Verslag van de vergadering van 22 december 2015 (2015/2016 nr. 15)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 9.44 uur
De heer Pijlman i (D66):
Voorzitter. Het vorig weekend zijn we allemaal positief verrast door het klimaatakkoord in Parijs. Na de mislukking van Kopenhagen was het nu of nooit om tot een internationaal akkoord te komen om de CO2-uitstoot te beperken, zodat de temperatuur op aarde met niet meer dan 2˚C stijgt. Voor het eerst in de geschiedenis erkennen alle landen dat de mens de belangrijkste veroorzaker van de opwarming van de aarde is en dat dit op den duur ons grootste veiligheidsprobleem wordt. Maar een akkoord dat op papier staat, is daarmee nog geen werkelijkheid. Papier is geduldig en de werkelijkheid weerbarstig. Juist in Nederland zal er nog heel veel moeten gebeuren, willen wij onze eigen duurzaamheidsdoelstellingen halen. Is het juist dat, willen wij aan Parijs kunnen voldoen, wij de afspraken van het energieakkoord moeten intensiveren?
De heer Dercksen i (PVV):
Ik wil niet elke keer interrumperen, maar het is bijna niet te voorkomen. Het klimaatakkoord is een vrijblijvende overeenkomst geworden waaraan iedereen zich kan houden, maar als men het niet doet, is het ook goed. Ik verwijs naar artikel 28. De heer Pijlman zegt dat wij in Nederland heel veel dingen moeten doen, maar China gaat gewoon door met kolencentrales bouwen. India gaat door met kolencentrales bouwen. De hele wereld gaat door met kolencentrales bouwen, al is het alleen maar omdat er in 2050 2,5 miljard mensen zijn bijgekomen. Wanneer gaat D66 eens kijken naar het internationale perspectief van die klimaatmaatregel?
De heer Pijlman (D66):
Het is mooi om te horen dat de heer Dercksen deze keer internationaal denkt en niet nationaal. Dat is al een grote vooruitgang. Ik geef direct toe dat hij zo ongeveer nog de enige is die klimaatverandering geen item vindt.
De heer Dercksen (PVV):
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag. Wij kijken altijd internationaal, maar wel vanuit de belangen van Nederland zelf. Zoals wij vandaag doen, kijken wij naar de belangen van de werknemers van Eneco en DELTA. Mijn vraag was echter wat wij als minilandje gaan doen. Welke invloed heeft Nederland nu op alle klimaatveranderingen volgens u als de wereld doorgaat met waar hij mee bezig is? Of er nu één, tien of honderd klimaattoppen zijn, de wereld gaat door met wat hij doet en dat is kolencentrales bouwen. U wilt in dat rare Belastingplan dat u nu hebt goedgekeurd, gaan praten over het sluiten van nieuwe kolencentrales die wij hebben. In China komen er 363 bij! Waarom? Geef antwoord op de vraag wanneer u naar het internationale perspectief van het klimaatbeleid kijkt.
De heer Pijlman (D66):
Wij kijken iedere dag naar het internationale perspectief, ook van het klimaatbeleid. Juist daarom vinden wij ook dat een land als Nederland ook zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Dat geldt als het om de kolen gaat, dat geldt als het om wind op zee gaat. Je hebt internationaal niets meer te melden als je je niet aan je eigen uitgangspunten kunt houden. Dat is blijkbaar wat u wilt.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mijnheer Dercksen.
De heer Dercksen (PVV):
Ik wil dat u zich realiseert dat wij 0,5% van de CO2-uitstoot voor onze rekening nemen. Dus alles wat wij hier doen, is gerommel in de marge. Wat er in Azië of Afrika gebeurt, doet ertoe. Die landen gaan er niets aan doen. Zij zeggen dat gewoon, dat staat in de krant. Wanneer dringt het tot u door dat al die peperdure maatregelen waarmee wij onze welvaart op het spel zetten, geen enkele invloed hebben op het klimaat?
De heer Pijlman (D66):
Ik kan alleen nogmaals zeggen dat ik blij ben dat alle landen, álle landen, zich tot de Parijse akkoorden willen verhouden.
Voorzitter. Wanneer komt het kabinet met een geactualiseerd overzicht van het energieakkoord waarin de afspraken van Parijs zijn opgenomen, vraag ik aan de minister. De D66-fractie realiseert zich dat het voorliggende wetsvoorstel de volgende stap is om de Nederlandse duurzaamheidsdoelstellingen dichterbij te brengen. D66 waardeert het dat het betreffende voorstel in een open planprocedure tot stand is gebracht.
