Verslag van de vergadering van 17 november 2015 (2015/2016 nr. 8)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 14.27 uur
De heer Ester i (ChristenUnie):
Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan collega Rinnooy Kan met zijn maidenspeech. Wij zien uit naar zijn bijdragen aan het debat over een duurzame en innovatieve economie.
Dit debat wordt overschaduwd door de barbaarse terreuraanslagen in Parijs. De gedachten van mijn fractie gaan uit naar de slachtoffers en hun naasten. Die aanslagen leiden tot vele vragen, maar ook tot de vraag of wij als Nederland onze kerninstituties justitie, veiligheid en defensie qua financiële middelen wel goed hebben opgelijnd om het hoofd te kunnen bieden aan dit soort terreuracties. Zijn extra investeringen niet geboden? We kunnen deze vraag niet langer uit de weg gaan. lk vraag de minister graag om een korte reflectie op dit punt.
Na jaren van economisch slecht nieuws lijkt het tij zich te keren, althans macro-economisch gezien. Dit jaar groeit de Nederlandse economie met 2% en volgend jaar met 2,4%. Een aantal zaken zit in de plus. Het producenten- en consumentenvertrouwen en de binnenlandse bestedingen nemen toe en de bedrijfsinvesteringen trekken aan, en ook de woningmarkt kent gelukkig weer betere tijden. Daarbij is de inflatie laag. We worden overigens wel een stevig handje geholpen door de lage olieprijs en de lage euro.
Toch is het bepaald niet allemaal koek en ei. Want terwijl Nederland zich na zeven magere jaren naar het pre-crisis welvaartsniveau van 2008 heeft geworsteld, ligt de weg naar zeven vette jaren allerminst open. De rest van de wereld maakt zich op voor volgende crisisdreigingen. De economische groei in China vertraagt fors. En zeker als de internet- en beurzenbubble in China explodeert en de overkreditering en overcapaciteit hun tol eisen, zal ook Nederland daarvan de gevolgen ondervinden. Een harde landing van de Chinese economie zal ons stevig raken. Dat geldt ook voor de krimp van grondstofproducerende economieën als die van Brazilië en Rusland, om van het voortdurende risico van een opnieuw oplaaiende eurocrisis nog maar te zwijgen.
lk maak mij bovendien zorgen om het feit dat zaken die aan de wieg van de kredietcrisis lagen - overmatige geldverruiming, het goedkoop maken van geld en de schuldenopbouw - nu op Europees niveau wordt ingezet als recept voor herstel. Dat is bepaald geen positief stemmende cocktail aan risico's. lk vraag de minister hoe hij deze cumulatie van risico's inschat en of deze ook hem aanleiding tot zorg geeft.
Het valt op dat de Miljoenennota nauwelijks aandacht besteedt aan het immense vluchtelingenvraagstuk en de gevolgen die dit heeft voor onze financiële stabiliteit en voor ons beheersingsinstrumentarium. Kan de minister schetsen hoe hij vanuit zijn begrotingsverantwoordelijkheid naar het vluchtelingenvraagstuk als geopolitiek probleem van de eerste orde kijkt en naar de kosten van een barmhartige en effectieve opvang van deze gewelds- en oorlogsslachtoffers? Hier komen we niet langer uit met wat financieel knip- en plakwerk. Hoe verhoudt zich dit tot de kasschuifingreep in de begroting van Ontwikkelingssamenwerking? Een aantal sprekers heeft dat al aangekaart. Het mag er in de ogen van mijn fractie niet toe leiden dat dit ten koste zou gaan van de klassieke ontwikkelingssamenwerkingstaken. Ik verwijs ook in dit verband naar de motie-Slob, die al werd genoemd.
