er miljoenen mensen in opvangkampen in Turkije, Libanon en Jordanië zitten. Ik geloof dat dat er nu 4 miljoen zijn. In belangrijke mate is de huidige vluchtelingenstroom in Europa daar een direct gevolg van.
Het is echter ook moeilijk voorstelbaar dat er op korte termijn een politieke transitie in Syrië zal zijn, zeker ook gezien de recente ontwikkelingen en de toetreding van Rusland tot dit hele vraagstuk. Dat compliceert de zaken meer. Het heeft vooral ook te maken met de opstelling van het Syrische regime zelf, maar ook met de huidige patstelling in bijvoorbeeld de VN-Veiligheidsraad. Daar is opnieuw Rusland te noemen. Er is ook verdeeldheid binnen de Syrische oppositie. De speciale VN-gezant zet daarom nu eerst in op de dialoog. Nederland steunt dat werk voluit. Dat doen wij ook via de Europese Unie. De Europese Unie ondersteunt de VN-geleide onderhandelingen ten volle. In de marges van de vergadering van de Verenigde Naties in New York hebben de ministers van Buitenlandse Zaken, waaronder Bert Koenders, daar twee weken geleden over gesproken. We hebben onze eigen speciaal gezant voor Syrië, die invloed uitoefent op de Syrische oppositie. Het zijn allemaal zeer kleine stapjes, waarbij het ons doel is hen te bewegen constructief bij te dragen aan het VN-proces. Wij proberen dit ook indirect te steunen, door bijvoorbeeld informeel partijen en groepen bij elkaar te brengen en zo de dialoog te bevorderen. Wij zullen die rol blijven spelen en die zullen we uitbouwen. Dat verwacht men ook van Nederland. Wij zijn niet een klein land, maar het grootste van de kleinere landen. Wij hebben altijd een grote rol gespeeld in het buitenlands beleid en met de huidige regering is die ambitie onverminderd, zeker in het Syriëconflict.
De heer Brinkman (CDA):
Ik heb een vraag op het grensvlak van het vorige en dit onderwerp. Ik ben het er zeer mee eens dat er in Europa moet worden gewerkt aan een geïntegreerde samenwerking. Naast de diplomatie heeft een gezamenlijke activiteit altijd een rol gespeeld om bijvoorbeeld een veilige regio te creëren. Onze fractie zit echt niet te wachten op wapengekletter van onze kant, maar we krijgen op tv iets te vaak wapengekletter uit het Torentje te zien dat er weinig overeenstemming zou zijn in het kabinet over een potentiële defensiebijdrage om veilige gebieden te beschermen. Het is prima om in Europa een beleidsagenda vast te stellen, maar de vraag is natuurlijk ook wat er effectief beschikbaar is. De Amerikanen zullen dat toch ook vragen. Die vragen niet alleen om in Griekenland bij te springen, maar die vragen natuurlijk ook op andere terreinen om te laten zien waar wij over spreken. Kan de minister-president er kort nog iets over zeggen dat het niet morgen is: misschien overmorgen, maar niet mañana?
Minister Rutte:
Ik geef daar toch een heel scherp antwoord op. Nederland is een van de vijf Europese landen die überhaupt bombarderen in deze regio, namelijk aan de Iraakse kant van de strijd tegen ISIS. Van de 26 Europese NAVO-landen zijn er maar vijf aan het bombarderen, waaronder Nederland. Op dit moment bombardeert geen enkel Europees NAVO-land in coalitieverband aan de Syrische kant. De Fransen doen dingen en een enkele keer de Britten, maar dat is altijd op eigen initiatief en niet in coalitieverband. Ik kan mij ook niet voorstellen dat het CDA zou suggereren dat wij buiten coalitieverband aan de Syrische kant gaan bombarderen.
Ik stel vast dat het geen taboe is, maar dat het heel goed denkbaar is dat wij dat op enig moment wel gaan doen. Dan moet je wel een heel goede afweging maken van alle risico's die daaraan vastzitten. Op dit moment is Rusland bezig in het conflict. Het lijkt erop dat de Russen meer bezig is om de gematigde oppositie dan ISIS aan te pakken. Dat creëert grote onduidelijkheid aan de Syrische kant. Als je daar gaat bombarderen, moet je zeker weten wat dat betekent voor de plekken die je bombardeert en de toekomst van die plekken.
Ik snap dat er een argument is om het wel te doen. Als je bombardeert aan de Iraakse kant en je weet dat er aanvoerlijnen vanuit Syrië richting Irak lopen, is er een compelling argument om ook aan de Syrische kant te bombarderen. Je moet die afweging maken in de context van de andere ontwikkelingen die ik net heb geschetst. Ik zeg niet dat het kabinet het daarover oneens is. Wij, de Tweede Kamer en het kabinet, realiseren ons allemaal dat er geen taboes zijn. Dit is absoluut denkbaar. Als je dat wilt doen, dan moet je heel zorgvuldig al die afwegingen hebben gemaakt.
De heer Brinkman (CDA):
Zo kent de minister-president ons en zo heeft Buma ook gereageerd aan de overkant. Mijn punt is dat de minister-president spreekt over een agenda. In Europa duurt dat altijd lang. Ik heb niet voor niets de Amerikanen erbij gehaald. Ik heb Syrië bewust niet genoemd, dus ook ik probeer zorgvuldig te formuleren. Er komt heel snel een moment waarop je voor de bescherming van veilige gebieden ook defensieactiviteiten zult moeten ontplooien. Ik ga er niet over welke dat zijn; daar heeft de minister-president de militaire adviseurs en de minister van Defensie voor. Mijn punt is dat we daar niet te lang over moeten blijven praten. Wil je een coalitie vormen — die zal zeker geen twintig Europese landen beslaan, maar een beperkt aantal — en wil Nederland effectief daaraan kunnen deelnemen, dan heb je een forse defensiemacht nodig en ook de politieke bereidheid in Nederland om daaraan mee te doen. Mijn vraag was: vindt het gehele kabinet dat ook?
Minister Rutte:
Geen taboes, echt niet, maar het is knap als iemand mij op dit moment kan zeggen hoe de komende dagen en weken de discussie over de betrokkenheid van Rusland in het conflict en ook de mogelijke betrokkenheid van Rusland aan de Iraakse kant van het conflict zich gaat ontwikkelen. Volgens mij zijn de heer Brinkman en ik het met elkaar eens. Wij moeten dat heel zorgvuldig afwegen en steeds opnieuw bekijken. Er zijn op voorhand geen taboes. En ik zeg niet dat de heer Brinkman dat suggereert, maar mag ik het dan voor de zekerheid nog een keer zeggen: we willen ook geen "rushing into things". We moeten dat echt heel goed afwegen.
De heer De Graaf (D66):
En hopelijk ook voorzien van voldoende legitimatie, bijvoorbeeld in VN-verband.
Ik ga nog even terug naar de meer algemene Europese buitenlandstrategie. Ik heb de minister-president gevraagd of hij niet met ons vindt dat een herziening daarvan nodig is: een gefocuste buitenlandstrategie die overigens ook expliciet ingaat op de Russische expansie. Dan bedoel ik niet alleen maar de Russische inmenging in de gebieden waarover de minister-president het zojuist had, maar veel breder. Ik heb dat gemist in zijn antwoord. Ik zou ook wat meer willen horen over de vraag of hij met de Franse en de Duitse politieke leiders van mening is dat wij de politieke unie zullen moeten uitbreiden.
Minister Rutte:
Als Fransen praten over "politieke unie", dan zie ik een heel grote Franse vlag met een heel klein Europees randje. Pas op, want het woord "politieke unie" is een soort fopspeen geworden: iedereen zuigt eraan en er komt al jaren geen smaak meer uit.
De heer De Graaf (D66):
En de Duitsers graag.
Minister Rutte:
Bij de Duitsers ligt dat iets anders, maar wat de Fransen betreft, moeten we oppassen. We moeten niet te naïef zijn. Wat mijn geliefde collega's samen daarover hebben gezegd, is op zodanig abstractieniveau dat zelfs de heer De Graaf en ik het hierover eens kunnen worden.
Nu de feiten. Wij moeten ons in Nederland realiseren dat wij Europa voor een aantal dingen heel hard nodig hebben: een sterke munt, een gemeenschappelijk buitenlands beleid, bewaking van de buitengrenzen, een sterke markt en een gefocust Europa. Daar werkt Nederland aan. Het is ook de kern van de agenda van Frans Timmermans: het Europa van de dingen en niet van al die dingetjes. Dat is een risico. Je moet oppassen dat delen van de Commissie niet een feestcommissie worden op zoek naar een feest, want een aantal mensen zal minder te doen krijgen in die grote Brusselse Commissie. Ik ben heel blij met de strategische agenda van de Commissie. Ik sta daar volledig achter. Die sluit heel erg aan op de Nederlandse prioriteiten.
De heer De Graaf heeft gevraagd naar de positie van het Verenigd Koninkrijk. Nederland zet zich er zeer sterk voor in om het Verenigd Koninkrijk bij de Unie te houden, maar dan moeten wij wel weten wat het precies wil en of dat allemaal te doen is. Nederland wil proberen bruggen te slaan door noch te veel naar de kant van het Verenigd Koninkrijk te leunen, noch te veel naar sommige landen in Europa die misschien heel stiekem denken: ach, is dat zo erg. Het politiek leiderschap in het Verenigd Koninkrijk is volgens mij zich terdege bewust van het belang van het lidmaatschap van de Europese Unie, maar heeft argumenten nodig om erbij te blijven. Dat zal de komende maanden gaan spelen, mogelijk ook tijdens ons voorzitterschap, richting een referendum. Het is niet zeker wanneer dat precies zal plaatsvinden. Sommigen noemen de tweede helft van 2017, maar het zou eerder kunnen. Het is van belang dat wij ons best daarvoor doen. Ik heb vaker gezegd dat een Verenigd Koninkrijk buiten de Europese Unie een middelgrote economie in het midden van de Atlantische Oceaan is. Het is geen Europa, het is geen Amerika. Dat zal naar mijn stellige overtuiging de positie van Engeland in de wereld enorm verzwakken. Voor Nederland is het niet goed, omdat wij maar weinig partners in Europa hebben die groeigericht zijn. Dat zijn Zweden, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, veel meer dan sommige andere landen waar wij goede banden mee hebben, maar die sterker gericht zijn op de protectie van grote sectoren in hun economie. Kijk bijvoorbeeld naar de hele discussie over de Dienstenrichtlijn. Dan zie je precies hoe die splijtlijn loopt en hoe belangrijk de band met Engeland is voor de Nederlandse economie. Het kan echter niet tegen elke prijs. Je zult er samen uit moeten komen.
De heer De Graaf (D66):
De minister-president en ik zijn het hier wel over eens. Het is belangrijk dat Groot-Brittannië erbij blijft. Hij had het over Engeland, maar ik hoop dat ze Schotland ook nog meenemen en dat het één geheel blijft.
Minister Rutte:
Spanje ook!
De heer De Graaf (D66):
Dat is weer een andere discussie. Mij ging het met name om het punt dat ik miste in de opsomming van die drie belangrijke dingen, namelijk een stevig geïntegreerd Europees buitenland- en veiligheidsbeleid dat zich niet zozeer concentreert op de vraag wat we wel of niet gezamenlijk doen in Syrië en Irak, maar veel meer op de vraag wat we überhaupt gemeenschappelijk doen om ervoor te zorgen dat dit continent als een eenheid kan optreden, als het gaat om de geopolitieke vraagstukken en kwetsbaarheden. Ik vroeg of het niet tijd is dat we een hernieuwd strategisch buitenbeleid in Europa krijgen, inclusief Groot-Brittannië, en wat de minister-president daarvan vindt.
Minister Rutte:
Wij zijn het met elkaar eens, maar ik heb die vraag net beantwoord. Wij steunen Mogherini, de Hoge Vertegenwoordiger, in haar inzet om ervoor te zorgen dat er uiterlijk in juni 2016 een nieuwe buitenland- en veiligheidsstrategie is voor de Unie. Dat zit in ons voorzitterschap. Ik heb dan ook de term "vertaalslag" gebruikt. Ik gebruik hem nog een keer en dan hoop ik het woord nooit meer in mijn leven uit te spreken. Hoe maak je die buitenlandstrategie effectief in de praktijk? Dat heb ik net ook genoemd. Voor Nederland is de Europese defensiesamenwerking van belang, maar ook onze ankering in de trans-Atlantische band in de NAVO. Wij zullen het voorzitterschap gebruiken om de Hoge Vertegenwoordiger aan alle kanten te ondersteunen in de ontwikkeling hiervan. Ik ben het met de heer De Graaf eens dat dat van groot belang is.
De heer Kox (SP):
Ik heb de indruk dat de minister-president aan het einde van zijn buitenlandse ...
Minister Rutte:
Nee, ik heb nog een heleboel vragen. Zal ik die eerst beantwoorden en dan de vraag van de heer Kox?
De heer Kox (SP):
De minister-president heeft in ieder geval de vragen over Syrië nog niet beantwoord.
Minister Rutte:
Dat klopt.
De heer Kox (SP):
Hij zegt dat niets een taboe is. Vorig jaar heb ik gezegd dat mijn fractie het idee van bombarderen nogal problematisch vond. We zijn nu een jaar lang aan het bombarderen. Wat heeft dat opgeleverd en wat heeft het gekost? Ik denk bij de kosten niet aan geld, maar ik wil weten wat het aan mensenlevens heeft gekost. Als je elke dag bombardeert, moeten er toch veel mensen overleden zijn? Mijn tweede vraag is hoe we de geldkranen voor ISIS sluiten. Vorig jaar heeft de minister-president gezegd dat dit boven aan de prioriteitenlijst staat met betrekking tot Syrië en Irak. Onlangs waren er diverse reportages waaruit bleek dat ISIS beschikt over een vloot van de modernste Toyota's waarmee je de verschrikkelijkste dingen kunt doen. Wat hebben de regering, Europa en de internationale gemeenschap gedaan om de geldkraan dicht te draaien? Eerlijk gezegd heb ik alleen de indruk dat er meer, meer en nog meer geld komt. Ik heb vorig jaar een aantal financieringsbronnen aangewezen. Dat was niet omdat ik die toevallig kende, maar omdat ze vrij algemeen bekend zijn. Wat hebben we op dat gebied gepresteerd?
Minister Rutte:
Over dat laatste punt deel ik de frustratie die doorklinkt in de vraag van de heer Kox. Europa zit er heel scherp op om de financieringsbronnen af te knijpen. De frustratie is dat dit maar matig lukt. Europa kan dat niet alleen. Daar heeft het de internationale partners voor nodig. Ik kan alleen zeggen dat we er vol op inzetten, omdat je ISIS niet alleen militair moet bestrijden, maar ook zijn geldstromen moet stopzetten. Ik wijs erop dat ISIS een van de meest barbaarse groeperingen is die de wereld de afgelopen 25, 30 jaar heeft gezien. Ik ben zeer gemotiveerd, evenals de Nederlandse regering, om een militaire bijdrage te leveren. Het is daarbij onvermijdelijk dat er slachtoffers vallen die niet tot de kern van het regime horen. Overigens worden de Nederlandse F-16's en de militairen mede zo gerespecteerd omdat zij in staat zijn om heel precies te werken. Dat doen zij beter dan heel veel andere landen. We kunnen dit gewoon heel erg goed. Vandaar dat ons land meer dan gemiddeld wordt ingezet aan de Iraakse kant van het conflict. Dat moet ook, want je moet het hele orgel bespelen. Dat geldt dus voor de geldstroom — dat ben ik eens met de heer Kox — voor de militaire strijd en voor het opleiden van militairen, wat we op twee plekken in Irak doen om ervoor te zorgen dat het Iraakse leger en de special forces beter in staat zijn om het land te verdedigen. We bouwen ook coalities, kortom: Europa werkt op alle fronten tegelijk en daarbinnen is Nederland zeer actief.
De heer Kox (SP):
De vraag die ik nog graag beantwoord wil hebben, is die over het associatieverdrag met Oekraïne en het referendum dat erover gaat plaatsvinden.
Minister Rutte:
Dat laatste weten we morgen. Dan zal de Kiesraad een uitspraak doen. Ik ben het overigens eens met degenen die zeggen dat het een knappe prestatie is als het lukt. Of het echt lukt, weten we morgen. Het akkoord met Oekraïne is echter door niemand opgedrongen. Dat wordt hier en daar gezegd. Het was de soevereine keuze van de regering van Oekraïne, waarvoor ook een ruime meerderheid van het Oekraïense volk zich heeft uitgesproken. Het associatieakkoord leidt echter niet tot een conflict, maar het optreden en handelen van Rusland. Dat wil ik wel even zeggen in reactie op wat de heer Kox erover zei in zijn termijn. Rusland heeft oneigenlijke druk uitgeoefend, de Krim geannexeerd en Oost-Oekraïne gedestabiliseerd. Laten we deze feiten blijven benoemen. Of er een referendum komt, weten we morgen. Dan horen we of er een meerderheid voor is om het aan te vragen. Als dat zo is, gaan we ermee verder.
De voorzitter:
Mijnheer Kox, tot slot.
De heer Kox (SP):
De minister-president zegt dat het om de rol van Rusland gaat. Rusland speelt zeker een grote rol, maar het is toch zo dat de vlam in de pan sloeg toen er werd gesproken over het associatieverdrag? Dat zag de minister-president toch zelf ook wel? Op dat moment moest Rusland nog in beeld komen. Zou het, los van het referendum, verstandig zijn om na te denken of uitstel van het verdrag het conflict zou kunnen temperen? Dat is wat we volgens mij op dit moment nodig hebben in Oekraïne: dat het vuur uitgaat in plaats van dat het aangeblazen wordt.
Minister Rutte:
Oekraïne wordt aan de oostelijke kant gedestabiliseerd. Daar is nota bene een passagiersvliegtuig neergestort met 298 doden, waarvan we nog gaan achterhalen wie dat precies gedaan heeft. De Krim is een aantal maanden daarvoor door Rusland ingenomen. Het is toch niet zo dat dit land op dit moment een soort free lunch heeft? Oekraïne bevindt zich in een heel moeilijke fase. Over het associatieakkoord wordt een hoop gezegd wat niet klopt. Er wordt gezegd dat er heel veel geld naar Oekraïne zou gaan en dat het verdrag een voorbode is voor een lidmaatschap van de Europese Unie. Dat is allebei niet waar. Volgens mij zitten er helemaal geen gekke dingen in het verdrag. Als er een referendum over komt, gaan we het verdrag goed verdedigen.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Ik wilde even terugkomen op de kwestie van Syrië. Ik had dat graag als laatste onderwerp in mijn eerste termijn behandeld, maar dit is een mooie gelegenheid om er even op door te gaan. Ik kan mij iets voorstellen bij de gedachte om met militaire middelen veilige zones in Syrië te creëren. Ik denk dat we echter ook moeten constateren dat alles wat wij daar doen, effecten heeft die wij helemaal niet beogen. Dat zou ons moeten weerhouden van al te drieste acties. Wij bombarderen in Irak, maar wij moeten ons bewust zijn dat we daarmee de Iraakse regering steunen. Dat is onze bondgenoot daar. De Iraakse regering stuurt echter sjiitische milities naar gebieden die heroverd zijn op IS. Je moet je afvragen of de bevolking in die dorpen veel beter af is met die milities dan met de bezetting van IS. Voor heel veel mensen zal het niet veel uitmaken. Onze andere bondgenoot is Saudi-Arabië. Die vecht mee, maar richt zich in Syrië vooral tegen het sjiitisch-alawitische bewind in Syrië. Datzelfde doen ze met extreme wreedheid in Jemen, ook tegen de sjiieten. We moeten constateren dat de meeste partijen waarmee wij samenwerken eigen belangen hebben die niet alleen gericht zijn op het veiligstellen van hun eigen volk of geloofsgenoten, maar verdergaan en bedoeld zijn om tot wraak of tot etnische of religieuze veroveringen te komen. In wezen is alleen het Koerdische gebied een heel sterke factor, omdat daar alleen eigen land en volk verdedigd wordt. De Koerden vormen echter de groep die onze andere bondgenoot, Turkije, aanvalt en daarmee de krachten ondergraaft. Ik heb de neiging om te denken dat we ons ingrijpen moeten beperken tot groepen waarvan we uitdrukkelijk verzekerd zijn dat zij alleen hun eigen land en volk verdedigen en niet meer aspiraties hebben. Dat zijn alleen de Koerden. Wat vindt de regering daarvan?
Minister Rutte:
Ik ben een systeemdenker. Ik heb van de leider van de sociaaldemocratie geleerd dat je een systeem al beïnvloedt als je er alleen maar naar kijkt. Als je in een systeem ingrijpt, heeft dat altijd effecten die je wenst, maar zeker ook effecten van de tweede of derde orde die misschien niet wenselijk zijn. Die effecten moet je altijd tegen elkaar afwegen voordat je ingrijpt. Als je gaat bombarderen, zoals wij nu doen, en je delen van het Iraakse leger helpt trainen, heeft dat altijd effecten van de tweede en derde orde. Hier is dat zeker het geval, want het is een buitengewoon complexe situatie. We bombarderen tenslotte niet in Zwitserland, maar in een regio met heel ingewikkelde verhoudingen. We doen het echter wel met een reden. Alles afwegend zijn we namelijk tot de conclusie gekomen dat we dit moeten doen om ISIS een halt toe te roepen, omdat ISIS een gevaar is voor onze manier van leven en voor onze westerse waarden. We kunnen niet aan de ene kant zeggen dat het een gevaar is en aan de andere kant dat we er wegblijven vanwege de effecten van de tweede en derde orde. Ik ben het wel helemaal eens met de heer Ten Hoeve dat je je ervan moet vergewissen of de ongewenste effecten niet zodanig zijn dat ze het belangrijkste doel in de weg gaan staan. Wij komen tot de conclusie dat dit niet zo is. Ik deel dus niet zijn opvatting, zo die al gegeven is, want ik geloof dat ik meer een uiting van zorgen heb gehoord dan dat er een conclusie is getrokken. Je kunt dit niet zonder risico's doen. Geen bijdrage leveren in internationaal verband betekent wat mij betreft capituleren voor ISIS en dat gaan wij niet doen.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Ik heb begrip voor de afweging, maar kan mij ook voorstellen dat de afweging andersom uitvalt. Ik heb die neiging wel. Je moet immers constateren dat wat wij daar doen, heel veel mensen tot de gedachte brengt dat wij in ISIS het soennitische-islamisme bestrijden. Dat leidt ertoe dat ze zo veel toeloop van mensen uit West-Europa hebben. Die schijn dienen wij te vermijden. Die schijn kunnen we alleen vermijden door geen mensen te steunen die deze gedachte populair kunnen maken. Onze bondgenoten helpen ons niet echt in deze strijd.
Minister Rutte:
Ik denk dat de heer Ten Hoeve en ik het eens zijn dat je, als je ingrijpt, heel goed het hele systeem en de effecten van je ingrijpen hebt te bekijken. Ik denk dat we iets anders denken over de conclusies daarvan.
Wat Guantánamo Bay betreft, is Nederland absoluut bereid om het verzoek van de Amerikanen om tot opname van een of twee gevangenen over te gaan, zorgvuldig te bestuderen. We hebben wel geconstateerd en geconcludeerd dat we dat in overweging zullen nemen zodra de Verenigde Staten ook zelf verdere betekenisvolle stappen hebben gezet richting de sluiting van de defensiefaciliteit. Dat betekent dus ook berechting van de overgebleven gedetineerden. Als dat gebeurt, zijn wij bereid opnieuw het verzoek met een positieve insteek in overweging te nemen. We willen wel zien dat de Amerikanen ook echt die stappen zetten om niet alleen de plaatsbaren daar weg te krijgen, maar ook de onplaatsbaren, die nog moeten worden vervolgd en berecht. Dat is in lijn met wat vorige kabinetten hebben gedaan. We hebben ons daar steeds consistent over uitgesproken.