De voorliggende wet maakt het mogelijk om een aanvang te maken met wind op zee. Alle voorbereidingen zijn verricht om de eerste tender uit te kunnen schrijven. Bedrijven lijken ook in de startblokken te staan om in te schrijven. TenneT is gereed om te "stekkeren". Deze wet is nodig om het proces dat een forse verhoging van duurzame energie tot stand brengt, op te starten. En dat is nodig. Ons land heeft immers als het om duurzame energie gaat een forse achterstand op bijvoorbeeld Duitsland.
De energiemarkt is enorm in beweging. Conventionele fossiele opwekking staat onder druk. Zo heeft Duitsland zichzelf de opgave gesteld om versneld de kerncentrales te sluiten. Geïntegreerde bedrijven hebben die centrales in eigendom. De risico's die daardoor ontstaan, kunnen terugslaan op de systemen. Dat betekende bijvoorbeeld dat de deelstaat Hamburg, waar twee kerncentrales staan, besloot de systemen af te splitsen van de commerciële bedrijven en die in overheidshanden te plaatsen. Ook in ons land is de energiemarkt volop in beweging. De kerncentrale van Borssele gaat dicht. We willen niet alleen dat de oude kolencentrales buiten gebruik worden gesteld maar ook de nieuwe. Tegelijkertijd wordt duurzame energieproductie opgestart en gaat decentrale energieopwekking steeds meer tot de mogelijkheden behoren. Grote buitenlandse energiebedrijven die geïntegreerd zijn, zoals Vattenfall en RWE, hebben miljarden moeten afschrijven op hun commerciële aankopen. In hun geval draait de belastingbetaler daarvoor op. Door die onzekere en veranderende marktomstandigheden gaan banen verloren, maar worden er ook nieuwe gecreëerd.
Nederland heeft er jaren geleden voor gekozen om de energie-infrastructuur te beschermen tegen commerciële activiteiten door de infrastructuur los te maken van de marktaanbieders en die in overheidshanden te houden. De infrastructuur mag niet afhankelijk zijn van commerciële activiteiten. Door deze splitsing werden de netwerken van Essent en Nuon losgekoppeld. De overblijvende commerciële activiteiten werden verkocht. Lokale overheden kregen er 20 miljard voor. Delen van deze middelen werden gebruikt om rijksbezuinigingen niet door te geven aan burgers. Ook werden er investeringen mee gedaan. Soms in duurzame energie, vaak ook in infrastructuur waarmee de lokale en regionale economie een forse impuls kreeg en banen werden geschapen.
De splitsing van energiebedrijven die in 2008 van kracht werd en in 2011 voltooid had moeten zijn, blijft de gemoederen bezighouden. Eneco en DELTA verzetten zich ertegen en gingen naar de rechter. Na jarenlange procedures kreeg de Staat gelijk. De splitsing was gerechtvaardigd. De bedrijven zetten een forse campagne op om alsnog aan het groepsverbod — geen netwerk en commerciële activiteiten in een holding, want dat is het feitelijk — te ontkomen. De Tweede Kamer besloot echter het groepsverbod te handhaven. Het amendement-Smaling werd na hoofdelijke stemming verworpen. En nu ligt het wetsvoorstel in dit huis.
Misschien is de hoofdvraag hierbij wel of wij een level playing field voor energiebedrijven in Europa willen of dat we een level playing field in Nederland nastreven. Immers, Europa stelt, anders dan Nederland, splitsing op regionaal niveau niet verplicht. Dat wordt aan de lidstaten overgelaten. Als we doorgaan met het groepsverbod waardoor de gescheiden bedrijven niet in één holding mogen zitten, dan menen Eneco en DELTA dat zij daarbij fors op achterstand worden gezet ten opzichte van de Europese concurrentie. Maar als de splitsing niet wordt doorgezet en er geen einde wordt gemaakt aan de ongedeelde bedrijven, dan worden met name de nieuwe energiebedrijven, waar inmiddels ook meer dan 1.000 mensen werken, fors benadeeld. Bovendien loopt de Staat dan juridische risico's. Immers een staat die zwalkend beleid vertoont, roept automatisch risico's op.