Nederland heeft op de crisis gereageerd met een reeks van hervormingen en aanscherpingen — al dan niet vanuit Brussel verordonneerd — van de financiële instituties en de monetaire mechanismen. We hebben daar veelvuldig over gedebatteerd in dit huis. De vraag van mijn fractie is welke lering onze minister van Financiën heeft getrokken uit de crisis, of uit de Grote Recessie, zoals de MEV de crisis aanduidt. Hebben we onze zaakjes nu redelijk op orde of liggen er nog grote uitdagingen te wachten en zo ja, welke zijn dat dan? Voelt het kabinet de urgentie om deze uitdagingen — ik noem de doorsneeproblematiek en de noodzakelijke flexibilisering van het pensioenstelsel — met voorrang aan te pakken?
Is er nu sprake van een duurzaam financieel herstel? De crisis had ook te maken met een cultuur in de financiële sector waarin eigenbelang, financieel gewin, bonusjacht en kortetermijndenken domineerden en de betrokkenheid bij het algemeen belang en de lange termijn sterk geërodeerd was. Hoe waardeert de minister deze cultuur op dit moment? De Miljoenennota spreekt daar niet over. Is er in zijn ogen sprake van een duidelijke kentering of of juist van hardnekkig achterstallig onderhoud? De ChristenUnie-fractie wil benadrukken dat institutionele hervorming alleen werkt indien ze gebaseerd is op het juiste culturele ethos. Is dat voldoende het geval, zo vragen wij de minister?
Waar we maar niet in slagen, is om de werkloosheid substantieel terug te dringen. Het herstel van de Nederlandse arbeidsmarkt blijft achter bij de rest van Europa. Ons land moet in de komende twee jaar rekenen met zo'n 600.000 werklozen, waarvan bijna de helft langdurig werkloos is. Daarbij geldt dat de arbeidsmarktkansen, de baankansen van oudere werkzoekenden schrikbarend laag zijn. Zij profiteren nauwelijks van het verbeterde economisch tij en het beleid zet hier maar weinig zoden aan de dijk. Dat beleid, leidend tot vergroting van het arbeidsaanbod, verergert de problematiek van de langdurige werkloosheid veeleer, zeker op korte termijn. De vraag die de ChristenUnie-fractie de minister wil stellen, is welk verhaal het kabinet deze omvangrijke groep van langdurig werkloze Nederlanders te vertellen heeft. Hoe langer zij werkloos blijven, hoe kleiner de kans dat zij ooit weer werk zullen vinden. We moeten veel meer uit de kast halen om deze groep perspectief te kunnen bieden. En nu het weer beter gaat met de economie, kunnen we daar ook de middelen voor vrijmaken. Mijn fractie vraagt de minister of hier extra inspanningen van het kabinet zijn te verwachten.
Het kabinet markeert het veronderstelde afscheid van de economische crisis met een lastenverlichtingspakket van 5 miljard. Deze positiviteitsimpuls moet de burger weer consumptieve moed geven en werken lonender maken. Dit na een periode waarin ons land voor bijna 50 miljard aan tekortreducerende maatregelen nam. Een dergelijk lastenverlichtingspakket is natuurlijk niet zonder gevolgen voor de staatskas. Het leidt ertoe dat ons structureel begrotingstekort dit en volgend jaar weer oploopt en boven de Europese norm van 0,5% uitkomt. Collega De Grave wees er ook al op. De Raad van State deed dat ook. Hoe weegt de minister deze ontwikkeling, die we nu overigens ook in de rest van Europa zien? Het oplopend structureel begrotingstekort legt ook een hypotheek op de begroting van 2017. Mevrouw Vos stelde dat ook al. Hoe beoordeelt de minister deze insnoering van de beleidsverantwoordelijkheid van de ministers die wellicht na hem komen?