Het antisemitisme is een belangrijk thema, waarvoor onder andere aandacht is gevraagd door de heer Schalk. Het kabinet is, net als de Kamer, bezorgd over de verschillende berichten dat intolerantie en xenofobie in opmars zijn in verschillende delen van Europa. Wij spannen er ons blijvend voor in om alle vormen van discriminatie, inclusief antisemitisme, hoog op de Europese agenda te houden. Minister Asscher heeft tijdens het Commissie-colloquium over tolerantie en respect op 1 oktober aandacht gevraagd voor toenemend antisemitisch geweld en moslimdiscriminatie. Hij heeft de Commissie opgeroepen om via uitwisseling van de ervaringen deze discussie ook verder te brengen. De Commissie heeft aangekondigd, twee speciale gezanten te benoemen voor antisemitisme en moslimhaat, die eerste aanspreekpunt zullen zijn. Tijdens het Nederlands voorzitterschap zullen de uitkomsten van dit colloquium actief worden opgepakt. Dat gebeurt ook in het kader van de Europese werkgroep tegen haatcriminaliteit. Het kabinet zal ook tijdens het voorzitterschap actief werken aan het versterken van de rechtsstaat in de Europese lidstaten om toe te werken naar een dialoog waarin de lidstaten ook met elkaar spreken over vraagstukken op het terrein van de rechtsstaat en fundamentele rechten. Dit ter schets van een aantal actieve dingen die we doen en ter onderstreping van het feit dat wij het geheel eens zijn over dit belangrijke thema.
Ik kom toe aan vraagstukken rondom financiën en economie. Er zijn vragen gesteld over de langdurige werkloosheid onder ouderen. Die is inderdaad hoog. We zien dat ouderen vaak langdurig werkloos zijn. Voor de crisis lag die werkloosheid overigens internationaal vergeleken erg laag, maar door de crisis zien we dat de werkloosheid vooral onder ouderen erg is opgelopen, al is ze nog wel steeds lager dan het gemiddelde in de eurozone. Als het beter gaat met de economie, zie je dat werkgevers in de eerste plaats kiezen voor diegenen die nog maar kort werkloos zijn en dat de langdurige werkloosheid vertraagd reageert op economisch herstel. Maar ze reageert uiteindelijk wel. Dat zien we steeds in periodes van economisch herstel. Maar op dit moment is dat nog niet zo zichtbaar, want het economisch herstel is nog vrij vers, althans in deze mate. Belangrijk is dat het herstel doorzet. Daarnaast doen we een aantal specifieke dingen om de werkloosheid bij ouderen aan te pakken. Ik noem de mobiliteitsbonus, wat vroeger de premiekorting voor ouderen was. Er is een no-riskpolis voor mensen ouder dan 60 jaar die ten minste een jaar in de WW zitten. We hebben voor de werkzoekende 50-plussers ook de scholingvouchers tot €1.000 als een opleiding nodig is om een nieuwe functie te vervullen. Dat zijn een aantal stuwraketjes, maar de belangrijkste hoofdraket is natuurlijk economisch herstel.
Wat de positie van allochtonen op de arbeidsmarkt betreft, zien we natuurlijk dat discriminatie voorkomt. Dat is een probleem dat wij helaas niet met het maken van een wet of het slaan van een AMvB kunnen oplossen. Dat zullen we met de hele samenleving moeten doen. We doen er overigens veel aan om vanuit onze verantwoordelijkheid hieraan een bijdrage te leveren. In mei 2014 is het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie naar de Kamer gestuurd, met daarin 42 maatregelen om discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken. Dan gaat het om het vergroten van de bewustwording, het stimuleren van het melden van discriminatie en handhaving. Op 1 september is de voortgangsrapportage verzonden waaruit blijkt dat de uitvoering van alle acties volledig gaande is en overigens volledig conform planning verloopt. Er zijn aanvullende acties gedefinieerd. Ook de werkgevers hebben hierbij natuurlijk een rol. Op 2 juli is een diversiteitscharter gepresenteerd. Op 31 maart 2015 heeft de Ambassadeur aanpak jeugdwerkloosheid Mirjam Sterk afspraken gemaakt met 75 organisaties, vooral uit de hoek van de werkgevers, over het vergroten van de kansen op werk voor jongeren, in het bijzonder migrantenjongeren en vluchtelingen. De komende twee jaar sluit de minister van SZW samen met de minister van OCW 100 nieuwe werkakkoorden met werkgeversorganisaties. Zo willen wij ons steentje eraan bijdragen om dit bizarre en maatschappelijk nog steeds idiote feit van discriminatie op de arbeidsmarkt te bestrijden.
Profiteren ouderen ook van de lastenverlichting? Het is absoluut waar dat ouderen, net als andere Nederlanders, de afgelopen jaren de effecten van de crisis hebben gevoeld. Dat wil overigens niet zeggen dat ze onevenredig geraakt worden door de maatregelen van het kabinet. Als je kijkt naar de koopkrachtontwikkeling van ouderen tussen 2002 en 2012 dan zie je dat die positiever is dan die van andere huishoudens. Als je kijkt naar de periode van 2013 tot 2015 zie je dat ouderen met een aanvullend pensioen meer dan werkenden te maken hebben gehad met een negatieve koopkrachtontwikkeling, wat vooral is veroorzaakt — daar gaan wij dan weer niet over — door de indexatiegraad van de pensioenfondsen, die achterbleef bij de loon- en prijsontwikkeling. Dat verlaagt overigens ook de pensioenaanspraken van werkenden. Dat is dus niet alleen iets wat ouderen raakt, het raakt iedereen. Maar de effecten voor de werkenden zie je natuurlijk niet terug in de koopkrachtplaatjes. In 2016 willen we die 5 miljard vooral gebruiken als een extra stuwraket voor het economisch herstel. Vandaar dat wij ervoor gekozen hebben om de effecten in termen van lastenverlichting vooral bij werkenden te laten neerslaan. Tegelijkertijd hebben we ook maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat ouderen er niet op achteruit gaan, omdat we dat niet acceptabel vonden. Maar we zien wel dat de positieve economische effecten er zijn, in belangrijke mate juist ook omdat die 5 miljard nu in de eerste plaats terechtkomt bij werkenden. Dat is een keuze.
Er is gesteld dat er geen sprake is van duurzame economische groei, omdat de lastenverlichting niet samengaat met een betere belastingstructuur. Ik moet zeggen dat dit kabinet het grootste hervormingspakket sinds de oorlog heeft doorgevoerd om de economie te versterken en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren, met grote dank aan deze Kamer, waardoor het mogelijk is geweest daarvoor steeds meerderheden te vinden. Dat zit hem in de hypotheekrenteaftrek, de arbeidsmarkt, de zorg en de versnelde verhoging van de AOW- en aanvullende pensioenleeftijd. Dat zijn moeilijke maatregelen, maar daardoor staat Nederland er op dit moment echt aanzienlijk beter voor dan een paar jaar geleden. We zien tegelijkertijd dat de economie daarmee aantrekt, waardoor ook de overheidsfinanciën verbeteren. Wij achten het nu van belang om ervoor te zorgen dat de economische groei een extra boost krijgt via de extra lastenverlichting die mogelijk is. Ik denk dat dat zeer verdedigbaar is. Het kabinet heeft daarbij natuurlijk ook gekeken naar een verschuiving van de belastingdruk om zo de lasten op arbeid nog verder te kunnen verlagen. We doen nu 5 miljard aan nettolastenverlichting, maar we hebben gekeken of je nog meer kunt doen. Er lagen gedachten voor vanuit het kabinet, die bij verschillende partijen resoneerden waarmee we achter de schermen spraken. Maar uiteindelijk bleek het niet mogelijk om daarvoor voldoende draagvlak te krijgen. Daarom zijn wij gekomen met het voorstel zoals het er ligt dat ik, juist in de context van de enorme economische structuurversterking die gaande is, zeer verdedigbaar vind.
De heer Brinkman deed de suggestie voor een financiële tussenbalans. Ik denk dat het beste zou zijn om toch vooral vast te houden aan het reguliere begrotingsproces. Wij actualiseren daarbij in het voorjaar op basis van de sociaaleconomische planramingen van het CPB het budgettair beleid. Daarmee begint de besluitvorming in het kabinet voor het lopend jaar, alsook voor het meerjarig beeld. Beide worden vervolgens betrokken bij de Voorjaarsnota. Vervolgens leidt dat weer in de tijd tussen Voorjaarsnota en Prinsjesdag tot een meerjarig begrotingsbeeld. Dat leidt dan weer tot de Macro Economische Verkenning en dat leidt weer tot de besluitvorming integraal op Prinsjesdag voor het jaar daarop, met een doorkijk naar de jaren daarna. Ik denk dat het goed zou zijn om vast te houden aan die werkwijze. Als we gaan afwijken van al die vaste momenten, krijgen we namelijk een te onrustig begrotingsbeeld. Ik kan mij echter voorstellen dat het CDA deze gedachten misschien nader aan de orde wil stellen bij de Algemene Financiële Beschouwingen, die naar ik meen ook in de Eerste Kamer plaatsvinden, met de minister van Financiën. Anders is er vast een ander moment te verzinnen.
Ook is gevraagd hoe het zit met de opbrengst van al die plannen. Met betrekking tot het dga-vermogen in box 2 is er een miljard extra ontvangst ingeboekt. De ontvangst uit de dividendbelasting over 2014 laat een toename zien van 1,3 miljard. Het blijkt ook dat een groot deel van deze extra ontvangsten in 2014 van de doelgroep afkomstig zijn. Wat de opbrengst van accijnzen betreft, is al eerder aan de Tweede Kamer gemeld dat de feitelijke niet-gecorrigeerde ontvangsten uit diesel en lpg in 2014 202 miljoen euro hoger uitkomen dan in 2013. Als je dat corrigeert voor incidentele kasontvangsten is dat 100 miljoen. De stijging van de inkomsten uit de dieselaccijns in 2014 is dus zichtbaar en aanzienlijk. Ten aanzien van de pensioenen blijkt uit het Centraal Economisch Plan 2015 van het Centraal Planbureau dat de gerealiseerde premieontwikkelingen in 2014 en de verwachte ontwikkeling voor 2015 en 2016 gunstiger zijn dan verwacht ten tijde van de pensioenafspraken. Wat dat betreft is er dan ook geen indicatie dat de geraamde opbrengst van 2,1 miljard in 2017 niet gerealiseerd zal worden.
Dan kom ik bij de vraag over regeldruk. Het kabinet doet er alles aan om het ondernemersklimaat in Nederland verder te versterken en ook in Europese context te werken aan een level playing field. Voor onze heel sterke agrarische sector wordt met de sector samengewerkt aan een maatwerkaanpak. Die wordt uitgevoerd om samen met de ondernemers te komen tot regeldrukvermindering. Dat is ook de eerste stap ter uitvoering van de motie voor regels wieden, van het VVD-Tweede Kamerlid Lodders. Dit jaar en volgend jaar wordt besteed aan de uitvoering van de knelpunten. De staatssecretaris van Economische Zaken heeft in dat kader gemeld dat zij bereid is om in 2016 samen met het bedrijfsleven te verkennen of er een nieuwe inventarisatieronde mogelijk is via de halfjaarlijkse rapportage regeldruk. De volgende ontvangt de Tweede Kamer in november. Via de minister van Economische Zaken wordt u op de hoogte gehouden. Ook werkt Frans Timmermans, eerste vicevoorzitter van de Europese Commissie — daar is ie weer — via het REFIT-programma in Brussel aan dezelfde projecten en doelstellingen.
Hoe ziet het nu precies met de koopkrachtstijging? Je ziet toch dat die niet voor iedereen geldt. De koopkrachtontwikkeling is het komende jaar positief voor heel veel huishoudens. Inderdaad, ik heb het eerder gezegd in antwoord op vragen over de koopkracht van ouderen: het zijn vooral de werkenden die er fors op vooruitgaan. We zien echter ook dat de mediane koopkrachtontwikkeling voor uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden licht positief is, plus 0,2%. Het klopt echter dat nog niet iedereen kan profiteren van het economische herstel. We vinden de werkloosheid nog te hoog. Dat heb ik eerder betoogd. Met dit pakket aan lastenverlichting willen wij voor nu maar ook voor de middellange termijn bijdragen aan het herstel van de arbeidsmarkt en de groei van de economie. Het is natuurlijk waar dat de hogere inkomens er bij een loonstijging in harde euro's meer op vooruitgaan dan lage inkomen, maar het spreekt voor zich dat we de koopkrachtcijfers in procenten presenteren en niet in harde euro's. Dat zou een beetje gek zijn. 1% op een ton is meer dan 2% op €20.000. Het zou echter gek zijn als we dat als reële koopkrachtstijgingen zouden presenteren. We presenteren het altijd in percentages. Als de heer Kox me toch zou uitdagen, zou ik het duet met de heer Samsom in de Tweede Kamer kunnen herhalen. Het ging om de vraag wat er zou gebeuren als je conform de wensen van de SP de btw verlaagt. Het voorbeeld had betrekking op een Porsche ten opzichte van een aantal dingen die minder geld kosten. Ik denk dat dit een faire benadering is.
Dan krijgen we de vraag over de pensioenvoorziening. Het CDA heeft gevraagd: waarom wordt er kapitaaleis na kapitaaleis gesteld, terwijl dicht bij huis de rendementen voor het oprapen liggen? Mag ik allereerst vaststellen — ik denk dat de heer Brinkman en ik elkaar daarin kunnen vinden — dat een adequaat financieel toetsingskader van groot belang is voor de zekerheid van het nakomen van pensioenverplichtingen. Met de recente aanpassingen van het ftk wordt dat ook gewaarborgd. We zien nu dat er geen sprake is van abrupte kortingen, vanwege de mogelijkheid om deze uit te smeren. Daar staat wel tegenover dat fondsen bij het uitkeren van indexatie ook rekening moeten houden met toekomstige generaties. Dat is ook evenwichtig. Het ftk staat overigens niet in de weg dat pensioenfondsen risicovolle investeringen doen, zeker niet als die in het belang van deelnemers zijn. Die mogelijkheid hebben zij, ook om in Nederland te investeren, als dat de belangen van de deelnemers dient. Die zijn niet alleen rendabel als er sprake is van voldoende schaalgrootte. Bovendien werken we samen met de Nederlandse Investeringsinstelling (NII) om dit mogelijk te maken. Dat neemt niet weg dat pensioenfondsen het op dit moment natuurlijk niet makkelijk hebben. Daarmee komt ook de urgentie om na te denken over de herinrichting van ons hele pensioencontract opnieuw scherp aan het licht. Het kabinet komt in het najaar met een werkprogramma voor het vervolg van de brede discussie over de hervorming van de inrichting van het pensioenstelsel, waaronder een andere vormgeving van de pensioenovereenkomst. Dit zou weleens een van de grootste hervormingen van het kabinet kunnen blijken te zijn als over dertig jaar door het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis de geschiedenis van het kabinet-Rutte/Asscher wordt geschreven. Dat komt nog allemaal, dus: hoezo uitgeregeerd?
Wat doen we om te zorgen voor voldoende betaalbare woningen? Mag ik wijzen op het feit dat we daarvoor heel veel maatregelen hebben genomen? Met dank aan deze Kamer is dat gelukt. Stef Blok, de minister voor Wonen en Rijksdienst, was de eerste in het kabinet die op zoek ging naar meerderheden in de Eerste Kamer. We zien daar nu alle effecten van. Die kunnen we met elkaar vieren. Een betere werking van de sociale huurmarkt, bevordering van doorstroming, bestemmen voor de doelgroep, heldere taakafbakening, meer ruimte voor de vrije huurmarkt. Belangrijke maatregelen zijn de inkomensafhankelijke huurverhoging, de nieuwe Woningwet, de aanpassing van het woningwaarderingsstelsel, de bevriezing van de liberalisatiegrens, het passend toewijzen van corporatiewoningen aan huishoudens met recht op huurtoeslag, het wetsvoorstel ter bevordering van de doorstroming van de huurmarkt en de uitvoering van de motie-Van der Linde/Monasch; dat laatste komt overigens terug bij de begrotingsbehandeling. Dan heb ik het nog niet eens over de koopmarkt, waar ook heel veel is gebeurd. Dat in antwoord op de vele vragen die zijn gesteld over financiën en economie.
Dan kom ik bij het onderwerp veiligheid en justitie. Ik merk dat de begroting van V en J, zowel in de Tweede Kamer als in de senaat, met meer dan gemiddelde belangstelling is bekeken. Laat ik daar het volgende over zeggen. Het kabinet staat achter die begroting, maar erkent zonder meer dat er risico's aan die begroting zitten. Voor een deel liggen die nog in beide Kamers. De griffierechten liggen nog bij de Tweede Kamer, en de rechtsbijstand en de eigen bijdrage liggen in de Eerste Kamer. Daarnaast zijn er zorgen over OM, rechtspraak en politie. Daarom is toegezegd, teneinde de Kamer meer inzicht te bieden in de risico's op V en J, dat de minister van Veiligheid en Justitie samen met de minister van Financiën het parlement een analyse zal doen toekomen waarin problemen en oplossingsrichtingen op de begroting van V en J integraal in kaart worden gebracht. Die toezegging is twee weken geleden gedaan bij de Algemene Financiële Beschouwingen in de Tweede Kamer, maar het is ook in lijn met wat ik heb besproken bij de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer. Dat zal de minister van V en J voor de begrotingsbehandeling op 23 november laten weten. Ik spreek hier af dat die analyse expliciet ook naar de Eerste Kamer gaat.
Nogmaals, die komt sowieso aan de orde bij de begrotingsbehandeling van V en J op 23 november in de Tweede Kamer. Ik heb er vertrouwen in dat in samenspraak met beide Kamers tot een oplossing kan worden gekomen. Ik heb van de heer Kuiper van de ChristenUnie begrepen dat we in het belang van rechtsorde en rechtsstaat de capaciteit van politie en justitie moeten versterken. Wij zijn het helemaal met elkaar eens over het belang van de rechtsorde en de rechtsstaat. We hebben de afgelopen jaren diverse gerichte maatregelen genomen om politie en justitie te versterken. Begin dit jaar is bijvoorbeeld 130 miljoen toegevoegd aan de terroristenbestrijding, voor de aanpak van ondermijning en om criminaliteit met internationale aspecten aan te pakken. Ook bij het aantreden van het kabinet zijn extra gelden uitgetrokken voor veiligheid, waarmee de rechtsorde en de rechtsstaat verder zijn versterkt. Dat heeft nu enorme effecten in termen van een daling in allerlei vervelende criminaliteitsstatistieken. Een korte samenvatting van mijn betoog is dat die analyse voor de begrotingsbehandeling van V en J naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. De Eerste Kamer ontvangt daar ook een afschrift van.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Er is door verschillende woordvoerders iets gezegd over veiligheids- en capaciteitsproblemen. Ik heb de situatie in Noord-Brabant genoemd. Ondanks het feit dat er ook mooie cijfers zijn, hebben we te maken met moeilijk onder controle te krijgen criminaliteitsproblemen. Vanuit de kring van politie en burgemeesters is het signaal afgegeven dat er een capaciteitstekort kan ontstaan, ook in verband met de vluchtelingeninstroom. Ik zou het erg prettig vinden als de minister-president een korte reflectie zou geven op de huidige veiligheidssituatie, want anders duiken wij te snel in de instrumentaliteit van cijfers en de wijze waarop wij iets in de begroting moeten gaan oplossen. Hoe staan we ervoor? Hoe kijkt de minister-president tegen de huidige situatie aan? Ik krijg graag een korte reflectie daarop.
Minister Rutte:
Ik denk dat we trots kunnen zijn op de enorme prestaties van het veiligheids- en justitieapparaat in de afgelopen jaren. Bijna alle criminaliteitsstatistieken zijn aanzienlijk gedaald. Nederland is echt veiliger geworden. Tegelijkertijd zijn er zorgen over de begroting van V en J, in meer structurele zin. De recente signalen over de politie-cao en de huidige capaciteit hoor ik natuurlijk ook. Ik zou dat willen scharen onder het gewone werk, zonder het daarmee af te doen of te bagatelliseren. Dat is het gewone werk van een minister. Een minister, of dat nu de minister van Sociale Zaken of een andere minister is, krijgt altijd vragen over het niveau van de voorzieningen in zijn sector. De minister van Volksgezondheid krijgt vragen over de kosten van de gezondheidszorg. De minister van Veiligheid en Justitie krijgt vragen over zijn beleidsterrein. Er zullen altijd groepen zijn die vinden dat ergens extra geld voor nodig is vanwege bijzondere omstandigheden. De Kamer heeft oprechte zorgen over de begroting van Veiligheid en Justitie. We moeten ervoor waken om die signalen daaraan toe te voegen. Als de Kamer dat doet, maakt zij het functioneren van de minister van Veiligheid en Justitie ingewikkelder, want hij moet het normale gesprek voeren met deze groepen. Als er een serieus punt is, wordt dat betrokken bij de analyse die ik heb toegezegd. De conclusie kan echter ook zijn dat er op dit moment voldoende middelen zijn voor dat specifieke vraagstuk, zodat je een en ander kunt uitsorteren. Je kunt dan onderscheid maken tussen het meer structurele vraagstuk dat ook door de Kamer is geadresseerd, en het feit dat er ook mede tegen die achtergrond natuurlijk verzoeken komen voor extra financiering. We moeten ervoor waken dat mensen gaan denken: de discussie tussen Kamer en kabinet is gaande; wij kunnen onze wens er nog wel bij leggen. Ik zeg het nog één keer en dan houd ik erover op: laten we de minister van Veiligheid en Justitie de kans geven om dat gesprek te voeren.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik stelde een vraag, die bijvoorbeeld ook gaat over de capaciteit rondom het vluchtelingenvraagstuk, maar ik krijg daar niet echt een antwoord op. Het antwoord van de premier is dat het in algemene zin eigenlijk wel goed gaat. Ik noemde echter een aantal problemen waaruit blijkt dat het niet goed gaat. De situatie in Noord-Brabant heb ik vandaag een paar keer genoemd. Wij krijgen de criminele netwerken daar niet echt onder controle. Er ontstaan maffia-achtige praktijken in Nederland, ook in de grote steden, maar de premier zegt dat het eigenlijk wel goed gaat. Ik snap dat niet goed.
Minister Rutte:
Laat ik beginnen met het vluchtelingenvraagstuk. De minister van Veiligheid en Justitie heeft daar gisteren overleg over gehad, ook met de burgemeesters. De conclusie is dat de politie op dit moment de taken aankan en dat er prioriteiten worden gesteld met de lokale driehoek, met het lokaal gezag.
Het bestrijden van de criminaliteit in Brabant is een grote prioriteit van het kabinet — het werd zelfs in de troonrede genoemd — en daarvoor is 3 miljoen extra uitgetrokken. Bij de analyse die wij gaan maken, zullen wij dat onderwerp vanzelfsprekend betrekken. Dat zijn echter de normale dingen, als ik het zo mag noemen. Er zijn altijd maatschappelijke vraagstukken die op het budget drukken omdat er extra geld aan moet worden besteed. Omdat op dit moment de discussie tussen de Kamer en het kabinet over de begroting van V en J gaande is, maak ik mij er zorgen over dat dit een opwaartse druk krijgt en dat mensen daardoor denken dat zij niet alleen naar de minister toe kunnen, maar dat zij ook bij de Kamer terechtkunnen voor extra geld. Ik wil daarvoor waarschuwen. Daarom zeg ik: zorg ervoor dat de minister dat deel van zijn functie goed kan vervullen.
De heer Brinkman (CDA):
De minister-president maakt zich er nu wel erg makkelijk vanaf met de stelling dat dit het gewone werk is en dat Kamerleden hun oor niet moeten lenen aan de uitvoerende diensten. Zo zitten wij niet in de wedstrijd. Wij hebben al ongeveer anderhalf jaar lang discussie met de huidige minister van Justitie en zijn voorganger. Wij snappen heel goed dat hij het druk heeft. Daarom hebben wij juist ook gezegd: mooi dat er wat succesjes zijn, maar nu moet je juist verdergaan op de ingeslagen weg en de diensten niet verder onder druk zetten. Dat is dan nog afgezien van de omstandigheden waar mijn collega Faber bijvoorbeeld op wijst. Ik vind eerlijk gezegd dat de minister-president dat argument nu maar eens uit de strijd moet halen.
