Verslag van de vergadering van 15 april 2014 (2013/2014 nr. 27)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.34 uur
De heer Kox i (SP):
Mevrouw de voorzitter. Ik bedank mijn collega's voor hun inbreng tot dusverre. Ik denk dat ik ze begrepen heb. Dat geldt niet voor de inbreng van de heer De Graaff, maar die heeft al heel veel interessants gezegd, zeker in antwoord op interrupties. Ik ga zijn inbreng zeker nog een keer nalezen. Ik hoop dat de heer De Graaff dat ook doet, omdat er enige vorm van onlogica in zijn betoog zat.
De voorzitter:
U bedoelt de heer Marcel de Graaff. Er zijn twee heren met die naam die het woord voeren. Uw vingerwijzing komt niet in het verslag. Dus u bedoelt de heer Marcel de Graaff.
De heer Kox (SP):
Ik bedoel de heer Marcel de Graaff. De heer Fred de Graaf begreep ik goed en collega's Van der Linden en De Vries ook. Dat stuk van Marcel de Graaff moeten we allemaal nog een keer lezen, want dat kan veel verhelderen.
Ik bedank de minister voor de Staat van de Unie die hij aan ons heeft gepresenteerd. Ook tegen de minister zeg ik dat er meer Nederlanders zijn die vinden dat het eerder de slechte dan de goede kant opgaat met de Europese samenwerking. Onderzoeken van Eurobarometer en IPSOS laten dat zien. En wie daar niet in gelooft, kan ook gewoon de deuren langsgaan en met de mensen praten, om ongeveer hetzelfde te vernemen. Nederland is geen bijzonder land, ook in de rest van de lidstaten staan de seinen op oranje als het gaat om de Europese Unie. Volgens de Staat van de Europese Unie is het doel van Europese samenwerking de Europese Unie en zijn lidstaten zo vreedzaam, welvarend en sterk mogelijk de toekomst in te loodsen. Volgens genoemde onderzoeken geloven echter steeds meer Nederlanders dat de EU eerder slechter dan beter is voor hun welvaart, hun werkgelegenheid en hun dagelijks leven. En zoals gezegd, denken de meeste inwoners van de EU er ongeveer zo over. Zijn onze burgers zo dom of zijn onze regeringen zo blind? Dat is de vraag. Graag een antwoord van de regering.
Het is niet eenvoudig om uit te rekenen wat de Europese Unie ons oplevert of kost. De regering met zijn verhaal over het extra maandloon dat we aan de EU verdienen, bedrijft platte propaganda en de Partij voor de Vrijheid, die ons voorrekent dat we allemaal rijk worden als we uit de EU stappen, snijdt uit hetzelfde laken een pak. We zouden ons minder op opbrengsten en kosten moeten fixeren en meer het hoofddoel in ogenschouw moeten houden: het beschermen en bevorderen van vrede, veiligheid en welzijn in Europa, 65 jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog en 100 jaar na het begin van de Eerste Wereldoorlog. Duurzame bescherming van vrede, veiligheid en welzijn mogen natuurlijk hun prijs hebben, en kunnen zeker ook hun opbrengst hebben. Helaas lijkt de EU steeds sterker te worden geobsedeerd door de drang, zoals ook uitgedrukt in de Staat van de Europese Unie, om vooral een handelsblok van wereldformaat te zijn. Van een lichtend baken voor de rest van de wereld wordt Europa dan riskante uitdager van de rest van de wereld. Daar worden Europa en de wereld niet veiliger maar onrustiger van.
