Plenair Van Hattem bij behandeling Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg



Verslag van de vergadering van 29 september 2015 (2015/2016 nr. 2)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 16.20 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Voorzitter. Ook ik feliciteer de heer Don en mevrouw Bredenoord met hun maidenspeech.

Dit wetsvoorstel spreekt wat zuinigjes over goede zorg en stelt daar een definitie voor. Dat zijn uiteraard basisvereisten. Wat de PVV betreft moet de lat hoger worden gelegd dan de basis. Excellente zorg; dat zou voor onze patiënten immers altijd het doel moeten zijn. Desalniettemin kunnen wij met deze wet wel een stap in die richting zetten. Dat de behandeling van dit wetsvoorstel over het zomerreces is heen getild, betekent niet dat de invoering van deze wetgeving niet urgent is. Integendeel. Het is hoog tijd om patiënten meer zekerheid en meer duidelijkheid te bieden bij klachten en medische fouten.

De doelen van deze wet moeten goed verankerd worden. In de nadere memorie van antwoord van 27 maart 2015 somt de minister op waarvoor deze wet van belang is: het de-escaleren en dejuridiseren bij klachten van cliënten; het aanpakken van excessen in de cosmetische sector; het zo veel mogelijk voorkomen dat zorgverleners die wegens ernstig disfunctioneren zijn ontslagen, zomaar elders weer aan de slag gaan; de aanscherping van de kwaliteitseisen die nodig zijn om kwalitatief slechte of ondoelmatige zorg te weren en aan te pakken; de positie van zzp'ers in de zorg.

Bij al deze doelen zijn de afgelopen jaren genoeg voorbeelden voorbijgekomen, vaak schrijnende voorbeelden, van hoe het mis kan lopen, hoe patiënten onnodig in de knel zitten na medische fouten of klachten die onbevredigend werden opgelost. Ook voor de zorgverleners is het belangrijk om duidelijkheid te scheppen, zodat ze in een open houding richting cliënten laagdrempelig kunnen overleggen over een adequate oplossing of over stappen richting een financiële vergoeding in een helder traject. De gecompliceerde en kostbare stap naar de civiele rechter is met dit voorstel dan ook geen noodzaak meer. De PVV kan de uitgangspunten van dit wetsvoorstel ook zeker onderschrijven.

In de schriftelijke behandeling van dit voorstel in deze Kamer heeft onze fractie de minister gevraagd naar de stand van zaken van de aanpassingen van de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) ten aanzien van het recht op inzage in, dan wel afschrift van het medisch dossier voor nabestaanden. De minister heeft toen aangegeven dat de regering voornemens is om de WGBO op een aantal punten aan te passen en dat het wetsvoorstel dat daartoe strekt in de tweede helft van 2015 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Inmiddels zitten we in de tweede helft van dit jaar en mijn vraag aan de minister is dan ook wat de huidige stand van zaken is. Graag een reactie hierop.

Verder zou ik vandaag willen stilstaan bij enkele punten van uitvoerbaarheid van de Wkkgz. In het wetsvoorstel is geen aandacht geschonken aan mogelijkheden om het misbruik van het klachtrecht te kunnen inperken. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij veelvuldig ongefundeerde of disproportionele klachten tegen zorgverleners worden ingediend. Dit kan tot gevolg hebben dat zorgverleners steeds, mogelijk onnodig, gehoord moeten worden en zich moeten verantwoorden, en dat zij hierdoor belemmerd worden in hun zorgverlenende werkzaamheden. Uiteindelijk zijn ook de patiënten hierbij niet gebaat. Welke mogelijkheden ziet de minister om hier bij de uitvoering van deze wet adequaat mee om te kunnen gaan? Graag een reactie van de minister.

Artikel 5 van het wetsvoorstel spreekt over het kwaliteitsniveau van de zorg. In de nadere toelichting uit 2013 stelt de minister dat er in dit wetsvoorstel van wordt uitgegaan dat er "in het veld voldoende duidelijkheid en consensus bestaat over de vraag hoe binnen de verschillende zorgsectoren het werk in grote lijnen georganiseerd moet worden en welke inzet van mensen en middelen nodig is om goede zorg te kunnen verlenen". Deze stelling roept de vraag op of met de huidige bezuinigingen in de zorgsector er nog wel sprake is van voldoende duidelijkheid en consensus over de inzet van mensen en middelen om goede zorg te kunnen verlenen. Zijn die mensen en middelen immers inmiddels niet wegbezuinigd? Graag een reactie van de minister.

