Plenair Ester bij voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 18 november 2014 (2014/2015 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.23 uur


De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter. De turbulente internationale ontwikkelingen die mijn fractie schetste tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van een maand geleden, raken ook het financiële domein volop. De context van onzekerheid, onveiligheid en zelfs chaos heeft een directe impact op het financieel reilen en zeilen. Dat geldt voor de wereld, dat geldt voor Europa en dat geldt voor Nederland. Zeker, er zijn tekenen dat het weer beter gaat met de Nederlandse economie. Daar zijn wij ook dankbaar voor. Er is sprake van lichte groei, de koopkracht stijgt iets, de woningmarkt trekt aan en bedrijven lijken weer te investeren. De rente is laag, de euro goedkoop en de olieprijs is gedaald. Dit zijn positieve signalen, maar tegelijkertijd broze signalen.

De Nederlandse economie blijft kwetsbaar. De laatste economische cijfers, vorige week gepresenteerd door het CBS, bevestigen dit. De Miljoenennota laat zien dat de private en publieke schuldenlast nog steeds fors is en dat de werkloosheid structureel hoog blijft. In de Eurozone zien we dat de recessie in Italië lijkt toe te slaan, dat Frankrijk stevig in de problemen zit en dat nu ook Duitsland in zwaar weer verkeert. Christine Lagarde, de topvrouw van het IMF, schatte vorige maand de kans dat de eurozone in een nieuwe recessie wegglijdt op ongeveer 40%. Wellicht is dat geen handige uitspraak, maar het houdt ons wel scherp. Ook de ECB is van mening dat sommige landen hun structurele hervormingen, onder meer op het vlak van de arbeidsmarkt en de pensioenleeftijd, te traag doorvoeren. Er hoeft maar weinig te gebeuren of de kleine plusjes van de economische vooruitberekeningen van het CPB slaan om in substantiële minnen.

De Christen Unie-fractie vraagt de minister hoe hij de ontwikkelingen in met name de Eurozone weegt en of hij de schattingen van het IMF en de ECB deelt. De Commissie, zo leek het toch een beetje, was bepaald lankmoedig richting het kwakkelende hervormingsbeleid in Frankrijk. Ik vraag de minister of dit betekent dat de correctieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact genadiger is voor grote landen. Zo ja, wat is de Europees-politieke betekenis hiervan?

Niet iedereen heeft het op het netvlies, maar ook volgend jaar geeft Nederland meer uit dan er binnenkomt. Het begrotingstekort loopt op …

De heer Reuten i (SP):

Als ik het goed heb, heeft Frankrijk nooit de afspraken geschonden. Frankrijk is tot nu toe altijd binnen de met de Commissie gemaakte afspraken gebleven. Als je kijkt naar de resultaten, dan lijkt Frankrijk zijn economie toch iets meer te stimuleren dan Nederland gedaan heeft. De grote vraag is of dit op termijn vruchten zal afwerpen. Tot nu toe is de groei van de Franse economie een stukje groter geweest dan die van de Nederlandse.

De heer Ester (ChristenUnie):

De heer Reuten maakt nu een vergelijking met de Nederlandse economie, maar het gaat ook om een groot aantal andere parameters, waaronder de hervorming van de arbeidsmarkt en de pensioenleeftijd. Op die punten liep Frankrijk achter. Daarvoor kreeg het een rode kaart, maar toen gebeurde er onderweg kennelijk iets waardoor Frankrijk een veel lankmoediger bejegening kreeg. Graag hoor ik van de minister of dat ook in zijn waarneming het geval is en, zo ja, hoe hij dit duidt.

Ik vervolg mijn betoog. Ik zei dat niet iedereen het op het netvlies heeft, maar dat Nederland ook volgend jaar meer uitgeeft dan er binnenkomt. Het begrotingstekort loopt op met bijna 15 miljard euro. Onze EMU-schuld komt daarmee uit op bijna 470 miljard euro. Omgerekend is dit € 28.000 per Nederlander. Sinds de crisis is onze schuld met 150 miljard euro toegenomen. Ook collega Bakker ging uitvoering op dit punt in. Het kabinet blijft van mening dat begrotingsevenwicht op langere termijn het uitgangspunt blijft. Kan de minister mijn fractie zeggen hoe realistisch dit uitgangspunt bij een dergelijke collectieve schuld is? Welk tijdpad staat hem voor ogen? Linksom of rechtsom zadelen wij de jongste generatie op met een groot financieel probleem. Voegen wij daarbij de forse onzekerheden waarmee jongeren te kampen krijgen op de arbeidsmarkt, in het onderwijs, op de woningmarkt en rond ons pensioenstelsel, dan kunnen wij vaststellen dat het plaatje verre van rooskleurig is, zeker indien wij ook het nieuwe leenstelsel daarbij betrekken. Mijn fractie wil van de minister horen hoe hij vanuit financieel-economisch perspectief de positie van de jongste generatie Nederlanders beoordeelt en tot welk toekomstbeeld hem dit brengt.

