Verslag van de vergadering van 7 juni 2016 (2015/2016 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.00 uur
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Voorzitter. Dit wetsvoorstel introduceert een eigen bijdrage voor veroordeelden. De motivatie lijkt daarbij tweeërlei. Enerzijds vindt de minister het logisch dat de gebruiker betaalt. In dit geval is dat dus degene die veroorzaakt dat de strafrechtketen zijn werk moet doen. Anderzijds is de minister er ook helder over dat er een financiële opgave is in de begroting van V en J. Die opgave is verminderd bij de begrotingsbehandeling dit najaar en ik constateer instemmend dat daarbij het wetsvoorstel dat zag op de eigen bijdrage voor verblijf in justitiële inrichtingen is ingetrokken. Naar de mening van de fractie van de ChristenUnie zou de bureaucratie torenhoog zijn en zou het wetsvoorstel een slechte invloed hebben op de kansen van ex-gedetineerden om na detentie een goede nieuwe start te maken. Het is goed dat het kabinet zich heeft laten overtuigen nadat deze zorgen breed klonken, ook in dit huis. Ik kom terug bij het wetsvoorstel dat nu nog rest. Ik moet toch zeggen dat de zorgen niet geheel weg zijn. De fractie van de ChristenUnie heeft ze op drie vlakken: principieel, financieel en als laatste op het vlak van de proportionaliteit.
De minister zal begrijpen dat ik allereerst de principiële zorgen behandel. Het wetsvoorstel is, zo heb ik begrepen, uitdrukkelijk niet bedoeld als straftoevoeging, maar heeft een administratief karakter. Alhoewel die redenering juridisch zeker is op te zetten, zal de veroordeelde dat de minister niet snel nazeggen. Na het uitzitten van detentie of het voldoen van de financiële sanctie volgt immers de nota van het Centraal Administratiekantoor. In de schriftelijke voorbereiding vroeg mijn fractie de minister of dit geen gevolgen zal hebben voor de straftoemeting. De minister heeft geantwoord dat dit niet het geval is. Hij zal toch echter met mij moeten constateren dat de Nederlandse strafrechter bij de strafoplegging rekening heeft te houden met alle relevante omstandigheden van het geval. Dan is dit er wel een, bijvoorbeeld omdat de veroordeling leidt tot het vorderen van een eigen bijdrage, waarvan niet te voorzien is in welke mate deze geïnd zal worden, maar waarvan het wel aannemelijk is dat deze stress zal veroorzaken. De druk van een nieuwe vordering zal de resocialisatie van een veroordeelde in de weg staan. Moet de rechter dat dan geheel buiten beschouwing laten? Of is dit toch typisch een voorbeeld van de vrijheid die een rechter heeft in de straftoemeting? Als ik de beantwoording van de minister in de Tweede Kamer teruglees kom ik beide lijnen van redenatie tegen. Ik vraag hem om verheldering.
Een tweede zorg die ik heb, ziet op de geslaagde terugkeer in de samenleving van gedetineerden. De minister benadrukt telkens dat dit een kleine groep is ten opzichte van het geheel van zijn wetsvoorstel, maar het is nog steeds 23% van de gevallen waarin om een eigen bijdrage wordt verzocht. De studies van de Hogeschool van Utrecht laten toch duidelijk zien dat er wel een verband bestaat tussen het hebben van schulden en recidive. Dit wetsvoorstel legt een nieuwe rekening op de mat van een ex-gedetineerde, die gedurende de detentie geen inkomen heeft en daarna zelf hard aan de slag zal moeten om nu iets beters van het leven te maken. Dat is natuurlijk heel mooi, maar dan helpt starten met een nieuwe schuld niet, ook niet om zo terug te keren in een gezin. De minister relativeert deze bevindingen vanwege het maatwerk dat vervolgens mogelijk is. Maar dat maatwerk wordt pas geboden als de rekening er al ligt. Dan is nog niet helder welke regeling er getroffen zal worden. Dat maakt het voorstel, naar de mening van mijn fractie, een extra drempel voor een geslaagde terugkeer in de samenleving. Of blijft de minister nu echt van mening dat dit voorstel in het geheel geen gevolgen zal hebben voor de recidive? Indien dat zo is, dan verneem ik graag zijn onderbouwing en hoe hij dit de komende jaren zal volgen en ook aan deze Kamer zal rapporteren.
Naast principiële twijfels heeft mijn fractie ook twijfels op het gebied van de financiële onderbouwing. Het is helder dat er een financiële prikkel is om de begroting van het ministerie verder op orde te krijgen. Dit wetsvoorstel moet daaraan bijdragen. Ik had eigenlijk gehoopt dat met de komst van de Voorjaarsnota er een stevig verhaal over de versterking van de hele begroting zou liggen, zoals verzocht in de motie van collega Engels cum suis. De Voorjaarsnota is nog in behandeling in de Tweede Kamer, maar eerlijk gezegd lijkt het vooralsnog niet het antwoord op de genoemde motie. Daarover volgt vast op een ander moment meer.
