Verslag van de vergadering van 1 november 2016 (2016/2017 nr. 5)
Aanvang: 10.28 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde zijn de Algemene Politieke Beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2017 (34550).
De voorzitter:
Ik heet de minister-president en alle overige bewindspersonen van harte welkom in de Eerste Kamer.
Ik geef het woord aan de heer Brinkman.
De heer Brinkman i (CDA):
Mevrouw de voorzitter. De Leidse Lakenhal gaat restaureren en vernieuwen. Dat gebouw zit vol oude waarden, geschiedenis, identiteit en trots op wat generaties lang bereikt werd. Daaruit wordt bij de verbouwing en uitbreiding ervan onder de titel "nobele eenvoud" inspiratie voor de toekomst geput. Gaat de verbouwing van ons land wel zo eenvoudig als het nobele kabinet ons aan het eind van zijn rit nu wil doen geloven? Mensen willen terug naar meer onderlinge samenwerking en vertrouwen. Ze willen serieuzer genomen worden in eigen verantwoordelijkheden in plaats van in contracten en regels voor van alles en nog wat aansprakelijk te worden gesteld. Ze voelen dat onze rechtsstaat niet af is en de globe nog altijd niet volmaakt. En niet ieder is al gelukkig door de weer aantrekkende economie.
In deze veranderlijke tijd lopen we als het ware langs het tuinpad vol tradities van onze voorouders op de brug van het heden over digitale snelwegen naar de toekomst. Sommigen vinden het eng of zien er niks in en weer anderen haasten zich om het verleden vi aut clam onder de groene zoden te krijgen. Met zulk uiteenlopende vergezichten is het zaak om niet als een geprogrammeerde robot of in een intuïtieve reflexbeweging instant en symbolisch tot besluitvorming te komen. Een meer weloverwogen en daardoor degelijker aanpak met kans op breder draagvlak bij de bevolking en op praktiseerbaarheid blijft geboden. Organen worden nu eenmaal niet bij wet gedoneerd. Geloof en overtuiging krijgen geen andere plek in de samenleving als de rand van munt naar mammon vernoemd zou worden. Verslaafden worden niet gezonder en hun naasten niet gelukkiger indien wiet naast tulpen, kaas en klompen tot handelsmerk van ons land zou worden gebrandmerkt. Respect voor het leven tot de laatste snik zit in de genen van ons land. Dit huis is in deze samenstelling ook na de komende verkiezingen nog 365 keer 24 uur bereid en in staat om op de juiste tijd bij te dragen aan zorgvuldiger en daardoor meer uitvoerbare wetgeving. Dat blijft toch nog steeds de opvatting van dit kabinet?
Toen ik dit op een fraaie herfstochtend schreef, onderbrak de radio mij met berichten over nachtelijke steekpartijen en ook over brandstichting, overvallen en andere narigheid. Het kabinet heeft daarom gelukkig eindelijk willen luisteren naar degelijk onderbouwde verzoeken uit dit huis om de stutpilaren van onze rechtsstaat te verstevigen. Voor een robuuste restauratie daarvan blijft verdere en consequente verhoging van de kwaliteit in de gehele strafrechtketen de komende jaren noodzakelijk. Het feit alleen al dat enkele duizenden veroordeelden nog gewoon los rondlopen, tast de geloofwaardigheid van beleid en gezag aan. De politie stopt met opvang en vervoer van verwarde personen. De Wiv is nog steeds niet zodanig gewijzigd dat mogelijk terrorisme eerder kan worden voorkomen door snuffelen in databestanden verder toe te staan. Wil het kabinet eraan meewerken dat ten minste deze zaken nog in deze kabinetsperiode worden opgelost?
Ik begon met een welgemeend compliment en ik geef er nog een. Het geluk dat velen toelacht nu de economie aantrekt, komt ook het kabinet toe. Het snapt heus wel dat dit niet alleen dankzij zijn eigen beleid komt. En er wordt daardoor veel pijn geleden in menige huiskamer, maar toch, ere wie ere toekomt. Wij waren constructief in onze oppositie en steunden veel, maar niet alles. Ik concentreer me vandaag vooral op wat nu aan het eind van de rit voor het kabinet rest.
