Plenair Diederik van Dijk bij behandeling Goedkeuring en uitvoering Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap



Verslag van de vergadering van 12 april 2016 (2015/2016 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Diederik van Dijk i (SGP):

Voorzitter. Ergens las ik: "Een handicap is niks meer dan een voortdurende confrontatie met een samenleving die niet op je ingericht is." Daarom is de SGP blij dat het onderhavige VN-verdrag op afzienbare termijn volledig van kracht wordt. Want hiermee krijgen mensen met een beperking een positieve duw in de rug en hoeven zij niet meer allemaal individueel voor een gelijke behandeling te strijden. Algemene toegankelijkheid zal normaal worden in plaats van een uitzondering. Daarmee wordt ook onze samenleving als geheel sterker. Want een gemeenschap die handicap en onvolmaaktheid niet uit beeld parkeert, maar er serieus mee omgaat, maakt zichzelf krachtiger en weerbaarder.

In de Tweede Kamer is al veel uitgediscussieerd, dus vind ik het met name belangrijk om de wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel te toetsen. De belangrijkste wijziging betreft wat mij betreft het amendement-Otwin van Dijk c.s. (Kamerstuk 33990 nr. 56), in combinatie met het subamendement van de leden Van der Staaij en Keijzer (Kamerstuk 33990 nr. 57), die onder veel politieke druk tot stand kwamen. De SGP vindt het amendement-Van Dijk c.s. een belangrijke verbetering van het oorspronkelijke voorstel, omdat mensen met een beperking daardoor meestal niet meer hoeven te vragen om een aanpassing in een concreet geval. De voorgestelde bepaling van de heer Van Dijk over de algemene toegankelijkheid was echter zo algemeen dat mensen met een beperking, bedrijven en overheden niet de gewenste en noodzakelijke rechtszekerheid kregen die zij wel verdienen. Daarom heb ik mijn vragen in het verslag met name gericht op de precieze uitwerking van de Algemene Maatregel van Bestuur waar de leden Van der Staaij en Keijzer met hun subamendement om vroegen. Helaas ben ik niet bijster enthousiast over de beantwoording van mijn vragen. Ik hoop daarom dat de staatssecretaris inmiddels preciezer weet te formuleren.

Ik vraag de staatssecretaris in de eerste plaats of hij nauwkeuriger kan beschrijven wat hij verstaat onder de termen uit de toelichting op het amendement Van Dijk c.s., zoals een geleidelijke omslag naar algemene toegankelijkheid, voorzieningen van eenvoudige aard en de evenredigheid van de belasting. En wat verstaat hij onder de "redelijkheid en billijkheid" van die belasting? Op welke wijze gaat hij aansluiten bij de normering hierover in artikel 2 van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte?

In het subamendement-Van der Staaij/Keijzer hebben de indieners erop gewezen dat zij het met het oog op de rechtszekerheid van belang vinden dat in de Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels voor de toegankelijkheid worden opgenomen, die op verschillende terreinen daarop toegespitste typen maatregelen vergen. Kan de regering aangeven hoe zij daaraan voor elk van de verschillende terreinen uitwerking gaat geven? Bij de SGP komt de vraag op of de regering van plan is om een verschillend tempo aan te houden op verschillende terreinen. Ik denk bijvoorbeeld aan het openbaar vervoer, waarover we gisteren als Kamer nog een rapport ontvingen. Wanneer moet dat allemaal toegankelijk zijn? Wanneer moeten andere bedrijven helemaal toegankelijk zijn? Wanneer moeten websites helemaal toegankelijk zijn? Een andere vraag is aan welke verschillende eisen en specifieke maatregelen de regering denkt voor de verschillende sectoren.

Ik wil de regering ook graag vragen hoever het nu staat met de uitwerking van de Algemene Maatregel van Bestuur, zodat we er zeker van kunnen zijn dat zowel de wettelijke norm, die volgt uit het amendement-Van Dijk c.s., als de nadere uitwerking daarvan per 1 januari 2017 in werking kan treden. Is de regering bereid om het advies van de Raad van State en het nader rapport van de regering tegelijkertijd met het voorhangen van de Algemene Maatregel van Bestuur naar de Eerste en de Tweede Kamer te sturen?