De ontwikkelingen in Oost-Europa geven ons in dat opzicht te denken. Wat op dit moment gebeurt in Oekraïne is ten minste deels het gevolg van de politiek-economische confrontatie tussen de naar het Oosten oprukkende Europese Unie en de naar het Westen drukkende Russische Federatie. Daartussen wordt Oekraïne momenteel vermalen. Westerse politici liepen af en aan om de demonstranten op Maidan in Kiev een hart onder de riem te steken toen ze het vertrek van hun gekozen president en zijn regering eisten en uiteindelijk zelfs afdwongen. Drie ministers uit de EU stonden erbij, keken ernaar en lieten de door hen bedongen overeenkomst tussen president en oppositie meteen zijn kracht verliezen. En nu huilen Russische politici tranen met tuiten over alle onrecht dat de nieuwe regering in Kiev de betogers in het oosten en zuid-oosten van Oekraïne aandoet. Het zijn allemaal krokodillentranen, volgens mij. Natuurlijk is de regering van president Janoekovitsj met ongrondwettelijke middelen ten val gebracht. Maar diezelfde president schond zijn grondwettelijke verplichtingen door zijn burgers niet te beschermen maar te beschieten en ondertussen de schatkist te beroven. Dat de EU zo gemakkelijk voorbijgaat aan de machtsgreep in Kiev en aan de aanwezigheid van extreemrechtse ministers in de regering van de huidige premier Jatsenjoek en van agressieve fascistische milities in de straten van Kiev en Lviv, is bizar. Het gehuil uit Moskou over hoe verschrikkelijk de door de fascisten beheerste regering in Kiev wel niet is, is even bizar, als je ziet hoe dikke vrienden president Poetin vandaag de dag is met Vladimir Zjirinovski, die, zoals ik zelf meerdere malen heb kunnen vaststellen, in antisemitisme en xenofobie volledig kan wedijveren met welke vertegenwoordiger van de Oekraïense Partij van de Vrijheid dan ook en de Rechtse Sector. Het terroristische geweld dat de knokploegen van die laatste twee groepen uitoefenen in West-Oekraïne, gaat gelijk op met de knokploegen die nu overheidsgebouwen in Oost-Oekraïne aanvallen. Als op Maidan in Kiev de Europese hymne met geroffel van honkbalknuppels wordt begeleid en op het Leninplein in Donetsk het "Marcheer, Rus, marcheer" luidruchtig wordt gezongen door vervaarlijk kijkende skinheads — twee zaken die ik zelf heb kunnen observeren toen ik er recent was — moeten we allemaal op onze hoede zijn.
Een Russische Federatie die zich werkelijk het lot van de Russisch sprekende en vaak Russisch voelende bevolking van Oekraïne aantrekt, had niet de Krim illegaal geannexeerd en gevaarlijke sentimenten in Oost-Oekraïne zonder scrupules geprovoceerd. De Russische Federatie speelt hoog spel met een strategie die alleen tot ongelukken kan leiden. Maar een Europese Unie die voor vrede, veiligheid en welzijn zou staan, had het niet op een riskante confrontatie met Rusland laten aankomen over de ruggen van 44 miljoen Oekraïners, wier land al 23 jaar geplunderd wordt door een handvol oligarchen die de politiek aan een touwtje hebben. Een Europese Unie die rechtvaardigheid vóór geld verdienen zet, had met de Russische Federatie gezocht naar gezamenlijke wegen om het verdeelde en gecorrumpeerde land in de lift naar boven te krijgen. Uitgaande van vrede, veiligheid en welzijn zou dat per saldo ook voor de inwoners van de EU en de Russische Federatie het beste zijn geweest. Waarom doen we dat niet, vraag ik de minister.
In het grensgebied tussen beide economische blokken, Europese Unie en Rusland, moet ruimte gemaakt worden voor landen die anders vermalen worden. Ik waarschuw nu al in alle bescheidenheid voor vergelijkbare taferelen in Moldavië waar dit najaar parlementsverkiezingen plaatsvinden. Rusland en Roemenië bemoeien zich nu al volop met het straatarme en verdeelde land en het associatieverdrag met de EU is weliswaar door de wankele regering in Chisinau getekend maar wordt door een meerderheid van de bevolking zeker niet omarmd. De minister weet dat natuurlijk. In een land dat over de Dnjestr ook nog eens volgepakt staat met een kolossale hoeveelheid wapentuig van het voormalige Warschaupact, is de toestand letterlijk explosief. Ik neem aan dat de regering mijn zorgen op dit punt deelt?