De Christen Unie-fractie maakt zich zorgen over de collectieve schuldenlast in Nederland, maar ook over de private schulden. Dit geldt zeker voor de onderwaterhypotheken, ofwel hypotheken waarvan de schuld hoger is dan de marktwaarde. Het gaat inmiddels om meer dan 1,1 miljoen huishoudens, ofwel bijna een derde van de huishoudens met een hypotheek. Voor de betrokken gezinnen leidt dit tot grote ongerustheid, die hun manoeuvreerruimte in alle opzichten beperkt. Het water staat hun tot de lippen. Dat treft vooral jonge gezinnen die geen vermogen hebben om versneld af te lossen. Kan de minister hier de laatste stand van zaken geven en zijn mening met ons delen? Hoe beoordeelt hij de effectiviteit van beleidsmaatregelen als de tijdelijke aftrek van de rente op restschulden en het meefinancieren van deze schulden onder de Nationale Hypotheek Garantie? Heeft dit aantoonbaar zoden aan de dijk gezet? De minister heeft in de Tweede Kamer aan de Christen Unie-fractie toegezegd met de banken in gesprek te gaan over de mogelijkheid van boetevrij herfinancieren voor mensen die echt in de knel zijn geraakt. Heeft dit gesprek al plaatsgevonden en, zo ja, wat zijn de conclusies?

De Christen Unie-fractie heeft zich in de afgelopen jaren steeds sterk gemaakt voor een solide defensie. We hebben dit vorig jaar nog eens gemarkeerd met een breed door dit huis aangenomen motie over de noodzaak om onze defensie-uitgaven weer op peil te brengen. Mijn fractie is dan ook blij met de structurele verhoging van ons Defensiebudget met 100 miljoen. Weliswaar is dit een relatief bescheiden verhoging — ruwweg gelijk aan 2,5 dag van onze nationale schuldvermeerdering — maar de signaalwerking is evident. We zijn blij met de bewoordingen in de Miljoenennota. Daarin wordt onomwonden gesproken over een trendbreuk. De chaotische geopolitieke ontwikkelingen maken dat wij onze defensie niet kunnen laten verslonzen. Ik wil de minister met het oog op deze trendbreuk vragen wat de financiële ambities van de regering op defensiegebied zijn voor de resterende kabinetsperiode.

Mijn fractie is evenzeer verheugd over het extra budget dat naar onze naasten dichtbij en veraf gaat. De opvang van asielzoekers krijgt 375 miljoen euro extra en de noodhulp in de regio wordt opgehoogd met 570 miljoen euro.

De verlenging van het verlaagde btw-tarief voor bouw en renovatie is een goede zaak. Dat geldt ook voor het extra budget dat wordt vrijgemaakt voor de transitie Wmo. Mijn fractie hoort graag van de minister of het economisch effect van de eerdere verlaging van het btw-tarief berekend is. Het gaat ons daarbij om zowel de omzet als de werkgelegenheid.

De Nederlander gaat er qua koopkracht iets op vooruit. Het gaat weliswaar om een bescheiden vooruitgang van gemiddeld 0,5%, maar na vijf jaar koopkrachtverlies is het positieve signaal daar. Wel constateert de ChristenUnie-fractie dat gezinnen met één kostwinner volgend jaar in koopkracht inleveren. Gezinnen die vaak bewust investeren in het combineren van betaalde arbeid met de zorg voor ouders en kinderen. Hoe waardeert de minister de teruggang in koopkracht voor deze bevolkingsgroep, zeker als hier sprake zou zijn van een structurele teruggang? In de Miljoenennota haast men zich om aan te tekenen dat het kabinet ook in de toekomst aandacht houdt voor de positie van alleenverdieners met kinderen. Kan de minister deze passage toelichten? Kan de minister hier een wat hardere toezegging doen? Ook moeten we vaststellen dat koopkrachtwinst aan veel gepensioneerden voorbij is gegaan. Hopelijk zullen de nieuwe ftk-indexatieregels voor de pensioenfondsen de balans weer wat terugbrengen. Is dit overigens wat de minister verwacht?