Als de premier zegt "wij gaan de risico's in kaart brengen en daarna praten wij daarover verder", dan loopt hij het risico dat een aantal wetsontwerpen dat nog voorligt in deze Kamer, uitvoeringswetsontwerpen of hoe je ze ook wilt noemen, onze steun niet onmiddellijk zal krijgen. Dan kan de premier zeggen "jammer dan; dan gaan we weer verder met andere fracties", maar ik herinner mij uit eerdere debatten dat dit vrijwel Kamerbreed wordt gezien als een groot probleem voor het functioneren van onze rechtsstaat. Denk aan zaken als wachtlijsten en wat dies meer zij. Als het aan mij ligt — we zullen zien welke opvatting de Kamer als geheel daarover heeft — kan de minister-president in dit debat dus niet wegkomen met de stelling dat we een keurige risicoanalyse krijgen. Dat is mode in heel Nederland. Overal worden de risico's in kaart gebracht. Wij moeten echter ook tot daden komen, juist op essentiële onderdelen van ons openbare apparaat. Ik dring er dus echt op aan om ruimte te maken in die begrotingen. Ook moet er een aantal aanvullingen komen. Daarbij hoeft het motto echt niet "the sky is the limit" te zijn. Wij geven hier echter een bepaalde boodschap af. Wij kunnen daar best in detail over spreken bij de begroting. Het is niet aan ons om precies aan te geven wat er bij de politie en bij het OM wel of niet zou bij kunnen en of daar nog harder gewerkt zou kunnen worden. In deze Kamer wordt nu echter al twee jaar gedebatteerd over het feit dat dit zo echt niet kan. Er wordt een serieus debat gevoerd. Als er één onderwerp is waar deze Kamer goed in thuis is, dan is het wel het functioneren van de rechtsstaat. Daarover zijn allemaal argumenten en cijfers gewisseld. De premier moet dus het argument terugnemen dat wij ons laten lenen voor de zaak van iemand uit Almelo of voor wat dan ook. Wij kunnen echt wel selecteren naar wie wij luisteren.
Minister Rutte:
Laat ik een en ander uitsorteren, want anders denken wij dat wij het over iets oneens zijn waarover wij het volgens mij eens zijn. Ik begin bij de wetsvoorstellen. Het voorstel met betrekking tot het griffierecht ligt nog in de Tweede Kamer. Met het betrekking tot het voorstel over de rechtsbijstand wachten we op het advies van de commissie-Wolfsen. Het enige wat hier echt voor behandeling voorligt, zijn de wetsvoorstellen over de eigen bijdrage. De andere voorstellen liggen voor in de Tweede Kamer of worden pas behandeld als het advies van de commissie gereed is. Het zou gek zijn om daarop vooruit te lopen. Dat is dus mijn reactie op het punt van de wetsvoorstellen.
Ik snap heel goed dat in de Tweede Kamer en in dit debat in de senaat, met betrekking tot het OM, de rechtspraak en de politie gevraagd wordt: weet je zeker dat er geen risico's in die begroting zitten? Met het oog daarop gaan wij die analyse maken. Volgens mij zijn wij het erover eens dat die er moet komen en dat er moet worden gekeken naar de vraag of het terecht is dat men zich daar zorgen over maakt. Tegen die achtergrond vraag ik alleen aandacht voor het feit dat — wij weten dat allemaal als bestuurders; iedereen in deze Kamer heeft immers ruime bestuurlijke ervaring — als die discussie gaande is, de kans groter dan gebruikelijk is dat er gezegd zal worden: er is een probleem met vluchtelingen; we gaan meteen naar de Kamerleden toe om te lobbyen voor extra geld voor de politie vanwege dit probleem. Dat is het enige wat ik wil zeggen. Ik zeg niet dat dit gebeurt. Ik zeg niet dat de heer Brinkman of anderen daar gehoor aan geven. Als zij dat wel doen, dan is dat hun volste recht. Ik zeg alleen dat wij een en ander moeten uitsorteren. Die wetsvoorstellen lopen. De zorgen over het OM, de rechtspraak en de politie gaan wij in kaart brengen. Daarnaast is het het normale werk van de minister van Veiligheid en Justitie om in overleg met allerlei maatschappelijke partijen te treden om te bekijken of er genoeg capaciteit is voor extra maatschappelijke taken zoals die er nu zijn rondom de vluchtelingenopvang. Op basis van de gesprekken die wij gisteren hebben gevoerd, is onze eerste vaststelling dat de politie die taken aankan.
De heer Brinkman (CDA):
Vorig jaar rond deze tijd hebben wij ervoor gewaarschuwd dat het zo niet kon. Toen zei de premier: dat gaan wij eens rustig bekijken. Wij zijn nu een jaar verder, maar met de wetgeving zijn wij nog niet echt verder gekomen. Dat komt doordat er in dit huis nagenoeg over de volle breedte fundamentele bezwaren bestaan tegen het volume van de inzet die het kabinet, en de minister in het bijzonder, levert op de verschillende onderdelen van de keten. Ik wil dus echt voorkomen dat de premier een bloedneus oploopt bij de behandeling van de begroting. Het is niet zo dat er hier vandaag honderd begrotingsvoorstellen over de tafel zijn gegaan. Er wordt heel secuur gekeken naar de vraag waar het redelijk is. Dit is een essentieel onderdeel van het functioneren van de rechtsstaat, nog helemaal los van de actuele vluchtelingenproblematiek. Als de premier dat niet doet, geef ik hem op een briefje dat we vlak voor kerst hier weer grote problemen hebben.
Minister Rutte:
Over die wetsvoorstellen is volgens mij een motie aangenomen door deze Kamer. Die motie heeft geleid tot het instellen van de commissie-Wolfsen. Ik pleit er alleen voor dat wij het proces even gestructureerd aflopen. Er is een motie van de Eerste Kamer geweest. Het kabinet heeft die motie overgenomen en er komt een advies over de rechtsbijstand. De kwestie met betrekking tot de griffierechten ligt op dit moment voor in de Tweede Kamer. Die moet hier überhaupt nog landen. Het enige wat hier nu ligt, is het voorstel met betrekking tot de eigen bijdrage. Het is mij bekend dat er grote bezorgdheid is over dat specifieke punt. Een en ander heeft ook geleid tot verschillende aanpassingen. Daarover gaan wij dus het gesprek met elkaar aan. Dat gaat dus over die wetsvoorstellen. Daarnaast zijn er de begrotingen als zodanig. Ik hoor wat de heer Brinkman erover zegt. Het is niet voor niks dat wij ook gevoelig zijn voor de zorgen die leven om die analyse goed te maken door de bril van de vraag wat de begroting voor gevolgen heeft voor OM, rechtspraak en politie.
De heer Kox (SP):
De minister-president probeert altijd de vriendelijke en vrolijke oplossing te vinden, maar als collega Brinkman zegt dat het kabinet nu echt moet luisteren omdat het anders een bloedneus oploopt — de man die links van de minister-president zit, is dan de eerst aangewezene om die in ontvangst te nemen, hoewel ik hem die niet gun — is dat een serieuze waarschuwing. Het is geen geheim dat deze Kamer al sinds een aantal jaren met de regering in discussie is over de staat van de rechtsstaat en een aantal voornemens van de regering om inbreuk te maken op de rechtsstaat, althans volgens een meerderheid van deze Kamer. Er is een viertal moties over aangenomen, die keer op keer nogal breed en sommige zelfs Kamerbreed zijn gesteund. De minister-president kan zeggen dat dit allemaal nog bij de Tweede Kamer ligt. Normaal gesproken is dat de manier van werken — dat klopt — maar in dit debat probeert deze Kamer tegen de minister-president te zeggen dat het nu even anders werkt. Deze Kamer heeft keer op keer gezegd: de griffierechten moeten we niet doen, de inbreuk op de toegang tot het recht moeten we niet doen, de eigen bijdrage moeten we niet doen. Als het kabinet wil wachten op wat in de Tweede Kamer komt, waar de Partij van de Arbeid en de VVD ervoor zullen zorgen dat dit met de krapst mogelijke meerderheid wordt aangenomen, is het enige middel dat deze Kamer nog heeft om die wetsvoorstellen af te stemmen en de bezuinigingen die ingeboekt zijn in de begroting van V en J af te stemmen door de begroting van V en J af te wijzen. Is het toch niet verstandiger dat de minister-president zegt: "O ja, ik herinner mij dat. Wij praten hier niet al twee jaar, maar zelfs al vier jaar over. Dat willen jullie eigenlijk helemaal niet. Wat dom dat dit nog in de begroting staat. Dat ga ik eruit halen. Wat betreft de wetsvoorstellen ga ik ook naar jullie luisteren." Er komt straks een motie — CDA en SP hebben weer goed samengewerkt — en hoewel die nog ingediend moet worden, durf ik nu al te voorspellen dat die nog aangenomen gaat worden ook. Wat betekent dat? Als de minister-president nu niet beweegt, loopt het kabinet dus aan tegen een confrontatie in december, wanneer deze Kamer gaat zeggen: "We hebben u echt gewaarschuwd, jaar op jaar op jaar en bij de Algemene Beschouwingen ook nog eens. U hebt erom gevraagd. Nu krijgt u het." Welk doel dient dat?
Minister Rutte:
Ik pleit voor niets anders dan dat we nu zorgvuldig het afgesproken pad aflopen. Het kabinet voert nu een motie van de Eerste Kamer uit, namelijk door het advies van de commissie-Wolfsen af te wachten. Dat is een verzoek van de Eerste Kamer. Dat doet het kabinet gewoon netjes. Het lijkt mij niet gek dat ik dan vraag aan de Eerste Kamer om voordat die motie is uitgevoerd, niet alweer een nieuwe motie aan te nemen. Het is vanzelfsprekend aan de Eerste Kamer zelf. De senaat gaat immers over zijn eigen orde; ik ben hier slechts te gast. Maar ik mag van mijn kant de suggestie doen om te bekijken of we misschien kunnen proberen om de eerste motie uit voeren voordat de tweede wordt aangenomen. Dat gaat over de rechtsbijstand. Ik weet dat er zorgen leven over de griffierechten. De nota naar aanleiding van het verslag ligt nu in de Tweede Kamer. We zouden het normale wetgevingsproces ten minste een kans moeten geven, waarbij ook tijdens de behandeling in de Tweede Kamer bekeken kan worden of het lukt om in verregaande mate rekening te houden met zorgen die hier leven. Wellicht lukt dat. Ik weet dat op het punt van de eigen bijdrage hier grote zorgen leven. Dat ten aanzien van die wetsvoorstellen. Uiteindelijk werkt het in het staatsrecht zo dat als de Eerste Kamer die wetsvoorstellen afstemt, ze niet doorgaan. Dat realiseer ik mij ook. Maar laten we proberen om in het normale verkeer te bekijken in hoeverre we die wetsvoorstellen met elkaar toch tot een goede conclusie kunnen brengen. Ik realiseer mij dat dit een tall order is. Verder is er nog de begroting. Ik heb het zo verstaan dat los van die wetsvoorstellen — als ik het verkeerd begrepen heb, hoor ik dat graag — er ten aanzien van de begroting een zorg bestaat. Op dat punt heb ik de toezegging gedaan dat de minister van Veiligheid en Justitie de toegezegde analyse ook deelt met de Eerste Kamer.
De heer Kox (SP):
Volgens mij zit de opbrengst van die wetsvoorstellen in de begroting van minister Van der Steur. Als het kabinet die opbrengsten eruit haalt, then we're talking. Maar dat moet het kabinet dan wel doen. Anders zitten die in de begroting. Daarnaast zijn er breed in deze Kamer inderdaad heel grote zorgen over het functioneren van politie en justitie. Die hebben we niet van vandaag op gisteren gekregen. We hebben hier een hoorzitting gehad met de fine fleur van justitieel Nederland. Daarin zijn grote zorgen naar voren gekomen. Het kabinet moet daarmee rekening houden. De minister-president zou zich toch even moeten realiseren dat als het over de begroting gaat, deze Kamer een vol begrotingsrecht heeft.
Minister Rutte:
Zeker.
De heer Kox (SP):
Wij mogen bij de Algemene Beschouwingen zeggen: u moet dat niet doen, maatregel a en maatregel b en dergelijke. Wij hoeven daarbij niet te wachten op de Tweede Kamer. Dat mogen wij hier zelf doen.
Minister Rutte:
Natuurlijk.
De heer Kox (SP):
Dat doet deze Kamer. Er komt straks een motie. Die wordt aangenomen. Mijn advies aan de minister-president is om de minister van V en J niet een gevecht in te sturen dat hij niet kan winnen, maar hem een eerlijke kans te geven.
Minister Rutte:
Die motie ken ik niet, dus het is lastig om daarop te reageren. Ik begrijp dat mijn constatering dat er discussie bestaat over de drie sets van wetsvoorstellen en dat er daarnaast een zorg over de begroting is — zo heb ik de Eerste Kamer verstaan in eerste termijn — nog steeds klopt. Wat betreft het eerste punt beluister ik heel goed wat hier gezegd wordt over ieder van die wetsvoorstellen. Die discussie is nog niet afgerond. Daaraan zitten risico's; dat realiseer ik mij. Wat betreft het tweede punt komen we met die analyse. Dit betekent niet dat ik niet luister, maar het zou gek zijn als ik vanavond zou zeggen dat we het helemaal anders zouden gaan doen, terwijl we net in de Tweede Kamer de afspraak hebben gemaakt om tot die analyse te komen, die ook moet leiden tot inbrengen in de behandeling van de V en J-begroting in de Tweede Kamer. Wij luisteren heel goed naar wat hier vanavond besproken wordt en zullen dat erbij betrekken. Dat is het minste wat ik kan toezeggen.
De heer De Graaf (D66):
Deze Kamer zal natuurlijk met interesse kennisnemen van de analyse die het kabinet aan de Tweede Kamer heeft toegezegd. Die is voor ons ook relevant. Gelet op de geluiden die de minister-president in eerste termijn en nu in de interruptiedebatten heeft gehoord, moet hij de zorg van deze Kamer die nu wordt uitgesproken en zo meteen misschien zelfs in een motie wordt uitgesproken, zien als een courtoisie naar het kabinet, namelijk als voorwaarschuwing, een winstwaarschuwing. Hij kan daar wat mee doen of hij kan er niks mee doen. Het is niet zo dat je dit helemaal uit elkaar kunt trekken met aan de ene kant de wetsvoorstellen en aan de andere kant de begroting. Immers, een deel van de opbrengsten van de discussie over de rechtsbijstand zit al ingebakken in de begroting. Vorig jaar is er de motie-Franken geweest. Feitelijk stond daarin dat we dit jaar die opbrengsten niet verzilveren. Daarnaast is er een motie geweest van mijn toenmalige fractiegenote Scholten die heeft geleid tot de instelling van de commissie-Wolfsen. Die commissie komt als ik het goed begrijp waarschijnlijk voor 1 december met een tekst. De begrotingsbehandeling van Justitie in de Tweede Kamer is al eerder. Om dat soort redenen geven wij het kabinet in overweging om verstandig te zijn en te zorgen dat wij, als het moment daar is, het kabinet niet plotseling voor problemen stellen. Het kabinet heeft nog een paar maanden de tijd om dat keurig op te lossen.
Minister Rutte:
Ik stel dat zeer op prijs.
De heer De Graaf (D66):
Dat is de hoffelijkheidsrelatie tussen Eerste Kamer en kabinet.
Minister Rutte:
Ik versta het allemaal heel goed. Ik ben het ook met de heer De Graaf eens dat het een deelverzameling is waarbij een begroting en wetsvoorstellen samenvallen. Over de begroting is er echter ook een bredere zorg dan alleen over de wetsvoorstellen. Ik heb het goed gehoord. We gaan verder werken aan de analyse en separaat aan de behandeling van de verschillende wetsvoorstellen en doen dat zodanig dat we proberen tot gemeenschappelijke oriëntatie te komen, waarbij ik heel goed heb geluisterd naar wat erover is gezegd.
Voorzitter. Ik kom bij het volgende onderwerp: energie en klimaat. Over de Mijnbouwwet kan ik zeggen dat de regering voorlichting heeft gevraagd aan de Raad van State over een viertal amendementen die zijn aangenomen bij de wijziging van de Mijnbouwwet. Het gaat daarbij om de implementatie van een EU-richtlijn over veiligheid van offshore olie- en gaswinning. Het kabinet heeft een wijziging van de Mijnbouwwet aangekondigd naar aanleiding van de kabinetsreactie op het OVV-rapport Aardbevingsrisico's in Groningen. Dat voorstel is voor advies naar de Raad van State gestuurd. De minister bestudeert op dit moment de voorlichting over de amendementen. De voorlichting is op 8 oktober ontvangen en raakt op diverse onderdelen aan het wetsvoorstel. Dat heeft ook te maken met de kabinetsreactie op het OVV-rapport over de aardbevingsrisico's. We achten het nu wenselijk om in samenhang te besluiten over de voorlichting over de amendementen en het advies van de Raad van State. We verwachten dit advies binnen enkele weken te ontvangen. De minister van EZ verwacht in de loop van november van dit jaar de Kamers nader te kunnen informeren. Daarbij zal ook een eventuele omkering van de bewijslast aan de orde komen.
Er is gevraagd hoe het zit met de besluitvorming. Aan het einde van het jaar is voorzien — dat is in stukken gedeeld met beide Kamers — dat het kabinet een besluit neemt over de gaswinning in het gasjaar 2015-2016 en verder. Het kabinet doet daartoe onderzoek langs twee sporen, namelijk naar het verantwoorde niveau van gaswinning en naar de mogelijkheid van omkering van het gassysteem, waarbij eerst wordt gewonnen uit kleinere velden, waarna dat wordt aangevuld met Groningengas. Het Staatstoezicht op de Mijnen en de commissie-Meijdam, die onder andere kijkt naar de te hanteren veiligheidsnorm, zullen advies uitbrengen over de gaswinning. Daarnaast heeft Gasunie Transport Services opnieuw gekeken naar het actuele niveau van gaswinning uit het Groningenveld dat noodzakelijk is voor de leveringszekerheid. We zijn overigens bij de begroting voor het jaar 2016 uitgegaan van het niveau dat noodzakelijk is voor de leveringszekerheid. Bij het vaststellen van de begroting ging het over 33 miljard kuub. Op basis van de onderzoekssporen, advies en de actualisatie van het leveringszekerheidsonderzoek zal het kabinet besluiten over het verantwoorde niveau van gaswinning en de begroting daar eventueel op aanpassen.
Dan kom ik op de windmolens. Ik kan de Kamer melden dat tijdens de wetsbehandeling van de Wet windenergie op zee minister Henk Kamp van Economische Zaken heeft toegezegd deze Kamer te informeren over het tijdschema voor het aanwijzen van de locaties in het gebied Hollandse kust en over de relatie met de evaluatie van het energieakkoord. Dat heeft hij in de brief van 19 juni aan de Eerste Kamer gedaan. De gebieden uit de routekaart voor windenergie op zee, waaronder gebieden voor de kust van Noord- en Zuid-Holland, zijn geselecteerd omdat daar windenergie tegen de laagste kosten gerealiseerd kan worden. Ga je wat verder weg liggen, dan kost dat 1,2 miljard euro extra. Er is simpelweg geen goedkoper alternatief. Wij hebben ook de bedrijven Siemens en Van Oord gevraagd om een onderbouwing. Ook die tonen aan dat de kosten van wind op zee in het gebied IJmuiden lager uitvallen dan in de gebieden voor de Hollandse kust. Nu er dus geen onderbouwd alternatief op tafel ligt, is het voornemen van de ministers van EZ en I en M om door te gaan met de ruimtelijke procedure voor het aanwijzen van de twee smalle stroken voor Zuid- en Noord-Holland op ten minste 10 nautische mijl uit de kust. Hiervoor wordt een rijksstructuurvisie aanvulling Hollandse Kust opgesteld, die begin volgend jaar ter inzage wordt gelegd. Dan kan iedereen zijn zienswijze daarop geven.
Er is gevraagd naar mijnschade in Limburg. Ik kan melden dat er op dit moment een groot technisch onderzoek wordt gedaan naar de na-ijlende gevolgen van de steenkoolwinning in Limburg, met name naar de eventuele gevolgen van het stijgende mijnwater. Er is een financiële voorziening ingericht voor schrijnende gevallen. Die is bedoeld om mensen bij wie de veiligheid van wonen in de hoofdwoning in het geding is, direct bij te kunnen staan. Niet-urgente schadegevallen, waarbij de schade hoogstwaarschijnlijk mijnbouwgerelateerd is, kunnen wachten tot afronding van het onderzoek. De provincie Limburg heeft met de betrokken gemeenten afspraken gemaakt over de financiering van de financiële voorziening voor schrijnende gevallen. Er zijn op dit moment geen wettelijke mogelijkheden om de voormalige mijnbouwbedrijven te dwingen mee te betalen aan eventuele schades of een bijdrage aan de financiële voorziening voor schrijnende gevallen.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Het fonds is voor schrijnende gevallen. Kunnen er in een later stadium wel claims ingediend worden voor alle schades? Uiteindelijk betreft het allemaal mijnschade. Blijft die mogelijkheid bestaan?
Minister Rutte:
Ik moet meteen toegeven dat dit niet het thema is waar ik het sterkst in zit. Ik moet ervoor oppassen dat ik enorme kosten ga maken door het verkeerde antwoord te geven. De situatie is als volgt. Er is een financiële voorziening voor schrijnende gevallen. Die is bedoeld om de mensen bij wie de veiligheid van wonen in de hoofdwoning in het geding is, bij te kunnen staan. Niet-urgente schadegevallen, waarbij de schade hoogstwaarschijnlijk mijnbouwgerelateerd is, kunnen wachten tot afronding van het onderzoek. Het beleid dat op grond van het onderzoek wordt gemaakt en schade die niet mijnbouwgerelateerd is, zal dus ook niet vergoed worden. Dat is het eerlijke antwoord. Gelukkig heb ik nu niet ineens een enorme schadepost veroorzaakt ten koste van Van der Steur.
De klimaatconferentie van eind november, begin december, is natuurlijk buitengewoon belangrijk. Wij zetten in op een akkoord dat de allerarmsten helpt de gevolgen van klimaatverandering te dragen en op erkenning van de bijzondere omstandigheden van de kleine, in ontwikkeling zijnde eilandstaten. Klimaatfinanciering zal een belangrijk onderdeel zijn van de uitkomst in Parijs. We moeten transparant zijn over de beschikbaarheid van financiering en private bronnen ten volle inzetten. Wij willen een klimaatakkoord met brede deelname dat gericht is op klimaatneutraliteit en weerbaarheid. Dat betekent dat landen naar vermogen blijven bijdragen. Belangrijk is natuurlijk wat Amerika en China gaan doen. De laatste signalen daarover zijn wat optimistischer. Tegelijkertijd weten we dat klimaatbeleid pas werkelijk effectief is als ook actoren als bedrijven, steden, maatschappelijke organisaties en consumenten meedoen. Daarom is Nederland ook een van de drijvers achter het betrekken van deze niet-statelijke actoren bij het nieuwe akkoord en bij het in actie omzetten van het akkoord. De naleving en implementatie van de afspraken van de klimaattop zullen zeker tijdens ons voorzitterschap terugkeren. De klimaattop is eind november, begin december, dus in de eerste helft van volgend jaar zal dat type vragen ter tafel komen. Dat zal ook voor de Europese Unie gelden. De onderhandelingen over een herziening van het ETS, het Europese emissiehandelsysteem, worden voortgezet. Ik hoop dat de Commissie snel komt met voorstellen voor de niet-ETS-sectoren. Dat is vreselijk belangrijk. Afhankelijk van de uitkomsten van Parijs zal Nederland als voorzitter van de Europese Unie de onderhandelingen over de verdere uitwerking van het akkoord leiden. Dat is uiteraard wel afhankelijk van de uitkomst uit Parijs, maar dat spreekt voor zich.
Ten aanzien van de Urgendakwestie mag ik erop wijzen dat de rechter het vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. Dat betekent dat ook bij hoger beroep het kabinet het een en ander moet doen. Reeds lopende onderzoeken zoals het IBO Effectiviteit CO2-reductiemaatregelen en andere onderzoeken zullen bouwstenen aandragen voor nieuwe maatregelen. Wij zijn voornemens om in de eerste helft van 2016 de Kamer daarover te informeren. Zoals de Kamer weet, zijn we intussen ook in hoger beroep gegaan.
