Plenair Pijlman bij voortzetting behandeling Elektriciteits- en gaswet



Verslag van de vergadering van 22 december 2015 (2015/2016 nr. 15)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 16.43 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Pijlman i (D66):

Voorzitter. De minister heeft buitengewoon uitgebreid antwoord gegeven op vragen over allerlei aspecten van dit wetsvoorstel. Je zou het bijna vergeten: het gaat om meer dan het groepsverbod. In mijn betoog in eerste termijn ging ik in op de akkoorden van Parijs. De minister zei daarover — dat is buitengewoon positief — dat we met het energieakkoord op schema liggen, maar dat "Parijs" nadere stappen veronderstelt. Ik vraag hem: wanneer komt het kabinet met die nadere stappen naar de Kamer?

Gisteravond bespraken we het Belastingplan. In het kader van de novelle bespraken we toen ook de 100 miljoen die wordt uitgetrokken voor energiebesparende maatregelen voor huishoudens. Daarover heeft de minister gezegd: in de Voorjaarsnota komen we daarop terug. We willen er nogmaals op aandringen dat die gelden met name worden besteed aan de plannen die eigenlijk al helemaal klaarliggen maar waarvoor tot dusver geen geld was.

Ten aanzien van de verkabeling heeft de minister een aantal toezeggingen gedaan. Je zou ook daarbij bijna vergeten dat het kabinet ruimte maakt die er eerder niet was. Dat is buitengewoon positief. Met de Fliermanaanwijzingen, om ze zo maar te noemen, wordt het nog helderder. Ik heb echter nog wel de vraag wanneer het kabinet verwacht de regeling te kunnen presenteren, zodat gemeenten, zowel de grote als de kleine, weten waar ze aan toe zijn.

Ik dank de minister voor zijn toezeggingen betreffende de evaluatie van de experimenteerruimte. We zullen daarover regelmatig worden geïnformeerd. Ook zal hij de AMvB middels de voorhangprocedure aan ons voorleggen.

Er is één punt waar ik nog wat preciezer wil ingaan: de motie van Jan Vos die in de Tweede Kamer is aangenomen. Daarin wordt verkend wat voor de infrastructuurbedrijven de ruimte is om mee te doen aan de hele energietransitie. Dat is een buitengewoon precaire motie. Dat beseffen we terdege, zeker in het licht van de discussie van vandaag. Toch vraag ik de minister nog eens op welke manier hij denkt daaraan tegemoet te kunnen komen en wat die ruimte zou kunnen inhouden.

Bij de totstandkoming van meer duurzame energie — daarvoor is wind op zee bedoeld — hechten we eraan dat de overheid een betrouwbare partner is. Terecht zegt de minister dat er internationaal een heel aantal tenders zal worden uitgeschreven, dat er in die zin ook internationale concurrentie is en dat het dus buitengewoon belangrijk is dat je helder en duidelijk maakt hoe het tijdpad en de verschillende stappen daarin eruitzien. In die zin is het ook zo belangrijk dat TenneT nu wordt aangewezen als "schakelaar".

Ik kom op het groepsverbod. Ik heb vanochtend betoogd dat het idee erachter, namelijk dat het systeem onafhankelijk is van productie, levering en handel, D66 absoluut aanspreekt. De energiemarkt is sterk in beweging. Er verandert voortdurend wat. Bij een interruptie zei de minister terecht: fossiel is het verleden — we zullen er overigens nog heel lang gebruik van moeten maken — maar duurzaam is de toekomst, dus daarop moeten we nu inzetten. Als je de hele energietransitie in Europa bekijkt en je kijkt naar de Duitse situatie en de Scandinavische situatie — ik neem die twee voorbeelden niet zomaar; het gaat over Vattenfall en RWE — dan zie je wat voor immense risico's ermee gepaard gaan. Ik heb vanochtend gewezen op de kerncentrales in Duitsland en op de reactie van de deelstaat Hamburg om die splitsing dan wel door te voeren. Ik heb ook gewezen op de enorme verliezen die Vattenvall, voor 100% een overheidsbedrijf, geïntegreerd heeft moeten nemen, waarvoor in feite de belastingbetaler opdraait. Het banenverlies, waar het vandaag over gaat, heeft natuurlijk ook te maken met de stappen die in het verleden door de aandeelhouders en de eigenaren van Eneco en DELTA zijn gezet. Dat banenverlies vindt overigens niet alleen plaats als er gesplitst zal gaan worden. Ook ongesplitste bedrijven, zoals RWE en Vattenfall, kondigen voortdurend veranderingen en transities aan, juist omdat die markt zo in beweging is.