Dan nu de Bankenunie. Het waren spannende tijden. Drie weken geleden werd bekend welke Europese banken wel en welke banken niet door de balanstest en de stresstest van de ECB zijn gekomen. Een vijfde van de Europese banken kreeg een onvoldoende. Hoe beoordeelt de minister deze uitslag? Vindt hij alles overziend het ECB-examen streng genoeg? Zijn ze eigenlijk niet een beetje te mild? We rekenen in reële, ongewogen termen met buffers in de orde van grootte van 3 à 4%. In vroeger tijden waren buffers van 20% heel normaal. Ook Nout Wellink twijfelde onlangs publiekelijk aan de hoogte van de gehanteerde buffernormen.

Benadrukt moet worden dat de ECB-toets een momentopname is. De positie van banken verandert immers continu in een sterk geglobaliseerde financiële sector waarin banken niet solitair opereren maar met elkaar in een complex systeem verweven zijn. We moeten de ECB-testen niet onderschatten maar we moeten er ook geen schijnzekerheid aan ontlenen. Zo indrukwekkend zijn de kapitaaleisen nu ook weer niet. Bovendien blijkt dat de Nederlandse banken zich qua leverage ratio Europees gezien in de onderste regionen bevinden. Dat betekent dat bijvoorbeeld ABN AMRO met een ratio van 3,23% iedere euro een keer of dertig uitleent. Is dat nu duurzaam bankieren? We moeten op basis van de witte rook uit Frankfurt, zo stelde hoogleraar Economie, Arnoud Boot, terecht, niet concluderen dat de financiële sector nu weer gezond is.

Maar het verhaal van de doorlichting van de banken gaat verder dan het aanscherpen van kapitaaleisen. Veel verder zelfs. Het gaat vooral ook om een ingrijpende cultuurverandering van de financiële sector als zodanig. Een sector die zich liet leiden door kortetermijndoelstellingen en het laten prevaleren van privaat gewin boven publiek belang. Moraal was hier vaak ver te zoeken. De ChristenUnie-fractie is benieuwd hoe de minister deze cultuuromslag vanuit zijn blikveld beoordeelt. Heeft de financiële sector de juiste stappen gemaakt of moet er op bepaalde punten worden versneld? Is er leiderschap getoond? Heeft de sector zijn lessen geleerd uit de crisis? Is er weer sprake van echte dienstbaarheid en klantgerichtheid? Collega Postema ging daar ook al op in. Is de bonuscultuur effectief teruggedrongen? Heeft de financiële sector, zo vraagt mijn fractie, hier ook het examen gehaald? Dat zijn de wezenlijke vragen.

De ChristenUnie-fractie heeft er bij herhaling in dit huis op gewezen dat Nederland zich moet bezinnen op zijn verdienmodel, op de economische activiteiten waarmee het de komende twintig jaar de mondiale competitieslag wil aangaan. Dit verdienmodel zal in onze visie geënt moeten zijn op groene groei, op het minder afhankelijk worden van fossiele brandstoffen, op het terugdringen van de belasting van ons milieu. Een groeimodel, in mijn woorden, dat de Schepping serieus neemt. Voor de ChristenUnie is duurzame groei, groei van duurzaamheid. In de Miljoenennota zegt de regering dat zij streeft naar groene groei, maar dit adagium blijft hangen in de cijferwolken. Kan de minister bij wijze van gedachte-experiment met de Kamer delen welk type economische activiteiten doelbewust zal worden afgeremd in de komende jaren en in welk type economische activiteiten zal worden geïnvesteerd in het kader van het groene groeimodel? En wat de inzet daarbij is van financiële stimuli? Kan de minister aannemelijk maken dat dit groene groeimodel ook voor zijn portefeuille maat- en richtinggevend is?

Laat mij daar nog een parallelle kwestie mee verbinden. Commissievoorzitter Juncker kreeg onlangs van de Europese leiders de opdracht om een groeiplan voor Europa te ontwikkelen. Ook de minister zal daarin in zijn rol van voorzitter van de eurogroep een belangrijke rol spelen, naast de nieuwe voorzitter van de Europese Raad en de ECB-president. Kan de minister de ChristenUnie-fractie toezeggen dat hij zich tot het uiterste zal inspannen om het primaat van innovatieve groene groei tot pijler van het nieuwe groenplan te maken? Europa zal groen en innovatief zijn, of het zal niet zijn. Wil de minister op deze inzet worden afgerekend?