Ik vind het lastig om de minister na te rekenen in het cijferwerk dat zijn wetsvoorstel nu onderbouwt en het resultaat dat hij verwacht. Er wordt bijvoorbeeld gerekend dat slechts 0,75% van alle veroordeelden die een beschikking hebben ontvangen van het CAK daartegen bezwaar zal aantekenen. Dat is dus minder dan 1%. Van die bezwaarmakers zal dan weer 5% in beroep zal gaan. Desgevraagd komen rechtspraak en advocatuur met andere cijfers. Er zijn verder ook geen inschattingen gemaakt welke verschuiving van kosten dit oplevert. Denk aan de toename van gefinancierde rechtsbijstand of de extra lasten die het gemeenten oplevert bij de nazorg voor ex-gedetineerden of het verlenen van bijzondere bijstand. Het is daarom extra bijzonder te noemen dat juist deze vragen niet worden genoemd als punten van aandacht bij de evaluatie van het wetsvoorstel. Zo blijft toch onduidelijk of het gat in de begroting dat hiermee gedicht zou moeten worden niet elders weer even snel opduikt. Waarom is dit geen onderdeel van de evaluatie?
De inning zal zo nodig maatwerk worden, zo verzekert de minister. Hoeveel maatwerk er nodig is, blijft onduidelijk. Als er iets een negatief effect heeft op mensen, dan is het wel een schuld of dreigende schuld. Het beloofde maatwerk vergt tijd, en in ieder geval vijf jaar lang, ook nadat een veroordeelde zijn veroordeling heeft uitgezeten, blijft deze rekening staan. De fractie van de ChristenUnie vreest een bureaucratisch moeras en dat er veel meer ambtelijke ondersteuning nodig is dan nu berekend wordt, zeker als het gaat om ex-gedetineerden. Met de huidige ramingen verdampt de berekende opbrengst dan veel te snel.
Ten slotte resten mij enkele vragen ten aanzien van de proportionaliteit. De minister geeft als motivatie bij dit voorstel dat de gebruiker betaalt. In de schriftelijke voorbereiding werd al genoemd dat de bijdrage in de proceskosten exact 120 jaar geleden uit het Wetboek van Strafrecht werd geschrapt. Ook ambtsvoorgangers van de minister zagen er in de afgelopen decennia geen heil in om het opnieuw in te voeren. Ik vraag de minister om nog eens toe te lichten wat er vandaag de dag anders is dan de afgelopen 120 jaar dat we het principe dat de Staat uit de algemene middelen de strafrechtketen bekostigt, hiermee beginnen los te laten. De huidige argumentatie dat het op andere terreinen van overheidshandelen ook vaker terugkomt en dat enkele andere landen wel een eigen bijdrage in de proceskosten kennen, zijn in zichzelf nog geen overtuigende argumenten.
Bovendien is dat wat dan elders "de vervuiler betaalt" heet, hier niet helemaal consequent ingevoerd. De omvang van de aangerichte schade is slechts in beperkte mate van invloed op de bedragen. Voor alle veroordeelden geldt — of ze nu wel of geen slachtoffers hebben gemaakt — dat er een bijdrage moet worden geleverd voor slachtofferhulp en zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Zou de minister het dan op termijn gerechtvaardigd vinden om dit onderliggende principe nog veel meer en vérgaander in te voeren? Waarom is de eigen bijdrage bij de beveiliging van evenementen dan nooit een wetsvoorstel geworden? Is het schrappen van het wetsvoorstel dat zag op de eigen bijdrage van gedetineerden voor verblijf in justitiële inrichtingen dan alleen geschrapt omdat het in dit huis geen meerderheid heeft? Of is de minister er ook inhoudelijk van overtuigd dat die eigen bijdrage niet de juiste weg is? Graag een verduidelijking.
Een eigen bijdrage betalen voor kosten die men zelf veroorzaakt, klinkt op het eerste gehoor best logisch. In het strafrecht is er de afgelopen 120 jaar echter niet voor gekozen. Met reden, omdat men een veroordeelde na voldoening van de straf niet in slechtere omstandigheden wilde brengen die in de weg staan aan een goede terugkeer in de samenleving. Daar waar men zich onrechtmatig verrijkt heeft, bestaat er andere wetgeving die duidelijk wel en terecht punitief van karakter is, zoals de pluk-ze-wetgeving. Over deze groep hebben we het nu niet, dit ziet echt op alle veroordeelden.
De motivatie van de regering om nu te beginnen met een vorm van eigen bijdrage overtuigt nog niet. Juist daarom stelt mijn fractie een heel aantal vragen aan de minister. Ik zie uit naar zijn beantwoording.