De Miljoenennota laat niet na te benadrukken dat het overheidstekort binnen de 3%-norm van het SGP blijft. Overigens neemt de overheid in 2016 een tekort van 8,6 miljard, voorwaar geen kleinigheid zo dunkt me. Opvallend is dat de andere SGP-norm — een maximale overheidsschuld van 60% bbp — zo veel minder aandacht krijgt terwijl ons land met 66,2% toch ruim boven deze norm uitkomt. Kan de minister dit verschil in aandacht voor beide normen in de Miljoenennota nader uitleggen? Het lijkt een beetje op verkeerde lijstjeslogica: als je een norm haalt, besteed je daar breed aandacht aan; doe je dat niet, dan blijft het stil. Zijn onze financiële buffers voldoende om te kunnen spreken van houdbare overheidsfinanciën? Dit lijkt mijn fractie de hamvraag.
De ChristenUnie-fractie evalueert de rijksbegroting vanuit het perspectief of de baten en lasten redelijk in balans zijn en of er een rechtvaardige koopkrachtverdeling is tussen bevolkingsroepen. Mijn fractie is in dit licht met name geschrokken van de forse koopkrachtverschillen die ontstaan tussen tweeverdieners en alleenverdieners. De mediane koopkracht verbetert met 1,4% in 2016, maar tweeverdieners zitten daar ver boven en eenverdieners zitten daar ver onder. En dat is alleen nog maar het beeld van 2016. Als je het beeld van de afgelopen jaren daarbij betrekt, wordt het verschil in koopkrachtontwikkeling tussen een- en tweeverdieners alleen maar schrijnender. Hier wreekt zich het primaat van het kabinet dat betaalde arbeid belangrijker is dan onbetaalde arbeid en het primaat van het individu boven het huishouden. En dat terwijl bedrijven door het kabinet gewoon als bedrijven worden benaderd en huishoudens aan de toeslagenkant als huishoudens worden benaderd. Maar aan de loon- en inkomstenbelastingenkant is hetzelfde huishouden bij het kabinet steeds minder in tel.
De ChristenUnie — het zal u niet zijn ontgaan — heeft in de Tweede Kamer samen met de collega's van de SGP hard aan de bel getrokken om deze voor ons aangelegen kwestie recht te zetten. De mede door ons ondertekende motie van collega Schalk om de kloof te dichten tussen alleenverdieners en tweeverdieners, mocht op meerderheidssteun in dit huis rekenen. Mijn fractie meent dat huishoudens die doelbewust kiezen voor het eenverdienersmodel, bijvoorbeeld vanwege de opvoeding van kinderen, de zorg voor een gehandicapt kind, mantelzorg, financieel niet gestraft mogen worden. Ook de samenleving heeft baat bij dit soort keuzes. Laat mij onderstrepen dat dit niet een typisch Biblebeltissue is. Alle partijen kennen onder hun aanhangers en kiezers ruime aantallen alleenverdieners.
De heer Postema i (PvdA):
Voorzitter. Ik heb in eerste termijn gepleit voor een verdeling van het werk binnen het huishouden, binnen het gezin. Dat is inderdaad geen Biblebeltthema, maar ik hecht er wel aan dat dit niet ten koste gaat van de broodnodige emancipatie. Als je niet uitkijkt, werkt dat juist ten detrimente op de werkgelegenheid en het door de heer Ester bepleite punt. Kan hij aangeven hoe deze positie zich verhoudt tot de grote mate van urgentie die hij voelt om de werkloosheid in Nederland naar beneden te brengen?
De heer Ester (ChristenUnie):
Emancipatie heeft ook te maken met keuzen van mensen, ook op het niveau van huishoudens. Als beide partners het erover eens zijn dat de taken binnen het eenverdienersmodel worden verdeeld — of het nu de man of de vrouw is, dat maakt in principe niet uit — is dat een heel krachtig signaal. Ook de samenleving heeft daar baat bij, omdat een heleboel werk door eenoudergezinnen worden gedaan die nu geen beslag leggen op…
Ik zie dat mevrouw Barth valt …
De voorzitter:
Dat is goed afgelopen, geloof ik.
De heer Ester (ChristenUnie):
Verontschuldigt u zich vooral niet, mevrouw Barth. Ik ben blij dat het goed met u gaat. U kunt er in ieder geval om lachen.