Er zijn ook vragen gesteld over het energieakkoord. De NEV — en dan weet iedereen dat ik de Nationale Energieverkenning 2015 bedoel — is op 9 oktober uitgekomen. Daarin wordt geconcludeerd dat we drie van de vijf doelstellingen halen: de 16% in 2023, de 1,5% energie-efficiency per jaar en de 15.000 nieuwe banen per jaar. Er is wel extra inzet nodig om de tussendoelen van 14% hernieuwbare energie in 2020 en de 100 petajoule energiebesparing te halen. Voor het halen van de 14% gaat het kabinet onder andere een nieuwe subsidieregeling openstellen voor kleinschalige hernieuwbare warmte-installaties bij burgers en bedrijven. We denken dit daarmee in belangrijke mate voor elkaar te krijgen. Voor hernieuwbare energie is er ook volgend jaar ongeveer 8 miljard euro beschikbaar via de Stimulering Duurzame Energieproductie, de SDE+-regeling, voor hernieuwbare energieprojecten. Wat betreft het halen van de doelstelling van de 100 petajoule is het kabinet in gesprek met de partners bij het energieakkoord. De komende periode zullen wij op basis van de gesprekken bekijken welke maatregelen we gezamenlijk kunnen nemen.
De inkrimping van de intensieve veehouderij is geen doel op zich. Wel moet de veehouderij zich houden aan de gestelde normen voor milieu en dierenwelzijn. Wij zetten ons in Europees verband ook in voor het stapsgewijs aanscherpen van de normen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
De NEV becijfert ook dat wij op de lange termijn in 2030 niet meer dan 21% CO2-uitstootreductie zullen bereiken, terwijl we in Europees verband hebben afgesproken 40% te bereiken tegen die tijd. Welke aanvullende maatregelen gaat het kabinet nemen om voor de langere termijn, dus na 2020, toch die CO2-reductie door te zetten?
Minister Rutte:
Wij sturen op de vijf doelstellingen uit het energieakkoord. Dat zijn de 16%, het tussendoel van de 14%, de 1,5% energie-efficiency, de 15.000 nieuwe banen en de 100 petajoule. Dat zijn de vijf doelen waarop we sturen. Mevrouw Strik vraagt om een zesde doel, maar daar sturen wij nu niet actief op.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik refereer aan de Europese klimaatdoelstelling van de reductie die we bereikt moeten hebben in 2030. Daar vraag ik naar. Uit de NEV blijkt dat we maar de helft van de CO2-reductie halen die we in Europees Verband hebben afgesproken. Het gaat mij niet om de doelen die de premier voor zichzelf berekend heeft. Dit is een afspraak die in Europees verband is gemaakt.
Minister Rutte:
Dat is een doel voor heel Europa. Dat zal ook moeten worden uitgesplist naar de verschillende lidstaten. Dat zal allemaal nog moeten gebeuren.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
De lidstaten hebben zelf afgesproken, en u hebt dat zelf ook gezegd, dat zij zich hieraan gaan houden. De premier zegt dat dit verdeeld zal worden, maar het gaat erom dat elke lidstaat zich heeft gecommitteerd aan die 40%. Dat heeft Nederland ook gedaan.
Minister Rutte:
Voor Europa, ja. Dat betekent dat we gaan bekijken wat de verschillende bijdragen van de verschillende lidstaten zullen zijn. Zo werkt dat dan.
De heer Koffeman (PvdD):
De minister-president spreekt over de intensieve veehouderij. Hij zegt dat die zich aan de regels moet houden en dat er in Europees verband gewerkt wordt aan aanscherping van die regels. Dat is een heel andere opvatting dan hij in 2009 als fractievoorzitter van de VVD ten beste gaf. Toen zei hij dat het stapelen van varkens in de intensieve veehouderij hem zeer tegen de borst stuitte. Hij had daar dus grote moeite mee. Vorig jaar zei hij bij een bijeenkomst van varkenshouders: ik kan me geen varkenshouderij zonder groei voorstellen. Dat lijkt met elkaar in tegenspraak. Ik weet dat de minister-president een lenige geest heeft op velerlei terreinen, maar ik zou toch iets van hem willen weten. De varkenshouderij veroorzaakt maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld hepatitis E die bij de bloedtransfusiediensten nu al tot problemen leidt. Als hij kennis neemt van die problemen en hij heeft gezegd dat het stapelen van varkens hem tegen de borst stuit, kan hij dan eens aangeven waarom hij daar nu zo losjes mee omgaat?
Minister Rutte:
Allereerst bedank ik de heer Koffeman voor het compliment, waarvan ik nog even moet nadenken of het ook zo bedoeld was. Om meer specifiek in te gaan op zijn vraag, ik zei niet alleen dat er geen plannen zijn om de intensieve veehouderij te laten inkrimpen, maar ook dat het kabinet erop inzet dat de gestelde normen voor milieu en dierenwelzijn worden gehandhaafd. Dat is wel een verschil met het kabinet dat er in 2009 zat. Als kabinet zetten we daar veel scherper op in. Tegen die achtergrond vind ik dit verstandig beleid.
De heer Koffeman (PvdD):
Die uitspraak in 2009 ging helemaal niet over het wel of niet handhaven van de normen, maar over het probleem van het stapelen van varkens, dus het hebben van megastallen. Dat stuitte u tegen de borst. U zei toen dat u daar op elk moment op aangesproken kon worden, maar op elk moment dat u erop aangesproken wordt, bedenkt u een andere reden dan in dat debat, toen u zei dat het stapelen van varkens u tegenstond. Is dat nog steeds het geval?
Minister Rutte:
U moet het zien in de context van de vraagstukken rond milieu en dierenwelzijn, zoals ik al zei in mijn vorige antwoord. Er is sinds die tijd heel veel goeds gebeurd. Tegen de achtergrond van die context kan ik de heer Koffeman volledig geruststellen.
De voorzitter:
Gaat het u lukken om om kwart voor tien ongeveer klaar te zijn met uw eerste termijn, denkt u?
Minister Rutte:
Als niemand mij interrumpeert, ben ik zelfs eerder klaar. Ik ga mijn best doen.
Dan kom ik op de publieke sector. Hierover zijn veel vragen gesteld door mevrouw Barth en anderen, ook op basis van de bevindingen van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Misschien mag ik daar het volgende over zeggen. Wat betreft scholing, ruimte voor zelfontplooiing en emancipatie constateer ik dat opwaartse mobiliteit in Nederland nog steeds volop mogelijk is. Wij blijven het land van de kansen. Het is ook van belang om te voorkomen dat het opleidingsniveau zich ontwikkelt tot een soort nieuwe sociale scheidslijn, waar het SCP wel aandacht voor vraagt. Dat geldt niet alleen voor groepen met een migrantenachtergrond, maar ook voor achterstandsgroepen in de autochtone gemeenschap. Dat betekent ook dat we middelen inzetten om leerlingen met een achterstand kansen te geven, zowel landelijk — denk aan de gewichtenregeling, de impulsregeling primair onderwijs en het leerplusarrangement — alsook via de gemeenten.
Wij denken dat het van groot belang is dat we de vaardigheden die de arbeidsmarkt ook in de toekomst vraagt, verbinden met de discussie over het onderwijscurriculum en een leven lang leren. Daarbij is het vakmanschap in het middelbaar beroepsonderwijs ook van belang, zoals is opgemerkt door diverse sprekers. Het onderwijs moet op alle niveaus ruimte bieden voor gevarieerd aanbod en voor een extra uitdaging voor degenen die dat aankunnen. Dit is een van de redenen waarom wij samen met de VO-raad de behoefte aan meer flexibiliteit en maatwerk in het voortgezet onderwijs inventariseren. Er wordt ook geïnvesteerd in beter herkenbare onderwijsroutes en een soepele overgang tussen het vo en het mbo. Vanaf het schooljaar 2016-2017 wordt er een experiment gestart met de beroepsroute.
Wat betreft de toegang tot werk en een fatsoenlijk vangnet denk ik dat het sociaal akkoord uit 2013 en de invoering van de Wet werk en zekerheid belangrijke stappen zijn geweest. Die passen ook in het bredere streven naar een fatsoenlijke arbeidsmarkt, waarin de rechten van werknemers worden gerespecteerd en oneigenlijk gebruik van constructies wordt tegengegaan. Om schijnzelfstandigheid te voorkomen heeft het kabinet maatregelen genomen die de verantwoordelijkheid voor de naleving spreiden over de opdrachtgever en de opdrachtnemer. Om de onzekerheid over eventuele schijnzelfstandigheid te beperken kunnen opdrachtgevers en opdrachtnemers gebruikmaken van een instrument waarmee het risico op een achteraf opgelegde aanslag loonheffing te reduceren is, ook als onderdeel van de gesprekken over de uitvoering van dat deel van het sociaal akkoord. Het kabinet vindt het van groot belang dat mensen die willen werken, aan de slag kunnen in kwalitatief goede banen. Het bestrijden van de werkloosheid heeft onze hoogste prioriteit, dat meld ik nu voor de derde keer vanavond. Dit in antwoord op de vragen over onderwijs, arbeidsmarkt en meedoen aan de samenleving.
Mevrouw Barth heeft ook gevraagd om te kijken naar een bredere agenda met voorstellen en ideeën om de hardwerkende ouders van jonge kinderen en kinderen van oudere ouders een steuntje in de rug te geven. We hebben in dat kader de Sociaal-Economische Raad, onder de voortreffelijke voorzitter mevrouw Mariëtte Hamer, om advies gevraagd over werken en leven in de toekomst, inclusief de combinatie arbeid en zorg. Dat advies wordt begin 2016 verwacht. Ik heb bij de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer gezegd dat het eind 2015 komt. Ik kan nu melden dat die planning iets is verschoven. Dat is de Tweede Kamer inmiddels ook gemeld. Het advies zal dan zo snel mogelijk, voorzien van een kabinetsreactie, aan het parlement worden gezonden. Daarbij zullen al deze aspecten worden betrokken.
Dan de positie van de een- en tweeverdieners. Daarover zijn opmerkingen gemaakt door de heer Kuiper van de ChristenUnie en de heer Schalk van de SGP. Mag ik daar een paar dingen over zeggen? Het belastingstelsel in Nederland is grotendeels individueel en progressief. Dat betekent inderdaad dat twee individuen in een huishouden die werken, minder belasting betalen dan een huishouden waarin hetzelfde bruto-inkomen door één persoon wordt verdiend. Vervolgens wordt bij het toeslagenstelsel gekeken naar verschillen in draagkracht. Daarnaast zijn er specifieke regelingen gericht op tweeverdieners of alleenstaanden met kinderen, zoals de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Die maakt het voor ouders met jonge kinderen makkelijker om betaald werk te accepteren.
Nu komt er een pakket lastenverlichting, waarin de lasten op arbeid worden verlaagd. Omdat bij tweeverdieners ook twee mensen werken, gaan zij er meer op vooruit. De koopkrachtontwikkeling van alleenverdieners is ook vergelijkbaar met die van alleenstaanden. De belastingdruk bij alleenverdieners komt volgend jaar uit op gemiddeld genomen 24,5%, tegen 20,8% voor tweeverdieners.
Ik merk hierbij op dat in het voorbeeld van de heer Schalk buiten beschouwing wordt gelaten dat alleenverdieners in een huishouden recht hebben op een hoger kindgebonden budget en dat tweeverdieners vaak kosten maken voor de kinderopvang. Als je alleenverdieners met kinderen tegemoet wilt komen, moet je daar iets aan doen. Daarom verhoogt het kabinet in 2016, zoals bekend, het bedrag van het kindgebonden budget voor het tweede kind. De verschillen in besteedbaar inkomen zijn daardoor minder groot dan de verschillen in de netto-inkomens van deze huishoudens.
Dat alles gezegd hebbend, realiseer ik mij dat er verschillen zijn in de belastingdruk tussen alleenverdieners en tweeverdieners, zoals mijn collega Eric Wiebes bij de Financiële Beschouwingen in de Tweede Kamer ook heeft gemeld. Wij kijken welwillend naar concrete suggesties op dit punt. Die zullen bij de behandeling van het Belastingplan ook aan de orde komen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Deze politieke combinatie heeft zich al in een eerder stadium, in de vorige eeuw, erg ingezet voor de economische onafhankelijkheid van vrouwen. Ik mag toch hopen dat die voorstellen het stimuleren van de economische zelfstandigheid van vrouwen niet in de weg gaan zitten.
Minister Rutte:
Nee.
Mevrouw Barth (PvdA):
Die staat.
Minister Rutte:
Maar we gaan wel serieus kijken naar de wensen van de ChristenUnie en de SGP. We willen wel een poging doen om tot een meer gemeenschappelijke oriëntatie te komen.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Even ter voorkoming van verkeerde beeldvorming, het is al jaren zo dat het verschil in koopkracht tussen eenverdieners en tweeverdieners is opgelopen. De inzet in mijn bijdrage was dat we een participatiesamenleving willen, omdat we het belangrijk vinden dat arbeid en zorg worden gedeeld. Dat was ook uw punt. Wij komen misschien op hetzelfde punt, maar via een wat andere weg. Als je wilt dat arbeid en zorg worden gedeeld, geef dan ruimte aan mensen in de samenleving om dat ook te doen. Als men er in een huishouden voor kiest om van één inkomen rond te komen, maar ook zorgtaken op zich neemt, bijvoorbeeld omdat er een gehandicapt kind is dat zorg nodig heeft, dan vinden wij dat daar ruimte voor moet zijn. Het is een breder verhaal dan alleen maar kijken naar inkomensplaatjes. Ik gun u uw voorbeeld en uw manier om hiernaar te kijken, maar ik denk dat de manier van kijken van de fracties die dit aan de orde hebben gesteld, ook zeer wezenlijk is voor een leefbare samenleving.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik snap dat de heren Kuiper en Schalk dat aan de orde stellen. Als je kijkt naar de nuchtere cijfers, lopen vrouwen die niet economisch zelfstandig zijn, echt een heel groot risico. Als zij alleen komen te staan omdat hun man hen verlaat of omdat zij weduwe worden — en vrouwen leven gemiddeld zes jaar langer dan mannen — dan hebben zij geen eigen pensioen, geen eigen inkomen, geen voorziening. Dan zijn zij heel snel veroordeeld tot langdurige armoede. Het klinkt heel mooi, maar mensen langdurig aan de rand van de samenleving brengen omdat zij niet voor zichzelf kunnen zorgen, is ook niet goed voor een participatiesamenleving. Het kabinet heeft dan de schone taak om er een mooie balans in te houden.
Minister Rutte:
Als chef van de zaak delegeer ik dat nu eerst aan de heer Wiebes, maar hij heeft u goed gehoord. Toch? Dat is zo.
De voorzitter:
Mijnheer Kuiper, nog heel kort op dit punt.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Dit is niet wat ik bedoel of wat ik zou willen. Het is aan de mensen zelf om hun huishouden in te richten zoals ze dat willen. Het kabinet spreekt echter over een participatiesamenleving. In de jaren die achter ons liggen, is er een groot beroep gedaan op de burgers, ook in financiële zin. Nu het wat beter gaat, moet mensen de ruimte worden geboden om een eigen keuze te maken, om zo ook hun zorgtaken te kunnen inrichten.
Minister Rutte:
Tot ontsteltenis van mevrouw Barth is er nog een onderwerp waarover de heer Kuiper, de heer Schalk en ik het eens zijn, namelijk het belang van mantelzorgers. Ik denk echter dat we op dit punt minder conflict zullen krijgen. Beide heren hebben hierover een opmerking gemaakt in hun eerste termijn. Ik kan zeggen dat het kabinet buitengewoon veel waardering heeft voor mantelzorgers en vrijwilligers. Daarom is in de Wmo 2015 de positie van mantelzorgers versterkt. Zowel de hulpbehoevende als de mantelzorger krijgt ondersteuning op maat. Zo kunnen we de overbelasting van de mantelzorger voorkomen. De waardering van de mantelzorgers is in de Wmo 2015 een taak van gemeenten geworden. Ze kunnen zelfstandig een keuze maken voor de wijze waarop ze mantelzorgers ondersteunen. Ze kunnen ook extra middelen daarvoor uittrekken. We houden zelf als Rijk de stelselverantwoordelijkheid. Vanuit die verantwoordelijkheid houden we ook toezicht op de uitvoering door de gemeenten. Jaarlijks is er via het Wmo-budget 100 miljoen euro beschikbaar voor mantelzorgers.
Met verschillende formele en informele zorgpartijen hebben we de Toekomstagenda informele zorg en ondersteuning opgesteld. Zorgprofessionals en mantelzorgers werken aan het versterken van hun samenwerking. Daar zijn ook de gemeenten bij betrokken. Daarnaast is vorige maand het programma Vrijwilligers dichtbij gestart. Dat is een landelijk ondersteuningsprogramma dat 1,4 miljoen euro per jaar kost gedurende drie jaar. Dit programma is gestart naar aanleiding van een motie van de ChristenUnie en de SGP en zorgt ervoor dat de landelijke vrijwilligersorganisaties in zorg en welzijn versterkt worden bij het realiseren van de matching en begeleiding van vrijwilligers.
Tot slot kunnen gemeenten in het kader van de Participatiewet een mantelzorger vrijstellen van het verrichten van een tegenprestatie. Als ik naar het hele pakket kijk, denk ik dus dat we goede dingen doen met elkaar.
Mevrouw Barth (PvdA):
In de Handelingen kan men niet de glimlach van de minister-president zien waarmee hij net zijn opmerking maakte. Daarom zeg ik dat ik het geheel eens ben met de wijze waarop de ChristenUnie en de SGP kijken naar de mantelzorg. Ik heb de minister-president wel gevraagd om het beter mogelijk te maken om mantelzorg met betaalde arbeid te combineren en om dit te vergemakkelijken. Ik ga er maar even van uit, zeg ik met een vraagteken, dat dit ook wordt meegenomen in het SER-advies waar de minister-president net naar verwees.
Minister Rutte:
Jazeker. Ik keek even naar de minister van Sociale Zaken, want hij gaat over de SER-adviesaanvragen. Ik kan er ja op zeggen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Prima.
Minister Rutte:
Dan kom ik bij het volgende vraagstuk, de positie van ongeboren kinderen. Op dit moment is er sprake van 8,5 abortussen per 1.000 vrouwen in de leeftijd van 15 tot 44 jaar. Daarmee behoort Nederland tot de landen met de laagste abortuscijfers. Wij hebben ondersteunend beleid, gericht op het voorkomen van ongewenste zwangerschappen. Veel organisaties in Nederland zijn daarbij betrokken. Het gaat om organisaties die jongeren seksueel weerbaar proberen te maken. Die worden ook gesubsidieerd. Het is daarbij van belang dat we jongeren tijdig leren over veilige en gewenste seks. Daarmee kunnen ook ongewenste zwangerschappen worden voorkomen. De voorlichting wordt gedaan met speciale lespakketten voor scholen, maar ook via spreekuren, internet et cetera. Het is in Nederland in de wetgeving aan de vrouw en daarna aan de arts om te bepalen of er sprake is van een noodsituatie. Ik wijs er ook op dat het alternatief voor legale abortus vaak illegale abortus is. Dat is zeer onwenselijk. Het kan ook gevaarlijk zijn. Daarom willen we het beleid voortzetten. We geven goede voorlichting aan de ongewenst zwangere vrouw over de mogelijkheden die voorhanden zijn. Als de vrouw na de voorlichting over alle opties ervoor kiest om een abortus te laten uitvoeren, geldt ook een verplichte beraadtermijn. Het is dus echt heel zorgvuldig ingekaderd.
De heer Schalk (SGP):
Ik heb in mijn termijn niet gezegd dat het ging om 8,5 abortussen op elke 1.000 vrouwen. Dan kom je namelijk nog niet eens aan 1%. Ik heb het gehad over de 15% zwangerschappen die worden afgebroken. Dan staat het even in een heel ander licht. Zijn die 30.000 gevallen per jaar — nogmaals, ik zeg het met pijn in mijn hart — allemaal zware noodgevallen? Dat was eigenlijk mijn hoofdvraag.
Minister Rutte:
Het is aan de vrouw en daarna aan de arts om dat te bepalen, nadat er goede voorlichting is gegeven en nadat een beraadtermijn in acht is genomen. Nederland behoort tot de landen met het laagste abortuscijfer. Blijkbaar liggen de cijfers in andere landen hoger, maar die heb ik niet paraat. Ik begrijp dat de heer Schalk vanuit zijn eigen oriëntatie zijn eigen opvatting er naast zal leggen. De abortuspraktijk zoals die is gegroeid in Nederland, met de seksuele voorlichting, de beraadtermijn et cetera, is volgens mij zorgvuldig. Het blijft natuurlijk altijd een ingewikkelde afweging voor het individu in de individuele situatie. Uiteindelijk is het aan de vrouw en de arts om tot conclusies te komen.
De heer Schalk (SGP):
Volgens de woorden van de minister-president zijn wij het land met zo ongeveer het laagste abortuscijfer. Wat mij betreft mag het nog lager worden. Dat was volgens mij wel duidelijk in mijn interventie.
Minister Rutte:
Dat begrijp ik en dat respecteer ik ook.
Het CDA heeft gevraagd hoeveel care er per oudere resteert in de periode 2013 tot 2017. De uitgaven aan de intramurale ouderenzorg per cliënt nemen toe van circa €68.000 in 2013 naar circa €73.000 in 2017. Je ziet vooral dat er sprake is van uitstroom bij de lage zorgzwaartepakketten. De gemiddelde zorgzwaarte van de resterende cliënten neemt toe. Hierdoor lopen de gemiddelde kosten per cliënt richting 2017 op. Er is gelukkig geen sprake van een merkbaar groeiende wachtlijst.
Het extra geld voor mensen in de verzorgingshuizen is bedoeld om te komen tot een verhoging van de kwaliteit van leven. Gemeenten weten zich uitstekend raad met de hun toebedachte taken. In de vigerende wet- en regelgeving zijn de rechten van burgers goed en helder geborgd. Zoals bekend worden verpleeg- en verzorgingshuizen gefinancierd uit de Wet langdurige zorg. In verband met de toenemende vergrijzing zijn de uitgaven voor intramurale ouderenzorg de afgelopen jaren toegenomen van 7,7 miljard in 2011 naar 8,2 miljard in 2015. Dat is exclusief de kapitaalslasten. Het gaat dan, zo laat het macrocijfer zien, om 140.000 bedden.
Wat de regionale journalistiek betreft ben ik het eens met de OSF dat lokale media een belangrijke rol spelen. De korting van 17 miljoen op het budget van de regionale omroepen staat vast. In "Het nieuwe publieke regionale mediabedrijf: betrokken en betrouwbaar" is ook rekening gehouden met deze bezuiniging. Die hoeft geen grote gevolgen te hebben voor de programmering, want een en ander wordt zodanig ingevuld dat de programmering zo veel mogelijk wordt ontzien. Dat kan door te werken aan een slagvaardige en efficiëntere organisatie en aan meer samenwerking binnen de regio en tussen de landelijke en regionale publieke omroep. Hierbij is de Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking, oftewel Stichting ROOS, leidend.
Een andere vraag uit de hoek van de OSF ging over het Fries, namelijk of de regering bereid is rekening te houden met het feit dat het bij een Friese omroep niet alleen gaat om regionale nieuwsvoorziening, maar vooral ook om een publiek medium. Ik zou hierop willen zeggen: as `t net kin sa`t it moat, dan moat it mar sa`t it kin. Het is een van de drie rijkstalen, dus ik doe een poging. Het kabinet vindt de bijzondere positie van de Friese taal belangrijk. Daarom werken wij ook aan een wetsvoorstel over de regionale publieke omroep waarin het Friestalige media-aanbod en een eigen aanbodkanaal voor de provincie Fryslân wettelijk wordt geborgd. Wij streven ernaar om dit wetsvoorstel per 1 januari 2017 in werking te laten treden. De regering zal bij de uitwerking van dit wetsvoorstel rekening houden met en overleg voeren met de provincie en andere betrokkenen.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Dat overleg is fijn. Daar ben ik natuurlijk dankbaar voor. Ik ben van mening dat de provincie ook best gevraagd kan worden om een en ander mee te financieren. De verantwoordelijkheid voor het Fries ligt bij de rijksoverheid en bij de provincie. Beide mogen er dus ook aan bijdragen. Het gaat mij vooral om het volgende. De positie, de taak, de opdracht van de Friese omroep is uitdrukkelijk anders van karakter dan die van de andere regionale omroepen. Wij hebben in Friesland het gevoel dat dit moet leiden tot een aparte status. Als de regering daarover uitdrukkelijk wil onderhandelen met het provinciebestuur, dan zijn wij voorlopig tevreden.