Dan kom ik te spreken over artikel 6 sub a van het wetsvoorstel. Dit artikel bepaalt dat de zorgaanbieder er zorg voor moet dragen dat "geestelijke verzorging beschikbaar is die zo veel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de cliënt". Deze bepaling roept de vraag op hoe in de praktijk moet worden omgegaan met "zo veel mogelijk". Kan een patiënt bijvoorbeeld van een zorgaanbieder eisen dat een streng salafistische imam beschikbaar moet zijn? Moet van een zorgaanbieder worden verwacht dat deze hieraan meewerkt? Kan de minister daarover duidelijkheid verschaffen?

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Collega Van Hattem moet het mij maar niet kwalijk nemen dat wanneer hij een vraag stelt die zo op mijn eigen vakgebied ligt, ik daarop reageer. De focus die hij aanbrengt in deze vraag, vind ik wat ongemakkelijk. Natuurlijk is het zo dat mensen het recht hebben op geestelijke verzorging die zo veel mogelijk aansluit bij. Dat staat ook gewoon zo in de huidige kwaliteitswet. Het is allemaal keurig geregeld. De instellingen kunnen het zelf aanbieden et cetera. Ik maak in die zin bezwaar tegen de specificatie die de heer Van Hattem eraan geeft, dat hij daarmee het gehele veld in een negatief daglicht stelt. Dat is volstrekt onnodig om hier een principiële vraag aan de minister te kunnen stellen.

De heer Van Hattem (PVV):

Dat is uw punt, maar als het voorkomt dat dergelijke eisen worden gesteld, is het maar de vraag of dat geen grond kan zijn in deze procedure om een klacht in te dienen en een klachtenprocedure te starten. In die zin vind ik mijn vraag dus zeer wezenlijk.

Voorzitter. Ook artikel 6 sub b roept vragen op. Kan de bepaling dat de zorgaanbieder er zorg voor draagt dat "onderzoek wordt gedaan naar de leefwensen van de betrokken cliënten" ook betekenen dat onderzoek moet worden gedaan naar islamitische leefwensen, zoals gescheiden ruimtes voor mannen en vrouwen of het aanbieden van halalmaaltijden? Kan de minister aangeven of het islamiseren van onze zorginstellingen kan worden uitgesloten van deze bepaling? Graag een reactie.

In artikel 8 van het wetsvoorstel is sprake van een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling. In de nota van toelichting is hierbij opgemerkt dat de minister voornemens is om in een AMvB …

De heer Don i (SP):

Mijnheer Van Hattem, u hebt het over de islamisering van de zorg. Zoals u net hebt gehoord, werk ik bij het Leger des Heils. Daar haal ik ook mijn fundament vandaan, vanuit het christelijk geloof als pastor. Is het niet gewoon zo dat je rekening probeert te houden met wensen van de cliënten die je hebt? Het islamiseren van de zorg, tja … Er werken ook allerlei mensen van allerlei culturen in de zorg. Ik vind het … Goed, u kent mijn gevoel bij dezen. We hebben al eerder de degens gekruist over dit thema. Wat mij betreft kun je gewoon zeggen dat cliënten wensen hebben waar je op gepaste manier aandacht aan wilt geven.

De heer Van Hattem (PVV):

Zeker. Cliënten hebben wensen, maar niet aan iedere wens hoeft gehoor te worden gegeven. Er zijn ook grenzen aan wat normaal en haalbaar is in deze samenleving. Onze kernwaarden staan daarbij voorop. Wij zitten in Nederland niet te wachten op gescheiden ruimtes voor mannen en vrouwen op basis van shariagedachtes, daar moeten we nooit aan willen meewerken. Wat mij betreft is dat een duidelijke grens die we moeten kunnen trekken bij dergelijke leefwensen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Waar komt toch die behoefte vandaan om grote groepen Nederlanders met op zichzelf onschadelijke wensen het recht te ontzeggen om wanneer zij in een zorgsituatie zitten, hun leven volgens die wensen vorm te geven? Wat is het voor een uiteindelijk ondemocratische benadering om een grote groep Nederlanders zomaar weg te zetten?

