Verslag van de vergadering van 29 maart 2016 (2015/2016 nr. 25)
Aanvang: 13.50 uur
Status: gecorrigeerd
De voorzitter:
Ik heb begrepen dat de heer Engels als voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning een punt van orde heeft waarbij de aanwezigheid van de minister voor Wonen en Rijksdienst gewenst is. De minister is aanwezig. Ik geef het woord aan de heer Engels.
De heer Engels i (D66):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Mijn excuses dat ik met mijn kleding niet voldoende heb gepreludeerd op het feit dat ik vandaag hier het woord zou voeren. Ik weet hoe u daaraan hecht, dus een verontschuldiging lijkt mij op zijn plaats.
De voorzitter:
Voor deze keer is dat akkoord. Op zijn Frans heet dat "décontracter". Dat klinkt mooier.
De heer Engels i (D66):
Mevrouw de voorzitter. In de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning is vanmorgen gesproken over de brief van de minister voor Wonen en Rijksdienst van vandaag waarin de Kamer wordt gevraagd, de mogelijkheden te bezien van een snelle procedure voor behandeling van de wetsvoorstellen 34373 en 34374. De minister vraagt de Kamer om zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen vandaag, te stemmen over het laatstgenoemde wetsvoorstel, dat over de gegevensverstrekking door de Belastingdienst. Hij schrijft dat dan uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhogingen per 1 juli 2016 voor verhuurders mogelijk is.
De vraag is of de minister kan aangeven wat de gevolgen zijn, zowel qua uitvoering als financieel, als de Eerste Kamer dit wetsvoorstel vandaag niet in stemming zou brengen. Hoe dringend zijn nu precies de redenen voor een afhandeling vandaag? In hoeverre komt de huurverhoging per 1 juli 2016 daadwerkelijk in gevaar bij een latere afhandeling? De Eerste Kamer heeft hier de afgelopen weken uiteenlopende en voor meerdere interpretaties vatbare berichten over ontvangen. Daarom stelt deze Kamer het op prijs als daar vandaag van de zijde van de minister volstrekte duidelijkheid over wordt gegeven.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Engels. Ik geef het woord aan de minister.
Minister Blok i:
Voorzitter. Ik wil allereerst de leden van uw Kamer danken voor de gelegenheid om de urgentie van deze wet toe te lichten.
De reparatiewet gegevensverstrekking Belastingdienst maakt het mogelijk om weer inkomensgegevens te verstrekken aan verhuurders van sociale huurwoningen die momenteel niet verstrekt kunnen worden vanwege een oordeel van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State. Dat betekent dat op dit moment verhuurders van sociale huurwoningen een huurverhoging mogen hanteren van inflatie plus 1,5%. Naar mijn verwachting zullen ze dat ook doen; dat blijkt ook uit de brief die Aedes eerder aan deze Kamer heeft gestuurd.
Op grond van die huurverhoging van inflatie plus 1,5% hebben mijn collega van Financiën en ikzelf de gevolgen voor de huurtoeslag uitgerekend. In vergelijking met de situatie waarin de Wet doorstroming huurmarkt van kracht zou zijn, waarbij voor sociale verhuurders een maximale huurverhoging van inflatie plus 1% gemiddeld gehanteerd wordt, zou dit een tegenvaller in de huurtoeslag betekenen van 19 miljoen voor dit jaar en structureel, omdat het doorwerkt in de percentages, een tegenvaller van 38 miljoen per jaar. Dat zijn de gevolgen voor de rijksfinanciën.