Minister Rutte:
Ik kan er nog over melden dat Omrop Fryslân nu een extra financiële bijdrage ontvangt in het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur, daarnaast voor onder andere Friestalige programmering op de landelijke zenders. In het door mij zojuist genoemde wetsvoorstel zal deze extra bijdrage worden geborgd, waarmee wij ook het advies van de commissie-Hoekstra zullen volgen.
De heer Ten Hoeve (OSF):
Het advies van de commissie-Hoekstra gaat aanzienlijk verder dan alleen de financiering van enkele speciale producties. Dit advies gaat in de richting van een zelfstandige omroep die eigen programma's kan maken, los van de regionale omroepstichting. Vandaar dat ik in eerste termijn zei dat de meest principiële oplossing is: naast de Nederlandse Publieke Omroep en de regionale publieke omroepen een aparte Friese publieke omroep. Daar zijn andere modaliteiten voor denkbaar, maar over zo'n status zou wel moeten worden gesproken. Het ondergaan in de systematiek van twaalf in een dozijn van de regionale omroep lijkt mij niet passend.
Minister Rutte:
Voordat ik ook wat dit betreft de fout zou maken extra geld toe te zeggen, wat niet mijn bedoeling was: het gaat hier om de extra financiële bijdragen in het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur en daarnaast voor onder andere Friestalige programmering op de landelijke zenders. Die extra bijdragen worden geborgd. Zo moet ik het zeggen.
De heer Ten Hoeve (OSF):
De minister-president gaat niet echt in op wat ik beweer. Ik zou toch graag willen dat hij er iets over zegt. Het gaat mij om de status van deze omroep. Dat is geen doorsnee regionale omroep. Het is een apart geval. Laten wij die als zodanig behandelen.
Minister Rutte:
Ik zou die vraag nu kunnen beantwoorden, maar om ook de ambtenaren nog wat werk te bezorgen, verzoek ik hen voor de tweede termijn nog een grondig antwoord op dit punt voor te bereiden.
Ik ben bijna klaar. Ik heb nog een paar punten. Heel veel dingen hebben wij al gewisseld. Er was nog een suggestie voor de uitvoeringstoetsen door planbureaus. D66 en CDA vroegen welke lessen het kabinet trekt uit de kritische rapporten van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman over het functioneren van overheidsdiensten. De hervormingen die wij hebben doorgevoerd, zijn systeemveranderingen die vaak ingrijpend zijn voor mensen en die niet vanzelf gaan. Wij zijn ons ervan bewust dat de invoering van de hervormingen dit eerste jaar op onderdelen met aanloopproblemen gepaard gaat. Als je naar het totale verhaal kijkt, zie je dat er heel veel is veranderd. Grosso modo lopen de hervormingen goed, maar we zijn er zeker nog niet. Op een aantal onderdelen is bijsturing nodig. Veel uitvoeringsproblemen hangen samen met de ICT. We zijn druk bezig met de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Elias. Het Bureau ICT-toetsing is op 1 juli gestart met een pilotperiode, waarin een aantal ICT-projecten wordt getoetst.
Verder nemen wij de tijd om de veranderingen goed voor te bereiden. Een voorbeeld daarvan is de introductie van het nieuwe toeslagensysteem. Een van de succesfactoren was dat de Belastingdienst de ruimte heeft gekregen om voldoende tijd te nemen voor de invoering van het nieuwe systeem en van de oorspronkelijke planning af kon wijken. Het tweede voorbeeld is de invoering van de vooraf ingevulde aangifte, de VIA, die stapsgewijs is ingevoerd. Ik vind dat persoonlijk ook een geweldige vernieuwing. Tegelijkertijd helpt meer tijd niet altijd. Een langere transitieperiode betekent ook dat mensen soms langer in onzekerheid verblijven. Uitvoeringstoetsen om te komen tot betere uitvoerbare wetgeving helpen daarbij zeker. Dat doen wij op heel veel punten, bijvoorbeeld aan de hand van een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets. Die zogenaamde U&H-toets wordt uitgebreid besproken met allerlei partijen die zijn betrokken bij de uitvoering van een wet. Dit is een verplichte eis in het integraal afwegingskader. Verder geldt dat in de memorie van toelichting bij een voorstel antwoord moet worden gegeven op de vragen uit die U&H-toets. De Raad van State toetst in het kader van de adviesaanvraag of dit adequaat gebeurt. Aanvullend onderzoekt het kabinet op dit moment in het kader van de uitvoering van de motie van het Kamerlid Oosenbrug uit de Tweede Kamer, of achtergronddocumenten over de toetsing van de uitvoerbaarheid ook openbaar moeten worden gemaakt. Dat gebeurt op dit moment per departement verschillend, dus het is goed om daarnaar te kijken. Ook wil het kabinet, mede gelet op het rapport van de Nationale ombudsman over het trekkingsrecht bij het persoonsgebonden budget, als onderdeel van het programma toekomstbestendige wetgeving, verder bekijken op welke wijze het verkrijgen van goede en betrouwbare informatie over de uitvoerbaarheid van wetgeving kan worden verbeterd. De suggestie met betrekking tot de planbureaus wil ik daarin meenemen, net als ervaringen uit bijvoorbeeld het buitenland, ook op EU-niveau. Wij gaan daarnaar kijken.
De laatste vraag gaat over Johan van Oldenbarnevelt. De vraag van de fractievoorzitter van de Socialistische Partij, de heer Kox, ging over de verplaatsing van het standbeeld naar het Binnenhof. Ik stel allereerst met blijdschap vast dat de heer Kox het goed voor heeft met Johan van Oldenbarnevelt. Hij is ooit begraven in de toenmalige Hofkapel, in deze vleugel van het Binnenhof, iets die kant op, die de Eerste Kamer nu deelt met onder meer de ministerraad en het departement waar ik zelf mag verblijven. Ik zeg erbij dat Van Oldenbarnevelt geen groot voorstander was van het adagium dat de Staten-Generaal het hoogste orgaan in de Republiek was. Hij was typisch een raadpensionaris van Holland en hij had daarmee de soevereiniteit van de gewesten — nu provincies — vooropstaan. Ik mag erbij vermelden dat hij daar een behoorlijke hoge prijs voor heeft betaald. Ik groet hem iedere morgen uit het Torentje als ik hem zie zitten. Ik kan naar hem kijken en naar een andere voorganger, namelijk Johan de Witt, die ook onplezierig aan zijn eind is gekomen.
Ik denk dat verplaatsing van zijn standbeeld geen goede zaak is. Hij zou dan uitkijken op zijn eigen gedenksteen. Zijn wakend en manend oog rust dan niet langer op deze mooie vergaderzaal — hij staat nu zo'n beetje recht hier achter — van de afgevaardigden van, mag ik zeggen, de provincies, waarvoor hij juist het leven liet. Los hiervan zou verplaatsing de vraag oproepen of het dan niet te druk wordt op het Binnenhof. Er staat al een fontein met een beeld van Graaf Willem II, Roomsch koning, terwijl zich aan de randen van het Binnenhof de standbeelden bevinden van stadhouder Willem I, de Vader des Vaderlands, koning Willem II, premier Drees en uiteraard raadpensionaris Johan de Witt. Dit staatkundig historisch ensemble omringt nu het Binnenhof. In deze kring is Van Oldenbarnevelt aan zijn kant van de Hofvijver binnen die traditie juist een onmisbare, maar ook waardevolle schakel. Ik zou willen zeggen: laten wij deze staatsman respecteren en waarderen door hem op zijn fraaie uitkijkpost te laten blijven en ons van daaruit te blijven inspireren.
(Geroffel op de bankjes)
Minister Rutte:
Als nu niemand boos wordt, heb ik waarschijnlijk alle vragen beantwoord.
De voorzitter:
Daar ga ik van uit.
De vergadering wordt nu voor vijftien minuten geschorst, tot 22.00 uur. Daarna gaan wij weer verder.
De vergadering wordt van 21.44 uur tot 22.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Brinkman van het CDA voor zijn bijdrage in tweede termijn.
De heer Brinkman i (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister-president zeer voor zijn antwoorden, aan ons gegeven. Hij is een bescheiden mens en dat siert hem. Hij zei impliciet dat het Binnenhof al zo vol is met standbeelden dat hem daar geen plek voor een standbeeld rest. Hij heeft daar echter niet over geklaagd, dus hulde voor die bescheidenheid.
Hulde ook, en dan wat serieuzer, voor het feit dat de minister-president ernst en luim heeft afgewisseld. Terecht was er ernst toen het ging over de deze dag met de nare herinneringen aan de MH17. Hij gaf in zijn woorden de reacties daarop terecht een plek. Ik sta daar verder vandaag niet te lang bij stil. Ik wil wel zeggen dat de minister-president misschien een misinterpretatie heeft gegeven van mijn inleidende woorden, waarmee ik waarschuwde voor te veel "blije experiences". Ik heb één concrete vraag. De minister-president zei dat dit het grootste pakket aan hervormingen is dat een kabinet heeft gerealiseerd sinds de oorlog. Mijn vraag is of dat sinds de Eerste Wereldoorlog is of sinds de Tweede Wereldoorlog. De minister-president kan mijn inleiding wel nalezen in de Handelingen en dan alsnog daarop antwoorden.
De minister-president zegt sober en rechtvaardig verder aan de slag te gaan met het immigratievraagstuk. Dat wachten we uiteraard af en in de Tweede Kamer zal er ook nog wel over worden gedebatteerd. Ik wil er wel voor waarschuwen dat als het zo meteen gaat regenen en vriezen we al snel niet meer zullen uitkomen met de antwoorden hier vandaag gegeven, hoe precies geformuleerd ook door de minister-president. Er zijn natuurlijk een aantal zaken waarvan Europa de nationale regeringen nu vraagt om er concreet uitwerking aan te geven. Ik kan mij dus voorstellen dat burgemeesters en anderen die er in de praktijk mee bezig zijn, maar ook veel vrijwilligers wel willen weten waar zij aan toe zijn. Ik ga de punten niet allemaal herhalen. Het onderwerp zal ongetwijfeld morgen ook nog aan de orde komen. Ik raad de minister-president aan om morgen niet alleen te herhalen wat hij hier heeft gezegd. Dat zal hij ook wel niet doen, maar ik geef voor de zekerheid toch maar even mee dat concreetheid gewenst is.
De minister-president heeft gezegd dat de gepensioneerden eigenlijk toch nog wel redelijk af zijn, zelfs in vergelijking met het begin van de eeuw. Dat is een beetje een statistische waarneming. Hij zegt namelijk dat de indexaties, of liever gezegd de non-indexaties, het probleem zijn van de pensioenfondsen. Dat is natuurlijk niet waar. Hij geeft een financieel toetsingskader aan en doet voor de sectoren waar hij over gaat ook nog het een en ander aan de lonen. Dat is op zichzelf zijn goed recht, maar het gevolg van dat alles is wel dat er minder ruimte is om te indexeren. Dan kan hij niet zeggen: nou, de mensen moeten niet te snel klagen. Bovendien staan heel veel van de mensen die inmiddels met pensioen zijn voor de vraag wat zij aanvullend nog bij kunnen plussen vanuit hun vermogentje. Ik denk dat we bij de bespreking van het Belastingplan dit punt echt nog eens moeten hernemen, ook al omdat de minister-president zegt nog niet helemaal klaar te zijn met de hervormingen. We gaan misschien wel de grootste hervorming tegemoet onder zijn bezielende leiding, namelijk een forse herinrichting van het pensioen. Ik waarschuw hiertegen. Lees nog maar eens na wat wij hierover …
De voorzitter:
Mevrouw Barth.
Mevrouw Barth i (PvdA):
Dank u, voorzitter, ik zocht al naar het moment waarop de heer Brinkman even ademhaalde.
Ik hoor de heer Brinkman zeggen dat het kabinet zich te passief opstelt, gezien de stilstand van de pensioenen. Vertaal ik het zo goed? Als we echter spreken over de oorzaak van het feit dat de pensioenen niet of nauwelijks geïndexeerd kunnen worden, hebben we het toch voornamelijk over de lage rentestand en over het feit dat de levensverwachting in Nederland onverwacht snel is toegenomen. Ik zie het kabinet aan alle kanten alles doen om die lage rentestand wat omhoog te krijgen; het hele beleid van het kabinet is erop gericht om het economisch herstel zo'n vaart te geven dat die rente weer omhoog kan gaan. Ik mag toch hopen dat de heer Brinkman het met mij eens is dat de toegenomen levensverwachting van de Nederlanders niet iets is waar een kabinet beleidsmatig iets aan zou moeten willen doen.
De heer Brinkman (CDA):
Nee, maar wel aan de risico-inschattingen. Ik geef een voorbeeld uit de praktijk, die ik tot voor kort redelijk kende, namelijk als er rondom investeringen in vastgoed lange tijd gezegd wordt dat het een tricky business is. Dat is precies mijn redenering om op te merken dat er dicht bij huis wel heel goed renderende investeringen zijn te vinden, waarbij je niet hoeft te beleggen in allerlei ingewikkelde producten. Je loopt in de praktijk toch aan tegen die risicobenaderingen, dus niet tegen die sterftetabellen en ook niet tegen die lage rente, maar gewoon tegen dit soort risicoanalyses. Ik wil er nu niet te veel tijd aan besteden. Mijn suggestie is om dit punt te hernemen bij de behandeling van het Belastingplan straks. Daar lopen de dingen namelijk samen, als je uiteindelijk naar de koopkracht kijkt. Dat is althans mijn suggestie.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik heb toch nog een vraag. Ik hoorde de heer Brinkman ook protesteren tegen de aanpassing van het financieel toetsingskader. Ik neem aan dat hij dan doelt op de nieuwe berekening van de Ultimate Forward Rate. Ik heb een aantal jaren geleden ook gezegd dat we daar een stabiel tarief voor zouden moeten kiezen. Dat heeft het kabinet ook een aantal jaren gedaan, maar in de huidige situatie is het toch niet realistisch meer om nog vast te houden aan het rentetarief dat tot deze zomer gehanteerd werd, als we zien dat die rente zó langdurig zó laag blijft? Dan ben je met de pensioenfondsen toch bezig jezelf onterecht rijk te rekenen, hoe vervelend dat ook is? We kunnen niet genoeg benadrukken hoe zwaar en hoe vervelend het is voor alle gepensioneerden in Nederland, maar het is voor toekomstige generaties toch ook belangrijk dat we met een realistisch tarief werken?
De heer Brinkman (CDA):
Ik begrijp wel dat u het kabinetsbeleid wilt verdedigen, maar in de pensioenwereld zal straks wellicht gekeken worden — de minister-president geeft daar al een indicatie van in alle snelheid — hoe het verder moet met die tweede pijler. Dan krijg je allerlei ingewikkelde vragen; ik heb ze in eerste termijn ook genoemd. Dit moet u er niet even snel doorheen hameren, want dan krijgt u echt problemen met het draagvlak. Dan lopen de fondsen die vanuit de collectiviteit in de tweede pijler zijn opgezet gewoon leeg. Dat kan niet uw bedoeling zijn. Het is ook geen traditie van uw partij. Let dus op wat u daar in bespreking neemt.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Barth.
Mevrouw Barth (PvdA):
Zeker, dat is absoluut niet de bedoeling. Misschien is het goed om bij de bespreking van het Belastingplan hier nog wat nader op in te gaan, maar het is mij net iets te gemakkelijk om de bal helemaal voor het doel van het kabinet neer te leggen, terwijl er heel simpelweg ook sprake is van exogene factoren, waar het kabinet weinig tot geen invloed op kan uitoefenen, hoewel het wel zijn uiterste best doet om een en ander te verbeteren. Ik vind dat we eerlijk moeten zijn tegen de Nederlandse bevolking en moeten zeggen dat ook die factoren een oorzaak zijn van de situatie waarin de pensioenfondsen zich op dit moment bevinden. Anders wekken we een vals beeld bij de Nederlandse bevolking, namelijk dat een en ander politiek te beïnvloeden is, terwijl dat voor een heel groot gedeelte simpelweg niet het geval is.
De heer Brinkman (CDA):
Daar heb ik het dus ook niet over gehad. Ik heb het gehad over zaken waar de politiek wél invloed op heeft.
Dat geldt ook voor de kwestie van de locatiekeuzes voor energiewinning op zee. De minister van EZ heeft hier een toezegging gedaan bij de behandeling van het desbetreffende wetsontwerp een paar maanden geleden, namelijk dat hij met zijn voorgenomen keuze nog terugkomt naar deze Kamer en waarschijnlijk ook naar de overzijde. Nu zegt de minister-president dat het kabinet vast dicht bij de kust aan de slag gaat. Ik raad dit echt af; de minister-president moet zorgvuldiger omspringen met de toezeggingen die gedaan zijn. Ik heb niet voor niets gezegd dat wij geen stemvee zijn. Binnenkort komt er nog weer iets met Eneco en DELTA; ik noem het maar als voorbeeld. Wees nou voorzichtig met die vluggertjes.
Ik deel de opvatting van de minister-president dat we bij de Najaarsnota wel kunnen spreken over de vraag hoe we om moeten gaan met de begroting voor ontwikkelingssamenwerking en over andere aspecten van de kosten van de immigratie. Ik zal daarover nu dus verder het zwijgen toe doen.
Ten slotte kom ik te spreken over een zeer belangrijk punt, zoals ik al aangaf. Ik zou graag de Kamer een uitspraak voorleggen, als u dat tenminste goed vindt, voorzitter, over de positie waarin de rechtstaat naar onze mening verkeert. Ik denk dat ik bij interruptie wel duidelijk heb gemaakt hoe ernstig wij dit punt nemen. Wij houden er niet van om dreigende taal te spreken. Ik zat toevallig naast de minister van Financiën en die zei: het zijn wel forse woorden. Ik weet niet of hij dat tegen mij had of tegen een ander. Maar we zitten hier niet voor niets en als bijna een hele Kamer zegt dat dit anders moet, dan is het toch goed om daarnaar te luisteren, ervan uitgaande dat het kabinet deze motie straks in bespreking zal willen nemen en dat we er ook over kunnen stemmen.
De voorzitter:
Door de leden Brinkman, Kox, Nagel, Schalk, Koffeman, Kuiper, De Graaf en Strik wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er grote problemen zijn op gebied van Veiligheid en Justitie, in het bijzonder bij de rechtspraak, het OM, de politie, de reclassering, de toegang tot de rechter en het NFI, wat kan leiden tot aantasting van de rechtsstaat;
overwegende dat de door de regering voorgestelde begroting onvoldoende mogelijkheden biedt om de bestaande problemen het hoofd te bieden;
overwegende dat er grote urgentie bestaat om hier verandering in te brengen, en het verschaffen van duidelijkheid ten aanzien de begroting niet kan wachten tot eind december;
verzoekt de regering om vandaag toe te zeggen de begroting van Veiligheid en Justitie te zullen heroverwegen, en additionele investeringen te doen in bovengenoemde gebieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter B (34300).
De heer Brinkman (CDA):
Dit is niet slechts een hobby van onze fractie. Collega Kox heeft ook veel energie in de motie gestoken, maar u ziet aan de ondertekenaars dat dit brede sympathie heeft. Ik hoop dat wij ook op de sympathie van het kabinet op dit punt mogen rekenen.
Bij de behandeling van het Belastingplan komen wij wel terug op de cijfers over de belastinginkomsten die de minister-president heeft aangereikt. Ik dank hem zeer voor de precisie en in het algemeen ook voor de manier waarop hij dit debat heeft willen voeren. Het is snel gegaan en ik moest ook snel spreken. Wij zullen het over en weer nog weleens nalezen, want wij zijn hier nog niet over uitgesproken.
De heer Hermans i (VVD):
Voorzitter. Ik wil de minister-president niet alleen voor de inhoud bedanken, maar ook voor de manier waarop hij het gedaan heeft. De snelheid waarmee hij de enorme waslijst van onderwerpen die vandaag aan de orde kwamen, heeft beantwoord, verdient enige blijk van bewondering van onze kant. Dat wil ik maar even gezegd hebben.
Ik heb namens de fractie gesproken over de toegang tot de arbeidsmarkt voor oudere werknemers. Ik heb aangegeven dat er een aantal bezwaren en problemen liggen; "toekeltjemmen", zouden ze in het Fries zeggen. Dan kan de minister-president dat ook alvast noteren voor de toekomst. Er ligt een aantal belemmeringen die de toegang tot de arbeidsmarkt voor ouderen, maar ook voor allochtonen extra moeilijk maken. Het is heel noodzakelijk om de ervaring en de kennis die er is, maximaal te gaan inzetten. Dat is ook de reden dat wij straks samen met de Partij van de Arbeid een motie zullen indienen om op dat terrein initiatieven van het kabinet te vragen. Er zijn op dit moment mobiliteitsbonussen, er is een no-riskpolis en er is een scholingsvoucher, maar desondanks is er een aantal belemmeringen die de toegang tot de arbeidsmarkt extra moeilijk maken. Wij moeten dus bekijken hoe wij dat op kunnen vangen.
Het tweede punt is de begroting van Veiligheid en Justitie. Ik heb daarvan aangegeven wat ik daarvan aangegeven heb. De minister-president heeft daarop geantwoord. Het lijkt mij heel erg duidelijk dat de minister-president goed heeft begrepen hoe de situatie ligt, niet alleen in dit huis, maar ook aan de overkant. Hij heeft al aangegeven op welke wijze hij de verschillende discussies daarover de komende periode vorm wil gaan geven. Wat mijn fractie betreft krijgen de minister-president en het kabinet de ruimte om die lijn nu te gaan volgen en om ter tafel te komen met een manier waarop de risico's in kaart worden gebracht en een manier waarop het kabinet eventuele risico's denkt te kunnen gaan attaqueren.
Het derde punt betreft migratie. Wij hebben daar uitgebreid over gediscussieerd. Ik denk dat het maar goed is dat deze minister-president en dit kabinet het op zich hebben genomen om de verschillende voorstellen van verschillende politieke partijen bij elkaar te pakken en te bekijken hoe daaruit beleid kan worden geformuleerd dat maximaal inspeelt op de verschillende wensen en verlangens, niet alleen van coalitiepartijen maar ook van anderen. Ik heb voorstellen van D66, de Partij van de Arbeid en de VVD gezien; op het VVD-voorstel kom ik direct nog even terug. Al die voorstellen komen nu geïntegreerd in het kabinetsbeleid terecht. Geen van de politieke partijen zal nog kunnen zeggen dat het beleid op dat punt voor 100% van haar is. De kracht van dit kabinet is om ervoor te zorgen dat die zaken bij elkaar worden gebracht. Uiteindelijk moet worden gewerkt aan een oplossing van het probleem: niet alleen maar roeptoeteren, maar ook nadrukkelijk aangeven hoe het zou kunnen worden opgelost. Dat is het kabinet heel nadrukkelijk aan het doen.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over het plan-Azmani. Nu moet ik de heer Kox toegeven dat het niet zo is dat mevrouw Merkel de heer Azmani gebeld heeft. Die knieval wil ik graag voor hem maken. Ik heb voor de heer Kox wel een document meegenomen. Er komt een vakantie aan, dus hij heeft ruim de tijd om daar eens goed naar te kijken. Ik heb voor hem de raadsconclusies van 14 september 2015 van de Raad van de Europese Unie meegenomen. Daarin staan de plannen van de Europese Unie, die duidelijk ook lijnen hebben in de richting van datgene wat door Azmani is voorgesteld. Dat lijkt mij toch een belangrijk punt. Ik wil dat graag aan u overhandigen, mijnheer Kox. Dan weten wij in ieder geval één ding zeker, namelijk dat die partijen die plannen indienen en ideeën hebben, ook bijdragen aan een daadwerkelijke oplossing van deze hele problematiek. Dat die problematiek groot is, zijn wij denk ik allemaal met elkaar eens.