Mijn fractie is verheugd dat het kabinet 155 miljoen euro extra uittrekt voor kansrijke innovatieve bedrijven. Nederland moet het immers hebben van innovatief ondernemerschap. En vooral van innovatief duurzaam ondernemerschap. Ons mkb kan een dergelijke impuls goed gebruiken, zeker nu de banken veel minder scheutig zijn met kredietverschaffing. Mijn fractie vraagt het kabinet speciaal aandacht voor start-ups, beginnende bedrijven van vaak jonge ondernemers die een innovatief product hebben ontwikkeld maar niet over de financiën beschikken om hun bedrijf succesvol in de markt te zetten. Juist hier komt de vernieuwing van onze bedrijvigheid tot stand. Juist hier moet het concurrentievermogen van onze economie blijken. Welke plek is er voor start-ups ingeruimd in het nieuwe innovatiefonds van 100 miljoen euro? Mijn fractie vraagt ook aandacht voor beginnende bedrijven die in zwaar weer verkeren maar er met een klein financieel duwtje in de rug weer bovenop kunnen komen. Biedt het nieuwe fonds ook voor hen mogelijkheden?

Er is aan de andere zijde van het Binnenhof uitvoerig gedebatteerd met de staatssecretaris over de herziening van ons belastingstelsel. Ook mijn fractie vindt het huidige stelsel te complex en te weinig transparant. Een herziening is ook in onze ogen geboden. Daar is overigens niets mis mee. Iedere tien à vijftien jaar is groot onderhoud aan ons belastingstelsel nodig en dat punt is nu weer bereikt. De staatssecretaris heeft medio september een brief van bijna 30 kantjes aan het parlement gestuurd waarin maar liefst acht opties de revue passeren die onderwerp worden van brede politieke consultatie. Het behoeft weinig politieke fantasie om te vrezen dat dit een lang traject zal worden. Mijn fractie onderschrijft de noodzaak van zorgvuldigheid. Daarover geen twijfel. Tegelijkertijd moet het gevoel van urgentie niet verdwijnen, zeker indien we de doelstelling van het kabinet meewegen om via een herziening van het belastingstelsel de lasten op arbeid met 15 miljard euro per jaar te verlichten en zo 100.000 nieuwe banen te creëren. Dat kunnen we goed gebruiken bij een onaanvaardbaar hoge werkloosheid van boven de 600.000. Werkloosheid, daar is links en rechts het inmiddels over eens, is nu het grootste probleem in Nederland. Er bestaat brede consensus, zo is mijn inschatting, dat de lasten op arbeid te hoog zijn. Ook voor mijn fractie is het verminderen van de lasten op arbeid prioriteit. Dat punt willen wij beslist terugzien.

De heer Reuten (SP):

Heeft de ChristenUnie ook een idee wat dan het alternatief is of komt senator Ester daar nog op?

De heer Ester (ChristenUnie):

Het alternatief voor wat?

De heer Reuten (SP):

Voor die belasting op arbeid of arbeidsinkomsten.

De heer Ester (ChristenUnie):

Wij zijn er een groot voorstander van om de lasten op arbeid te verminderen. Wij willen dat ook heel graag inbrengen en terugzien in het nieuwe belastingplan.

De heer Reuten (SP):

Jawel, maar welke belasting moet dan omhoog?

De heer Ester (ChristenUnie):

Er is een uitvoerige beschouwing in hetzelfde stuk over de wijze waarop dat gefinancierd kan worden.

De heer Reuten (SP):

Maar ik vraag om de visie van de ChristenUnie.

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat heeft ook te maken met het feit dat er ook heel veel inkomsten worden gegenereerd als wij erin slagen om die 100.000 banen extra te creëren, omdat daar geen uitkeringen meer nodig zijn. Daar zit een belangrijk financieel winstpunt in. Maar laten we niet gelijk in de mantra schieten van de manier waarop we dat gaan doen. Laten we vooral de consensus vasthouden dat de belasting op arbeid omlaag moet. Wij zien uit naar de voorstellen van het kabinet. Die zullen wij zeer zorgvuldig wegen, juist gezien het feit dat wij een fors probleem in Nederland hebben met de kosten van arbeid en de werkloosheid.

De heer Reuten (SP):

Zojuist had de heer Ester het over het financieringstekort. Is hij van mening dat die 50 miljard daaruit gefinancierd moet worden?