Het heeft ook gevolgen voor de huurders van sociale huurwoningen, omdat zij bij het doorvoeren van de inflatie plus 1,5%, dus zonder aanname van de wetswijziging, ongeacht hun inkomen een huurverhoging van inflatie plus 1,5% zullen krijgen. Als de wet wordt aangenomen, zullen de mensen met de lagere inkomens een huurverhoging van inflatie plus 1% krijgen, in ieder geval bij de woningcorporaties. Voor de lagere inkomens zorgt de aanname van de wet dus voor een lagere huurverhoging. Zolang de wet niet is aangenomen, zullen juist hogere inkomens een voordeel hebben, omdat zij zolang de uitspraak van de Raad van State niet wettelijk is gerepareerd, geen huurverhoging van inflatie plus 4% zullen krijgen. Het niet-aannemen van de wet is dus ongunstig voor huurders met lagere inkomens en gunstig voor huurders met hogere inkomens.
Zowel in het belang van de staatsfinanciën als gelet op de inkomenspositie van huurders met lagere inkomens zou ik het zeer waarderen als in ieder geval de reparatiewet inkomensverstrekking vandaag in deze Kamer in stemming kan worden gebracht.
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Om het echt goed helder en scherp te hebben, stel ik de volgende vraag. Ik snap de argumentatie van de minister dat aan de Wet doorstroming huurmarkt de financiële consequenties vastzitten die hij heeft geschetst. Maar we hebben het nu toch alleen over het specifieke reparatiewetje dat het de Belastingdienst mogelijk maakt om de gegevens te verstrekken? Ik kan niet helemaal volgen in hoeverre het wel of niet deze week of volgende week aannemen van dat reparatiewetje dezelfde financiële consequenties heeft.
Minister Blok i:
Dat reparatiewetje is ook onderdeel van de Wet doorstroming huurmarkt. Omdat ik niet goed kon inschatten welke van beide wetten het eerst zou worden behandeld, hebben we indertijd zekerheidshalve een puur reparatiewetje ingediend en een completere wet.
Het is het reparatiewetje, om het zo maar oneerbiedig te noemen, dat verhuurders de zekerheid geeft dat zij voldoende inkomsten zullen kunnen genereren bij de hogere inkomens als zij de lage huurverhoging berekenen voor de lagere inkomens. Daarom zullen ze dan geen inflatie plus 1,5% hoeven te berekenen.
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Hangt de reparatiewet nou af van de keuzes die de corporaties maken over het wel of niet doorvoeren van 1,5% of 1%? Is dat wat de minister zegt? Ik probeer het echt te begrijpen.
Minister Blok i:
Volgens de staande wetgeving, dus als er geen wet wordt aangenomen, kunnen verhuurders van sociale huurwoningen inflatie plus 1,5% berekenen. Dat zullen zij ook doen, wamt zij hebben die inkomsten uiteindelijk nodig voor hun bedrijfsvoering. Zodra de reparatiewet is aangenomen, kunnen ze voor de lagere inkomens volstaan met een lagere huurverhoging, omdat zij weten dat ze bij de hogere inkomens extra huurverhoging mogen berekenen. Dat betekent dus dat die lagere inkomens ontzien kunnen worden en dat heeft daarbij de gevolgen voor de huurtoeslag die ik geschetst heb.
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Een laatste interruptie. Dan anticiperen de corporaties of andere verhuurders er dus op dat het aannemen van de reparatiewet ook impliceert dat de Wet doorstroming huurmarkt wordt aangenomen. Anders gaat de redenering van de minister immers niet op.
Minister Blok i:
Daar hoeven ze niet op te anticiperen, want het aannemen van de reparatiewet betekent dat de huidige wetgeving betreffende inkomensafhankelijke huur ongeremd van kracht is. Dat betekent dus dat voor de hogere inkomens een hogere huurverhoging kan worden gevraagd.
De corporaties hebben met de Woonbond een sociaal woonakkoord afgesloten waarbij ze voor de lagere inkomens inflatie plus 1% willen toepassen. Zij zullen dus ook genegen zijn om die afspraak na te komen als ze maar weten dat ze langs die andere route voor voldoende inkomsten kunnen zorgen.