De heer Kox i (SP):
Voor plannen van de VVD staan wij altijd open, maar wij staan niet altijd open voor het overnemen van de plannen van de VVD. Ik denk ook dat wij niet altijd openstaan voor het overnemen van de plannen van de Europese Raad. Ik zal het document van de heer Hermans natuurlijk bestuderen. Is hij dan bereid om in de tussentijd de migratienota van de VVD te bestuderen? Het zijn zeven pagina's, dus dat moet te doen zijn in zeven dagen vakantie. Dan moet hij die ene zin nog eens lezen waarover anderen en ik ons druk maken: in Europa alleen Europese vluchtelingen. Dat is voor mij de kern. Dat staat in dat plan: Europa alleen voor Europese vluchtelingen, dus opvang van anderen elders, in de regio. Als de VVD het nou met de SP eens wordt dat die zin eruit moet — laten wij maar zeggen dat Malik even niet goed ging — en dat dit natuurlijk niet de mening van de VVD kan zijn, zijn wij een stuk verder. Maar hij staat er wel in, op pagina 7: Europa alleen voor Europese vluchtelingen, en iedereen die van buiten Europa komt elders opvangen. Daarover waren wij het oneens. Ik hoop dat de VVD het nu met mij eens is dat dat niet de houding van de VVD-fractie is, niet die van het kabinet en niet die van Frau Merkel.
De heer Hermans (VVD):
Natuurlijk zal ik die nota nog eens goed bekijken. Zeven pagina's in zeven dagen moet te doen zijn. Ik heb hier ook precies zeven pagina's voor u. Daar moeten wij de komende dagen dus samen uit kunnen komen. In de conclusies zult u onder nummer 15 lezen dat datgene wat u zo bestreden hebt, door de Europese ministers is overgenomen.
De heer De Graaf i (D66):
Voorzitter. Laat ik beginnen met de minister-president oprecht te danken voor de vele antwoorden die hij heeft gegeven, en voor zijn beschouwingen en uiteenzettingen. Inhoudelijk waren ze voor mij niet per se allemaal even bevredigend, maar de minister-president heeft recht gedaan aan het debat dat in deze Kamer wordt gevoerd.
Eén antwoord heb ik nog van hem tegoed, en dat weet hij. Hij is niet ingegaan op mijn opmerkingen over zijn opvattingen over de jihadganger en zijn stelling dat hij persoonlijke opvattingen makkelijk kan laten bestaan naast het kabinetsbeleid. Ik wil daar toch graag een reactie op hebben.
Ik dank hem overigens bijzonder voor de veroordeling van de antiparlementaire teksten die ook in dit huis zijn gebezigd. Ik heb nog even nagekeken wat mataglap betekent. Dat is een Indische term — een allochtone term, zou je kunnen zeggen! — voor "door razernij verblind". Dat vond ik eigenlijk wel passend, dus ik dacht: laat ik hier de vertaling van zijn woorden nog even geven.
Er is veel gepasseerd; ik pik er een paar dingen uit. De lastenverlichting zonder de wat mij betreft daarbij behorende belastingstelselherziening zullen wij bespreken wanneer het Belastingplan onze Kamer zal bereiken. Ik geef op voorhand aan dat mijn fractie daar zeer kritisch in staat.
Over de begroting van V en J, waarover ook ik in eerste termijn uitvoerig heb gesproken, is nu voldoende gewisseld. Natuurlijk steunen wij ook de motie-Brinkman c.s. Ik denk dat deze Kamer het kabinet geen duidelijker signaal kan geven over de mogelijkheid dat een begrotingsbehandeling echt onplezierig kan aflopen.
Over het vluchtelingenbeleid is nog veel meer te zeggen. De toezegging om binnen het Vluchtelingenverdrag te blijven en daarover ook een uiteenzetting te geven aan deze Kamer, is van belang. Dan kunnen wij in deze Kamer bekijken of wij het debat daarover voortzetten.
Ik reageer positief op wat de minister-president heeft gezegd over de gevangenen van Guantánamo Bay. Dat was verdergaand en een stap in de goede richting vergeleken met hetgeen de minister van Buitenlandse Zaken eerder heeft gezegd en in antwoord op Kamervragen heeft geschreven.
Tot slot heb ik twee moties. De eerste motie handelt over de arbeidsmarkt in relatie tot de zzp'ers en het voortreffelijke ibo-rapport dat recent is verschenen. In die motie wordt het kabinet verzocht om niet te wachten, maar zelf op korte termijn met een opvatting te komen en daarbij behorende suggesties te doen. Deze motie overhandig ik u graag, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Door de leden De Graaf, Strik, Kox, Brinkman, Rinnooy Kan en Kuiper wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse arbeidsmarkt de laatste jaren gekenmerkt wordt door een sterke opkomst van zelfstandigen die, naast traditionele werkgevers en werknemers, een eigen, waardevolle bijdrage leveren aan de Nederlandse economie;
overwegende dat het recente ibo zzp onderbouwt dat er dringend behoefte is aan een fundamentele herbezinning op de inrichting van de arbeidsmarkt die de te omvangrijke verschillen tussen zelfstandigen en werknemers terugbrengt;
overwegende dat het kabinet deze conclusie onderschrijft maar, behoudens een aantal beperkte hervormingen, in zijn reactie niet verder komt dan een uitnodiging tot een breed maatschappelijk debat over dit urgente onderwerp;
verzoekt het kabinet, op korte termijn met een eigen opvatting te komen over de wijze waarop op de arbeidsmarkt evenwichtiger verhoudingen tussen werknemers en zelfstandigen tot stand kunnen komen, inclusief de beleidsmaatregelen die daarvoor zorg kunnen dragen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter C (34300).
De heer De Graaf (D66):
Tot slot heb ik nog een motie die de Kamer oproept als oordeel uit te spreken dat het beheer van de politie, gegeven een aantal omstandigheden, het beste terug kan keren naar het ministerie van Binnenlandse Zaken. Zo kan de balans in de machten beter verdeeld worden en kan bovendien het ministerie van Veiligheid en Justitie ontlast worden. Ook deze motie overhandig ik u graag, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Door de leden De Graaf, Koffeman, Kuiper, Kox, Nagel, Ten Hoeve en Barth wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de herinrichting van het ministerie van Justitie tot Veiligheid en Justitie heeft bijgedragen aan problemen van bestuurbaarheid, toenemende deconfitures en een moeizaam functionerende strafrechtketen;
constaterende dat ook de implementatie van de Nationale Politie haperend verloopt;
van oordeel dat het uit het rechtsstatelijk oogpunt van machtenscheiding wenselijk en noodzakelijk is de politietaken van opsporing en handhaving van de openbare orde te scheiden;
van oordeel voorts dat het om die reden beter is om het beheer van de politie bij de volgende kabinetsformatie terug te brengen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
verzoekt de regering, de voorbereiding van de in de voorgaande overweging bedoelde operatie ter hand te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter D (34300).
Mevrouw Barth i (PvdA):
Voorzitter. Voordat ik begin met mijn tweede termijn, wil ik graag een persoonlijk woord van dank uitspreken namens onze hele fractie, naar alle collega's die vandaag naar ons toegekomen zijn om wat woorden van steun uit te spreken. Met name wil ik collega Schalk en de minister-president danken, die dit ook tijdens het debat hebben gedaan. Het is voor veel mensen vandaag een moeilijke dag, met heel confronterende beelden. Dat is het voor ons als PvdA-fractie ook. Wij denken vandaag aan onze collega Willem Witteveen, aan zijn vrouw, aan zijn dochter en aan zijn hele familie die achtergebleven is. Ik heb dit nog nooit eerder in het openbaar gedaan. De steun die we echter krijgen van veel collega's, doet ons enorm goed. Veel dank daarvoor.
Ik wil de minister-president ook bedanken voor zijn overige antwoorden. We moeten het debat vandaag immers wel gewoon kunnen voeren. Ik ben blij met veel van zijn antwoorden. Ik ben ook blij met de toezeggingen die hij heeft gedaan over de positie van laagopgeleiden en het advies dat er gaat komen van de SER over arbeid en zorg, met een reactie van het kabinet. Wij kijken daar met veel en verhoogde belangstelling naar uit. Ik ben ook blij met de antwoorden die de minister-president heeft gegeven op de vraag hoe het kabinet verdergaat met het opvangen van vluchtelingen in Nederland. De PvdA-fractie is van mening dat Nederland een internationale reputatie heeft hoog te houden van een land dat al eeuwen staat voor waarden als tolerantie, vrijheid, gastvrijheid en openheid. Wij vertegenwoordigen hier met trots alle Nederlanders die er hetzelfde over denken, zowel in dit huis als aan de overkant.
De minister-president heeft gezegd dat het kabinet nog steeds vindt dat de werkloosheid in Nederland te hoog is. Dat vinden wij ook. Dat vindt de coalitie en dat vinden veel partijen in deze Kamer. Wij hebben vandaag speciale aandacht gevraagd voor de positie van ouderen en allochtonen. De minister-president heeft geschetst wat het kabinet op dat gebied al doet. Wij zijn echter van mening dat die aanpak geïntensiveerd moet worden, juist omdat het zo pijnlijk is dat voor deze twee groepen de trend van stijgende werkgelegenheid en dalende werkloosheid nog niet zichtbaar wordt. Wij vinden dat alle werklozen in Nederland mee moeten in die trend. Daarom heb ik het plezier om, mede namens collega Hermans, een motie daarover in te dienen.
De voorzitter:
Door de leden Barth, Hermans, Postema, Beuving, Van de Ven en Huijbregts-Schiedon wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de werkloosheid in Nederland volgens ramingen van het CPB in 2016 zal dalen naar 6,7% van de beroepsbevolking;
overwegende dat de werkloosheid onder ouderen en allochtonen naar verwachting tegen die trend in zal blijven oplopen;
overwegende dat de werkgeverslasten die gepaard gaan met het in dienst nemen of hebben van ouderen relatief hoog zijn;
overwegende dat in cao's niet zelden sprake is van bepalingen die het in dienst nemen of hebben van ouderen kunnen bemoeilijken, zoals leeftijdsafhankelijke arrangementen;
van mening dat het ongewenst is dat groepen Nederlanders door discriminatie blijvend de aansluiting met de arbeidsmarkt missen en daarmee kansen ontnomen worden op ontplooiing, economische voorspoed en het leveren van een zinvolle bijdrage aan de samenleving;
verzoekt de regering om in overleg met sociale partners mogelijkheden in kaart te brengen om de arbeidsparticipatie van ouderen en allochtonen te verhogen en het resultaat uiterlijk 1 januari 2017 te overleggen aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter E (34300).
De heer Kox i (SP):
Waarom vindt mevrouw Barth het nodig om in deze Kamer, waar meerdere meerderheden mogelijk zijn, juist met de VVD een motie in te dienen waar twee dingen in staan die meteen opvallen? Het ene is de lagere werkgeverslasten en het andere is het ingrijpen in de cao's. Is dat nu het enige wat de PvdA hier voor elkaar kan krijgen? Zij had ook met ons kunnen komen praten en met een heleboel andere partijen. Dan hadden we echt iets kunnen gaan doen. Mevrouw Barth heeft vorig jaar gezegd dat werk, werk en werk prioriteit één, twee en drie zijn. Ze constateerde dat het allemaal goed ging, maar de werkloosheid bleef. Maar de werkloosheid verhardt en duurt, en de werkloosheid concentreert zich bij de ouderen. 30% van de samenleving kan niet meer meekomen. Nu komt zij echter met een motie waarin de regering verzocht wordt te gaan praten om de werkgeverslasten te verlagen en de cao's aan te passen. Dat de VVD die motie indient, begrijp ik. Maar ik vind het erg raar dat mevrouw Barth deze motie indient voor de VVD.
Mevrouw Barth (PvdA):
Er staat nog veel meer in de motie dan de twee elementen die de heer Kox opnoemt. Er staat bijvoorbeeld ook in dat discriminatie op de arbeidsmarkt veel harder moet worden aangepakt. Het is heel simpel: wij vinden dat je elke mogelijkheid om iets te doen aan het probleem van de werkloosheid onder ouderen en allochtonen moet willen onderzoeken. Nogmaals, de werkloosheid onder die groepen gaat tegen de trend in niet naar beneden, maar stijgt zelfs. In de motie wordt dus ook gevraagd om dit te onderzoeken. We vragen niet om het uit te voeren, maar om het te onderzoeken en te bespreken met de sociale partners. Als in dat overleg met de sociale partners blijkt dat dit een no-go is, horen we dat graag van het kabinet. Als je werk echter echt zo belangrijk vindt, vinden wij dat je het moet aandurven om alles te onderzoeken en het goede te behouden. Daar is het probleem ernstig genoeg voor.
De heer Kox (SP):
Als je in de regering zit, dan gebruik je die positie toch? Dan zeg je toch tegen de regering: doe er iets aan? Er staat van alles in deze begroting, maar behalve de ene stuwraket die de minister noemde — die 5 miljard schieten we in de lucht en dan komt het allemaal goed — staat er niet één plan in om deze werkloosheid aan te pakken. Dan moet de PvdA als regeringspartij toch zeggen: we krijgen hier altijd op ons donder van de oppositie, nu kunnen we iets want we hebben samen, althans aan de overkant, nog de macht en nu eisen we dat de regering iets gaat doen? Mevrouw Barth eist echter dat de regering gaat praten met de sociale partners om de werkgeverslasten te verlagen en de cao's in te perken. Dat is toch heel erg vreemd.
Mevrouw Barth (PvdA):
De heer Kox doet dit heel vaak. Dat is zijn goed recht, maar ik zal blijven zeggen dat ik dat niet correct vind. Hij citeert nu selectief uit de motie. Er staan nog meer dingen in die ook van belang zijn voor het versterken van de werkgelegenheid voor ouderen en allochtonen. Citeer alstublieft uit de motie met alle nuances die daarbij horen.
Het is ondenkbaar dat de aanpak van de werkgelegenheid voor ouderen en allochtonen zou worden geïntensiveerd zonder de sociale partners. Dat zou de beste garantie zijn dat er niets gebeurt en dat er niets wordt geïntensiveerd, want zonder de sociale partners kun je geen werkgelegenheidsbeleid voeren in dit land. Het draagvlak onder de sociale partners is heel belangrijk. Het kabinet doet veel meer dan die 5 miljard. Ik noem de bonus voor oudere werknemers en de scholingsfaciliteit. Er worden al activiteiten ontplooid tegen discriminatie op de arbeidsmarkt. De coalitie vindt dat het sterker moet, dat het geïntensiveerd moet worden en dat de overtreffende trap erin moet. Dat vragen wij met deze motie. Ik zou het heel mooi vinden als de heer Kox dat kan steunen. Nogmaals, de motie vraagt om aan de slag te gaan, te onderzoeken en te overleggen. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Kox daar iets tegen heeft. Stel dat werkgeverslasten in het nadeel werken van de positie van ouderen op de arbeidsmarkt. Dan kunnen wij toch niet wegkijken? Dan moeten wij daar toch iets aan doen?
De heer Kox (SP):
Ik citeerde selectief omdat de voorzitter de hele motie al had voorgelezen. Toen een van de fractieleden van de PvdA kwam vragen of mijn fractie de motie wilde tekenen, zei ik over de twee elementen die ik heb geciteerd: ik vind het dictum uitstekend, maar deze twee dingen vind ik niet goed, want dat zijn VVD-dingen; schrap ze en dan teken ik meteen. Toen kreeg ik natuurlijk te horen dat de VVD dat erin wilde hebben. Laat de VVD dan die zaken verdedigen. Mevrouw Barth verdedigt nu de elementen die voor de VVD noodzakelijk waren voor deze motie. Daarom stemt de SP niet met de motie in.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik verdedig dat de aanpak van dit probleem zo belangrijk is en die trend zo verkeerd dat je het moet aandurven om geen taboes te schuwen. Je moet alles onder ogen durven zien en kijken of dat kan helpen om de werkgelegenheid voor ouderen te verbeteren. Het allerbelangrijkste is dat mensen niet langs de kant blijven staan, maar dat zij weer aan het werk kunnen gaan. Als je de oorzaken van het probleem in kaart brengt, als je vraagt om dingen te onderzoeken, moet je niet van tevoren zeggen: maar daar mag u niet naar kijken. Stel dat wij dan iets over het hoofd zien wat mogelijk helpt. Dan hebben wij de ouderen en de allochtonen in Nederland toch allemaal een hopeloze boodschap verkocht? Dat is wat ik verdedig.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Wij zijn het absoluut eens over het belang en de urgentie van het aanpakken van die discriminatie op de arbeidsmarkt. Ik vraag mij echter af waarom mevrouw Barth zo laag inzet. Zij vraagt om mogelijkheden in kaart te brengen en de resultaten pas over bijna anderhalf jaar aan de Kamer te zenden. Waarom zegt zij niet: we willen gewoon voor 1 juli 2016 die mogelijkheden zien? Dan kan zij nog in deze kabinetsperiode maatregelen nemen. Anders is zij misschien net te laat.
Mevrouw Barth (PvdA):
Dat signaal begrijp ik. Daarom staat in de motie dat het uiterlijk op 1 januari 2017 moet. Ik houd er altijd erg van om in moties met tijdslimieten te werken, want anders wordt het helemaal op de lange baan geschoven. Als het kabinet in staat is om eerder uit dat overleg met de sociale partners te komen met ideeën, oplossingen en een geïntensiveerde aanpak, dan is dat natuurlijk helemaal niet verboden. Sterker nog, ik zou dat zeer toejuichen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Mag ik dan met mevrouw Barth afspreken dat wij komend jaar de regering steeds blijven doorvragen op die plannen om die arbeidsdiscriminatie aan te pakken?
Mevrouw Barth (PvdA):
Heel graag. Hoe sneller, hoe beter en hoe effectiever wij de positie kunnen aanpakken van allochtonen en ouderen die langs de kant staan op de arbeidsmarkt, hoe liever en hoe beter het ons is.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Voorzitter. Het is een trieste dag. De grenzen blijven wagenwijd open. De asielstroom, de islamitische invasie wordt geen strohalm in de weg gelegd, met alle gevolgen van dien. Als je daar een tegengeluid op geeft, wordt jou het woord ontnomen. Daar zet u niet alleen mijn partij mee weg, maar vooral onze kiezer. Dat is niet alleen de PVV-kiezer, maar ook de kiezer van al die partijen die zich zo druk maken over de inbreng van de PVV.
Deze Kamer laat deze mensen in de kou staan. De mensen die er genoeg van hebben. Die zich terecht zorgen maken over de toekomst van hun stad, over ons land. Die zien dat zij vervangen worden. Die zich terecht zorgen maken. Over hun dochters: kunnen zij nog wel veilig over straat? Over onze ouderen, die de zorg niet krijgen die zij verdienen. Over onze kinderen, die straks niet meer in vrijheid kunnen opgroeien.
Tijdens deze Algemene Beschouwingen is duidelijk geworden dat het voor dit kabinet niet uitmaakt hoeveel dit allemaal gaat kosten. Minister Dijsselbloem heeft vandaag aangegeven dat het allemaal meer zal kosten en dat de begroting tekort zal schieten. De minister-president geeft doodleuk aan dat de opvang van vluchtelingen geen grenzen kent, zowel in aantallen als in financiële zin: een blanco cheque in de praktijk, een begroting met een open einde waarvoor de bevolking mag bloeden.
Het is een trieste dag, maar de PVV zal het er niet bij laten zitten. De PVV komt samen met de mensen in het land in verzet, in verzet tegen de weggevers. Wij, het land, het Nederlandse volk, het verzet, zullen zegevieren, of je dat nu leuk vindt of niet, want de waarheid wint het altijd.
De heer Kox i (SP):
Mag ik aan mevrouw Faber vragen om ietwat concreter te worden over het verzet? Wat gaat dat verzet zich tot doel stellen, wat zijn de actiemethoden van dat verzet en wat mogen wij op korte termijn verwachten? Of is het alleen maar: het klinkt eigenlijk best goed, dus laat ik het zo maar zeggen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het gaat om geweldloos democratisch verzet. Daarmee bedoelen wij: burgers, laat uw stem horen op inspraakavonden, op informatieavonden en laat uw besturen weten wat u ervan vindt.
De heer Kox (SP):
Wat moeten die burgers dan? Wat is het verzet dan? Ik ben er erg voor dat zij zich laten horen. Ik kom daar graag, ik vind dat een ontzettend goede zaak en iedereen mag zeggen wat hij wil. Volgens mij bedoelt mevrouw Faber echter iets anders. Het verzet heeft tot doel te bewerkstelligen dat geen een vluchteling Nederland meer binnenkomt. Zie ik dat goed?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat ziet de heer Kox goed.
De heer Kox (SP):
Hoe gaat mevrouw Faber dat dan doen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
De mensen in het land kunnen aangeven dat zij geen azc in de achtertuin willen hebben. Dat kunnen zij aangeven bij bijvoorbeeld hun gemeente.
De heer Kox (SP):
Gaat mevrouw Faber dan ook tegen die mensen zeggen: let op, als u zegt "bij ons geen azc, geen grootschalige opvang of wat dan ook", wat heel legitiem kan zijn, dan doet u wel mee aan ons plan dat we dat nergens in Nederland willen? Heel veel mensen zeggen: niet hier, want ik heb een aantal redenen. Gaat mevrouw Faber eerlijk tegen die mensen zeggen: u doet dan mee aan het plan dat geen een vluchteling, hoe erg zijn lot ook is en wat hij ook meegemaakt heeft, ons land binnenkomt? Dan moet zij wel open kaart spelen bij die mensen, want anders doet zij aan volksverlakkerij.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het lijkt mij dat ik open kaart heb gespeeld, want ik heb hier duidelijk aangegeven dat wij geen enkele vluchteling erbij willen. Duidelijker kan ik niet zijn en dat vertel ik deze mensen ook gewoon.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Ik hoor mevrouw Faber zeggen "wij, het Nederlandse volk". Dat intrigeerde mij enigszins, want ik ken heel veel mensen die zich absoluut niet vertegenwoordigd voelen door de PVV. Kan mevrouw Faber iets preciezer zeggen wat zij met haar uitspraak bedoelt?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Volgens de peilingen wil meer dan de helft van de Nederlandse bevolking geen extra vluchtelingen opvangen. Meer dan de helft wil geen azc in de achtertuin hebben. Dat is het merendeel van de bevolking. Ik denk dus dat ik dit gerust kan zeggen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik zou dit niet zonder meer uit de peilingen afleiden, absoluut niet. Zeker niet dat het om de helft gaat. Ik zie heel veel mensen om mij heen die juist willen dat de vluchtelingen goed worden opgevangen en die daar zelf een grote bijdrage aan leveren. En dan nog: mevrouw Faber kan niet spreken over "wij, het Nederlandse volk". Dat gaat nu eenmaal niet. Dat zal GroenLinks ook niet doen. Mevrouw Faber zal zich moeten beperken tot degenen die op haar partij gestemd hebben. Wees daar iets voorzichtiger mee!
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik moet helemaal niks. Ik sta hier voor onze kiezers, maar ook voor de andere kiezers die deze mening delen. Dat mevrouw Strik in haar kringen deze mensen niet kent, zou kunnen. Volgens de peilingen wil echter het merendeel van het Nederlandse volk geen azc in de achtertuin. Het merendeel wil ook niet meer vluchtelingen opvangen.