Mevrouw Meijer i (SP):
Kan de heer Pijlman uitleggen waardoor de nieuwe energiebedrijven op achterstand komen te staan? Zij kunnen geen netten kopen, of de splitsing nu wordt doorgezet of niet. De situatie is zoals hij is, nietwaar?
De heer Pijlman (D66):
Dat is nu precies de reden dat zij naar de toezichthouder zijn gegaan. De wet moet worden gehandhaafd, omdat zij zich op achterstand gesteld voelen. Immers, zij kunnen niet verkrijgen wat anderen op dit moment nog wel hebben, namelijk de netten.
Mevrouw Vos i (GroenLinks):
Ik ga op dit punt door. Het is interessant te zien dat in Duitsland, waar geen splitsing heeft plaatsgevonden, kleine duurzame energiebedrijfjes het juist buitengewoon goed doen. Zelfs 93% van alle kleine nieuwe opwekking van duurzame energie is in handen van nieuwe bedrijfjes. Blijkbaar is het mogelijk om in zo'n situatie als nieuwe partij te floreren. Ik zie niet zo goed welke blokkade er is voor deze nieuwe spelers nu de netten zo scherp zijn beschermd, de vrije toegankelijkheid is geregeld en er een non-discriminatiebeginsel is ingevoerd wat betekent dat iedereen erop moet kunnen.
De heer Pijlman (D66):
Ik kom daar nog op terug, bijvoorbeeld als ik spreek over de kredietwaardigheid. Ik ben het met mevrouw Vos eens dat die kleine, vaak lokale initiatieven het heel goed doen. Het is ook de kracht van deze wet dat hij een experimenteerartikel bevat. Daardoor kunnen dit soort initiatieven worden bevorderd. Wij zijn daar ook voor.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
De heer Pijlman sprak over juridische schadeclaims. Ik ben benieuwd waar hij dan op doelt. Er is inderdaad gesplitst, maar dit heeft ertoe geleid dat je daarmee of gigantisch veel geld hebt verdient — dit geldt voor de Nederlandse aandeelhouders — of dat het geld naar de buitenlandse bedrijven is gegaan. Je wist dat je een gesplitst bedrijf kocht en dat heb je gedaan. Achteraf gezien heb je er misschien te veel voor betaald, maar je hebt het op dat moment wel met open ogen gedaan. Wat zou de grond kunnen zijn voor juridische schadeclaims als de overheid een wetswijziging doorvoert?
De heer Pijlman (D66):
Een overheid die zwalkend beleid voert, is risicovol bezig. Wij spreken niet alleen over de Nuons en de partijen die daarachter zitten, Vattenval en RWE. Ik geloof er inderdaad niet zo in dat zij zich direct geschaad voelen. Ik ben echter van mening dat de Nederlandse overheid mag verlangen dat nieuwe partijen op de markt op dezelfde manier worden behandeld als andere partijen.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
De heer Pijlman noemt dit zwalkend beleid. Volgens mij is het in Nederland altijd mogelijk — en dat is vaker gebeurd — om op goede gronden en goed onderbouwd over te gaan tot aanpassing van de wet. Die ruimte biedt de democratie in Nederland. Waarom noemt de heer Pijlman dit zwalkend beleid? Waarom is hij bang dat het juist op dit punt tot schadeclaims zal leiden?
De heer Pijlman (D66):
Ik noem het zwalkend beleid, omdat het beleid dat acht jaar geleden is ingezet en meerdere malen is bekrachtigd, nooit is uitgevoerd. Nog steeds worden er uitzonderingen gemaakt vanwege juridische procedures. Als je dan na zo'n periode — terwijl de rechter je in het gelijk heeft gesteld — nog eens terugkomt en zegt: wij gaan het toch weer anders doen, lijkt het mij voor de hand liggen dat sommige partijen zich buitengewoon benadeeld voelen. Ze zullen immers nooit meer dat netwerk kunnen krijgen.
De voorzitter:
Mijnheer Dercksen, op ditzelfde of op een ander punt?
De heer Dercksen (PVV):
Op het eerste punt dat mevrouw Vos aankaartte, namelijk dat nieuwe toetreders op achterstand worden gezet door de wetgeving die wij willen veranderen. Ik heb de overstapcijfers opgevraagd, want ik wil weten in hoeverre die nieuwe toetreders inderdaad op achterstand zijn gezet. Ik weet niet of de heer Pijlman die cijfers ook heeft opgevraagd, maar ik stel vast dat het aantal overstappen op met name de netten van Eneco en Stedin sinds de vrijgave van de energiemarkt hoger is dan op andere netten. Waar baseert de heer Pijlman de opmerking op dat nieuwkomers op achterstand worden gezet?