De heer Ester (ChristenUnie):

Het gaat om 15 miljard. Dat scheelt nogal wat. Nee, wij zullen de voorstellen op dat punt afwachten. Er hebben ons al voorstellen bereikt en nogmaals, wij zullen er zeer zorgvuldig en positief naar kijken. Het lijkt echter niet dat wij aan zet zijn, want het kabinet heeft de regie naar zichzelf getrokken. Nogmaals, wij zullen die zeer positief beoordelen.

Ik zei al dat ons er veel aan gelegen is om de herziening van het belastingstelsel zorgvuldig maar ook voortvarend ter hand te nemen. Ik realiseer me dat tussen beide dimensies spanning kan ontstaan. Mijn fractie heeft over de regie drie tamelijk fundamentele vragen.

De eerste vraag is die naar de beleidslogica achter de acht gepresenteerde keuzes. Zijn deze hiërarchisch geordend of nevenschikkend? Zijn ze volgordelijk of kunnen ze ook simultaan worden ingevoerd? De staatssecretaris reikt acht keuzemogelijkheden aan en zegt eigenlijk tegen het parlement "roept u maar''. Dat biedt ook oppositiepartijen de mogelijkheid om mee te beslissen. Dat is mooi; daar is helemaal niets op tegen. Tegelijkertijd plaatst de staatssecretaris zich inhoudelijk een beetje buiten het eigenlijke fiscale hervormingsdebat. De fractie van de ChristenUnie wil hem dan ook recht op de man af vragen waar nu zijn eigen prioriteiten liggen. Welke keuzes maakt hij zelf? Dit haalt iets van de vrijblijvendheid weg.

De tweede vraag heeft betrekking op het aantal van 100.000 nieuwe extra banen door de beoogde lastenverlichting. Hoe komt het kabinet aan dit getal van 100.000 nieuwe banen? Hoe robuust is de onderliggende empirische evidentie? Is er sprake van "100.000" omdat het een mooi rond getal is of ligt daar een uitgebreide rekenkundige exercitie aan ten grondslag? In welke sectoren zullen deze banen gerealiseerd worden en welke categorie werklozen komt hiervoor in aanmerking?

De derde vraag richt zich op de procesregie van de herziening van het belastingstelsel zelf. De staatssecretaris heeft in zijn brief een omhaal van woorden nodig om de tijd te nemen voor de belastinghervorming. Daar zijn ook vele, en vele goede, argumenten voor te geven. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat we niet bij een theoretisch nulpunt beginnen. Veel voorwerk is al gedaan. Het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen ligt al anderhalf jaar onbesproken op tafel. Door de gekozen procesregie, die breed inzet op het maken van fiscale keuzes en het creëren van draagvlak, lijkt het mijn fractie onwaarschijnlijk dat de invoering van de hervorming nog in deze kabinetsperiode zijn beslag krijgt. De fractie van de ChristenUnie wil van de staatssecretaris horen wat zijn ambities op dit punt zijn. Wil hij een stevige fiscaal-politieke erfenis achterlaten en de banendoelstelling realiseren, dan is een hoger tempo vereist, evenals meer daadkracht. Er is al veel kostbare tijd verloren gegaan.

In het kader van de Wet Hof functioneert de Raad van State dit jaar voor het eerst als onafhankelijke begrotingsautoriteit die ook de Europese begrotingsregels heeft mee te wegen in het oordeel over de Miljoenennota. De raad deelt veel van de diagnose van het kabinet van de financiële situatie van ons land, maar mist de vertaling van deze urgentie en noodzaak in concrete hervormingen en maatregelen die al in gang zijn gezet voor de voorliggende periode. Mijn fractie deelt deze vaststelling. Zoals het er nu naar uitziet zal de belastinghervorming pas door een volgend kabinet worden ingevoerd. Ik gaf dat al aan. Dat geldt vermoedelijk ook voor de uitkomsten van de pensioendialoog. Daarmee dreigt de hervormingsagenda voor de tweede helft van de kabinetsperiode tot stilstand te komen en dat kunnen we ons niet veroorloven. Graag krijgt mijn fractie een nadere reflectie van de minister op deze belangrijke kwestie, zoals die door de Raad van State is aangekaart. Nederland heeft ook in de tweede speelhelft van dit kabinet een sterke en strategische beleidsagenda nodig. De tijd van hervormen is niet voorbij.

Mijn fractie ziet uit naar de beantwoording door de bewindslieden van onze vragen.