Daarom steunen wij het kabinet in de opvatting dat onafhankelijke netten van enorm belang zijn. We moeten geen risico's lopen met de netwerken. Die risico's zitten hem in de productie, de handel en het transport maar niet in de netten. Dat wilde die wet in 2006 al voorkomen. Ik denk dat dat een heel wijs besluit is geweest. Iedereen die nu naar de energietransitie kijkt, die ziet hoeveel risico's er zijn en hoe enorm erop wordt afgewaardeerd, zal toch moeten erkennen dat het niet heel verstandig is om de onafhankelijke netten die we hebben, daaraan bloot te stellen. Het zou buitengewoon onverstandig zijn om die weg nu plotseling in te zetten. Ik zeg "plotseling", want in 2006 is het al ingegaan, in 2008 is het bekrachtigd, daarna zijn er talloze debatten over geweest en steeds — misschien gebeurde dat voor het laatst twee maanden geleden in de Tweede Kamer — heeft de Kamer gezegd: neem die risico's niet.

Wat ons betreft is het ook, ik zeg het maar in alle eerlijkheid, een achterhoedegevecht. Immers, laten we ons erop concentreren hoe we onze energievoorziening zo duurzaam mogelijk willen maken. Dat doen we niet door deze zaak nog weer langer te rekken. De bedrijven zijn gaan procederen tegen de overheid. Zij hebben uiteindelijk die slag verloren. Het is voor mij volstrekt logisch dat de overheid nu de wetgeving ook handhaaft.

Mevrouw Vos i (GroenLinks):

Mijn fractie vindt in lijn met de nieuwe inzichten dat, als we een werkelijk duurzame energievoorziening willen bereiken, juist integratie weleens de sleutel zou kunnen zijn. We moeten naar nieuwe, heel slimme technologieën die zowel met netten als met levering et cetera te maken hebben. Mijn vraag is: heeft de heer Pijlman daar ook naar gekeken, heeft hij daar een open oog voor? Ik maak mij er namelijk zorgen om dat er onomkeerbare stappen zullen worden gezet.

De heer Pijlman (D66):

Mevrouw Vos heeft dat net ook bij interruptie nog eens benadrukt. Het is juist om de reden dat wij bijvoorbeeld heel erg hechten aan het experimenteerartikel, het volgen van de experimenten en het bezien of er ook aanpassingen in wet- en regelgeving mogelijk zijn. Tegelijkertijd vind ik nu juist dat, met alle veranderingen die er spelen en met alle experimenten die loskomen, een overheid die grip heeft op het netwerk, een veel sterkere positie heeft dan in het geval waarin het wordt overgelaten aan ook commerciële partijen. Soms denk ik: het is ook wel een wonderlijk debat, een debat waarin we de SP de stelling zien verdedigen dat de netwerken niet in overheidshanden hoeven maar in handen van private bedrijven mogen komen en waarin we het kabinet zien verdedigen dat het daar wel erg aan hecht. Dus ja, ik snap helemaal wat mevrouw Vos bedoelt, maar tegelijkertijd denk ik dat het juist vanuit overwegingen van veiligheid en meer grip op de zaak belangrijk is dat we die netwerken als overheid in beheer hebben. Dan gaan we er ook over.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Maar het is een feit en een gegeven dat de netten publieke netten zijn. Er is een privatiseringsverbod. De netten zíjn publiek. Ze zijn alleen in twee gevallen onderdeel van een grotere groep en een holding. In die zin verandert er niets aan het karakter van het net. Er is een zeer indringend en goed beschermingssysteem van die netten, maar de heer Pijlman maakt op deze manier wel mogelijke integratie, die nieuwe kansen mogelijk maakt, onmogelijk. Tegelijkertijd zegt de heer Pijlman: hoera, een experimenteerartikel. Wat grote kansen biedt maakt hij onmogelijk, maar hij wil wel kleine experimenten gaan starten. Ik vind dat een onlogische redenering.