De heer Pijlman (D66):
Ik kom daar direct op terug.
De heer Dercksen (PVV):
Wij zijn hier nu toch. Misschien kan de heer Pijlman dat nu even doen?
De heer Pijlman (D66):
Het was mijn eerste passage. Ik wilde net zeggen: het is om die reden dat de nieuwe energiebedrijven zoals Greenchoice en Budget Energie nu aan de toezichthouder ACM om handhaving van de splitsing hebben gevraagd.
De heer Dercksen (PVV):
Dat hebben zij gevraagd, maar ik vraag naar de feiten. De feiten zijn dat er zeker op de netten van Stedin en Eneco meer overstappen zijn dan op de andere netten. De heer Pijlman kan andere partijen napraten, maar de feiten tonen simpelweg aan dat er meer overstappers zijn bij Stedin. Ik vraag de heer Pijlman om zich aan die feiten te houden.
De heer Pijlman (D66):
Ik ontken die feiten niet, ik ken ze niet, maar ik zeg alleen maar dat de nieuwe energiemaatschappijen zich op achterstand gezet voelen en dat zij daarom naar de toezichthouder gaan. Het is aan de toezichthouder om op te treden.
De heer Flierman i (CDA):
Ik heb ook nog een vraag over de nieuwe toetreders. De heer Pijlman zegt dat zij zich op achterstand voelen gezet en dat zij daarom naar de ACM stappen. Dat mag, maar om tot een schadeclaim te komen, gaat het niet om gevoelens maar om feiten. Ik vraag mij dan in gemoede af in welk opzicht de situatie voor de nieuwe toetreders verandert als het groepsverbod niet doorgaat. Zij hebben immers nu te maken met geïntegreerde Nederlandse bedrijven en dochters van geïntegreerde buitenlandse bedrijven. Of zij nu te maken hebben met alleen dochters van geïntegreerde buitenlandse bedrijven of ook met geïntegreerde Nederlandse bedrijven maakt in mijn taxatie niets uit voor de nieuwe toetreders. Dat zou naar mijn mening dus geen titel voor een schadeclaim kunnen opleveren.
De heer Pijlman (D66):
Het is aan de toezichthouder om dat te bepalen. Door alle juridische claims van andere kunnen zij echter nooit in de positie komen die andere energiemaatschappijen wel hebben. Dat is toch wel een principieel punt.
De voorzitter:
De heer Flierman nog een keer op dit punt en dan houden wij ermee op.
De heer Flierman (CDA):
Dat er nieuwe toetreders zijn die alleen handelen in energie, is nu eenmaal een fact of life. Zij kunnen zich er moeilijk over beklagen dat zij geen infrastructuur hebben en dat andere bedrijven die wel hebben. Of die bedrijven nu infrastructuur in het buitenland of in Nederland hebben, vind ik minder van betekenis.
De heer Pijlman (D66):
Die mening deel ik niet. Ik acht het van belang dat de verschillende maatschappijen voor de Nederlandse wet op dezelfde wijze worden behandeld.
D66 heeft begrip voor het standpunt van Eneco en DELTA. Nu de splitsing doorzetten, betekent voor hen een forse aderlating. Immers, de marktomstandigheden zijn veel minder rooskleurig dan een aantal jaren geleden. Bovendien menen beide bedrijven dat zij binnen de concerns al de verschillende activiteiten van elkaar gescheiden hebben, zodat splitsing niet meer nodig is. Ook menen zij dat door splitsing een fors aantal banen verloren zal gaan. Met name in Zeeland, waar de sociaal-economische structuur niet erg sterk is, zou dit hard aankomen.
D66 wijst erop dat het handhaven van de splitsing niet automatisch tot banenverlies hoeft te leiden. Er blijken allerlei verschillende cijfers de ronde te doen. De provincie Zeeland bijvoorbeeld hanteert weer heel andere cijfers dan de bedrijven. De bedrijven lijken ervan uit te gaan dat splitsing automatisch tot verkoop van het overblijvende commerciële bedrijf moet leiden, maar het zullen uiteindelijk de overheden zijn, nu de eigenaren van Eneco en DELTA, die besluiten of zij willen verkopen of samenvoegen of zelfstandig willen doorgaan. Economische en financiële aspecten en werkgelegenheidsaspecten kunnen door hen worden gewogen. De positie van DELTA is daarbij zorglijk. Eerder gingen daar al veel arbeidsplaatsen verloren doordat een aantal besluiten van het concern geheel verkeerd uitpakte.