Excuses, ook van mijn kant. Verontschuldigingen namelijk voor het feit dat ik nu toch weer wil pleiten voor meer aandacht voor de ware feiten van alle dag, terwijl het kabinet zijn lofzangen over eigen succes beeldend rondzingt. De gewone man en vrouw hebben in principe niks tegen welke innovatie dan ook, maar ze worden wel dol van fraaie verhalen, grootse plannen en formulieren, terwijl de werkelijkheid zijn eigen rondes doet langs de huisdeur en de werkvloer. Er werden belastingverlagingen beloofd, maar de werkelijkheid is dat er van 2016 op 2017 nog eens 3,4 miljard extra belasting en premie wordt geïnd als gevolg van kabinetsbeleid, naast 5,8 miljard extra door "endogene groei", zoals dat heet. En hoe kunnen nu honderden miljoenen aan opstapbonussen bij de Belastingdienst onbestraft worden uitgekeerd, terwijl diezelfde dienst nog niet eens een modelovereenkomst voor zzp'ers voor elkaar kan krijgen. Is dat nobele eenvoud? De gewone burger heeft heus wel door dat afschaffing van de monumentenaftrek geen vereenvoudiging van belasting, maar domweg een verzwaring is. Dat leidt niet tot wederopbouw van waardevolle tradities, maar juist tot afbraak ervan. Nu geen excuses meer, maar daden. Wil de minister-president toezeggen dat hij hierop corrigerend terugkomt voor de komende Algemene Financiële Beschouwingen?
Het kabinet beloofde veel over vereenvoudiging en eigen verantwoordelijkheid. Wat is echter de werkelijkheid? Wij waren voor decentralisatie van de Wmo maar tegen de overhaaste invoering ervan. Ondanks beloften van het kabinet is de uitvoering door sommige gemeenten en door de Sociale Verzekeringsbank, een zbo, een drama geworden: directeuren weggestuurd en controles op rechtmatigheid van declaraties voor persoonsgebonden budgetten op een laag pitje gezet. Is dat nobele eenvoud, verantwoorde besteding van belastinggeld? ProRail presteert zichtbaar beter dan vroeger, zoals bijvoorbeeld op Utrecht Centraal is te zien. De meesten zien daarom deze organisatie graag als overheids-nv verdergaan. Maar het kabinet gaat ertoe over dit winning team nu maar zelf aan te voeren. Heeft het zijn eigen slechte ervaring bij de SVB dan toch niet begrepen? "Sorry voor het ongemak" kan het kabinet toch niet blijven zeggen?
Het saldo van deze gehele kabinetsperiode is lastenverzwaring en verdere complicering van het fiscale stelsel. Heel Holland bakt liever geen gebakken lucht uit de welsprekende mond van een hoge gezagsdrager. Als er al 10 miljard vrije ruimte bij de fiscus zou komen, zou die dan niet beter straks in een eenvoudige fiscale tweetrapsraket in het inkomensbeleid kunnen worden ingebracht in plaats van steeds weer te blijven steken in allerlei koopkrachtplaatjes ad hoc?
Intussen wachten miljoenen gepensioneerden op de uitkomst van het gesteggel inzake doorsneepremies, rekenrentes en dergelijke, terwijl hun uitkeringen steeds maar weer achterblijven. Dat kan niet overtuigend worden opgelost met een incidenteel douceurtje op weg naar verkiezingen. Er moet nieuwe zekerheid onder de wankeler pijlers van de oude dag komen. Mogen we ook daarover nog voor de AFB iets positievers van het kabinet horen? Onzes inziens mag de in solidariteit opgebouwde pensioenbodem niet verschrompelen tot iets als de eerste pijler plus een tweede pijler tot zo ongeveer de rekengrens van de sociale zekerheid, terwijl men met een inkomen daarboven dan maar moet zien hoe men zich verder redt. En ook al omdat voor pensioen opgebouwd vermogen helaas niet mag worden ingezet voor het eigen huis, laat het kabinet in alle pensioendebatten nu de schutse voor de oude dag verbouwen tot een virtuele puinhoop, terwijl in de pensioenkassen nogal wat geld zit voor huidige en toekomstige generaties. Dat mag toch geen hervorming heten?