Dat was dus een punt over de emancipatie.
Mevrouw Barth i (PvdA):
Daar schrok ik zo van!
De heer Ester (ChristenUnie):
Ik hoop toch dat mijn antwoord u heeft overtuigd.
Nu een punt over de arbeid. Er gaat allerlei rekensommen over en weer. Het is ook doorgerekend door het CPB. Misschien dat collega Schalk er nog op ingaat, want die kwestie is op een wel heel merkwaardige manier doorgerekend, volstrekt niet in overeenstemming met de gedachten die beide partijen erover hadden. Ik kan een heel betoog houden over wat er allemaal mis is met die CPB-doorrekening, maar dat zal ik niet doen. Dat komt misschien nog bij de behandeling van het Belastingplan aan de orde, maar het ligt aanzienlijk genuanceerder. Het doet mij deugd dat de collega van de PvdA deze kwestie niet ziet als een Biblebeltissue. Dat geeft wellicht kans op een wat bredere consensus over en bredere steun voor dit idee. De kwestie komt ongetwijfeld terug bij het Belastingplan medio volgende maand. Mijn fractie stelt de minister en zijn staatssecretaris die daar nadrukkelijk mee bezig is geweest, hebben wij gemerkt, de vraag welk rechtvaardigingsprincipe zij hanteren in het toelaten van koopkrachtverschillen tussen een- en tweeverdieners.
Afgemeten aan onze collectieve uitgaven hebben we een forse overheid; bijna 50% van het bbp. Bij nadere bestudering blijkt dat onze overheid niet groot is omdat ze zelf zoveel doet, maar omdat ze herverdeelt. Aan de klassieke overheidstaken wordt juist minder uitgegeven dan voorheen. Aan publieke investeringen en defensie wordt nu minder besteed dan een aantal jaren geleden. De uitgaven en inspanningen voor het algemeen belang, voor publieke goederen, nemen af. En dat is zorgwekkend. Vooral sinds 2000 eten de zorguitgaven de groei van de totale uitgaven door de rijksoverheid grotendeels op en zijn vooral de uitgaven voor defensie weggedrukt. En passant hebben we ons vredesdividend, dat ontstond door de val van de Muur, volledig opgesoupeerd. Met betrekking tot de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie geldt eveneens een zorgwekkend verhaal. Deelt de minister de zorg dat klassieke overheidstaken en publieke uitgaven met een investeringskarakter langzaam maar zeker worden weggedrukt? Hoe wil hij voorkomen dat dit sluipende proces doorgaat? De aanslagen van afgelopen weekend in Parijs tonen aan dat we ons justitiële apparaat en onze defensie niet moeten laten verslonzen. En dat kost eenvoudigweg geld.
De afgelopen jaren vormde Griekenland steevast een hoofdmoot tijdens onze Algemene Financiële Beschouwingen. Dat is nu niet of veel minder het geval. De Griekse economie leek het eerder dit jaar wat minder slecht te doen dan verwacht, maar doet het nog steeds slecht. De stresstest van de ECB van twee weken geleden wees uit dat de vier grootste Griekse banken in het slechtste scenario meer dan 14 miljard extra moeten aantrekken om hun kapitaalbuffers op peil te houden. Deze banken hebben meer dan 100 miljard aan dubieuze leningen uitstaan. De Griekse regering is overigens grootaandeelhouder van deze vier banken en heeft in drie gevallen zelfs een meerderheidsbelang. Hoe beoordeelt de minister de financieel-economische situatie in Griekenland op dit moment? Hoe kijkt hij aan tegen de herkapitalisatie van de banken? Neemt de Griekse regering het hervormingstraject voortvarend genoeg ter hand? Hoe verlopen de onderhandelingen op dit punt? De ChristenUnie is in het bijzonder benieuwd hoe de minister nu de Griekse schuldenlast beoordeelt. Komt het scenario van schuldverlichting, zoals gesuggereerd door het IMF, niet steeds dichterbij? Het CPB schetst in de MEV een viertal alternatieven om de Griekse schuldenlast te verminderen: kwijtschelding, renteverlaging, verlenging van de looptijd en uitstel van betalingen. Welke van deze vier alternatieven heeft de voorkeur van de minister?