De fractie van D66 waardeert het dat de minister samen met de provincie Zeeland een plan wil maken waarin staat hoe de economie van de provincie kan worden versterkt. Het tot stand brengen van nieuwe windparken kan overigens ook voor Zeeland het nodige betekenen. De fractie van D66 vraagt de minister om de Kamer te informeren over dat plan als het er is, en daarbij aan te geven hoe het gerealiseerd kan worden en wat de rol van de Staat daarbij is.
DELTA en Eneco menen dat hun financiële positie verslechtert door splitsing. Zij hebben de verschillende activiteiten binnen de holding gescheiden en staan daarbij onder toezicht van de ACM. Dus, zo betogen zij, is het groepsverbod overbodig.
Door de banken wordt uiteraard gekeken naar de kredietwaardigheid van het totale bedrijf. Daarbij kan het commerciële deel ook profiteren van de hogere kredietwaardigheid van het ongesplitste bedrijf, zoals ook de nieuwe energiebedrijven betogen tegenover de toezichthouder. Het is voor hen een reden om nu op handhaving van de wet aan te dringen. Het omgekeerde geldt uiteraard ook. De systeembeheerder kan nadeel ondervinden van een lagere kredietwaardigheid omdat hij met een risicovol bedrijf in één holding zit. De toezichthouder ACM zegt dat hij de capaciteit fors zal moeten verhogen als hij ook toezicht op de kasstromen dient te houden.
D66 erkent dat ook aan splitsing negatieve kanten zitten omdat anderen binnen Europa maar beperkt voor ons systeem kozen. Tegelijkertijd hechten wij eraan dat Nederlandse bedrijven in Nederland op dezelfde wijze worden behandeld. Splitsing betekent dat activiteiten van elkaar worden losgekoppeld, maar niet dat activiteiten moeten worden gestaakt. De Europese regels — richtlijnen 2009/72/EG en 200973/EG — bepalen dat een eenmaal doorgevoerde splitsing niet meer teruggedraaid kan worden, maar dat een latere keuze om alsnog te splitsen wel is toegestaan. Vlaanderen en Wallonië lijken nu stappen tot splitsing te gaan nemen.
Dat brengt mij op het punt dat wij als Eerste Kamer sowieso nog maar zeer beperkte mogelijkheden hebben om de gedoogstatus van Eneco en DELTA te verlengen.
De splitsing, of het groepsverbod, is door vier verschillende ministers van drie verschillende partijen — D66, nu de VVD en eerder twee keer het CDA — aan de overkant en hier verdedigd. Iedere keer kreeg de splitsing een meerderheid. De laatste maal gebeurde dat twee maanden geleden in de Tweede Kamer, toen het amendement-Smaling werd afgewezen bij hoofdelijke stemming.
De heer Flierman (CDA):
Vier ministers van drie verschillende partijen waren in de ogen van de heer Pijlman zo verstandig om met dit besluit door te gaan. De Tweede Kamer heeft zich daar een aantal keren achter geschaard, laatstelijk bij de hoofdelijke stemming die de heer Pijlman aanhaalt. De heer Pijlman lijkt met zijn betoog op dit punt te impliceren dat het toch verstandig is om die lijn te volgen. Als dat zo is — misschien wil hij dat zo meteen bevestigen — vraag ik mij wel af hoe hij het stemgedrag van zijn D66-collega's in de Tweede Kamer beoordeelt. Zij hebben namelijk bij diezelfde hoofdelijke stemming voor het amendement van de heer Smaling gestemd. Zijn zij inmiddels een beetje onverstandig geworden?