Komende donderdag staat er, vooralsnog, een topoverleg in Genève gepland tussen Oekraïne, Rusland, de EU en de Verenigde Staten. Laat ons daar het beste van hopen. Het zou me wat waard zijn als de imperialistische aandrang bij de laatste drie dan wordt getemperd en het belang van vrede, veiligheid en welzijn dan de boventoon voert. Ik ben er benieuwd naar hoe de Nederlandse regering dit ziet en op welke wijze ons land probeert bij te dragen aan de de-escalatie van de uitermate gevaarlijke situatie in het gekwelde grensland tussen Rusland en de Europese Unie.
De heer Marcel de Graaff i (PVV):
Ik herken mij in belangrijke mate in de zorgen van senator Kox over de situatie in Oekraïne en over de rol van de EU, en in de verbazing die hij uitspreekt over de neonazi's die daar ministersposten bezetten. Ik verbaas me echter over het volgende. Ik zat daar een tijdje in mijn bankje over na te denken. De heer Kox sprak uit dat de EU opdringt naar het oosten. Ik herken dat: nagenoeg elk voormalig Oostblokland is inmiddels gelieerd aan de EU. Hij zei echter ook dat Rusland opdringt naar het westen. Mijn denken begon toen stil te staan, want dat herken ik toch niet helemaal. Misschien kan de heer Kox daar een voorbeeld van geven?
De heer Kox (SP):
Ik was in Donetsk. Behalve een heleboel boze inwoners van Oekraïne — boos op de regering in Oekraïne — liep daar ook een fiks aantal Russische toeristen rond. De gouverneur van Donetsk had mij verteld dat ze van over de grens kwamen om een helpende hand te bieden bij het organiseren van opstanden. Dat is een van de tekenen die aangeven dat de Russische Federatie nadrukkelijk in beweging is. Ze wil zeggen dat het genoeg is geweest, dat ze terrein terug gaat veroveren. Dat bedoelde ik met die armzalige strategie van de Russische Federatie. De Russen zijn meestal beter in tactiek dan in strategie. Rusland probeert wel degelijk greep te krijgen op Oekraïne, maar recent ook op bewegingen in Transnistrië. Dat past in die lijn. Het is dus niet zo dat de Europese Unie het fout doet en dat dat arme Rusland wordt teruggedrongen. Nee, dit is een confrontatie tussen twee economische blokken. De geschiedenis heeft ons geleerd dat dat levensgevaarlijk is. Ik begrijp het niet dat beide blokken niet op tijd gas hebben teruggenomen en ruimte hebben gegeven aan landen als Oekraïne. Daar is het volgens mij fundamenteel fout gegaan. Ik hoor straks graag de mening van de minister daarover. Maar Rusland kan niet de vermoorde onschuld spelen, integendeel. Ik heb dit niet anders kunnen observeren. Volgens mij is op dit moment een van de grootste problemen dat allerlei mensen wel een mening ventileren over wat daar gebeurt, maar dat er daarbij te weinig wordt gekeken naar wát er gebeurt. Je kunt daar met vertegenwoordigers van allerlei groepen praten. Ik heb het voorrecht gehad om dat voor de Raad van Europa te mogen doen. Ik hoorde toen hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Die is wat complexer dan het beeld dat wij hier meestal krijgen voorgeschoteld.