De heer Köhler i (SP):
De argumenten van de minister gaan bij mijn weten en voor zover ik hem begrijp allemaal over de combinatie van de twee wetten waar we het nu over hebben. Pas als én de reparatiewet is aangenomen én de Wet doorstroming huurmarkt zullen verhuurders zich anders gaan opstellen dan nu. Dat heeft dan eventueel financiële gevolgen, ook indirect voor de rijkskas via de huurtoeslag. Maar de hele redenering brengt geen enkele verandering in het tijdstip waarop dit Belastingdienstreparatiewetje moet worden aangenomen. De verhuurders zullen immers na 12 april precies hetzelfde doen, of dit wetje nu vandaag of op 5 april wordt aangenomen. Kan de minister dus nog eens uiteggen waarom per se dit wetje vandaag moet worden aangenomen? Wat is het materiële verschil in de huurverhoging per 1 juli, ervan uitgaande dat de minister hoopt dat de Wet doorstroming huurmarkt op 12 april zal worden aangenomen in deze Kamer? Die vormt immers het essentiële deel van zijn redenering.
Minister Blok i:
De tijdsdruk zit erin dat het voor huurverhoging per 1 juli noodzakelijk is dat de verhuurders goed overleg met de huurders voeren. Zoals in de brief van Aedes aan de Kamer is geschetst, vraagt dat een tijdsperiode. Een tweede aspect dat tijd vraagt, is het beschikbaar stellen van de gegevens door de Belastingdienst en het kunnen verwerken van die gegevens door de verhuurders. Die combinatie was voor Aedes reden om uw Kamer te wijzen op dit tijdsaspect en is voor mij als verantwoordelijk minister, die ook moet letten op de uitvoering van deze wetgeving, reden om ook bij uw Kamer aan te dringen op die tijdige behandeling.
Mevrouw De Vries-Leggedoor i (CDA):
Om het heel kort en heel duidelijk samen te vatten: je hebt de combinatie. Dat stukje van die gegevensverstrekking door de Belastingdienst zit zowel in de Wet doorstroming huurmarkt als in dit aparte wetje. Dat heeft van doen met de uitspraak van de Raad van State dat het nu niet goed genoeg in de wet is geregeld. Dat is de reparatiewet. Zonder dat stukje kan de rest gewoon niet van kracht worden, want je kunt geen gegevens meer opvragen.
Minister Blok i:
Mevrouw De Vries vat het perfect samen.
De heer Köhler i (SP):
Ik zie die samenhang ook wel, maar het gaat mij om het tijdstip van vandaag. In zijn hele redenering, met name gericht op de besparing op de huurtoeslag voor de rijkskas waarnaar hij verwijst in zijn brief van hedenochtend, gaat de minister uit van een andere huurverhoging per 1 juli dan die waarvan wij nu uitgaan. Dat vooronderstelt dat de Wet doorstroming huurmarkt wordt aangenomen. De minister zegt: dan heb ik de grondslag om andere huurverhogingsmaxima voor te schrijven. Dat zal vandaag niet plaatsvinden. Het enkele feit dat als we die wet vandaag zouden aannemen de belastinggegevens aan de verhuurders mogen worden verstrekt, verandert daar niets aan. De minister heeft wel gelijk dat het makkelijker is voor de verhuurders: hoe eerder ze die gegevens krijgen, hoe sneller ze hun huurverhoging kunnen voorbereiden. Dat kan echter toch geen argument zijn, na zo veel maanden waarin hij ons heeft gevraagd om het voor 20 april te behandelen, om opeens stante pede, los van die andere wet, vandaag dit reparatiewetje aan te nemen?