De president van de Nederlandsche Bank noemde onlangs meer hervormingen die nog niet klaar zijn. Ik noem de woningmarkt. Steeds bepleitten wij beter te letten op meer autonome bevolkingsgroei en meer eenpersoonshuishoudens. Op verdere vergrijzing. "Geen probleem", zei de verantwoordelijke bewindspersoon. We suggereerden in ieder geval energiezuiniger te laten bouwen en verbouwen, zodat althans de woonkosten omlaag zouden gaan. "Nee", wierp de minister van Energie tegen: "ik bouw liever windmolens als luchtkastelen, zover het oog reikt." Toegegeven, deze laatstgenoemde actieve minister doet wij hij zegt. Er is te land, ter zee en in de lucht geen plek meer in en bij dit platte land waar je geen windmolens ziet die niet twee keer zo hoog zijn als de Utrechtse Domkerk. Er zijn nu ontelbare woningzoekenden, immigranten mogen niet op straat slapen en de prijzen van de gemiddelde woning stijgen. En wat zegt minister Blok op tv? "Laten de gemeenten en provincies nu haast maken met extra bouwen." Dat is oud bier! Hierbij passen geen excuses maar nieuw beleid. Energiebesparing is nuttig voor het klimaat én voor de woonkosten én voor de werkgelegenheid. Er is geen behoefte aan meer uiteenlopende maar aan sneller tot stand gekomen en meer praktisch toepasbare omgevingsvisies, die ook wisselingen van bestemming in deze veranderlijke tijd gemakkelijker maken. Er is behoefte aan sneller meer bouwruimte. Verhuurdersheffingen zitten particulier initiatief en corporaties in de weg. Waarom zegt het kabinet dat deze hervormingen klaar zijn? Eerder maakte het kabinet de verstandige keuze om ouders die kinderen en kleinkinderen bij de aankoop van een eigen woning willen steunen, een handje te helpen. Wil het kabinet dat ook overwegen voor schenkingen inzake studie?
Vanuit onze tradities van degelijkheid, wederzijds respect, eigen én gezamenlijke verantwoordelijkheid, saamhorigheid en betrokkenheid, openheid en eerlijkheid, willen wij blijven aankijken tegen de toekomst. Ook het CDA gunt ieder vrij en veilig zijn of haar eigen opvattingen, maar met de negatieve gevolgen van daarmee corresponderend gedrag moeten we elkaar niet blijven lastigvallen. Het gaat om betere handhaving en bevordering van wat wij door de eeuwen heen met elkaar als normen bij de waarden van onze gastvrije samenleving zijn gaan beschouwen. Gerechtigheid, naastenliefde, vrijheid, gelijkheid, respect, matigheid, arbeidsethos en dienende verantwoordelijkheid worden immers waardeloze idealen, als de bijbehorende normen niet worden nageleefd. Daar stonden we gezamenlijk voor en daar moeten we voor blijven vechten. Vroeger deden we dat misschien nog wel letterlijk, nu zeker geweldloos, maar wel metterdaad. Het is gedenkwaardig om de minister-president recentelijk de ochtendwijding van zijn herverkiezingstournee op de radio te horen beginnen met een pleidooi voor herstel van normen en waarden. Op welke normen en waarden heeft zijn kabinet het oog?
Het zal — over de toekomst gesproken — nog wel even wennen worden in ons land, dat zo overmatig gewend is geraakt aan het feit of tenminste de toezegging, dat steeds meer risico's wel door de Staat kunnen worden gedragen. Steeds meer landelijke regels en stijgende overheidsinvloed raken het einde van hun spankracht. De grootste hervorming die ons bestuurlijke moeras de komende jaren nog te wachten staat, is dat we met elkaar moeten wennen aan de gevolgen van het idee dat het individu meer te vertellen wil hebben in onze samenleving. Dat gaat echt over meer dan een referendum. Het gaat ook over de keuze van je eigen school, je mediafrequentie, het begin en einde van je leven, je reisschema of je zelfstandigheid zonder personeel. Ik zou hier een hele hoge kiesdrempel kunnen opwerpen tegen allerlei individuele geesten van deze tijd, maar ik voeg er vanuit onze traditie graag aan toe dat je voor de toekomst je eigen inzet, risico en verantwoordelijkheid voor de samenleving vooral niet moet vergeten.
Enfin, laat nu eerst de kiezer maar eens spreken. Er is nog werk genoeg aan de winkel voor het komende kabinet onder wiens leiding dan ook. Niet te veel formatiedictaten van het nieuwe kabinet vooraf zullen een constructieve, want onafhankelijke dialoog met dit huis alleen maar productiever maken, ongeacht of het CDA dan in de oppositie zit of daarbuiten. Heeft het kabinet trouwens een idee hoe de komende formatie procesmatig in elkaar moet worden gestoken? Anders dan de laatste keer misschien?