Ik vraag de minister in dit verband hoe hij de rol van de Raad van Europa ziet, die andere verdragsorganisatie, waar naast de EU ook 19 andere Europese landen lid van zijn, Rusland en Oekraïne incluis. De heer Klaas de Vries stelde deze vraag ook. Het lijkt ons in ieder geval goed nieuws dat er op voorstel van de secretaris-generaal van de Raad van Europa een onderzoekspanel aan de slag gaat dat nagaat wie verantwoordelijk is voor het geweld in Oekraïne in de afgelopen maanden. Dat is ook hard nodig, aangezien de nieuwe openbare aanklager, met wie ik donderdag nog in Straatsburg mocht lunchen, door de extremistische Partij van de Vrijheid aldaar op zijn post is gezet en dus door alle andere mensen in het land met argusogen wordt bekeken. Het is ook goed nieuws dat de Raad van Europa nu zijn grootste missie in Oekraïne heeft en dat onze landgenoot Jeroen Schokkenbroek als speciaal vertegenwoordiger van de Raad van Europa kantoor houdt in het Oekraïense parlement, om te helpen bij het tot stand brengen van de hoogstnoodzakelijke veranderingen in de wetgeving van het land, met een herziening van de constitutie voorop, en als het kan nog vóór de presidentsverkiezingen van 25 mei. Mag ik de minister vragen om in EU-verband te bepleiten dat deze hoogstnoodzakelijke constitutionele hervorming voorrang krijgt boven de ingewikkelde harmonisering die het nieuwe associatieverdrag vergt? Ik zou zeggen: first things first.
In verband met de Raad van Europa wijs ik er trouwens op dat mensenrechtencommissaris Muznieks binnenkort ons land onder de loep neemt. Ik reken erop dat Nederland alle medewerking aan het onderzoek geeft en de aanbevelingen serieus zal nemen. In hoeverre is het overigens mogelijk om extra ondersteuning te geven aan de activiteiten van de Mensenrechtencommissaris en het Mensenrechtenhof van de Raad van Europa? Toen de minister kort geleden nog kandidaat-commissaris was, had hij daar zeker oren naar. Ik neem aan dat hij niet van mening is veranderd. Graag een reactie. Ik hoor ook graag wanneer de toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens eindelijk zou kunnen plaatsvinden. We wachten daar eigenlijk al veel te lang op. Of zijn er nieuwe beren op de weg verschenen? Tot slot op dit punt het volgende. De Kamer rondt haar advies over het GRECO-rapport binnenkort af. Hoe ver is de regering met haar beoordeling?
Steeds meer mensen vinden dat de Europese Unie zich met te veel zaken bemoeit waarover we beter op andere niveaus zouden kunnen beslissen. De regering erkent dat er op terreinen wellicht te veel zaken naar Brussel zijn overgeheveld, maar we zien de regering niet heel veel meer ondernemen. Een herijking van prioriteiten door Brussel kan volgens de regering bijdragen aan het herstel van vertrouwen in de Europese integratie en samenwerking. Maar waar zien we dan soevereiniteit terugkeren naar de lidstaten? Is er één enkel vetorecht voor de lidstaten te noemen dat is hersteld? Of zien we de Europese samenwerkingstrein toch vooral doordenderen, bijvoorbeeld als het gaat om het in het leven roepen van een Europees Openbaar Ministerie, dat kennelijk niemand wil? En steunt de regering niet zonder mankeren de steeds verdergaande machtsuitbreiding van de Europese Unie over onze begroting, onze economie en onze samenleving? Brussel wil al binnen enkele dagen vanaf nu weten wat voor begroting de regering later dit jaar aan de Staten-Generaal zal presenteren en of die aan de Brusselse criteria voldoet. Kan de regering uitleggen dat met deze procedure de rol van het nationale parlement niet wordt uitgehold en dat we daardoor feitelijk niet tot een onafhankelijke deelstaat van een Europese superstaat worden gemaakt?
"Europees wat moet, nationaal wat kan" is de leidraad waarlangs de regering haar beleid inzake Europese samenwerking zegt uit te zetten. De vraag is natuurlijk wie uitmaakt wat Europees moet en wat nationaal kan. De voortgaande samenwerking inzake een Europese defensiemarkt en een Europese defensie-industrie, passend in de mogelijkheid die het Verdrag van Lissabon biedt om uiteindelijk tot een Europese defensie en een Europees leger te komen, vindt mijn fractie niet passen in de categorie "Europees wat moet", temeer niet omdat economische motieven de bovenhand kunnen krijgen boven veiligheidsmotieven. Veel liever zag mijn fractie meer initiatieven van de regering om te komen tot een nieuwe duurzame mondiale en regionale veiligheidsarchitectuur en tot nucleaire ontwapening in Europa. Gebeurt er op dat front nog iets, zo vraag ik de minister.