De heer Kox i (SP):
Voorzitter. Ik sluit aan op de laatste inbreng van mevrouw Faber. Het is mataglap. U bent door razernij verblind, zeg ik via de voorzitter tegen mevrouw Faber. Er wordt gelachen, maar ik zou niet lachen als iemand zegt dat je mataglap bent en door razernij verblind. Razernij is een staat van woede waarin de persoon niet meer denkt, terwijl hij zijn woede koelt op zijn omgeving. Zo staat het in het Nederlands woordenboek omschreven. Dat vindt mevrouw Faber vast heel belangrijk, het Nederlands en het Nederlands woordenboek. Als dit over mij of mijn fractie gezegd zou worden, zou mijn reactie zijn dat ik even in de spiegel moet kijken om te weten of het echt zo erg is. Ik vroeg mij in eerste termijn en tijdens de interrupties af wat het nu is dat de PVV zo doet doordraven. Toen ik naging wat de Nederlandse vertaling van mataglap is, blinde razernij, begreep ik dat de partij daardoor wordt bevangen. Dat is heel ernstig. Ik maak me er ernstige zorgen over. Als we in Straatsburg zijn, fungeer ik goed met u. U kunt erom lachen, maar dat doen we allemaal goed. Ik maak me er werkelijk zorgen over dat een partij zich zo weet op te stoken en mensen buiten dit huis opstookt om vooral maar niet te zoeken naar een oplossing voor een vreselijk moeilijk probleem, en vooral te streven naar "allemaal eruit, niemand erin". Ik kan het niet begrijpen. Ik ken Geert Wilders al erg lang. Ik ken hem uit de tijd dat hij nog gewoon bij de VVD zat, toen zei hij ook al rare dingen. Voor dit soort vergaande zaken is razernij echter de beste omschrijving. Ik vraag de fractie van de PVV of ze hiermee doorgaat. Wat wordt de overtreffende trap van deze mening: moeten er dan ook mensen het land uit die hier al zijn, of andere mensen die de partij niet bevallen? Ik zou het niet aanraden. Het is een welgemeende zorg, al begrijp ik dat dit bij de fractie van de PVV niet zo aankomt. Die laat zich op dit moment immers alleen maar leiden door de peilingen. Peilingen zijn mooi, mevrouw Faber, maar je verstand en je hart gebruiken, kan ook geen kwaad.
Mijn fractie heeft tijdens de Algemene Beschouwingen haar zorgen uitgesproken over de staat van de rechtsstaat. We hebben de indruk dat de minister-president, die ik dank voor zijn beantwoording en zijn intensieve deelname aan het debat, zijn antenne voor dit onderwerp niet heeft uitstaan. De minister-president heeft de debatten over de staat van de rechtsstaat niet gevoerd met deze Kamer, maar het moet nu toch onderhand duidelijk zijn aan de regering dat de Eerste Kamer hier een streep trekt en zegt dat hier niet overheen gegaan wordt. Het is als minister Van der Steur in een botsauto zetten met zijn handen in de lucht en hem in december naar de Eerste Kamer te laten rijden om de begroting van V en J te verdedigen. Dat wordt een hopeloze zaak. Dat moet de minister-president die man niet aandoen. Het is nergens voor nodig en wij wensen hem dat niet toe. Er is al genoeg gedoe geweest op het ministerie van V en J. We hebben al genoeg schade opgelopen. Er is een motie over dit onderwerp ingediend. Het feit dat we opnieuw een goede samenwerking tussen CDA en SP hebben bewerkstelligd, waardoor een meerderheid van de Eerste Kamer de motie heeft ondertekend, mag toch een signaal zijn. Algemene Beschouwingen zijn ook bedoeld om elkaar iets te vertellen. De redenering van de minister-president dat hij eerst naar de Tweede Kamer wil en daarna pas naar de Eerste Kamer komt, vind ik ietwat gemakkelijk. Bij het behandelen van de begroting speelt die volgorde namelijk geen rol. Mijn advies aan de regering is om goed te luisteren wat de Kamer vandaag uitspreekt. Loop er niet overheen, dan heeft minister Van der Steur gewoon een aangename decembermaand.
Ik heb in mijn interruptie bij mevrouw Barth al duidelijk gemaakt dat ik bezorgd ben over de sociale staat. Het gaat misschien goed met een heleboel dingen, daar geef ik het kabinet graag de complimenten voor, maar het gaat ontzettend slecht met de werkloosheid. Die neemt veel te weinig af en alle cijfers zijn niet goed. 6,7% werkloosheid volgend jaar is hartstikke hoog. Mevrouw Barth weet dat ook en vindt dat ook. Daarom zei ze vorig jaar tegen het kabinet dat prioriteit één, twee en drie was: werk, werk, werk. Om dan met een drie-keer-niksmotie aan te komen waarin wordt verzocht om over anderhalf jaar een keer iets te gaan doen, waarvoor eerst de werkgeverslasten verlaagd moeten worden en de cao opengebroken moet worden, valt me zwaar tegen van mevrouw Barth. Ik had op dat punt meer van haar verwacht.
Een opmerking nog over het feit dat we moeten voorkomen dat er tegenstellingen onder het volk ontstaan door het gebrek aan woningen. Ik hoorde mevrouw Barth tot mijn grote blijdschap zeggen dat er sociale woningen gebouwd moeten worden en dat D66 moet meedoen. Ik wil haar van harte daarin steunen. Dat moeten we vooral gaan doen. De oplossing kennen we al. We moeten die domme verhuurderheffing ombouwen tot een investeringsverplichting voor corporaties. Ik verwijs naar een partijgenoot van mevrouw Barth, de heer Calon, die zegt: we staan ervoor klaar, dat kunnen we zo klaren, laten we dat doen. Ik krijg daar graag een reactie op van de minister-president.
Tot slot heb ik nog een luchtige opmerking. De minister-president was goed gebrieft over Johan van Oldenbarnevelt, maar niet over het laatste deel van zijn leven. Toen was hij namelijk geen advocaat meer van de Staten van Holland, maar van de Staten-Generaal. Zoals het vaker voorkomt in de politiek: wiens brood men eet, wiens woord men spreekt. Johan van Oldenbarnevelt was werkelijk een groot fan van de Staten-Generaal als hoogste staatsorgaan. Je kunt niet alles weten als minister-president, maar ik vind dat mijn voorstel om zijn beeld hier neer te zetten op zijn minst een herkansing verdient. Misschien kan er ook nog een klein beeldje van de minister-president Rutte op het Binnenhof worden neergezet. Ik zou het niet te groot maken, maar feit is dat hij vandaag niet alleen zijn laatste debat voert in zijn eerste vijf jaar als minister-president, maar dat wij over tien dagen, als hij het nog even volhoudt, de langstzittende liberale minister-president van Nederland hebben. Cort van der Linden ging slechts tien dagen over zijn vijf jaar heen, dus dan is er echt reden tot feest. Het was maar een excuus om de minister-president nog even te herinneren aan mijn voorstel aan het begin van mijn eerste termijn dat we straks iets te drinken krijgen.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de minister-president hartelijk voor de uitgebreide beantwoording. Ik ben vooral blij dat de premier heeft toegezegd dat hij zich wil blijven inzetten om polarisatie te voorkomen en om draagvlak te blijven vergroten, wat van zulk groot belang is voor de opvang van vluchtelingen. Dit onderwerp leent zich echt niet voor politieke spelletjes. Wij zullen de premier blijven aanmoedigen om vooral op die wijze over het vluchtelingenvraagstuk te blijven spreken in Nederland. We moeten echt vol inzetten op integratie. De premier heeft van alles geschetst wat daaraan gebeurt. Hij komt in de Najaarsnota met de daarvoor benodigde budgetten. Ik wil wijzen op de budgetten die de gemeenten hard nodig hebben voor de maatschappelijke begeleiding van vluchtelingen. De VNG heeft vorig jaar een alarmerend rapport uitgebracht, waaruit blijkt dat ze met grote tekorten op dit punt kampen. Er is juist veel individuele begeleiding nodig om mensen naar instanties te verwijzen en die begeleiding naar werk ook daadwerkelijk te kunnen waarmaken. Ik vraag de premier of hij wil laten onderzoeken of dat budget ook kan worden verhoogd en ons daarover te rapporteren.
De toekomstschets van het kabinet is uiteengezet. We zijn er nog steeds niet van overtuigd dat dat de richting zou moeten zijn. Het betekent toch feitelijk dat Europa, althans dit kabinet, de verantwoordelijkheid voor vluchtelingen wil afwentelen op de regio. Dat zijn landen die daar ook niet om gevraagd hebben, die niets te kiezen hebben en waar het heel ontwrichtend werkt, omdat ze daar met zulke grote aantallen te maken hebben die ze daar moeten opvangen. De premier heeft het dan heel vaag over een overdrukventiel, waarvan we maar niet duidelijk krijgen wat dat betekent en wanneer dat ventiel begint te werken, waardoor we mensen moeten uitnodigen naar deze regio. Daarom wil ik hierover heel graag een uitspraak van de Kamer vragen met daarin een oproep aan de premier, als er dan een Europees hervestigingsbeleid wordt voorgesteld, om dat aan te grijpen om toch meer bindende afspraken te krijgen om de vluchtelingen daadwerkelijk uit te nodigen, als ze zich hier niet spontaan zouden mogen aanmelden in Europa. Dat voorstel komt er. Op dit moment is het compleet vrijblijvend. Hoe veel landen uitnodigen vanuit de regio? Ik zou graag willen dat de premier het Commissievoorstel van harte ondersteunt om te komen tot een Europees hervestigingsbeleid.
De voorzitter:
Door de leden Strik, Kox, De Graaf, Koffeman en Ganzevoort wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de conflictregio's de opvang voor vluchtelingen grotendeels op slechts enkele landen neerkomt;
overwegende dat het van belang is dat hun opvangdruk wordt verlicht, onder andere door het hervestigen van vluchtelingen in de EU-lidstaten;
overwegende dat de Europese Commissie een voorstel zal doen voor een gestructureerde hervestigingsregeling voor vluchtelingen;
verzoekt de regering, zich positief op te stellen ten aanzien van een Europese hervestigingsregeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter F (34300).
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Mijn andere onderwerp was de vergroening en de verduurzaming van Nederland en van Europa. De premier zei zelf dat de belastinghervormingen helaas niet zo ver zijn gegaan, doordat de onderhandelingen mislukten. Het kabinet had die vergroening zelf ook kunnen doorvoeren. Nu dit niet is gebeurd, nu deze kans niet is aangegrepen, hebben we echt nog heel veel aanvullende maatregelen te nemen om die doelstellingen toch allemaal te halen. Dan heb ik het natuurlijk over het energieakkoord, maar ook over de afspraken die Nederland ook in Europees verband heeft gemaakt. We krijgen, begrijp ik van de premier, nog een brief over de uitvoering door staatssecretaris Mansveld van het energieakkoord en over de uitspraak van de rechter in de Urgendazaak. Maar dan nog blijven we zitten met het feit dat, zoals in de MEV is becijferd, na 2020 aan CO2-uitstoot nauwelijks meer iets gereduceerd gaat worden. We zitten dan op rond de 20% en dat zitten we in 2030 nog steeds. Dat is onaanvaardbaar, zeker omdat we ons op Europees niveau hebben gecommitteerd om 40% te reduceren. De premier zal toch niet denken dat de andere lidstaten die overige 20% maar moeten oplossen? Regeren is vooruitzien. Daarom willen we nu de premier aanmoedigen om nu al echt te beginnen met aanvullende maatregelen om ervoor te zorgen dat de reductie ook na 2020 voortgaat.
De voorzitter:
Door de leden Strik, De Graaf, Koffeman, Meijer, Kuiper, Ten Hoeve en Nagel wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat volgens de Nationale Energieverkenning 2015 de CO2-reductie na 2020 vrijwel tot stilstand komt en in 2030 niet verder reikt dan 21%;
constaterende dat in de Europese Unie een reductie van 40% in 2030 is afgesproken;
verzoekt de regering, met aanvullende maatregelen te komen om verdergaande CO2-reductie ook na 2020 te bewerkstelligen en hierover te berichten in het Energierapport,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter G (34300).
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Beide moties zullen, als ze worden aangenomen en worden uitgevoerd, Nederland zeker helpen om het voorzitterschap in Europa tot een succes te maken. Ik wens de premier en het hele kabinet daarbij heel veel succes.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn fractie dankt de regering en in het bijzonder de minister-president voor de antwoorden en de wijze waarop het debat is gevoerd. Belangrijk thema was natuurlijk het vluchtelingenvraagstuk. Wij waarderen toon en inzet van het kabinet op dit vraagstuk. Het is geen eenvoudig vraagstuk, het leidt tot maatschappelijke onrust. Tegelijkertijd proeven we dat het kabinet compassie toont en laat zien dat we ons aantrekken wat er gebeurt in andere delen van de wereld, het lijden dat daar is. Onze Grondwet vraagt dat van ons. Wij nemen via de Grondwet een opdracht op ons om ons in te zetten voor internationale veiligheid en gerechtigheid. Ik herinner aan een woord van Martin Luther King, die ooit zei "injustice anywhere is a threat to justice everywhere." Daarom trekken wij ons dit ook aan. We waarderen dat het kabinet dat doet, al zijn er nog vele vragen te beantwoorden.
Een van de vragen die nog is te beantwoorden, betreft de financiering van de asielinstroom. Ik heb er even een kort debatje over gevoerd met de premier. De Algemene Rekenkamer heeft opgemerkt dat een meerjarige structurele oplossing nodig is voor de eerstejaarsopvang, die nu nog uit de ODA-middelen wordt bekostigd. Maar een toekomstig beroep op dat ODA-budget is eigenlijk niet helder uit de antwoorden op te maken. Komt het kabinet bij Najaarsnota met een meerjarige structurele oplossing op basis van de beste prognoses? Zo ja, hoe ziet die er dan uit?
We hebben het even gehad over het uitgavenniveau voor Defensie. Ik heb hier de motie voor me die hier in deze Kamer op 10 december 2013 is aangenomen, waarin de regering wordt verzocht, aan te geven op welke wijze Nederland zich in zijn budgettaire beleid kan voegen naar het niveau van uitgaven dat past bij zijn eigen veiligheidsstrategie en afgesproken internationale verplichtingen. We zijn blij met de trendbreuk die er is gekomen. We horen de minister van Defensie regelmatig op de radio en in de media zeggen dat de inspanningen zullen worden geïntensiveerd. Maar je hebt alleen een trendbreuk als de trend duidelijk kan worden aangegeven naar de toekomst toe. Als nu wordt gezegd "we doen wat we kunnen en we kijken wanneer we iets kunnen" zou die trendbreuk wel eens onder druk kunnen komen te staan en dat betreuren we.
Ik ondersteun straks een motie van collega Schalk; dat is wat mij betreft ook onze motie. Die motie gaat over een- en tweeverdieners. Ze gaat verder over de visie op de participatiesamenleving, waarmee we mensen echt in staat moeten stellen om er te zijn voor anderen in onze samenleving.
Een interessante bijvangst van deze dag die nog niet is genoemd, is het voorstel van collega De Graaf van D66 om te kijken hoe uitvoering van wetgeving plaatsvindt. Hij ziet dat als een opdracht aan onszelf om daarnaar te kijken. Dat voorstel ondersteun ik. Ik ondersteun ook het voorstel van collega Kox om eens na te denken over, en misschien een parlementair onderzoek te houden naar de staat van onze rechtsstaat naar aanleiding van de opmerkingen die daarover vandaag zijn gemaakt. De zorg die daarover is geuit, is ook de onze.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de beantwoording van onze vragen en met name voor het feit dat hij door het bezigen van het Maleisische woord "mataglap" in herinnering roept dat gelukszoekers, bootvluchtelingen van alle tijden zijn. Nederlandse gelukszoekers op zee hebben in alle windrichtingen hun geluk gezocht en veelal ook in financiële zin. Ze hebben zich gevestigd in Suriname, in Brazilië, in Nieuw-Guinea, in Afrika, in Amerika en in Indonesië. Onze hebzucht bracht de inlandse bevolking niet zelden tot zinsverbijstering, tot blinde razernij. Onze welvaart is er zeer door gevoed en we hebben daarmee een ereschuld opgebouwd. We zullen moeten helpen met het herstel in de regio's, waar we onze welvaart deels opgebouwd hebben.
Ik dien daarom graag een motie in om ervoor te zorgen dat het ontwikkelingsbudget niet verder wordt uitgekleed ten gunste van de opvang van vluchtelingen.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman, Schalk, Teunissen, Strik, Kox, Köhler, Nagel en Ten Hoeve wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de opvang van vluchtelingen ook Nederland voor grote uitdagingen stelt;
overwegende dat hulp en opvang in de regio van herkomst de voedingsbodem voor nieuwe vluchtelingenstromen kan wegnemen;
verzoekt de regering, geen gelden uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking in te zetten voor de opvang van vluchtelingen in Nederland, ten laste van mogelijkheden tot hulp en opvang in de regio van herkomst,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter H (34300).
De heer Koffeman (PvdD):
Daarnaast willen we voorkomen dat de belangen van de zwaksten het zullen afleggen tegen het recht van de sterksten, met name waar het gaat om TTIP en CETA. Vele duizenden Nederlanders hebben afgelopen zaterdag gedemonstreerd tegen TTIP en CETA, het geheimzinnige karakter van de onderhandelingen en het feit dat wat ervan bekend is op een zeer geringe mate van transparantie duidt. De Nederlandse democratische besluitvorming kan erdoor overruled worden, zelfs ons Nederlandse rechtssysteem. Om die reden dien ik de volgende motie in.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman, Teunissen, Kox, Köhler, Nagel, Ruers, Wezel, Meijer en Van Apeldoorn wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Commissie onderhandelt met de Verenigde Staten over een vrijhandelsverdrag (TTIP) en er een verdrag (CETA) tussen de EU en Canada in de maak is,
overwegende dat:
de zeggenschap en beleidsruimte van Nederlandse overheden door TTIP en CETA negatief kunnen worden beïnvloed;
TTIP en CETA schadelijke gevolgen kunnen hebben voor milieu, volksgezondheid, dierenwelzijn, privacy, arbeidsrechten en ontwikkelingslanden;
TTIP een regulatory cooperation body in het leven roept, waarin nieuwe en bestaande regelgeving, ook op decentraal niveau, getoetst en verworpen kan worden door een niet democratisch aangesteld comité;
ondernemers in Nederland en Europa schadelijke gevolgen kunnen ondervinden als gevolg van toegenomen concurrentie door deze "vrijhandelsakkoorden";
van mening zijnde dat:
de beleidsvrijheid van Nederlandse overheden niet mag worden beperkt door handelsakkoorden met de VS of Canada;
vrijhandelsakkoorden geen instrumenten moeten zijn om de Europese, nationale, regionale of gemeentelijke wetgevingen te versoepelen of zelfs af te schaffen;
elke clausule betreffende een geschillenregeling (ISDS) tussen investeerders en overheden die zich onttrekt aan het nationale rechtssysteem op principieel verzet stuit;
alleen harmonisering tussen de EU en de VS of Canada naar de hoogste normen op het gebied van milieu, dierenwelzijn, mensenrechten en arbeidsrechten bespreekbaar zou moeten zijn;
verzoekt de regering, in Brussel de zorg van de Eerste Kamer over CETA en TTIP uit te dragen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter I (34300).
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter. Ik dank de minister-president hartelijk voor de beantwoording van de vragen. Hij had een prachtige metafoor aan het begin over de polsslag van de samenleving. Ik constateerde tijdens het debat overigens dat de bloeddruk af en toe wat opliep hier en daar.
Ik heb nog twee opmerkingen. Mijn eerste opmerking gaat over Defensie, met name wat betreft het meerjarig perspectief en de vervolgstappen die de minister-president daarbij noemde: eerst de internationale ontwikkeling en vervolgens de financiële mogelijkheden. Ik geef hem in overweging om die volgorde te heroverwegen. Mijn tweede opmerking gaat over de eenverdiener en de tweeverdiener. Er is al heel vaak over gesproken en er zijn al verschillende keren min of meer toezeggingen over gedaan. Ook nu weer is gezegd: daar wordt welwillend naar gekeken. Eigenlijk vind ik dat er iets meer nodig is, want eenverdieners worden op dit moment eigenlijk wat beperkt in hun keuzevrijheid en in de mantelzorg. Uit de motie die ik wil indienen blijkt dat de behoefte daartoe breder gedeeld wordt dan alleen bij de SGP en de ChristenUnie.
De voorzitter:
Door de leden Schalk, Kuiper, Nagel, Koffeman, Kox, Brinkman, Faber-van de Klashorst, Ten Hoeve en Diederik van Dijk wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij een gelijk huishoudinkomen, eenverdieners tot wel vijf keer meer belasting betalen dan tweeverdieners;
overwegende dat hiermee de persoonlijke keuzevrijheid van burgers, maar ook het verlenen van mantelzorg serieus kan worden belemmerd;
verzoekt de regering, met voorstellen te komen om de substantiële verschillen te verkleinen en de Kamer hierover nader te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter J (34300).
De heer Schalk (SGP):
Tot slot. Ik had het net even over de hoge bloeddruk. Bij mijn eerste Algemene Politieke Beschouwingen heb ik ook geconstateerd dat deze Kamer liet zien dat de hartslag van de democratie ervoor kan zorgen dat de polsslag weer normaal werd.
De heer Nagel i (50PLUS):
Voorzitter. Ook 50PLUS dankt de premier voor zijn beantwoording. We hebben één antwoord gemist. Ik heb een overzicht gegeven waaruit blijkt dat de werkloosheid onder ouderen in andere landen lager is dan in Nederland. Ik heb een reeks landen genoemd: de Verenigde Staten, België, Frankrijk, Spanje, Zweden, Italië, Duitsland et cetera. In de gehele EU is die werkloosheid 25% en in Nederland 42%. Ik heb de minister-president wel horen praten over zaken die dat wellicht zouden kunnen verbeteren. Hij deed dat met ingehouden overtuigingskracht. Ik heb hem echter niet horen uitleggen wat de oorzaak ervan is dat wij zo met deze cijfers kampen.
Wij hebben gezien dat de ouderen de afgelopen jaren ernstig achterop zijn geraakt door het niet indexeren. De AOW wordt hooguit met enkele euro's verhoogd, terwijl allerlei zaken zoals het eigen risico, de zorgpremie, de huur et cetera omhooggaan. We hebben gezien dat er nu een lastenverlichting is met een koopkrachtstijging van structureel 2,5% voor werkenden en slechts 0,2% voor gepensioneerden in 2016. Wij vinden dat geen evenredig delen en ook geen gelijkmatige koopkrachtontwikkeling, waar het kabinet voor zegt te staan. Wij overwegen dat ouderen gedeeld hebben in het zuur van lastenverzwaring en dus toch ook recht hebben op een evenredig deel van het zuur. Daarom doet 50PLUS middels een motie een oproep aan de regering, die medeondertekend is door CDA, SP, PVV, ChristenUnie, Partij voor de Dieren en OSF.
De voorzitter:
Door de leden Nagel, Ten Hoeve, Koffeman, Brinkman, Kuiper, Kox, Faber-van de Klashorst en Van Rooijen wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de lastenverlichting van 5 miljard euro leidt tot een koopkrachtstijging van structureel 2,5% voor werkenden en slechts 0,2% voor gepensioneerden in 2016, waarmee gepensioneerden niet evenredig delen in de lastenverlichting van 5 miljard euro;
overwegende dat hiermee geen sprake is van de "gelijkmatige koopkrachtontwikkeling" waar het kabinet voor zegt te staan;
voorts overwegende dat ouderen gedeeld hebben in "het zuur" van lastenverzwaring en nu recht hebben op een evenredig deel van "het zoet";
roept de regering op, gepensioneerden in gelijke mate én fiscaal rechtvaardig te laten delen in een structurele belastingverlaging,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter K (34300).
Mevrouw Barth i (PvdA):
Mag ik nog een vraag stellen aan de heer Nagel?
De voorzitter:
Ja, dat mag. Kunt u nog even naar het spreekgestoelte komen, mijnheer Nagel? Mevrouw Barth wil u een vraag stellen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Wij hebben een goede traditie van reflectie, zeker hier in deze Kamer. Als wij moties indienen met een financiële vraag, leveren wij ook een dekking daarvoor. Ik vraag de heer Nagel dus waar hij het geld vandaan wil halen om dit te doen. Volgens mij staat dat niet in de motie.