Minister Blok i:
Op het moment dat de reparatiewet is aangenomen, weten de verhuurders dat zij de lagere huuropbrengsten van de lage inkomens weer kunnen compenseren met hogere huuropbrengsten van de hogere inkomens. Zolang de reparatiewet niet is aangenomen, kunnen ze dat niet; ze kunnen geen hogere huur vragen van hogere inkomens. Voorzichtigheidshalve zullen zij dan de maximale huur gaan vragen van alle inkomens, dus ook van de lagere inkomens: de inflatie plus 1,5%. Dat is alleen maar te voorkomen door de verhuurders de wettelijke duidelijkheid te bieden: u kunt minder vragen van de lage inkomens, want u kunt weer extra inkomsten genereren van huurders met hogere inkomens. Daardoor staat dat nog los van de Wet doorstroming huurmarkt, die ik ook van groot belang vind, maar die voor de besluitvorming op dit punt voor de verhuurders nog niet essentieel is.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter. Door vorige sprekers is al gezegd dat de minister nogal ontijdig met dit verzoek is gekomen en ook met een behoorlijk mes op de borst: jongens, het kost 30 miljoen als jullie vandaag niet ja zeggen. Ik hoor de minister net zeggen dat het geen 30 miljoen kost, maar 19 miljoen; althans, nu 19 miljoen en op langere termijn 30 miljoen structureel. "Op langere termijn" gaat natuurlijk niet over het vandaag wel of niet ja zeggen. Kan de minister bevestigen dat als wij vandaag niet instemmen met die wet, het inderdaad geen 30 miljoen kost en dat het in die zin anders is dan wij vanochtend nog dachten op basis van de informatie van de minister?
Minister Blok i:
De bedragen zijn 19 miljoen voor de rest van dit jaar en 38 miljoen over volledige kalenderjaren in de volgende jaren.
Wat de ontijdigheid betreft, betreur ik het dat wij hier onder tijdsdruk staan. Ik heb niet voor niets mijn waardering ervoor uitgesproken dat ik de mogelijkheid heb gekregen om dit toe te lichten. Ik heb wel geprobeerd om in de stukken omtrent de wet zelf en ook in de aanvullende brieven die ik daarover heb gestuurd, steeds aan te geven dat het tijdsaspect een grote rol speelt. Met alle respect voor de tijd die uw Kamer wil nemen: ik zou de werkelijkheid geweld aandoen als ik niet op het tijdsaspect zou wijzen.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik kom toch even terug op mijn vraag. De minister was uitgenodigd voor dit debat om aan te tonen dat vandaag niet instemmen 30 miljoen zou kosten. Ik hoor de minister zeggen dat het geen 30 miljoen, maar 19 miljoen kost en dat het op langere termijn ook andere consequenties heeft. Klopt dat?
Minister Blok i:
Dit zijn dezelfde bedragen die ook genoemd zijn in de brief die ik vanochtend heb gestuurd.
De heer Schouwenaar i (VVD):
Voorzitter. Heb ik goed begrepen dat het nu eigenlijk niet gaat om een besparing voor de rijkskas of het mislopen daarvan, maar primair om de huurverhogingen die de huurders straks te wachten staan? Ik meen zelf dat het laatste het geval is, maar ik sluit niet uit dat ik dat verkeerd heb begrepen. Ik meen dat wanneer de tijd verstrijkt de verhuurders geen inkomensgegevens meer kunnen opvragen bij de Belastingdienst. Misschien kan de minister dat bevestigen. Dan zijn er dus geen inkomensgegevens en kun je geen inkomensafhankelijke huur meer vragen. Ik heb dat vanmorgen nog eens gecheckt bij Aedes: wat gebeurt er als? Dat zal de corporaties ertoe nopen om bij gebreke van de inkomsten van die inkomensafhankelijke huurverhoging dan maar hun heil of nood — het is maar hoe je het wilt noemen — te zoeken bij de lagere inkomensgroepen. Daardoor ontstaat inderdaad de wat vreemde paradox dat de lagere inkomensgroepen een hogere huurverhoging krijgen en de hogere inkomensgroepen een lagere huurverhoging. Ik denk dat wij die paradox allemaal niet willen.
