Plenair Gerkens bij voortzetting behandeling Wet studievoorschot hoger onderwijs



Verslag van de vergadering van 20 januari 2015 (2014/2015 nr. 17)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.36 uur


Mevrouw Gerkens i (SP):

Voorzitter. Ik zeg de minister dank voor de enorm uitgebreide beantwoording. Het was overigens interessant om te zien hoe collega Bruijn de minister af en toe te hulp schoot. Als ik kijk naar zijn beantwoording in tweede termijn, zie ik hem als een ware schaduwminister naar boven poppen. Dat is op zich best markant, aangezien dit wetsvoorstel van een PvdA-minister is. Maar ook dank aan de heer Bruijn voor zijn beantwoording zo nu en dan.

Er zijn nog een paar puntjes die ik wil doornemen. Als eerste ligt er nog de vraag over de OESO van de heer Bruijn. Ik wil er niet te lang over uitweiden, want het is al vrij laat. Natuurlijk is zo'n rapport behoorlijk ingewikkeld en moeilijk om te lezen. Je kunt er van alles uithalen. Als de OESO zelf als samenvatting geeft dat inkomensongelijkheid leidt tot afname van economische groei, ga ik ervan uit dat dat het kernpunt van het rapport is.

Minister Bussemaker had het ook over afnemende protesten die er zijn geweest vanaf de jaren negentig tot nu. Ze zei dit niet, maar suggereerde dit min of meer. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat wat flauw vind. We weten allemaal dat we helemaal niet meer zo makkelijk mensen op het Plein krijgen. In de jaren tachtig en negentig waren er ook heel andere demonstraties die veel omvangrijker waren. In dat kader wijs ik erop dat in korte tijd, door de LSVb onder andere, 29.000 handtekeningen tegen het wetsvoorstel zijn verzameld. Dat zegt ook wel wat.

Ik wil er de nadruk op leggen dat ik het van belang vind dat de AFM wel een oordeel velt over wat de financiële risico's zijn van dit leenproduct. Ik begrijp het als de minister zegt dat het geen commercieel product is, omdat er heel andere kanten aanzitten dan aan een commercieel product. Dat kan de AFM dan ook uitleggen. Het is van belang dat studenten en toekomstige studenten weten wat voor lening ze aangaan en wat de risico's daarvan zijn. Je moet dan ook alle afwegingen maken.

Dat de bachelorstudenten dachten een vierde jaar te hebben blijft een pijnpuntje voor mijn fractie. Er zijn mensen die op verstandige wijze keuzes hebben gemaakt, bijvoorbeeld voor een bestuursjaar of voor het switchen van studie, en met alle legitieme redenen hebben gedacht dat ze nog een vierde jaar zouden hebben. De minister vraagt dan wat die legitieme redenen zijn. Hierover kun je lang discussiëren, maar ik had het fijn gevonden als de minister de tijd had genomen om deze pijnpunten eruit te halen en dit uit te werken in een voorstel.

De minister zegt dat €40.000 echt niet klopt voor een meerjarige master. Ze heeft hiervoor een rekenvoorbeeld gegeven: het is €15.000 want een derde leent niet en als je dat erbij telt, is het €5.000. Ik ben vandaag iets wijzer geworden. Wij kunnen dit scharen onder het begrip "Hollandse rekenkunde". Als wij de studenten meetellen die niet lenen, wordt de gemiddelde schuld inderdaad lager. Wij kunnen ook iedereen in Nederland meetellen, dan wordt de gemiddelde schuld nog lager. Dit is een beetje Hollandse rekenkunde.

Ik ga verder met DUO. Het wordt nu op 20 miljoen geschat. Dat is al heel veel geld voor een IT-project. Heeft de minister garanties dat dit bedrag niet verder gaat oplopen? Komen er in de nieuwe planning "go/no go"-momenten? Wat doet zij om nu te voorkomen dat we een ongedekte cheque geven aan diegenen die nu aan het PVS bouwen? Als er eenmaal veranderingen in moeten komen, weten we hoe dat gaat: er komt dan een rekening bij. DUO heeft gezegd dat het een zware opgave is. Ik geloof ook dat het een zware opgave is. Ik dacht dat ik de minister hoorde zeggen dat DUO heeft gewacht met de uitvoering totdat deze Kamer ja heeft gezegd. Klopt dat? Als dat zo is, maak ik mij wél zorgen. Ik had gehoopt dat DUO al wel bezig zou zijn met de implementatie, zodat in april met testen kan worden begonnen. Dat wordt echt al vrij kort dag. Ik vrees dat DUO dan niet tijdig gereed is.

