Verslag van de vergadering van 30 september 2014 (2014/2015 nr. 2)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.43 uur
De heer Thom de Graaf i (D66):
Voorzitter. In alle opzichten weer een verduidelijkend debat, ook over de persoonlijke omstandigheden van Kamerleden en hun kroost/Nachwuchs. Het debat was nuttig, want het laat zien dat de huidige situatie her en der vragen oproept over de fraudegevoeligheid en dat die vragen in een digitale situatie niet vanzelfsprekend zijn opgelost. Dat hoeft ons er niet van te weerhouden om volgende week voor het wetsvoorstel te stemmen, maar dat soort vragen staat echt nog wel op de rol. Ik denk dat het verstandig is als die vragen zeer indringend worden bekeken, ook bij de afweging wanneer delen van de wet precies in werking treden. Ik heb daarover nog een vraag aan het kabinet, onder vanzelfsprekende dankzegging voor de beantwoording in eerste termijn. Ik zou het op prijs stellen als de regering aan beide Kamers notificeert, wanneer delen van deze wet in werking treden. Het gaat hierbij om een Koninklijk Besluit, dat per onderdeel kan worden bepaald. Ik denk dat het verstandig is als wij daarvan tevoren op de hoogte worden gesteld. Dat zou bijvoorbeeld kunnen aansluiten bij de monitoring waarover de staatssecretaris het had en bij de informatie die hij daarover aan de beide Kamers der Staten-Generaal zal sturen. Dat komt wat mij betreft dan goed uit.
Ik ben ook blij dat uit dit debat duidelijk is geworden dat de verantwoordelijkheid waarover ikzelf in eerste termijn sprak, toch iets scherper is dan uit de stukken bleek. Het kabinet heeft ambities voor 2017, het kabinet wil dat er een uitrol over in beginsel alle gemeenten plaatsvindt, het kabinet gaat monitoren, het kabinet zit in een klankbordgroep en het kabinet stuurt het proces met anderen aan. Dat komt aardig in de richting van een soort centrale medeverantwoordelijkheid met de gemeenten om daadwerkelijk te komen tot een goede elektronische dienstverlening inzake burgerzaken. Ik vraag niet naar de financiering van alles wat gemeenten zelf aan verantwoordelijkheden hebben, maar het zou niet erg zijn — zeker als het te zijner tijd misschien weer iets beter gaat met de rijksbegroting — als er bij wijze van incentive nog wat rijksmiddelen ter beschikking komen.
De veiligheid rond de DigiD blijft een punt van zorg. Maar we hebben niets beters. Misschien komt er te zijner tijd wel iets beters op een hoger niveau, wat buitengewoon plezierig zou zijn. De aarzelingen die er zijn rond DigiD zijn voor nu geen reden om dit wetsvoorstel in de ijskast te zetten, want ik denk dat de elektronische dienstverlening voort moet schrijden.