Plenair Strik bij behandeling Uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis



Verslag van de vergadering van 6 mei 2014 (2013/2014 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.03 uur


Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Eigenlijk heeft hij de zorg van mijn fractie bevestigd die al in de schriftelijke ronde naar voren kwam. De minister heeft vandaag heel duidelijk gezegd dat we dit nodig hebben om meteen te kunnen reageren als de samenleving dat eist. Dan moet er volgens hem een snelle en zichtbare reactie komen op het geweldsdelict dat de maatschappelijke onrust heeft veroorzaakt. Eigenlijk heeft hij daarmee vrij duidelijk aangegeven dat hij van plan is om het instrument van de voorlopige hechtenis op een heel andere manier te gaan gebruiken dan tot nu toe gebruikelijk was en dan in ons strafrechtstelsel is vastgelegd. Daarin kan mijn fractie niet meegaan.

Verder bleek uit de beantwoording van de minister ook dat het begrip "maatschappelijke onrust" nog heel breed en ongedefinieerd blijft. Sociale media en allerlei omstandigheden worden daarbij betrokken. Daardoor blijft het risico bestaan dat mensen een voorlopige hechtenis eigenlijk kunnen bewerkstelligen door bijvoorbeeld bepaalde reacties te geven via sociale media. Volgens mijn fractie kan dat niet de bedoeling zijn. Mevrouw Quik en de heer Engels zeiden dat ook al. Die manier van omgaan met voorlopige hechtenis is niet conform de criteria van het EHRM. Die manier is in strijd met die criteria.

De minister gaat het OM verzoeken om richtlijnen op te stellen. Dat kan allicht iets meer houvast bieden. Wij worden graag geïnformeerd over de manier waarop het OM dit gaat toepassen. Op die manier kunnen wij beoordelen in hoeverre dit overeenkomt met de motiveringseis en dergelijke zaken waarover de minister het had.

De minister zei ook dat de Raad van State en hij het hierover eigenlijk wel eens zijn. Hij zei: de Raad van State was kritisch, maar uiteindelijk zijn we het eens geworden. Mijn fractie vraagt of de minister er dan ook voor kan zorgen dat in de richtlijnen de aanbeveling van de Afdeling advisering wordt overgenomen. Die Afdeling advisering heeft gesteld dat deze voorlopige hechtenis moet worden beperkt tot gevallen waarin de maatschappelijke veiligheid in het geding komt vanwege ernstig geweld tegen, en ernstige bedreiging van openbare hulpdiensten. De Afdeling advisering stelt dat als dit op die manier wordt toegepast, zij ermee kan leven. Ik ben benieuwd of de minister dit op deze manier wil gaan inperken, dus in overeenstemming met het advies van de Raad van State.

De minister stelt dat hij de genoemde aantallen voorlopig gehechten serieus neemt. Hij komt met een afzonderlijke reactie hierover. Mijn fractie is daar benieuwd naar. Ik hoop dat hij dan ook ingaat op de vraag in hoeverre we het automatisme van de oplegging kunnen terugdringen. En hoe kunnen we, als oplegging wel noodzakelijk is, vaker tot het stellen van voorwaarden overgaan, zodat we kunnen schorsen en we mensen daardoor minder lang hoeven vast te zetten?

Mijn fractie blijft van mening dat het principe van voorlopige hechtenis overeind moet blijven. Het moet dus geen onderdeel worden van het lik-op-stukbeleid zelf. Daarvoor hebben we de snelle berechting en bestraffing. Mijn fractie blijft van mening dat er sprake moet zijn van een noodzaak om veilig te stellen dat het strafproces effectief verloopt, of dat er sprake van moet zijn dat de veiligheid voorlopige hechtenis vereist. Voorlopige hechtenis moet niet worden ingezet omdat de samenleving als zodanig het eist.

Nog los van het verkeerd gebruik van het middel van voorlopige hechtenis, hebben we ook ernstige twijfels over de effectiviteit van het op deze manier inzetten van de voorlopige hechtenis. Nu lijkt het alsof we het grote maatschappelijke probleem van het geweld tegen hulpdiensten oplossen door dit middel. Wat krijgen deze hulpdiensten nu eigenlijk meer in handen door dit wetsvoorstel dan ze op dit moment al hebben? Dat vraagt mijn fractie zich af. Zij is bang dat dit wetsvoorstel ons eigenlijk vooral afleidt van de noodzaak om echte oplossingen te bedenken voor dit grote maatschappelijke probleem.

Mevrouw Quik-Schuijt i (SP):

Stel, de minister zegt nu: ja, we gaan het zo uitleggen dat het om veiligheid gaat. In de wet staat wel het woord "onrust". Dat is heel iets anders dan veiligheid.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ja.

Mevrouw Quik-Schuijt (SP):

Is mevrouw Strik tevreden als de minister zegt dat het om veiligheid gaat?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Nee, dan is mijn fractie niet tevreden. Zij zou dat meer zien als damagecontrol. Als de minister dat zou zeggen, zou dit in ieder geval in de praktijk beperkter worden uitgelegd. Maar mijn fractie is nog steeds helemaal niet tevreden over het feit dat dit brede begrip "maatschappelijke onrust" in de wet staat.