De heer Pijlman (D66):

Ik denk niet dat wij elkaar nu nog verstaan, want we verstaan elkaar het hele debat al niet. Ik vond het overigens buitengewoon onverstandig dat de fracties de motie al in eerste instantie indienden. Die leek niet gericht te zijn op een echt debat en een dialoog. Nee, mevrouw Vos wist al helemaal hoe het zou moeten worden. Dat vond ik onverstandig. Ik kijk op een andere manier aan tegen de eigendomsrelatie dan mevrouw Vos. Waarom kunnen die twee gescheiden onderdelen niet in één holding? Dat heeft ook te maken met de kasstromen. Dat zegt de toezichthouder ook. Als die de kasstromen in de gaten moet houden, moet hij nog wel wat meer toezichthouders aanstellen. Wij vinden dat onlogisch. We vinden het vooral van belang dat ieder bedrijf in Nederland voor de wetgever gelijk wordt behandeld en in dezelfde positie wordt gezet. Dit is niet nieuw. Het enige wat verandert, is dat de Staat een rechtszaak heeft gewonnen en gaat handhaven. Ik vind dat wij daar, ook gezien ons verleden — ik geef meteen toe dat iedereen weleens van positie is gewisseld — een punt achter moeten zetten en moeten zeggen: we gaan aan de slag met duurzaamheid, want dat is onze agenda.

Mevrouw Meijer i (SP):

Nu gebeurt er toch wat merkwaardigs. De heer Pijlman zegt dat de SP een rare move maakt. D66 en SP waren het in de Tweede Kamer met elkaar eens. D66 is gedraaid, en toch zegt de heer Pijlman dat ik iets vreemds heb gedaan. Kan hij dat nog eens uitleggen?

De heer Pijlman (D66):

Nee, dat kan ik niet meer uitleggen, vrees ik. Ik had het niet over draaien. Ik zei dat de SP nu verdedigt dat de netwerken niet in overheidshanden zijn, maar in ongedeelde bedrijven, waarvan de overheid overigens wel de aandeelhouder is. Dat is een heel andere situatie, want er zijn commerciële belangen bij annex. Ik zeg juist: scheid dat nu, geen commerciële zaken op het net, houd dat onafhankelijk, want dat geeft een veel sterkere overheidsrelatie. Ik weet heus wel dat de SP vanuit het nutsbedrijvenidee redeneert. Ik probeerde me even in de SP-ideologie te verplaatsen, maar ik begrijp dat het helemaal mis is gegaan. Dat zal ik dus maar niet meer doen.

Ik heb nog een laatste opmerking over de motie, die wij uiteraard niet zullen steunen. Zij lijkt volgens mij wel heel erg op de motie-Doek/Sylvester van 2006. Volgens mij had die precies hetzelfde uitgangspunt. Die leidde ertoe dat we in een eindeloze gedoogsituatie zijn beland, waarin het ene bedrijf anders dan het andere bedrijf staat. Het lijkt ons verstandig om daar nu een einde aan te maken.

De voorzitter:

Mijnheer Flierman, houdt u het kort? De heer Pijlman heeft ongeveer bijna net zo veel tijd nodig als de minister.

De heer Pijlman (D66):

Nou, voorzitter!

De voorzitter:

Oké, dat was een beetje overdreven.

De heer Flierman i (CDA):

Laat ik dan maar beginnen, want dat scheelt weer tijd. Het doet mij genoegen dat de heer Pijlman vaststelt dat er in dit huis continuïteit in de opvatting van het CDA is.

De heer Pijlman (D66):

Soms.

De heer Flierman (CDA):

Ik heb het toch genoteerd. Verder wil ik opmerken dat het eindeloze gedoe dat hij benoemt, pas is ontstaan toen de minister besloot om ondanks de motie-Doek-Syklvester het groepsverbod wel in te voeren. Het gedoe ontstond dus niet op het moment dat de EU het groepsverbod alsnog verplicht stelde, maar toen er iets anders gebeurde.

De heer Pijlman (D66):

Dat ben ik met de heer Flierman eens. De minister heeft die motie toen eigenlijk naast zich neergelegd. Hij antwoorde op mijn vraag in eerste instantie volstrekt andersom. Daar heb ik me over verbaasd, maar dat voert nu te ver.