Verslag van de vergadering van 12 april 2016 (2015/2016 nr. 27)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.34 uur
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. De zorgen die ik nog heb, loop ik puntsgewijs af zoals ze in de beantwoording aan de orde kwamen. De eerste is het dure scheefwonen. De minister deelt met de ChristenUnie-fractie de analyse dat daarin een zorgelijke ontwikkeling plaatsvindt. Hij heeft als hoop de passende toewijzing, die inmiddels in de Woningwet gerealiseerd is, en geeft aan dat hij dezelfde informatiewens heeft als mijn fractie. Hij heeft ook toegezegd om daarover duidelijk te rapporteren via de jaarlijkse Staat van de Woningmarkt. Dat klinkt allemaal goed en mooi. Die toezegging staat dus genoteerd.
Echter, wie naar de editie 2015 van de Staat van de Woningmarkt kijkt, ziet dat veel gegevens met betrekking tot de betaalbaarheid worden gebaseerd op het grote WoonOnderzoek 2012. Dat gaat dus drie jaar terug. Als wij opnieuw naar de jaarlijkse Staat van de Woningmarkt gaan kijken, is mijn vrees dat de gegevens zullen worden gebaseerd op WoON 2015. Daardoor zullen wij opnieuw drie jaar moeten wachten, terwijl er in de afgelopen drie jaar een toename met 40% was van het dure segment aan scheefwonen. Dat vraagt dus om meer dan de nu gebruikelijke informatiestromen per jaar. Omdat de minister uitsprak dat hij dezelfde informatiewens heeft als mijn fractie, hoop ik dat hij dit volledig deelt. Kan hij toezeggen dat hij de Kamer nader informeert, zodat wij niet beperkt blijven tot de jaarlijkse informatie uit de jaarlijkse Staat van de Woningmarkt die wij nu kennen, en zodat er niet telkens wordt teruggegaan op het WoonOnderzoek, maar wij echt de vinger aan de pols houden? Zo hoeven wij niet over drie jaar te constateren dat er opnieuw 40% is bijgekomen. Graag krijg ik een heldere toezegging op dit punt. Volgens mij zaten wij hierin samen al een heel eind op de goede weg.
Over de grote krapte aan huurwoningen in het middeldure segment hebben voorgaande sprekers ook al het nodige gezegd. De minister heeft goede hoop dat de genomen maatregelen in combinatie met het beschikbare kapitaal tot toename van het aantal woningen zal leiden. Ik hoop van ganser harte dat dit optimisme bewaarheid zal worden. Echter, de geluiden zijn vriendelijk gezegd nogal wisselend, en het succes hangt ook af van de bereidheid van de gemeenten om hun grond tegen een realistische prijs ter beschikking te stellen. Bovendien is het toch de vraag of daartoe dan voldoende mogelijkheden zijn.
Daarnaast is de bouw in het goedkoopste segment nog steeds op het scherpst van de snede, zoals de minister ook toegeeft, onder andere door de bouweisen. Ook deze hangt soms weer af van de grondprijzen. Al met al heb ik hierbij het beeld dat er nog heel veel werk aan de winkel is om de sociale woningvoorraad voldoende op peil te houden. De cijfers in WoON stellen absoluut niet gerust. Het doortrekken van de trend laat zelfs een halvering zien van het aantal huurwoningen onder de kwaliteitskortingsgrens. Ik vraag de minister om hierop zeer scherp te zijn en niet tot over drie jaar te wachten, zodat wij dan pas weer inzicht krijgen in hoe een en ander zich ontwikkelt. Kan hij hieraan volgend jaar expliciet aandacht besteden bij de Staat van de Woningmarkt, zodat wij zien of al die maatregelen die nu genomen zijn, en waarin ik de minister ook steun, inderdaad bijdragen tot het stoppen van deze trend? Ik hoop dat hij wil toezeggen. Daarbij merk ik nog dit op: er tekent zich eigenlijk een monsterverbond af van SP, ChristenUnie en VVD — dan is alles toch eigenlijk helemaal fantastisch! — die alle drie zeggen: bouwen, bouwen, bouwen. Over liberaliseren hebben wij het dan even niet.
De minister heeft een goede toezegging gedaan ten aanzien van de grote gezinnen en de zorgen die mijn fractie daarover had, met name over de minderjarige kinderen van deze gezinnen. Ik waardeer het zeer dat hij op dit punt met Aedes in gesprek wil gaan om ervoor te zorgen dat deze kinderen inderdaad op dezelfde school kunnen blijven zitten, en zo blijven behoren tot de gemeenschap waarin zij geworteld zijn. Ik hoor ook graag van de minister hoe dat gesprek verlopen is, maar ik neem aan dat dit onderwerp vanzelf een keer terugkeert. Bovendien zal de minister in de gaten houden dat er geen ongewenste familieomstandigheden ontstaan doordat een gezin groot genoeg wil blijven om in een woning te blijven wonen, en dat er dus niet allerlei ooms, tantes of wie dan ook aanschuiven om de woning maar te behouden. Hij zal de vinger aan de pols houden en daarvoor dank ik hem.
Ten slotte dank ik de minister voor de toezegging dat de tijdelijke verhoging van de inkomensgrens voor toewijzing van huurwoningen van €39.000 niet geruisloos naar €35.000 zal worden verlaagd, maar dat dit eerst aan de orde zal komen in de evaluatie van de Woningwet, en dat van een eventuele verlaging pas sprake is na het bespreken van de evaluatie in de Kamer. Ik dank de minister voor die toezegging. Ik vraag hem wel even om een bevestiging dat wij elkaar zo goed begrepen hebben.