De heer Pijlman (D66):
Twee ministers van de partij van de heer Flierman hebben de splitsing hier en aan de overkant juist verdedigd. Die inconsistentie kan de heer Flierman mij dus niet verwijten. Wij hebben hier natuurlijk onze eigen verantwoordelijkheid. Zorgen voor consistentie in beleid en uitvoerbaarheid van beleid is één van de taken van dit huis. Ik kan alleen maar tegen de heer Flierman zeggen dat er verschillende afwegingen zijn gemaakt. Nu de Tweede Kamer na een hoofdelijke stemming het amendement heeft verworpen, zie ik echter nauwelijks nog mogelijkheden. Ik weet dat de heer Flierman het daar niet mee eens is. Hij heeft dan ook een motie ingediend en twee situaties genoemd, waaronder die van de novelle. Ik zie al helemaal niet hoe dat laatste nog zou moeten nu er in de Tweede Kamer duidelijk een meerderheid is. Daarover kunnen wij echter van mening verschillen.
De heer Flierman (CDA):
Wat mij intrigeert, is dat de heer Pijlman nu eigenlijk zegt dat als de meerderheid van de Tweede Kamer, eventueel bij hoofdelijke stemming, met iets instemt, de Eerste Kamer zich daar maar bij neer moet leggen. Dat lijkt mij een ontkenning van de functie van de Eerste Kamer.
De heer Pijlman (D66):
Dat heb ik nu volstrekt niet gezegd. De heer Flierman verdraait mijn woorden. Ik heb gezegd dat wij ieder een eigen afweging maken en dat wij binnen het bestel een eigen positie hebben. Uiteraard respecteer ik dat. Daar staan wij hier voor. Ik heb er alleen op gewezen dat vier ministers van drie verschillende partijen, onder wie twee keer een minister van het CDA, hier het groepsverbod hebben verdedigd. Dat was een stukje historie. Ik ben tenslotte historicus.
De heer Dercksen (PVV):
Over novelles gesproken: gisteren hebben wij er eentje behandeld die tot stand is gekomen door de interventie van de fractie van D66. Daar is een heel onderhandelingsproces aan voorafgegaan. Aan het begin van die onderhandelingen wilde de partijleider van D66 een hoop nieuwe banen. De heer Pijlman krijgt er, op wat strooigoed na, uiteindelijk nul. Hoe staat hij dan tegenover de banen waar wij vandaag over spreken? Hoe zit het met de banen bij DELTA en bij Eneco? Je kunt natuurlijk zeggen dat 1.800 niet het juiste aantal is. Dat klopt, het kunnen er 2.000 zijn en in de praktijk zijn het er misschien 1.500, maar het gaat banen kosten. Waar is die banenpartij gebleven?
De heer Pijlman (D66):
Gelukkig gaat wind op zee ook banen opleveren. Dat zou de heer Dercksen zich eens even ter harte kunnen nemen als hij daar straks tegen stemt.
De voorzitter:
Mijnheer Dercksen, ik zie dat u weer wilt interrumperen. Mag ik u vragen om niet voortdurend dezelfde vragen te stellen? Als u een nieuwe vraag heeft, geef ik u graag de gelegenheid om die te stellen.
De heer Dercksen (PVV):
Voorzitter, ik krijg niet eens een begin van een antwoord van de heer Pijlman. Ik kom straks trouwens nog te spreken over banen en subsidiebanen. U wordt straks dus op uw wenken bediend.
De heer Pijlman zegt dat hij voor nieuwe banen is. Zijn partijleider roept dat op televisie bij elke gelegenheid. Ik vraag aan de heer Pijlman waar hij in dit dossier dan voor staat als DELTA en Eneco straks een heleboel mensen op straat moeten zetten. Ik wil graag een antwoord. Ik heb het twee keer geprobeerd. Als hij geen antwoord geeft, dan is dat natuurlijk ook een antwoord. Laten wij het dan zo afspreken.
De heer Pijlman (D66):
Ik heb betoogd dat de energiesector zo in beweging is dat er banen verdwijnen en er banen bij komen. Iedere baan die bij DELTA of Eneco verdwijnt, is er een te veel, maar het uitgangspunt dat het ene bedrijf voor de Nederlandse wet gelijk moet worden aan het andere, kan ik niet opzij schuiven. De heer Dercksen weet ook dat wind op zee heel veel nieuwe banen gaat scheppen. Ik reken er dan ook op dat hij daar nog eens even over nadenkt voordat hij zijn definitieve standpunt inneemt.
