Verslag van de vergadering van 22 september 2015 (2015/2016 nr. 1)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 17.12 uur
De heer Pijlman i (D66):
Voorzitter. De positie van het Engels in onze cultuur en in ons bedrijfsleven wordt steeds sterker. Het gaat hier niet alleen over het Engels, maar ook over het Duits en het Frans, maar in werkelijkheid gaat het meer over het Engels. Het is dan ook logisch dat het onderwijs daarop reageert. Wij vinden dit wetsvoorstel, dat erop is gericht om 15% van het onderwijs in het Engels, Duits of Frans te geven, dan ook een goede stap. Daarbij geldt dat het uiteindelijk de medezeggenschapsraad van de school is die bepaalt of men ja of nee tegen dit type onderwijs zegt. Daar gaat een uitvoerige discussie aan vooraf, waarbij ook ouders en leerkrachten betrokken zijn.
Deze contouren vinden wij goed, maar dat wil niet zeggen dat grote zorgvuldigheid niet vereist is bij een verdere invulling van dit wetsvoorstel. Wij steunen de versterkte positie van het Engels in het basisonderwijs. Tegelijkertijd hebben wij zorgen over de kwaliteit die wordt geleverd als er geen eisen aan de leraren worden gesteld. Eerlijk gezegd begrijp ik niet dat de staatssecretaris zo ruimhartig is op dit punt.
Hoelang is het geleden dat de politiek hogescholen dwong om leerlingen van mbo-3-niveau op te nemen op de pedagogische academies? Dat was een experiment dat overigens heel snel weer werd gestaakt. Wij weten allemaal dat het niveau van een hele generatie leraren, die nu in het basisonderwijs lesgeven, minimaal is voorbereid op haar zware taak en dat er heel veel scholing en bijscholing nodig is om die leraren bij de les te houden. Het kabinet heeft in de kwaliteit van met name de lerarenopleidingen ingegrepen. Alle waardering daarvoor. De Lerarenagenda heeft heel veel betekend voor de verbetering van de kwaliteit van de pedagogische academies en van de leraren in het voortgezet onderwijs.
Bij de pedagogische academies zijn nu een rekentoets, een taaltoets, een geschiedenistoets, een aardrijkskundetoets en een natuurkundetoets ingevoerd, die voor een groot gedeelte ook al vooraf moeten worden afgelegd. Maar nog steeds, ook in de nieuwe pedagogische academies, heeft 40% van de studenten, en in de grote steden zelfs meer, een mbo-achtergrond. Het Engels van die studenten is niet verder gekomen dan hun vmbo-achtergrond. Nu al zeggen we tegen die studenten dat ze na de pedagogische academie worden geacht om Engelse taal op de basisschool te kunnen geven. Weten wij hoeveel van de tijd die de pedagogische academies in hun curriculum hebben, aan Engels wordt besteed? In totaal bestaat het curriculum van een pedagogische academie uit 240 ECTS-credits (European Credit Transfer and Accumulation System). Daarvan zijn drie ECTS-credits bestemd voor het Engels. En van die drie zijn er twee voor de didactiek en is er één voor het taalonderwijs. Het is dus eigenlijk gewoon verwaarloosbaar. De mensen die van de verzwaarde pedagogische academies — maar het Engels is daarin dus niet meegegaan —- komen, worden geacht straks, mogelijk met enige bijscholing, dit type onderwijs te kunnen geven. Ik vind dat we dan wel veel verwachten, ook al zijn er onderzoeken waarin men stelt dat het allemaal heel goed gaat.
Waarom zou je die kwaliteit niet méér waarborgen? Ook andere collega's vroegen dit. Waarom zou je geen eisen stellen aan het niveau van de leraren die op de tweetalige scholen straks die lessen gaan geven? Wij stellen allerlei eisen aan de leerlingen, maar waarom geldt dat dan op dit punt niet ook voor de docenten? Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris. Ik vraag daar dan bij hoe hij die kwaliteit in de komende jaren wil waarborgen. Immers, we mogen aannemen dat deze vorm van onderwijs in omvang zal toenemen. Het echte tweetalige, Nederlands-Engelse onderwijs staat voor de deur; daar wordt nu mee geëxperimenteerd.
Ik heb nog een tweede zorg, en wel over de huidige tweetalige scholen, de Nederlands-Friese scholen. Ik kan wel een stukje in de Friese taal doen, ik kin no wol wat sizze yn it Frysk. Ik zei dus dat ik het direct wel even zal vertalen.
De voorzitter :
En het mag, want het is een officiële taal.
