Verslag van de vergadering van 8 april 2014 (2013/2014 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.09 uur
De heer Thom de Graaf i (D66):
Voorzitter. In de eerste plaats dank ik de minister voor zijn beantwoording. Ik heb al eerder in dit debat gezegd dat de schriftelijke motivering mij niet bijster overtuigend voorkwam; dan druk ik mij nog voorzichtig uit. Ik moet toegeven dat de minister in dit debat wel een extra poging heeft gewaagd om de betekenis en de noodzaak van deze wet toe te lichten.
We blijven het een lastig voorstel vinden. We vinden het lastig omdat, zoals de minister zelf aangaf, lineaire verbanden tussen de wet en de situatie in verschillende wijken in Rotterdam niet te ontdekken zijn. Daar zou een serieus wetenschappelijk evaluatieonderzoek waarschijnlijk wel iets aan hebben kunnen bijdragen, maar dat ontbreekt. We vinden het ook een lastig voorstel omdat de wetgever voor langere tijd die bevoegdheid uit handen geeft en we voor twintig jaar de mogelijkheid toestaan dat de minister en een gemeenteraad — want die zijn van elkaar afhankelijk — wijken in een bijzondere positie kunnen blijven plaatsen.
De minister heeft in reactie op een interruptie van mevrouw Ter Horst aangegeven dat hij bereid is om verantwoording af te leggen als een wijk door hem wordt aangewezen of als de aanwijzing wordt verlengd. Ik vind dat belangrijk, maar ik zou het buitengewoon belangrijk vinden als de minister zou toezeggen dat die verantwoording zeker aan de Tweede Kamer vooraf wordt afgelegd. Daar zou ik de stem van mijn fractie mede van afhankelijk willen maken. Dat wil zeggen dat de minister het voornemen om tot een aanwijzing of tot een verlenging van die aanwijzing over te gaan, op afzienbare termijn aan de Tweede Kamer en wat mij betreft ook aan de Eerste Kamer kenbaar maakt, zodat daar een debat over kan plaatsvinden. Dan is in ieder geval ook een meer rechtstreekse betrokkenheid van het parlementaire deel van de wetgever geborgd. Als de minister dat zou toezeggen, wil ik er nog even over nadenken en wil ik ook mijn fractie nog even spreken voordat er tot stemming wordt overgegaan.
De heer Schouwenaar i (VVD):
Vreest de heer De Graaf niet dat dan de situatie ontstaat dat de Tweede Kamer of misschien zelfs de Eerste Kamer een beetje op de stoel van de gemeenteraad gaat zitten?
De heer Thom de Graaf (D66):
Nee, hooguit ontstaat de situatie dat de Tweede Kamer indringend met de minister praat en nagaat of zijn voornemen wel voldoende onderbouwd en gemotiveerd is en misschien zelfs of dat voldoende geëvalueerd zal worden. Daar is niks op tegen. Wat mij betreft mag dit ook in deze Kamer worden gedaan, maar het is primair de taak van de Tweede Kamer.