De heer Van Hattem (PVV):

Nou ja, ik heb geen duidelijke vraag gehoord, maar meer een opvatting van de heer Ganzevoort. Er worden geen groepen weggezet, maar wij trekken wel gewoon een duidelijke grens. Als er gescheiden ruimtes voor mannen en vrouwen met aparte ingangen komen — je kunt het zo gek niet bedenken of de islam verzint wel iets wat totaal idioot is in dit kader — moeten we daar gewoon niet aan willen meewerken. Dat is een duidelijke grens. Mijn vraag aan de minister is gewoon waar die grens wordt getrokken. Dat heeft niets te maken met wegzetten; het is gewoon opkomen voor onze eigen waarden.

Goed. Ik ga terug naar mijn punt. Ik had het over artikel 8. In de nota van toelichting is opgemerkt dat de minister voornemens is om in een AMvB specifiek aandacht te besteden aan bijzondere vormen van geweld, zoals vrouwelijke genitale verminking en eergerelateerd geweld. Daarbij wordt gesteld dat de culturele aspecten een grote rol spelen. Opvallend is dat het woord "islam" niet één keer valt, terwijl het hier toch duidelijk een probleem van de islamitische cultuur betreft. Wat zorgwekkend is, is het uitgangspunt dat een "directe aanpak" niet wenselijk is. Ik citeer: "Eerst zijn meer indirecte en op bemiddeling gerichte interventies aangewezen." Vrouwenverminking en eerwraak komen voort uit de islam. Hoe naïef en absurd is het om te denken dat "bemiddeling" daar iets aan kan veranderen? De verantwoordelijken voor deze barbaarsheid moeten direct hard worden aangepakt en de slachtoffers moeten adequaat beschermd worden. Kan de minister aangeven hoe zij hiermee in het AmvB wil omgaan? Graag een reactie.

Ik ga terug naar artikel 7, dat regels stelt voor het bewaken van de kwaliteit van de zorg. Vanuit het belang van de patiënt gezien is dit in beginsel een goed uitgangspunt, maar in de uitvoering moet het niet averechts gaan werken. In lid 2 van dit artikel is onder andere bepaald "het op systematische wijze verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit van de zorg, op zodanige wijze dat de gegevens voor eenieder vergelijkbaar zijn met gegevens van andere zorgaanbieders van dezelfde categorie". Vervolgens moeten deze gegevens op systematische wijze getoetst worden: leidt de wijze van uitvoering tot goede zorg? Het is goed om de vinger aan de pols te houden ten aanzien van de kwaliteit, maar voorkomen moet worden dat dit in de uitvoering doorslaat in de verkeerde richting, bijvoorbeeld door overbureaucratisering of door het aanstellen van dure kwaliteitsmanagers. Dergelijke maatregelen kunnen juist weer ten koste van de aandacht en de zorg voor de patiënt gaan. Hoe ziet de minister er in de uitvoering op toe dat deze averechtse effecten niet optreden? Graag een reactie.

In de nadere toelichting op artikel 7 wordt gesteld dat de registers ook dienen "om op basis van geaggregeerde aantallen over geleverde prestaties verantwoording af te leggen". Bij het verantwoorden over zulke abstracte aantallen bestaan risico's van een verkeerde interpretatie als bepaalde factoren niet goed worden meegewogen. Zo zeggen sterftecijfers bijvoorbeeld niet altijd iets over de kwaliteit van de zorgaanbieder. Ik wil dat graag illustreren met een citaat van wijlen professor Bob Smalhout, die zich tientallen jaren intensief bezighield met de problematiek van medische fouten: "(…) managers houden van cijfers, getallen en statistieken, omdat dat voor hen, meestal geheel ten onrechte, een maatstaf voor kwaliteit is. In dit systeem schuilt echter een groot gevaar. In de niet te onderdrukken drang naar zelfverheerlijking zullen vanaf nu ziekenhuizen de neiging ontwikkelen hun sterftecijfers zo laag mogelijk te houden. Dat kunnen ze doen door geen hoogrisicopatiënten op te nemen en ook zieke bejaarden zo veel mogelijk naar andere ziekenhuizen te verwijzen." Ziet de minister deze risico's bij de uitvoering ook? Hoe kan dit voorkomen worden? Graag een reactie.

Tot slot. Los van deze kanttekeningen over de uitvoering van het wetsvoorstel, waarvan wij de beantwoording door de minister met belangstelling afwachten, is de PVV-fractie van mening dat de beoogde doelen om de positie van de patiënt te verbeteren hard nodig zijn. Wij hopen dan ook dat de implementatie van deze wet snel en adequaat door de sector zal worden opgepakt.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor een pauze inclusief diner.