Een heel korte feitelijke vraag is of er door deze of gene instantie een datum is genoemd als deadline. Of komt de tijd die nodig is om al die werkzaamheden uit te voeren — we hebben het over honderdduizenden en misschien wel meer dan 2 miljoen woningen — gewoon te ontbreken?
Minister Blok i:
De heer Schouwenaar heeft gelijk dat het niet aannemen van de wet betekent dat de lagere inkomens een hogere huurverhoging zullen ondervinden. Een gevolg daarvan is dat de huurtoeslag en dus de staatskas daarvan gevolgen ondervinden.
Het tijdsaspect volgt uit het terugrekenen van de datum van 1 juli en het feit dat verhuurders goed overleg moeten voeren met hun huurders over geplande huurverhogingen. Zij hebben zelf aangegeven dat als ze niet op tijd de wettelijke ruimte hebben, ze zullen melden dat ze voor de 1,5% zullen kiezen.
De heer Köhler i (SP):
Ik denk dat we daarmee dichter bij de waarheid komen. Het is ten behoeve van de verhuurders, van hun aanzeggingen tot huurverhoging, dat de minister te elfder ure met dit verzoek om spoed komt. Kunnen de corporaties de hoogte van de huurverhoging niet pas bepalen na het eventueel aannemen van de Wet doorstroming huurmarkt op 12 april in deze Kamer? Betekent dit niet dat zij voor die tijd die brieven toch niet kunnen uitzenden of de brieven moeten uitzenden op basis van de oude wet? Dan heeft het helemaal geen consequenties voor de hoogte van de huurtoeslag en zo. Wat doet het er dan toe — doet het er dan 19 miljoen toe of qua uitvoerbaarheid toe? — als voorafgaande aan 12 april de corporaties een zekerheid op 5 april of op 29 maart krijgen? Kan de minister nog een keer ontkennen of keihard bevestigen dat dat verschil tussen 5 april en 29 maart, vooruitlopende op de Wet doorstroming huurmarkt, waarop de verhuurders dadelijk hun huuraanzegging baseren, een beslissend verschil is voor wat dan ook: voor de hoogte van de aanzegging, voor de termijn dat er nog overleg gevoerd kan worden met de huurders of voor welke termijn dan ook? Dat heeft hij mij tot nu toe niet kunnen aantonen.
Minister Blok i:
Ja, dat is een beslissend verschil omdat de tijd al zo krap is. De heer Köhler vroeg of we dan niet vooruitlopen op de wet doorstroming. Nee, de wet doorstroming maakt onder meer een andere wijze van de inkomensafhankelijke huurverhoging mogelijk. Op dit moment is er door de uitspraak van de Raad van State überhaupt geen inkomensafhankelijke huurverhoging mogelijk. Dat betekent dat verhuurders voorzichtigheidshalve zullen kiezen voor de maximale ruimte die ze wettelijk nu nog wel is gegeven: inflatie plus 1,5%. Dat betekent een grotere huurverhoging voor lagere inkomens dan waar de verhuurders voor kunnen kiezen op het moment dat ze ook weer verdiensten kunnen halen uit een inkomensafhankelijke huurverhoging die hoger is voor hogere inkomens. Ja, die tijdsdruk is echt cruciaal. Nee, er worden nu geen beslissingen genomen vooruitlopend op de wet over de inkomensafhankelijke huurverhoging.
De heer Schalk i (SGP):
De minister zegt dat als er nu niets gebeurt of als dat te lang duurt, het 19 miljoen voor dit jaar kost en daarna 38 miljoen structureel voor de jaren daarna. Dat geldt voor de overheid, maar de minister heeft ook iets gezegd over de huurders met lage inkomens. Stel dat er nu niets gebeurt, dan zouden die mensen dus een hogere huur krijgen. Is dat in latere jaren terug te compenseren, of betekent dit voor die mensen dat de hogere huurverhoging in de komende jaren doortikt? Dan praten wij met name voor de lagere inkomens langjarig over een verhoging.