De heer Nagel (50PLUS):
Wij vragen in eerste instantie de regering om daarnaar te kijken. Het is een wens die breed leeft. Ik had gehoopt dat hij ook bij de Partij van de Arbeid zou leven. Als de regering niet met voorstellen komt, hebben wij goede hoop dat de Kamer voorstellen hiertoe zal doen, bijvoorbeeld bij de behandeling van het Belastingplan. De regering kende deze gevoelens kennelijk niet. Wij wilden haar daarvan op de hoogte stellen en haar de gelegenheid geven om bij de komende behandelingen met de nodige voorstellen te komen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Het antwoord van de heer Nagel is mij toch net iets te gemakkelijk. Het kabinet heeft 900 miljoen uitgetrokken om ervoor te zorgen dat de koopkracht van ouderen en uitkeringsgerechtigden boven de nul uit zou komen dit jaar. De prognose was immers nog veel beroerder. Als de heer Nagel zegt dat het naar de 2,5% moet die ook voor werkenden is uitgetrokken, dan zit je — ik schat dit, want ik ben niet zo heel goed in rekenen — toch al gauw op zo'n 2,5 miljard structureel. Waar haalt de heer Nagel dat geld vandaan?
De heer Nagel (50PLUS):
Ik heb net een antwoord geformuleerd. Daar wil ik het op dit moment bij laten. De partij van mevrouw Barth kwam vroeger op voor de mensen die aan de onderkant zaten en die achterbleven. Ik zou het prettig vinden als zij nu eens niet alleen met bezwaren zou komen, maar ook voorstellen zou doen om deze mensen iets te ondersteunen. Dat hebben wij de afgelopen jaren gemist. Dat was ook merkbaar in de opiniepeilingen. Ik zou zo graag weer eens die andere Partij van de Arbeid willen zien.
Mevrouw Barth (PvdA):
Die zie je terug in de 900 miljoen die is uitgetrokken om de koopkracht van ouderen en uitkeringsgerechtigden boven de nul te trekken. Dat is geen sinecure. Daarmee doen wij als Partij van de Arbeid wat er kan, maar nogmaals, als je financiële eisen neerlegt bij het kabinet, moet je ook aangeven waar het geld vandaan moet komen. Dat past bij zorgvuldig regeren en bij een zorgvuldig debat. Het doen van loze beloftes aan mensen wordt volgens mij uiteindelijk pas echt afgestraft bij de echte peiling, bij de gang naar de stembus.
De heer Nagel (50PLUS):
Wij doen een beroep op het kabinet. Ik heb gezegd hoe wij dat traject zien. Daar wil ik het op dit moment bij laten. Ik hoop dat mevrouw Barth toch haar gevoel van rechtvaardigheid laat spreken en dat zij onze motie zal steunen.
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik voel mij daarmee ook wel goed bediend. Ik denk dat hij maar één echte fout heeft gemaakt, namelijk in de discussie over Van Oldenbarnevelt. De man hier op de fontein is niet Willem IV, maar Willem II, graaf van Holland, rooms koning, dat wil zeggen koning van Duitsland. Hij is gesneuveld tegen de West-Friezen. Ik kan er ook niets aan doen.
Het is een goede zaak dat het nadenken over de hoeveelheid gaswinning die verantwoord is, wordt voortgezet. Dat moet. Wij hebben het eind daar nog niet bereikt. De situatie in Limburg is wezenlijk anders, omdat het daar al zo veel jaar geleden is dat mijnbouw heeft plaatsgevonden. Het onderzoek dat de minister-president heeft genoemd, lijkt mij hoogstnoodzakelijk. Er moet worden bepaald wat de risico's zijn, maar voor de rest geldt dat mijnbouwschade mijnbouwschade is. Er is geen reden om Limburgse mijnbouwschade anders te behandelen dan mijnbouwschade in Groningen. Gezien de financiële opbouw van een nieuw fonds kan ik mij voorstellen dat er in eerste instantie voor gekozen wordt om alleen schrijnende gevallen te vergoeden, maar op termijn is mijnbouwschade mijnbouwschade.
Mijn laatste punt gaat over de positie van Omrop Fryslân. De minister-president heeft niet al te duidelijk willen reageren op mijn suggestie om in ieder geval uitdrukkelijk met de provincie te spreken over de positie en de inbedding van deze omroep. Financieel zien wij geen problemen. De bekostiging vanuit het Rijk van speciale projecten gaat door. Er is niets verkeerds mee. Bekostiging vanuit de provincie is lang niet onmogelijk — dat stel ik hier uitdrukkelijk vast — maar er moet gepraat worden over de vraag hoe je deze omroep met zijn speciale opdracht in het totale bestel inbedt. Dat ligt van tevoren niet vast. Daarover moet overlegd worden met de provincie. Omdat de minister-president op dit punt geen toezeggingen heeft willen doen, dien ik daarover een motie in, om juist dit aspect naar voren te schuiven. Ik ben mij ervan bewust dat in de Tweede Kamer een motie met dezelfde strekking is aangenomen. Het zou mooi zijn als deze Kamer dat eveneens kan doen, maar misschien zegt de minister-president wel onmiddellijk toe dat hij ingaat op de suggestie.
De voorzitter:
Door de leden Ten Hoeve, Kox, Kuiper, Nagel, Koffeman en Brinkman wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er ingrijpende veranderingen worden voorbereid met betrekking tot de organisatie van de regionale omroepen;
overwegende dat de speciale positie van de Friestalige publieke omroep aanleiding geeft om de plaats van deze omroep in het nieuwe bestel afzonderlijk te overwegen;
verzoekt de regering, in overleg met de provincie Fryslân te komen tot een passende regeling voor de organisatorische inbedding van deze omroep in het geheel van de publieke omroep en tot een financiering waarmee een volwaardig en breed programma-aanbod in de Friese taal kan worden gerealiseerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter L (34300).
De voorzitter:
Daarmee zijn we toegekomen aan de tweede termijn van de regering. Ik kan mij voorstellen dat zij zich een paar minuten wil beraden over de moties. Ik schors de vergadering voor enkele minuten.
De vergadering wordt van 23.24 uur tot 23.35 uur geschorst.
Minister Rutte i:
Mevrouw de voorzitter. Ik heb de heer Ten Hoeve te melden dat het natuurlijk waar is dat het om Willem II ging en niet om Willem IV. Ik ben het niet eens met de heer Kox, want bij mijn beste weten — ik ben het nog eens nagegaan — is Van Oldenbarnevelt nooit in dienst geweest van de Staten-Generaal. Hij was als landsadvocaat in dienst van de Staten van Holland. Ik zie de heer Kox wat minder overtuigd nee schudden dan eerder. We gaan dat nog eens eventjes samen helemaal uitdiepen.
De voorzitter:
Het lid Knapen heeft er een boek over geschreven. Hij zou het moeten weten.
Minister Rutte:
Zeker, maar hij houdt zijn mond. Ik heb dat boek zelfs gelezen. Wie heeft er gelijk, mijnheer Knapen? Ik begrijp dat ik gelijk heb. Dank u wel! Heel goed.
(Hilariteit)
Minister Rutte:
Er is nog een aanvullend argument — fijn om dit bevestigd te krijgen door de heer Knapen — namelijk dat het beeld plaatsen op het Binnenhof hem permanent zou confronteren met de executieplek. Misschien moeten we erover nadenken of dat nou chic is. Dat is misschien wel een argument.
De heer Brinkman maakte een opmerking over de windmolens op zee. Er was waarschijnlijk sprake van een misverstand. Ik heb het nog even ambtelijk laten checken. Er was — als het iets anders is, dan hoor ik het graag — in de Tweede Kamer een discussie geweest met het CDA om op basis van informatie van het bedrijfsleven, van windmolenbouwers als Siemens en Van Oord, te bekijken wat de meerkosten zouden zijn van windmolens op zee op locatie IJmuiden Ver. Die zouden veel minder zijn dan de door minister Kamp van Economische Zaken gestelde meerkosten van 1,2 miljard. Dat betreft de meerkosten ten opzichte van de locaties dichter bij de kust. Kamp heeft daarop in de Kamer toegezegd dit te laten onderzoeken. Hij heeft de bedrijven Siemens en Van Oord gevraagd om de claim van het CDA te onderbouwen. De bedrijven bleken deze onderbouwing niet te kunnen leveren. Daarover is een brief aan de Kamer gestuurd. Als het diezelfde kwestie betreft, was dat de bedoeling van mijn antwoord. Als het een andere kwestie is, dan stel ik voor dat ik het opnieuw ga uitzoeken en er later op terugkom.
De heer Brinkman i (CDA):
Minister Kamp heeft toegezegd om ons te informeren. Die brief heb ik niet gezien, maar dat kan aan mij liggen. Ik zal dat natrekken. Als daar behoefte aan zou zijn, zouden we die bespreken. Dat er behoefte aan is, sluit ik niet uit.
Minister Rutte:
Oké. Er zou inmiddels een brief daarover aan de Kamer zijn gestuurd. Ik zal checken of daarvan een afschrift aan de Eerste Kamer is gestuurd. Zo niet, dan zal ik alsnog regelen dat dit gebeurt opdat daar ook in de Eerste Kamer nog nader over gesproken kan worden. Is dat een toezegging?
De heer Brinkman (CDA):
Op basis van die nadere brief, ongeacht of die er al is of nog komt, zou er nog een discussie kunnen zijn over de definitieve locatiekeuze. Dat is toegezegd. De minister heeft uiteraard recht op zijn opinie, maar daar moet nog wel een debat over komen.
Minister Rutte:
Dat laatste is mij niet bekend. Daar zit waarschijnlijk het misverstand. We zorgen in ieder geval dat er een afschrift van de brief van Kamp aan de Tweede Kamer naar de Eerste Kamer gaat. We wijzen de minister van Economische Zaken nog even op het feit — hij is er vanavond niet bij wegens andere verplichtingen — dat hier het gevoel leeft dat hij toegezegd zou hebben, en ik neem aan dat dit het geval is, dat er in de Eerste Kamer nog gesproken zou kunnen worden over de locatiekeuze. We gaan het even helemaal uitzoeken opdat het procedureel goed loopt.
Op het punt van het financieel toetsingskader mag ik misschien nog opmerken, in aanvulling op wat de heer Brinkman erover zei, dat het ftk gelukkig voor demping zorgt nu de rente zo laag is. Daardoor kunnen pensioenfondsen niet onmiddellijk indexeren, maar hoeven ze ook niet af te waarderen door tekorten en daardoor te korten. Dat is op zich wel een positief bijeffect.
De heer De Graaf sprak over de kwestie van het verkiezingsdebat bij RTL. Daar was sprake van een situatie waarin uitlatingen zijn gedaan in het kader van een verkiezingscampagne, partijbijeenkomsten en beschouwingen over de langere termijn. Bovendien werd om een mening gevraagd. Om die reden meen ik, zoals ik eerder heb betoogd, ook in antwoord op vragen van de Tweede Kamer, dat er geen sprake is van strijdigheid met de eenheid van kabinetsbeleid. Het ging om een mening, die bovendien werd gegeven in een verkiezingsdebat.
De heer De Graaf i (D66):
Ik realiseer mij dat dit debat niet pas vandaag is begonnen. Het gaat ook niet over wat u als partijleider van de VVD hebt gezegd tijdens een verkiezingsdebat. Dat vind ik echt van elkaar te onderscheiden. Maar u hebt herhaald, ook in de Tweede Kamer, in uw functie van minister-president, dat u bij uw standpunt bleef, dat het een persoonlijke opvatting was. Dat hebt u daar herhaald. Daar zit mijn probleem. Als minister-president kunt u zich niet loszingen van uw persoon en zeggen dat dit twee verschillende dingen zijn. Dat zou de minister-president als laatste moeten doen omdat hij anders ook geen enkele minister of staatssecretaris erop kan aanspreken als die dat ook doet.
Minister Rutte:
Dit is een opvatting, een mening die is gegeven in een verkiezingsdebat. Ik kan moeilijk die mening weer intrekken. Inderdaad, die mening had ik tijdens dat Tweede Kamerdebat en die heb ik nog steeds.
De ChristenUnie stelde een vraag over de meerjarige structurele oplossing voor de kosten van asielopvang, ook in relatie tot het budget voor development aid. Op dit moment worden de instroomramingen geactualiseerd. Voor het jaar 2015 wil het kabinet de instroomraming verhogen naar 58.000. Dat is vandaag ook aan de Tweede Kamer gemeld in een brief van staatssecretaris Dijkhoff. Conform de motie-Slob zal de Kamer bij de Najaarsnota worden geïnformeerd over de budgettaire effecten van de asielinstroom in 2015 én 2016. Dat kan ik toezeggen. Dat ben ik nog even precies nagegaan: het gaat zowel om 2015 als om 2016. We varen dus ook op de planning die we normaal gesproken hanteren in de contacten met de Kamer waar het begrotingsaanpassingen betreft.
De heer Schalk van de Staatkundig Gereformeerde Partij stelde mij de vraag of wat Defensie betreft, beide zaken naast elkaar kunnen staan. Zo heb ik het ook bedoeld. We moeten zowel naar de noodzaak als naar de financiële inpasbaarheid kijken. Er is geen sprake van ondergeschiktheid van het een of het ander. Het zijn twee nevengeschikte afwegingen die in gezamenlijkheid kunnen leiden tot extra uitgaven.
50PLUS heeft gevraagd hoe het zit met de langdurige werkloosheid onder ouderen. In eerste termijn heb ik dat geprobeerd uit te leggen door te schetsen dat op dit moment de ouderenwerkloosheid in Nederland 7,1% is versus 8,2% in de eurozone. Het aandeel langdurig werklozen onder ouderen is 58,8% voor Nederland versus 64,5% voor de eurozone. De cijfers zijn over 2014 en afkomstig van Eurostat. Ouderen zijn daar tussen de 50 en 75 jaar. Ik heb ook in eerste termijn geschetst welke maatregelen het kabinet neemt naast de belangrijkste stuwraket hiervoor, namelijk het laten toenemen van de economische groei.
De OSF stelde een vraag over Omrop Fryslân en diende daarover een motie in. Bij de behandeling van die motie kom ik daarop terug.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Ik heb nog een vraag gesteld over het budget voor maatschappelijke begeleiding dat aan gemeenten beschikbaar wordt gesteld voor vluchtelingen. Wil de minister-president bekijken of het budget daarvoor verhoogd moet worden, gezien het alarmerende rapport van de VNG waarin staat dat daarbij tekorten ontstaan?
Minister Rutte:
We kijken bij de Najaarsnota naar het geheel van de hogere asielinstroom en zullen daarbij de verschillende budgetten in ogenschouw nemen.
De motie-Brinkman c.s. op letter B gaat over de begroting van Veiligheid en Justitie. Mijn suggestie is om die motie aan te houden omdat wij, zoals ik eerder heb gezegd, zeer wel besef hebben van de gedachten die leven in deze Kamer, die ook erg in lijn zijn met de zorgen over de risico's die leven in de Tweede Kamer. Dat is ook de reden geweest waarom wij werken aan een analyse van die risico's, zoals ik in eerste termijn heb geschetst. Daar willen wij ook over spreken voor de begrotingsbehandeling van V en J in de Tweede Kamer. Ruim voor die tijd zal die risicoanalyse er zijn. Daarbij zullen de verschillende wetsvoorstellen die nog aanhangig zijn, betrokken worden. Het lijkt mij het beste om de motie aan te houden totdat die analyse er is en dan te bezien of de conclusies die het kabinet op basis daarvan trekt, op steun kunnen rekenen in deze Kamer. Als de heer Brinkman zijn motie niet wil aanhouden, kan ik niet anders dan de motie ontraden, ook omdat zij niet gedekt is. Dat gezegd hebbende, meen ik dat ik voldoende heb onderstreept dat wij heel goed geluisterd hebben en begrepen hebben welke boodschappen de Eerste Kamer ons wil geven in dit kader. Nogmaals, het lijkt mij het verstandigst als de motie wordt aangehouden totdat we de kans hebben gehad om die analyse te maken.
Dan kom ik bij de motie op letter C. Daarin wordt gevraagd om een nieuwe reactie op het ibo zzp. We hebben net een reactie verzonden en die gaan we ook bespreken. Ik acht het verstandig om die reactie die aan de Kamer is gezonden, te behandelen, voordat we weer een nieuwe reactie gaan sturen. Ik zou deze motie dus willen ontraden.
De motie op letter D gaat over een heel fundamentele verbouwing van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Wij menen juist dat het onderbrengen van deze taken bij Veiligheid en Justitie heeft gezorgd voor een betere samenwerking in de strafrechtketen. Bestaande barrières zijn verdwenen. Wij hebben het hier toch over een van de grootste reorganisaties uit de recente geschiedenis van de overheid. Het gaat om een organisatie van 60.000 tot 65.000 mensen. We hebben dan ook geen voornemens om deze indeling weer te veranderen. Daarin is ook in het regeerakkoord niet voorzien. Ik zou om al deze redenen de motie willen ontraden.
De heer De Graaf (D66):
Ik wil graag een misverstand bij de minister-president wegnemen. Wij vragen hem niet de Nationale Politie weer te ontmantelen in 25 regionale korpsen. Wij vragen alleen de beheersverantwoordelijkheid over de politie te verhuizen van de minister van Veiligheid en Justitie naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dat is geen majeure, jaren kostende operatie.
Minister Rutte:
Dat is op zich waar. De onderliggende reorganisatie bij de Nationale Politie is natuurlijk wel heel fundamenteel geweest. Het vorige kabinet en dit kabinet hebben ervoor gekozen om het te organiseren zoals het nu georganiseerd is, ook om daarmee de verschillende taken van de politie voor het openbaar bestuur en het Openbaar Ministerie op een verstandige manier integraal te benaderen. Wij denken dat daar veel meerwaarde in zit. Vandaar dat we dat graag zo willen houden. Om al deze redenen wil ik de motie ontraden. Ik geef de heer De Graaf gelijk dat de omvang van de reorganisatie van de Nationale Politie op zichzelf een aanvullend argument is, maar zeker geen kardinaal argument, omdat het alleen indirect te maken zou hebben met zo'n verplaatsing. Nogmaals, per saldo ontraad ik de motie.
Dan kom ik bij de motie op letter E van mevrouw Barth en de heer Hermans. Ik denk dat we hierover het oordeel aan de Kamer kunnen laten. De regering wordt gevraagd om een onderzoek naar de intensivering van de ondersteuning van de bestrijding van werkloosheid onder allochtonen en ouders, en om dat ook met sociale partners te bespreken. Het kabinet staat daar sympathiek tegenover. We doen natuurlijk al heel veel op dit terrein, maar ik denk dat het goed is om te bekijken wat we nog meer kunnen doen. Mag ik het kortheidshalve zo samenvatten?
In de motie op letter F wordt gevraagd naar de Europese hervestigingsregel. Daarover heb ik in eerste termijn al iets gezegd, namelijk dat wij dat heel goed kunnen zien in het kader van een geïntegreerde benadering, maar niet in isolatie. Wij zullen dus heel goed kijken naar voorstellen van de Commissie. Dit nu geïsoleerd besluiten, zou niet passen in het kabinetsbeleid. Daarom ontraad ik de motie.
In de motie op letter G wordt de regering gevraagd om aanvullende maatregelen. Op zichzelf is dat ondersteuning van beleid, want als het kabinet na de huidige ingezette maatregelen geen aanvullend beleid meer zou hebben en voeren, dan heeft mevrouw Strik natuurlijk gelijk. Maar zo werkt het klimaat- en energiebeleid niet. Ook na 2020 zullen energie-efficiencyeisen voor de industrie, de mobiliteit en de gebouwde omgeving verder moeten worden aangescherpt. Dat werkt het kabinet in Nederland en in Europees verband verder uit. Daar werken we dus aan. Voortschrijdende technologische ontwikkelingen maken dat ook mogelijk. Dat maakt duurzame energieopwekking in de toekomst goedkoper. Dat maakt het ook mogelijk om meer duurzame energie op te wekken, zeker als de technologische ontwikkeling de knelpunten ten aanzien van de opslag van elektriciteit oplost. Met het oog hierop stimuleert het kabinet energietechnologieontwikkeling. Dat doen we op nationaal niveau, maar ook in Europees verband. Het energierapport zal eind 2015 de uitdagingen van het toekomstige energiebeleid benoemen. Het zal als input dienen voor een maatschappelijke dialoog over het toekomstige energiebeleid. Eind 2016 zal dit leiden tot een beleidsnota waarin de hoofdlijnen van het energiebeleid op de langere termijn uiteen worden gezet. Met andere woorden, ik zie de motie als ondersteuning van beleid.
In de motie op letter H wordt de regering verzocht om geen gelden meer uit het budget voor ontwikkelingshulp in te zetten. Ik heb eerder geschetst dat wij de bestaande OESO-systematiek goed vinden. Die wordt ook in de meeste andere landen gehanteerd. Daar komt bij dat de motie geen dekking aandraagt. Bij het niet toerekenen van de kosten voor de eerstejaarsopvang aan ODA leidt dit tot een dekkingsprobleem. Tot nu toe zijn de kosten opgevangen binnen de ODA-middelen, zonder eerdere toezeggingen te hoeven openbreken. Dat vermeld ik er maar even bij. Het gaat echter om de systematiek. Daar willen wij aan vasthouden. Om die reden wil ik de motie ontraden.
Ik kom bij de motie van de heer Koffeman op letter I. Wij weten dat er maatschappelijke zorgen zijn over TTIP en het verdrag met Canada. Tegelijkertijd zijn er ook belangrijke voordelen te behalen met economische en politieke samenwerking met deze landen. Het kabinet, en in het bijzonder minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, zet zich in voor een verdrag dat voordelen biedt en tegelijkertijd onze hoge standaarden op milieugebied en sociaal terrein eerbiedigt. Een voorbeeld is dat de Europese Commissie de Nederlandse voorstellen over geschillenbeslechting, het "Investor-State Dispute Settlement"-probleem, heeft overgenomen. Wij menen dat deze motie op te veel punten ongebalanceerd is en geen recht doet aan de ingezette verbeteringen. Om die reden wil ik de motie ontraden. Ik heb overigens wel de indruk dat een aantal zorgen van de heer Koffeman ook in het kabinetsbeleid reeds hun weerslag vinden. Zoals de motie nu gesteld is, moet ik haar ontraden.
Ik kom bij de motie van de heer Schalk op letter J over eenverdieners. Mag ik hem suggereren de motie aan te houden tot na de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer? Die zal de komende weken plaatsvinden. We hebben al gezegd open te staan voor suggesties om het verschil te verkleinen. Mijn suggestie is dus om de motie aan te houden tot de behandeling van het Belastingplan.
Ook wat betreft de motie op letter K van 50PLUS zou ik willen voorstellen die aan te houden tot de behandeling van het Belastingplan. Anders moet ik haar ontraden, want deze motie wekt de indruk om uit het 5 miljardpakket geld te verschuiven van werkenden naar ouderen. Dat zou echt in strijd zijn met onze gedachten. We kunnen ons echter zomaar voorstellen dat de positie van ouderen aan de orde komt bij de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer. Ik stel de heer Nagel dus voor om deze motie aan te houden totdat het Belastingplan daar is behandeld.
De motie van de heer Ten Hoeve op letter L over Omrop Fryslân is deels ondersteuning van beleid. Tegelijkertijd kan ik nu geen toezeggingen doen over de aanvullende financiering voor Omrop Fryslân. Er bestaat ook geen dekking voor. Staatssecretaris Dekker heeft de Tweede Kamer vandaag toegezegd in overleg te treden met alle regionale omroepen. Daar zal ook Omrop Fryslân bij worden betrokken. Mag ik voorstellen dat de motie wordt aangehouden totdat meer duidelijk is over dat overleg? Anders moet ik haar ontraden, omdat deze motie ook financiering vraagt waarvoor op dit moment geen dekking is. Wellicht worden de problemen echter opgelost in de gesprekken die nu gaan plaatsvinden.
Ik meen daarmee alle moties en alle vragen te hebben beantwoord.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor om even te schorsen. Iedereen krijgt een pakketje met alle moties, inclusief hun letter, anders wordt het straks bij het stemmen een chaos. Dat pakketje kan ieder moment binnenkomen. Daarna kunnen we overgaan tot de stemmingen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.