De regering zegt in de Staat van de Europese Unie dat de EU als handelsblok een factor van betekenis op wereldniveau kan zijn; zeker wanneer het vrijhandelsverdrag gesloten kan worden met de Verenigde Staten, het Transatlantic Trade and Investment Partnership, dat moet gaan gelden van Los Angeles tot Boekarest. Maar dreigt de inrichting van dat verdrag niet dusdanig te worden dat niet gekozen politici maar veeleer multinationale ondernemingen en hun lobbyisten in die zone veelal de lakens gaan uitdelen? Meer macht in de wereld verwerven is één, maar of die machtsuitbreiding ook ten goede komt aan de belangen van onze burgers in plaats van vooral aan de belangen van grote bedrijven, is een andere kwestie. Ik dat verband stel ik drie vragen aan de minister. Ten eerste: kan de minister reageren op beweringen van onder andere de Duitse ARD, dat er een instructienota bestaat waarin regeringen en leden van de Europese Commissie wordt geadviseerd om vooral te communiceren dat het nieuwe vrijhandelsverdrag heel veel nieuwe banen oplevert, hoewel de eigen cijfers van de Europese Commissie laten zien dat er geen sprake is van het beweerde banenwonder? Nu mijn tweede vraag. Wat vindt de regering ervan dat de omstreden Investor to State Dispute Settlements, die het grote transnationale ondernemingen mogelijk maken om de nationale rechtsgang te omzeilen, nu ook worden opgenomen in het vrijhandelsakkoord tussen EU en VS? En wat betekent de denkpauze die commissaris Karel De Gucht nu afgekondigd heeft: is er wellicht toch reden om deze ontwikkeling nog eens tegen het licht te houden? Tot slot mijn derde vraag. Kan de minister reageren op het vermoeden dat het nieuwe verdrag gaat voorzien in een zogenaamde "Regulerende Raad", die zowel toekomstig als bestaand regelgevend kader zou moeten gaan toetsen aan de mate waarin de betreffende regels handelsbelemmerend werken? Die Regulerende Raad zou het bedrijfsleven rechten geven op de agendering van het doorlichten van bestaande regelgeving en op consultatie vooraf over de vormgeving van nieuw beleid. Hiermee zou het bedrijfsleven een voor Europa nieuwe en buitengewoon onwenselijke greep krijgen op de formulering van het beleid. In de Verenigde Staten worden nu al op vergelijkbare leest geschoeide inspraak- en consultatiemogelijkheden door het bedrijfsleven actief gebruikt om voorgenomen beleid af te zwakken, dan wel vele jaren te vertragen. Graag een reactie van de minister op deze drie vragen.
Mijn partij heeft het internationalisme hoog in het vaandel. Het heeft weinig zin om in te zetten op een wereld waarin enkelen het goed en velen het slecht hebben. Wat we echter zien, is dat de huidige Europese integratie tot grotere verschillen leidt. In Nederland worden de rijken rijker, zoals mijn collega Geert Reuten nu al enkele jaren op rij in deze Kamer probeert aan te tonen en waarin hij inmiddels, sinds afgelopen zaterdag, door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bijgevallen. De rijkste 1% bezit bijna een kwart van alle vermogen, meer dan vóór de aanvang de crisis. In de rest van de Europese Unie is een vergelijkbare ontwikkeling te zien. Is het dan zo moeilijk om toe te geven dat er iets gruwelijk de verkeerde kant op gaat, zo vraag ik de regering. Je kunt wel beweren, zoals de regering doet in de Staat van de Europese Unie, dat er ook aandacht moet zijn voor de sociale gevolgen van de crisis. Klaas de Vries noemde dit ook al. En je kunt wel zeggen dat de hoge werkloosheid en de toenemende armoede in een aantal EU-lidstaten sociaal onacceptabel en op termijn ook onhoudbaar zijn - maar de vraag is natuurlijk: regering, wat doe je daar dan aan? Die vraag van Klaas de Vries laat ik hier nu graag echoën. Laat je het bij woorden, of komen er eindelijk daden? Dat zijn daden die wellicht ingaan tegen de hypocriete heiligverklaring van het vrije verkeer van kapitaal, goederen, diensten en arbeidskracht binnen de Europese Unie, of daden die de publieke sector en het sociale stelsel niet langer inkrimpen maar overeind houden en zo nodig ook weer uitbouwen. Steeds meer mensen, in Nederland en in de rest van de Europese Unie, voelen aan dat het roer om moet, willen we de samenwerking in stand houden en mensen niet op het idee brengen dat eng nationalisme het antwoord zou zijn op falend internationalisme. Graag een evaluatie van de regering.