Eerder dit jaar verscheen het zogenaamde Five Presidents' Report. De woordvoerder van de SP wees daar al even op. Daarin buigen de voorzitters van de Europese Commissie, de eurotop, de eurogroep, de ECB en het Europees Parlement zich bogen over de toekomst van de EMU. Onder de wat bombastische titel De voltooiing van Europa's Economische en Monetaire Unie wordt een aantal voorstellen gedaan die uiteindelijk moeten leiden tot een eurozone die gebouwd is op een geïntegreerde economische unie, een financiële unie, een begrotingsunie en een geïntegreerde politieke unie. Gedeelde soevereiniteit is daarbij het uitgangspunt, dus verdergaande overdracht van nationale bevoegdheden aan Brussel en verdergaande indamming van nationale zelfregie. Onze minister van Financiën was in zijn rol van voorzitter van de eurogroep een van de scribenten. We komen zeker nog uitvoerig over dit rapport te spreken. Mijn fractie wil evenwel een voorvraag aan de minister voorleggen. Een van de manco's van de huidige monetaire unie is het ontbreken van een exitbeleid. Bij de Griekse kwestie kwam dit manco nadrukkelijk naar boven. In het rapport van de vijf voorzitters wordt met geen woord gerept over deze weeffout. Is dat doelbewust het geval en zo ja, wat is daarvoor de reden? Waarom is niet overwogen om landen die stelselmatig de overeengekomen normen overschrijden, een scenario van uittreding te bieden? Dat houdt alle landen in de eurozone toch veel scherper? Waarom is het sanctiebeleid op dit punt niet veel overtuigender geformuleerd?
De MEV laat zien dan dat de verlaging van de gasproductie uit het Groningerveld onze bbp-groei drukt. De groeivermindering is 0,5%. De MEV voegt er bijna zuchtend aan toe dat iedere verdere verlaging van de gasproductie met 2,5 miljard kubieke meter een effect van -0,1 procentpunt op de bbp-groei heeft. Dat lijkt toch te getuigen van een wat ver doorgeschoten boekhoudersmentaliteit, want op korte termijn minder gas uit het Groningerveld halen betekent natuurlijk dat we ook langer over ons gas kunnen beschikken. We hebben het hier dus eigenlijk alleen over uitgestelde economische groei, mogelijk te zijner tijd ook nog tegen hogere prijzen. De MEV geeft ook niet aan dat deze verlaging ook tegemoetkomt aan een aantal grote maatschappelijke zorgen, die helaas niet in harde euro's uit te drukken zijn. Het gaat om de collectieve gemoedsrust van de Groningse bevolking, die nu negatief beïnvloed wordt door dagelijkse angsten voor aardbevingen en de psychologische effecten van bodemdaling, de ecologische schade, het wantrouwen in de overheid, de zorg voor komende generaties en ongerustheid over de huizenprijzen. Is de minister het met de ChristenUnie-fractie eens dat het aangeven van alleen de negatieve macrofinanciële effecten op korte termijn een wel erg schrale economische benadering vormt van het terecht terugschroeven van de Groningse gasproductie? Angst kun je niet in geld uitdrukken, maar dat maakt het probleem niet minder. Zouden we niet veel meer creativiteit moeten stoppen in het innoveren van onze gangbare economische en econometrische modellen, waarin dit soort sociale en ecologische effecten worden meegewogen, zoals we dat ook in maatschappelijke kosten-batenanalyses van bijvoorbeeld fysieke projecten doen? Dat kan desnoods in kwalitatieve zin. Al was het maar omdat de samenleving vroeger of later de rekening gepresenteerd krijgt als wij op de oude voet doorgaan met ongebreidelde gaswinning. Dat is namelijk precies wat nu gebeurt.