Mijn fractie blijft zorgen houden over de rechtspositie van de student. Medezeggenschap leer je echt niet in een jaar, laat staan als je tussen ervaren bestuurders zit. Ik denk dat de minister daarmee de studenten overschat, hoe goed en gedreven ze ook zijn.

De PvdA-fractie heeft een aantal dingen genoemd: de functiebeperking, de onevenredig zwaar getroffenen en de cohortgarantie. Op al die drie dingen zegt de minister toe wat ze al eerder heeft toegezegd. Kortom, er is eigenlijk helemaal niks veranderd. Het verbaast mij dat de PvdA-fractie dan makkelijk zegt dat er allemaal toezeggingen zijn. Als er toezeggingen zijn, gaat het over monitoren en het opbrengen van begrip. Er is geen wijziging, er is niets veranderd. Voor deze moeilijke groepen was de situatie aan het begin van het debat dezelfde als nu.

Ik concludeer. De minister heeft vandaag benadrukt dat zij wars is van het profijtbeginsel. Zij zegt dat de businesscase van de student helemaal vergeten moet worden. Ze wil de student zien als iemand die een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft en die goed burgerschap moet tonen. Ze haalt daarmee volgens mij het belangrijkste argument weg voor dit wetsvoorstel: de student mag investeren in de eigen toekomst; de student gaat op den duur meer verdienen en daar mag je best wat voor vragen. Dat kan volgens mij niet. Je kunt niet én de kool én de geit sparen. Wat is het nou? Voor mijn fractie is onderwijs een collectief goed waar de hele samenleving van profiteert. Ons land is een van de weinige landen waar het maatschappelijk profijt groter is dan het individuele profijt. Er schort nog veel aan dit wetsvoorstel en er zijn nog veel schaduwkanten. Daarom heb ik de minister om een jaar uitstel gevraagd, juist omdat die haken en ogen er zijn, zodat wij de tijd kunnen nemen om naar die kwetsbare groepen te kijken. Voor deze groepen is het echt niet goed geregeld. Als de minister zegt dat een jaar uitstel niet nodig is, omdat wij nu alles weten en er niets meer zal veranderen, kan mijn fractie maar één conclusie trekken: dit wetsvoorstel verwerpen wij.

De heer Bruijn i (VVD):

Heel kort. Ik moet toch even ingrijpen. Ik dank mevrouw Gerkens overigens voor de complimenten. Ik heb hier de samenvatting van dat OESO-rapport en ik maak groot bezwaar tegen haar samenvatting van deze samenvatting. Hier staat: "Incomes at the bottom grew much slower (…) in some countries, absolute income poverty." Het gaat daar over die verschillen. In het rapport staat ook dat in de rest van de inkomensladder inkomensverschillen een positief — het staat er letterlijk — effect hebben op de economie, op banen, op groei en op datgene waarvan de komende generaties afhankelijk zijn. Dat zijn de feiten.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik denk dat we straks bijna een privédiscussie zullen hebben. Er staat echt in de samenvatting dat het niet om de hele lage landen gaat. Groot-Brittannië wordt als voorbeeld genoemd van een land waar de inkomensongelijkheid is toegenomen én — voorzitter, het is niet alleen wat ik zeg — zelfs het kabinet erkent, in de beantwoording van vragen van de heer Klaver van de Tweede Kamer, dat, alhoewel volgens het kabinet de inkomensongelijkheid in ons land helemaal niet zo is gegroeid, het er wel voor heeft gezorgd dat er minder economische groei is. Ik adviseer de heer Bruijn om de brief te lezen die het kabinet aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.