De regering onderkent in de Staat van de Europese Unie dat er belangrijke en noodzakelijke verbeteringen in het functioneren van de Europese instituties bereikt kunnen worden door de huidige werkwijze van de Unie te hervormen, binnen de huidige verdragen. Ik vraag de minister of andere lidstaten daar ook zo over denken, bijvoorbeeld Duitsland en Groot-Brittannië. Zo nee, wat gaan we daaraan doen? Gaan we op onze handen zitten of toch maar aan een verdragswijziging beginnen, en die per referendum aan onze bevolking voorleggen? Of durft deze regering die uitdaging op voorhand niet aan? Graag een reactie van de minister.
Toenemende verschillen in en om de Europese Unie en toenemende onverschilligheid onder grote delen van de bevolking, zichtbaar in de te verwachten dramatisch lage opkomstcijfers voor de Europese verkiezingen, vormen een regelrechte bedreiging voor de oude hoofddoelstellingen van Europese samenwerking: vrede, veiligheid en welzijn voor iedereen. Recente gebeurtenissen in Europa laten zien dat dit geen academische discussie is. De toenemende spanningen tussen de Europese Unie en de Russische Federatie moeten ons reden tot grote zorg geven, maar ook de groeiende aanhang van extremistische groeperingen en politici in de lidstaten van de Europese Unie. Jobbik kreeg bij de afgelopen verkiezingen in Hongarije 21% van de stemmen. Van de Gouden Dageraad in Griekenland zit de helft van de partij in de gevangenis, maar is de andere helft op weg naar een glorierijke overwinning bij de komende Europese verkiezingen. Het Nationale Front in Frankrijk is de grote winnaar, onder leiding van een mevrouw die volgens Franse rechters officieel als fascist mag worden aangeduid; niet als een belediging, maar als categorisering. En de Partij voor de Vrijheid in Nederland. Dat zijn allemaal politieke formaties die het aanwijzen van zondebokken tot kernpunt maken en daarmee de tegenstellingen tussen mensen aanwakkeren. In die zin was de bijdrage van collega Marcel de Graaff van vandaag buitengewoon illustratief. Het zijn ook allemaal formaties die Europese samenwerking als zodanig verdacht maken en eng nationalisme promoten. Dat ze daarvoor de kans krijgen, is voor een groot deel de verantwoordelijkheid van diegenen die de Europese samenwerking, gericht op duurzame vrede, veiligheid en welzijn voor iedereen, lieten kapen door het financiële kapitalisme en door machtige multinationale ondernemingen in het begin van de jaren negentig. Ik vertel nu geen nieuws; dat is altijd de vaste overtuiging van mijn partij geweest. En daar is het Europese project ontspoord, zo zeg ik in de richting van de heer Van der Linden. Nee, mijn partij ziet spoken, althans dat hopen we. Wij zien de realiteit onder ogen en hopen dat anderen ook bereid zijn om onbevooroordeeld naar de recente ontwikkelingen op ons continent te kijken en daarmee zichzelf en ons allemaal de kans te geven het beleid bij te stellen. Dat zal moeten gebeuren. Twee derde van de Nederlandse bevolking vindt dat we de verkeerde kant opgaan met de huidige Europese Unie. Wie die opvatting van onze bevolking negeert, speelt gevaarlijk spel. Nog is Europese samenwerking als middel conflicten te voorkomen of, sterker gezegd, oorlogen te voorkomen, niet verloren. Nog steeds kan de balans hersteld worden, nog steeds kunnen we vrede, veiligheid en welzijn voor iedereen weer ons aller richtsnoer maken als het gaat om Europese samenwerking. Maar vluchten voor de realiteit, dat kan niet meer. Ik neem aan dat we het daar met z'n allen over eens zijn.