Ik ga nu in op Nederland als ondernemersland. De Nederlandse overheid is in de laatste drie jaren veel actiever geworden in het stimuleren van start-ups. Mijn fractie steunt deze actieve inzet van harte. Start-ups vormen een belangrijke indicator van de mate waarin de Nederlandse economie innovatief en concurrerend is. Als jonge bedrijven zijn zij voorbeelden van modern ondernemerschap, economische dynamiek en een ondernemende cultuur. Anders dan een topinnovatieregio als Silicon Valley kent Nederland geen stevige traditie van venture capital. Bovendien zijn banken niet echt scheutig met het investeren in start-ups. Uit onderzoek weten we dat toegang tot kapitaal een essentiële voorwaarde is voor een bloeiende start-upcultuur. Silicon Valley is daarvan een duidelijk voorbeeld: maar liefst 40% van het venture capital in de Verenigde Staten wordt daar geïnvesteerd. Mijn fractie verzoekt de minister om eens na te denken over de vraag hoe Nederland een aantrekkelijk land kan worden voor private fondsen om te investeren in innovatieve en marktrijpe start-ups. Ziet hij een rol voor zijn ministerie weggelegd om deze aantrekkelijkheid te verhogen en zo ja, waar denkt hij dan aan? Of ziet hij liever een afstandelijke rol van de overheid ten aanzien van de rol van venture capital?
Het kabinet is nu de tweede helft van de speeltijd ingegaan. Het eindspel komt in zicht. In de eerste helft is er stevig hervormd, onder andere op het gebied van de arbeidsmarkt, de woningmarkt en de zorg. De ChristenUnie-fractie vraagt de minister en zijn staatssecretaris wat de beleidsprioriteiten van dit kabinet voor de resterende tijd zijn. Wat is de financiële agenda voor de komende twee jaar? Wat zijn de ambities en onderwerpen? Ook is mijn fractie benieuwd naar de hervorming van ons belastingstelsel. Wordt dit traject nu in zijn geheel doorgeschoven naar een volgend kabinet of hebben de beide bewindslieden zelf nog de nodige aspiraties om hier een positieve erfenis van enig gewicht achter te laten? Is er eigenlijk regie op deze kwestie? Zo ja, wie voert deze?
Ik rond af. De ChristenUnie-fractie is verheugd dat het beter gaat met de Nederlandse economie en dat het ergste zuur achter ons lijkt te liggen, maar de vlag kan absoluut nog niet uit. De CBS-cijfers van eind vorige week waren bepaald ontnuchterend. Dat verplicht ons tot twee zaken. We moeten er nu alles aan doen om een duurzaam fundament onder onze economie te leggen. Daarbij gaat het zowel om de basis als om de richting. De basis is dat we in navolging van aartsvader Jozef de graanschuren gevuld moeten houden, juist nu we er weer wat beter voor staan. De richting is dat we onze economie daadkrachtig gaan omvormen naar een duurzame, groene economie waarin de schepping recht wordt gedaan. Het verplicht ons ook tot een tweede zaak, namelijk ervoor zorgen dat kwetsbare groepen, waaronder eenverdieners, chronisch zieken en gehandicapten, delen in de economische opleving en dat vluchtelingen die door oorlogsgeweld van huis en haard verdreven zijn, een barmhartige Nederlandse overheid en samenleving op hun tragische pad zullen vinden. We zijn nog steeds een rijk land, een erg rijk land zelfs, en dat verplicht. Mijn fractie wenst de minister en zijn staatssecretaris Gods zegen toe in een periode waarin veel van de overheid wordt gevraagd. We zien uit naar hun beantwoording van onze vragen.
De voorzitter:
Ik ga nu weer de bel luiden, want ik ga mevrouw Teunissen het woord geven. Mevrouw Teunissen houdt haar maidenspeech.