Zoals ik al zei, liggen er intussen nog bergen werk voor dit kabinet. Zo vragen wij bijvoorbeeld nu nog een reactie op actuele opvattingen en omstandigheden buiten de landsgrenzen die direct van invloed zijn op wat daarbinnen gebeurt. Volgens het SCP zetten burgers zich daar echt niet steeds meer tegen af. Hun vertrouwen in de politiek lijkt gelukkig ook weer iets te stijgen. Dan moeten er geen loze beloften en wel duidelijke stellingnamen tegenover staan. Onze landgenoten, nog steeds aldus het SCP, voelen zich relatief, ten opzichte van andere landen, gelukkig, maar zijn ook relatief bezorgd over de toekomst.
Het IMF meldde onlangs dat de wereld meer dan ooit gebukt gaat onder schulden, publieke en, veel meer nog, private. Waar de wereld nog meer onder gebukt gaat, is niet in geld uit te drukken: een tekort aan vertrouwen, binnen landen en tussen landen. Polarisatie, populisme, plutocratie zijn allemaal uitingen van wantrouwen, woede en egoïsme, kortom: van verloren samenhangen en van als gemeenschappelijk gevoelde belangen. Zelfs ons vertrouwde plechtanker, de Verenigde Staten, gaat er dezer dagen onder gebukt. Onze hele naoorlogse stabiliteit is gebouwd op vertrouwen tussen Amerika en zijn bondgenoten, gebaseerd op een commitment aan voorspelbaar en op waarden gebaseerd gedrag. Zelfs dat staat op het ordinaire spel in de Amerikaanse verkiezingen. Ja, het hele model van ons democratisch stelsel als model voor de organisatie van een beschaafd politiek leven, is onderwerp van strijd geworden in het belangrijkste westerse land, dat zozeer zijn stempel op onze naoorlogse wereld heeft gedrukt. Dat we ook overigens verder in een guurder, geopolitiek klimaat leven hoef ik hier verder niet aan te stippen.
Als je dat allemaal optelt, zijn we meer dan ooit verplicht om met onze vrienden en buren in Europa te zoeken naar manieren om onze veiligheid en onze bestaanszekerheid te borgen. Het heroveren van vertrouwen, tussen onze burgers en met onze buitenlandse partners, vrienden en vermeende vijanden, is de grootste uitdaging van onze tijd. Dat kunnen wij niet doen door burgers naar de mond te praten, maar evenmin door hun zorgen te negeren. En dat brengt me op Europa. We horen er de vreselijkste dingen over: onmacht, stroperigheid en botsende belangen. Laten we daar een beetje voorzichtig mee zijn, want hier in Europa wonen en werken realiter nog altijd onze belangrijkste partners. We kunnen ons land immers niet achter een drijvende bok hangen en verslepen naar een virtueel paradijs elders op de aardbol. En tegelijkertijd moeten we het niet fraaier voorstellen dan het is. De huidige Europese Unie kan de grote vraagstukken van deze tijd, zoals immigratie, oorlogen en honger in Afrika, dreigingen aan de Oostgrenzen, vragen vanuit de Arabische wereld, terrorisme en financiële instabiliteiten onvoldoende aan. Zij is daar helaas te gefragmenteerd voor en te weinig homogeen.
Soms lijkt het dat het kabinet daar een beetje omheen praat. Het rijgt de kralen van het pragmatisme. Ik zal eerlijk zeggen dat de huidige omstandigheden ons daar misschien toe dwingen. Misschien zijn we gedoemd om met de stroom van de Brusselse dag mee te drijven. En misschien is het, naar het woord van Bismarck, al heel wat als je ondertussen niet te veel tegen de oevers botst. Wat denkt het kabinet nu echt van de reusachtige, te riskante, experimentele geldschepperij van de ECB? Kunnen we wel blijven volstaan met de mededeling dat die bank autonoom is en wij er derhalve niets van vinden, terwijl de burger met zijn spaargeld nauwelijks rendement haalt en het beste pensioensysteem van Europa inmiddels ongewis aan het worden is ? Dat kan toch niet!