De voorzitter:
Ik vraag de leden om de interrupties kort te houden, want om 13.00 uur begint een andere bijeenkomst in deze zaal. Ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt, maar wij moeten dan echt klaar zijn.
De heer Van der Linden i (CDA):
Ik kan het heel kort houden. Betekent dit dat de geachte afgevaardigde ook voor een Europese defensiegemeenschap is?
De heer Kox (SP):
Nee, mijnheer Van der Linden. Ik begrijp dat u dit vraagt, maar ik heb in mijn tekst aangegeven dat ik dit nu geen voorbeeld vind van een kant die het op zou moeten gaan. Europa moet zich niet druk maken over zijn defensie, maar over het streven om weer het lichtend baken te worden dat het ooit was, zonder die gemeenschappelijke defensie.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Ik hoor de heer Kox nu toch iets positiefs over de Europese Unie zeggen, terwijl wij hem en zijn partij als zeer EU-kritisch kennen. Gelooft hij nog steeds in een toekomst voor de Europese Unie? Ziet hij minder Europese Unie niet zitten?
De heer Kox (SP):
Ik loop al lang in de politiek mee, ook als het gaat om onze kijk op de Europese Unie. Mijn partij heeft zich nooit tegen de Europese Unie verklaard. Wij verklaren ons tegen bepaalde ontwikkelingen. Ik zie dat de wethouder, pardon, de minister met een zuinig mondje zit te kijken. Als ik de speech van de heer De Graaff nalees, moet hij al onze stukken hierover sinds 1990 nalezen. Ik heb daar allemaal de hand in gehad en ik ben daar dus medeverantwoordelijk voor. Ook dit keer is onze slogan; "nee tegen deze Europese Unie". Wij vinden Europese samenwerking van eminent belang, niet om centen te verdienen, maar om de vrede en veiligheid te bewaren in dit land en welvaart voor iedereen mogelijk te maken. Daarom vinden wij het zo erg dat de Europese Unie aan het ontsporen is. Er waren tijden dat de minister dat ook zag, maar ja als iemand in een andere positie komt, dan nuanceert hij zijn bevindingen. Deze Europese Unie is op het verkeerde pad. Het grote verschil tussen de heer De Graaff en mij is dat hij zegt: wegwezen ermee. Ik zeg: handen uit de mouwen en zorgen dat de Unie weer op de rechte koers komt, waarmee iedereen in Europa gediend is.
De voorzitter:
Heel kort nog, mijnheer De Graaff.
De heer Marcel de Graaff (PVV):
Ik vraag mij toch af of ik de heer Kox hier hoor pleiten voor een krachtiger Europese Unie.
De heer Kox (SP):
Ik pleit hier al zo'n vijfentwintig jaar voor een andere Europese Unie die zich tot de kernwaarden bekent, namelijk staan voor vrede, veiligheid en welzijn voor iedereen in Europa. Dat heeft ons ooit na de Tweede Wereldoorlog geïnspireerd. Dat heeft ons geholpen. Het is dood- en doodzonde dat wij dat project hebben laten kapen. Ik hoop dat de minister straks zegt dat hij het daar eigenlijk helemaal mee eens is.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors voor de lunchpauze tot 14.30 uur. In de lunchpauze vindt in de plenaire zaal een mondeling overleg plaats van de commissies Financiën, Economische Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Europese Zaken met de minister van Financiën over het Europees semester.