Terecht krijgen gemeenten een belangrijke rol toegedicht bij de uitvoering van het VN-verdrag, omdat zij een brede verantwoordelijkheid hebben voor de ondersteuning aan volwassenen en jeugdigen met een beperking, aandoening of chronische ziekte en voor het ondersteunen van werken met een arbeidsbeperking. Het amendement-Van der Staaij/Bergkamp sluit hierop aan door gemeenten te verplichten om periodiek een plan te maken waarin zij aangeven hoe zij werk willen maken van de implementatie van het VN-verdrag om daarmee een bijdrage te leveren aan een inclusieve samenleving. De SGP is het met de staatssecretaris eens dat gemeenten hier op hun manier, rekening houdend met lokale wensen en behoeften, een eigen invulling aan mogen geven. Het zou echter jammer zijn als elke gemeente het wiel weer moet uitvinden. Daarom vraag ik of de regering bereid is om met de VNG te bespreken of zij, samen met het Platform Inclusie, gemeenten kan ondersteunen, bijvoorbeeld met een modelplan en door het centraal verzamelen en delen van good practices.

De SGP vindt het triest dat de regering een interpretatieve verklaring heeft afgelegd bij artikel 10, dat handelt over het recht op leven. De VN-verdragen over de rechten van het kind en over de rechten van personen met een handicap gaan toch immers ook over het ongeboren leven? Een beëindiging van de zwangerschap vanwege een gevreesde handicap is volgens de SGP dan ook ontoelaatbare discriminatie van gehandicapt leven. Dat is overigens niet alleen de mening van de SGP, maar ook die van bijvoorbeeld de commissie van het internationale verdrag voor de rechten van gehandicapte personen. Deze commissie concludeerde in haar rapporten over Oostenrijkse en Spaanse wetgeving dat er geen onderscheid mag worden gemaakt bij het afbreken van een zwangerschap op basis van een handicap. Hoe reageert de staatssecretaris daarop? Is de staatssecretaris bereid om te onderzoeken of er in het licht van deze verdragen en de toepassing die daaraan wordt gegeven in andere landen, reden is om het beleid ten aanzien van abortus om reden van handicap aan te scherpen?

Ten slotte ben ik blij dat de regering voortvarend aan de slag wil met de verplichting voor internationale samenwerking, artikel 32, en de daarmee verband houdende motie van de Tweede Kamerfracties van de ChristenUnie en de SGP over inclusie in het buitenlands beleid. Ik vind het echter jammer dat bescherming van de rechten van mensen met een beperking niet tot de mensenrechtenprioriteiten behoort, zoals die geformuleerd zijn in de beleidsnota Respect en recht voor ieder mens uit 2013. Waarom niet? Is de inzet voor mensen met een handicap minder nodig dan de inzet voor gelijke rechten voor bijvoorbeeld homo's, transgenders en biseksuelen? Lopen gehandicapten tegen minder drempels aan? Worden zij minder vaak mishandeld? Ik hoef maar te kijken naar West-Afrika om het tegendeel te tonen. Kinderen met een handicap hebben daar structureel te kampen met systematische discriminatie en mishandeling. Kinderen met een handicap worden bijvoorbeeld in Uganda, Kenia en Tanzania ernstig verwaarloosd, misbruikt of zelfs vermoord. Human Rights Watch heeft schokkende rapporten gepresenteerd over geweld tegen gehandicapten in Russische staatsinstellingen. Of zoek het iets dichter bij huis en kijk naar de situatie van volwassenen en kinderen met een handicap in Moldavië. De meesten van hen worden dagelijks geconfronteerd met sociale, medische en politieke drempels, worden misbruikt en gediscrimineerd. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de situatie in India, waar gehandicapten met de nek worden aangekeken en vaak worden opgesloten. Is de regering bereid om de gelijke rechten voor gehandicapten tot prioriteit te verheffen binnen het mensenrechtenbeleid? Het ratificeren van dit verdrag biedt daarvoor een uitgelezen kans.