Voor de interrupties betoogde ik dat het groepsverbod door vier verschillende ministers hier en aan de overkant is verdedigd. Voor onze fractie blijft het uitgangspunt dat de energie-infrastructuur in handen van de overheid blijft en niet aan commerciële en risicovolle activiteiten wordt blootgesteld, leidend. Bovendien willen we niet dat deze casus op ook maar enige manier ertoe zou kunnen leiden dat wij de duurzaamheidsdoelstelling van wind op zee vertragen en de tender uitgesteld moet worden. Dat is het ons absoluut niet waard. Er ligt 12 miljard klaar om grote investeringen uit te lokken en verder mogelijk te maken, die duizenden nieuwe banen opleveren en er bovendien voor zorgen dat Nederland zijn duurzaamheidsdoelstellingen beter zal bereiken.
Dat brengt mij op andere aspecten van de wet. Een van de mogelijkheden van de wet is de verkabeling, waarbij de systeembeheerder delen van zijn systeem, op verzoek, ondergronds brengt. De heer Flierman sprak daar ook al over. In de memorie van antwoord geeft de minister aan dat dit voordelen met zich mee kan brengen om de gebruiksdoelen van een gebied te verhogen, maar ook nadelen die te maken hebben met nationale en internationale benchmarks. Het is aan de toezichthouder om te beoordelen of er bij verkabeling nog steeds sprake is van kostenefficiency. Ook rept de minister op mijn vragen over verkabeling van een verdeelsysteem van de kosten tussen de gebruiker, de systeembeheerder en de betreffende gemeente. Kan de minister verduidelijken hoe dit in de praktijk gaat werken? Hoe worden de kosten verdeeld en hoe komt de verdeelsleutel tot stand?
Voor de fractie van D66 is het experimenteerartikel van groot belang. Het geeft lokale initiatieven de ruimte om te experimenteren en daarmee neemt de betrokkenheid van de burgers bij de energieproblematiek sterk toe. Het nieuwe verdienmodel voor duurzame energie zou wel eens veel meer tot lokale oplossingen kunnen leiden: de gebruiker die zelf energie opwekt, lokaal verhandelt en zo onafhankelijk mogelijk wordt van de centrale energieopwekkers. Experimenten zoals op Ameland zijn daar voorbeelden van. Het hele eiland wil energieonafhankelijk en CO2-neutraal zijn in 2020. Deze wet geeft nu mogelijkheden tot experimenten. Kan de minister de D66-fractie toezeggen dat wij met regelmaat zullen worden geïnformeerd over de aangevraagde experimenten, de resultaten en de evaluaties van de experimenten en daarmee de doorwerking van die resultaten in wet- en regelgeving? In dit verband zou ik ook graag van de minister horen hoe hij wil omgaan met de in de Tweede Kamer aangenomen motie van de heer Jan Vos, waarin hij voor de infrastructuur van bedrijven ruimte vraagt om de energietransitie te kunnen steunen. In het licht van de splitsingsdiscussie is dit uiteraard een gevoelig onderwerp. Immers, risicovolle activiteiten moeten vermeden worden, maar tegelijkertijd lijkt enige ruimte mogelijk omdat het om publieke activiteiten gaat, waartoe anders dan bij commerciële activiteiten gerekend kunnen worden met veel langere terugverdienmodellen. Kan de minister ons informeren hoe hij invulling aan de motie wil geven?
Een van de meest prangende vragen die uit dit wetsvoorstel voortvloeien, betreft de positie van de kerncentrale Borssele. De minister heeft op mijn vraag geantwoord dat het onwenselijk is dat de kerncentrale in Borssele in buitenlandse handen komt. Hij antwoordt dat hij op grond van artikel 2.3 van het wetsvoorstel een wijziging in de eigendomssituatie van de kerncentrale kan weigeren of daaraan voorschriften kan verbinden, op grond van overwegingen van openbare veiligheid, voorzieningszekerheid of leveringszekerheid. De D66-fractie gaat ervan uit dat de toekomst van Borssele in nauw overleg met het parlement tot stand zal komen. Kan de minister dat toezeggen en ons met zekere regelmaat informeren?
Gisteren bespraken we hier de novelle van het Belastingplan, waarin 100 miljoen is opgenomen voor energiebesparende maatregelen in de bouw. D66 dringt er bij het kabinet op aan dat deze middelen ingezet worden voor lokale initiatieven die vaak al klaarliggen en waar nu geen geld voor is. Ik krijg daarop graag een antwoord van de minister.
Tot zover mijn eerste termijn. Wij wachten met belangstelling de antwoorden van de minister af.