Minister Blok i:
Die verhoging zal normaal gesproken doortikken, want de verhuurder moet uiteindelijk ook zijn bedrijfsactiviteiten kunnen financieren. Zolang er geen extra inkomsten via de huurverhoging voor hogere inkomens zijn, zal de verhuurder niet uit zichzelf iets terugschroeven voor lagere inkomens. Dat kunnen we zeker niet afdwingen.
De heer Schalk i (SGP):
Voor dit jaar is het duidelijk; dan zou het voor iedereen 1,5% worden. Stel echter dat de wet in de loop van dit jaar toch wordt aangenomen, of beide wetten. Dat zou zo maar kunnen, want het is nog maar april. Dan zouden de lagere inkomens voor volgend jaar wel kunnen worden gecompenseerd ten opzichte van de hogere inkomens. Kan datgene wat ze nu aan verhoging krijgen nog worden gecompenseerd in het jaar daarna?
Minister Blok i:
Dat ligt niet voor de hand, want een verhuurder zal dan zeggen: voor dit jaar heb ik de inkomsten gemist die ik had kunnen hebben uit de inkomensafhankelijke huurverhoging voor de hogere huren. Een huurverhoging gaat in procenten over procenten, dus de gemiste jaartranche blijft een gemiste jaartranche.
De heer Verheijen i (PvdA):
Dit is een proceduredebat over een technische reparatiewet. Onduidelijk blijft nog enigszins de vraag over de tijd die de corporaties nodig hebben om datgene wat wij op prijs stellen, het overleg met de huurders, op een zorgvuldige manier te voeren. In de briefwisseling die wij hebben gekregen, worden geen harde data genoemd, behalve de datum van 1 mei. We hebben in feite nog vier weken. Wij stellen prijs op behandeling vandaag, maar kan de minister nog meer informatie verstrekken over het tijdstraject dat de corporaties moeten aflopen?
Minister Blok i:
Normaal gesproken willen ze de bespreking twee maanden van tevoren afronden. Om de inkomensafhankelijke huurverhoging onderdeel van de besprekingen te kunnen maken, moeten ze de inkomensgegevens hebben. Mocht er vandaag nog worden gestemd, dan is daar nog een periode van vier weken voor beschikbaar. Dat is zeer krap, maar naar mijn inschatting nog net haalbaar.
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Ik probeer het simpel te houden. Dit is een ordedebatje over de vraag of wij de reparatiewet vandaag of volgende week behandelen. We zien dan wel of die vandaag of volgende week wordt aangenomen of afgestemd. Het is daarbij niet relevant of het gaat om 19 of 38 miljoen, want die 38 miljoen is helemaal niet aan de orde. Het gaat volgende week of deze week wel of niet door. Het gaat feitelijk alleen om het bedrag van 19 miljoen in mijn interpretatie. Misschien kan de minister dat bevestigen. Het gaat dus om een verschil van drie of vier weken en niet meer dan dat.
Minister Blok i:
Ik kan dit niet bevestigen, want de redenering gaat voorbij aan wat de economen noemen het rente-over-rente-effect. Als je dit jaar een procentsgewijze verhoging niet mag toepassen, dan zit die dus ook niet in ieder komend jaar waarop je dan een procentsgewijze verhoging toepast. Vandaar dat wij dat effect van 38 miljoen voor de huurtoeslag structureel zullen zien.
De heer Köhler i (SP):
Ik probeer het nog een keer vanuit een andere invalshoek. Stelt de minister met zijn dringend verzoek dat de aanzegging van de huurverhoging per 1 juli alleen tijdig kan verlopen, evenals het overleg daarover met de huurders die die aanzegging krijgen — dat overleg is overigens pas na 1 mei — als wij dit reparatiewetje vandaag aannemen en dat het voor dit jaar niet meer kan als wij dat wetje op 5 april zouden aannemen?
Minister Blok i:
De heer Köhler formuleert het correct.