De heer Pijlman (D66):
Daarom doe ik het ook. Dat vind ik eigenlijk ook wel leuk. Ik zeg dus in het Fries: Der binne twatalige skuollen en wat binne dan de mogelijkheden foar trije taligens. De situaasje yn Switselan leart dat dat mooglik is wannear,'t der in oare didaktyk folge wurdt. Daar gaat het dan om de positie van het Italiaans en het Reto-Romaans. Der is der in soad underfining mei trijetaligens we'rt wij fan leare kinne.]
Ik zei dus dat we de didaktiek die in Zwitserland heel erg is ontwikkeld voor drietaligheid, waarbij het vaak gaat om de positie van het Italiaans of het Reto-Romaans, nodig hebben om meertalig of Engels onderwijs ook op de huidige tweetalige scholen mogelijk te maken. Ook daarvoor is heel veel scholing nodig. Eerlijk gezegd ben ik ook niet erg onder de indruk van wat de leraren die nu op Fries-Nederlandse tweetalige scholen werken, op de pedagogische academies aan scholing krijgen. Dat is mijns inziens minimaal.
Een derde zorg is de zorg voor de achterstandsleerling. Die is al op meer plekken geuit. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat dit voorstel juist op achterstandsscholen een heel goede vorm zou kunnen zijn om deze leerlingen op hetzelfde niveau te brengen of zelfs enige voorsprong te geven. Het mag niet zo zijn dat juist achterstandsscholen straks moeten afhaken. Om dit te kunnen doen, heb je echter een heel specifieke vorm van didaktiek nodig. Die moet aangeleerd worden en daar doen we heel weinig aan. Ik begrijp dat eigenlijk niet. Het kan niet zo zijn dat, als we meertalig onderwijs steeds verder mogelijk maken, achterstandsscholen daar niet aan durven te beginnen omdat de voorbereiding voor hen te moeilijk is.
De positie van het Engels in het onderwijs wordt sterker en sterker. Dat geldt voor het hoger onderwijs: zijn er eigenlijk nog masters die niet in het Engels worden aangeboden? Dat geldt in het voortgezet onderwijs, met de tweetalige scholen. Het geldt ook voor het primair onderwijs. Dat betekent ook iets voor de positie van het Nederlands als cultuurtaal. Bij de openingen in september van het academisch jaar was er eigenlijk nauwelijks nog Nederlands te horen. Ik daag het kabinet uit om met een samenhangende visie te komen op het gebruik van het Engels en de kwaliteit van de lerarenopleiding, en daarmee op de positie van het Nederlands. Nu gaan we uit van steeds nieuwe feiten, zonder dat we die kunnen toetsen aan een samenhangend kader voor hoe we ons Nederlands ook als cultuurtaal in stand willen houden.
Ik sluit af. Morgenochtend heb ik een discussie met studenten over de vraag: wat willen jullie, meer Engels of beter onderwijs? Ik hoop dat het antwoord is: beide.
Mevrouw Gerkens i (SP):
Ik vind dat interessant. Ik zou best bij die discussie aanwezig willen zijn.
De heer Pijlman (D66):
U bent van harte uitgenodigd. Een vroege trein wordt het!
Mevrouw Gerkens (SP):
Ik ga bekijken of dat lukt. Het verbaast mij een beetje. Aan de ene kant hoor ik de heer Pijlman de zorg uitspreken die ook bij mijn fractie leeft, namelijk dat we een complete verengelsing krijgen van onze samenleving. Inderdaad is Engels bijna de voertaal op de universiteit aan het worden. Aan de andere kant hoor ik de heer Pijlman zeggen dat hij geen bezwaar heeft tegen de invoering van onderdompelingsonderwijs, terwijl we eigenlijk nog niet weten wat we willen met onze Nederlandse taal. De heer Pijlman roept dus wel op tot een discussie. Is die volgordelijkheid niet een beetje vreemd?
De heer Pijlman (D66):
Ik kan mij die reactie heel goed voorstellen. Ik vind dat zelf ook een worsteling. Aan de ene kant wil je de voorwaarden veel strenger maken waaronder dit onderdompelingsonderwijs kan plaatsvinden. Ik wil ook graag dat we eens met elkaar debatteren over de positie van het Engels en het Nederlands in ons totale onderwijs. Mevrouw Gerkens betoogde dat ook. Aan de andere kant vind ik het buitengewoon lastig om nee te zeggen tegen een school die dit echt wil, waarvan de medezeggenschapsraad heeft gezegd dat dit de toekomstvisie is en waarvan de leraren zich erachter scharen en bereid zijn om zich bij te scholen. Nogmaals, over de kwaliteit daarvan heb ik het nodige gezegd. Ik wil dus graag dat enthousiasme ondersteunen en tegelijkertijd een aantal kwaliteitseisen stellen.