De heer Köhler i (SP):
Ik denk van niet, maar ik moet de minister als groot materiedeskundige op zijn woord geloven. De versnelde procedure was maandenlang niet bekend, maar vandaag is bekend geworden dat dit wetje alleen vandaag nog kan worden aangenomen. Anders kan het althans voor dit jaar niet meer worden uitgevoerd. De minister legt dit nu in ons midden. Wij noteren dat.
Minister Blok i:
Ik bestrijd de stelling van de heer Köhler dat deze kwestie vandaag voor het eerst aan de orde is. Er is van mijn kant correspondentie geweest waarin ik heb verzocht om een spoedige behandeling. Dat is onderstreept door de koepel van woningcorporaties. Die heeft ook aangegeven uitvoeringsproblemen te hebben. Ik waardeer het zeer dat ik de mogelijkheid heb om nog een keer te wijzen op het spoedeisende karakter, maar dat doe ik niet voor het eerst.
De heer Köhler i (SP):
Toen de minister deze wet aan de Kamer voorlegde, heeft hij gevraagd of wij die spoedig wilden vaststellen, voor 20 april van dit jaar. Dat stond er letterlijk. Daarna heeft de minister tussentijds nog een brief gestuurd, tussen dat moment en vandaag, met het verzoek om dit spoedig te doen. Daar is de Kamer mee bezig geweest. Eerst vanochtend, maar per mondelinge aanzegging gisteren of eergisteren, heeft de Kamer het bericht bereikt dat het per se vandaag moet, en dat het anders niet meer kan, althans dat het dit jaar geen gevolgen meer kan hebben. Als dit de logica van de wet is, en van de wettelijke procedures, dan had de minister dit maanden eerder kunnen weten, want er is geen enkel nieuw gegeven naar voren gekomen als het gaat om de planning van de huurverhogingen 2016. Maar waarvan acte: de minister zegt dus vandaag dat de huurverhogingsprocedures per 1 juli van dit jaar alleen correct kunnen verlopen als wij het wetje vandaag aannemen en anders niet. Daarom moet het per se vandaag. Dat zegt de minister.
De voorzitter:
De heren Schouwenaar en De Graaf krijgen nog het woord. Daarna rond ik het ordedebat af.
Minister Blok i:
De heer Köhler vat het nog een keer correct samen.
De heer Schouwenaar i (VVD):
Het is misschien op zijn plaats om een bescheiden aanvulling te geven op wat de heer Köhler zegt. We hebben het niet pas vandaag over iets nieuws. We hebben het er onderhand al twee maanden over, vanaf begin februari. Wat de minister nu zegt, kan dus geen verrassing zijn. Dat heeft hij steeds betoogd. Hij heeft dat ook aangegeven in een lijst met urgente wetsvoorstellen. Bij al die wetvoorstellen stond steeds een standaarddatum, namelijk 20 april. Er is ook nog een begeleidende tekst. Later heeft de minister in brieven een- en andermaal aangegeven dat er meer spoed nodig was en dat de datum van 20 april moest worden gecorrigeerd in een eerdere datum. Dat als aanvulling bij het heuglijke nieuws van de heer Köhler.
De heer De Graaf i (D66):
Dit ordedebatje was bedoeld om de minister te vragen of het echt vandaag moet. Het antwoord heeft hij een- en andermaal gegeven. Ja, het moet. Laten wij de vraag of wij dit de minister nu wel of niet in dank afnemen, in die zin dat hij dit eerder had kunnen zeggen, en de verdere inhoud van het debat reserveren voor het debat dat kennelijk nog wordt aangevraagd voor hedenmiddag.
De voorzitter:
Dank u wel minister en degenen die een interruptie gepleegd hebben. Gehoord de minister stel ik voor, wetsvoorstel 34374 aan de plenaire agenda van vandaag toe te voegen. Ik stel voor, dit wetsvoorstel om 16.00 uur vanmiddag te behandelen.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt van 14.20 uur tot 16.03 uur geschorst.