Wat denkt het kabinet van de kansen om met Europese landen, indien nodig, nu ook militair een vuist te maken? Kunnen we verder komen dan de improvisaties van het afgelopen jaar om het vluchtelingen- en immigratievraagstuk te adresseren? Hier is echt wel meer aan de hand dan als gevolg van de drama's in Syrië. Wat gaan we nu concreet aanpakken en met welke bondgenoten? En, zo ja, wat zijn daarvan dan de meer concrete plussen en minnen in plaats van de koers van de dag te blijven bepalen? Antwoorden op zulke vragen, hoe voorlopig ook, kunnen helpen om vertrouwen te herwinnen. Eerlijke antwoorden, waarbij we het niet mooier hoeven voor te stellen dan het is, helpen. Antwoorden die laten zien waar we misschien vastlopen, welke keuzes er voorliggen, helpen. Dan kan er een democratisch en parlementair debat over worden gevoerd waarin burgers kunnen worden meegenomen, ook waar het om dilemma's gaat die niet in enig simpel referendum op te lossen zijn.
Samen optrekken, in Europa, de hele wereld en om de hoek thuis, vereist nieuwe arrangementen, nieuwe probeersels, nieuwe verhoudingen. Onze inzet daarbij is niet om de verantwoordelijkheden van Den Haag maar over de schutting te werpen, noch naar gemeenten en provincies, noch naar burgers, noch naar instellingen of bedrijven. Burgers en hun gemeenten moeten nog wennen aan onderlinge zorg, zoals nu geregeld Zij moeten wennen aan marktwerking en economische competitie. Zeker, ook dat is de werkelijkheid waarin wij leven, maar niet tot elke prijs. Moeilijke, voor de toekomst prioritaire kwesties vergen vaak complexe oplossingen. Voedselzekerheid en -veiligheid en gezondere voeding gaan over meer dan een koe meer of minder in de wei. Onze waterhuishouding gaat over meer dan een stortbui te veel. Ons verkeersinfarct gaat over meer dan weer een omgevallen vrachtauto. En een storing op onze internetaansluiting gaat over meer dan onze zoveelste whatsapp. We moeten er bij al die toenemende complexiteit in ons leven en in ons steeds vollere land beter voor waken dat we de boel dan maar onopgelost laten of eigen verantwoordelijkheden van individuen en groepen te veel en te gemakkelijk laten ondersneeuwen in een ondoorwaadbare collectieve brij.
Dat er in de komende jaren nog veel gereformeerd moet worden, staat voor ons dus vast. Dat wat ik net zei, staat wat ons betreft voorop — dat moet de collega van de Partij van de Arbeid en anderen als muziek in de oren klinken — in de omwenteling van ons denken. We leven nu niet in het heden omdat gisteren is geweest en de toekomst wordt gevreesd. Nee, de kansen op verbetering in deze veranderende tijd ligt voor het grijpen als ieder voor zich en wij gezamenlijk nu al onze verantwoordelijkheden concreet en feitelijk herpakken en we daarbij aangeven wat echt wel even kan blijven liggen omdat het echt op de toekomst kan wachten en dan wel omdat echt een ander dan de overheid daarvoor eerder aangewezen is.
We lenen vandaag de waardevolle normen en waarden uit de rijke traditie van ons voorgeslacht en van de toekomst van ons nageslacht. We gaan op weg naar morgen en overmorgen, met dan hopelijk minder regelreflexen van de overheid. We gaan op weg naar een toekomst waarin we minder op de pof lenen, waarin we kennis en ervaring, tijd en energie, geld en andere inzet en geheugen van en aan elkaar lenen.
Elites zitten nu veelal in het minder nobele verdomhoekje, maar er zijn er gelukkig veel meer dan Feringa die in politiek en maatschappij het beste voor iedereen willen blijven nastreven. Laten we daarom slechts de kwaden in alle lagen van de bevolking bestrijden en de vele goede armen en rijken, jongeren en ouderen, vrouwen en mannen daarbinnen niet met die kwaden in enigerlei boosheid op één hoop vegen. Rustig, weloverwogen, zorgvuldig en degelijk met elkaar aan de slag gaan. We moeten de overheid en onze gezamenlijke instellingen niet afschrijven, maar we moeten ervoor zorgen dat zij zich wel verder aan de nieuwe tijd aanpassen. We moeten het vertrouwen hergeven aan hun inzet en deskundigheid. We moeten dat vertrouwen teruggeven aan Akkerboom en zijn politiemensen, maar we moeten dat net zo goed teruggeven aan artsen en verpleegkundigen en onderwijzers en onderwijzeressen die de jeugd leren om samen te lezen, samen te leven en samen een vak te leren. Aan zulk overlaten heeft het land meer behoefte dan aan nalatigheid. We moeten zichtbaar steviger optreden, daar waar en voor wie dat nodig is, op straat, aan de grens en in onze computers, maar we moeten niet denken dat een wapenstok de beste voorzittershamer is. We moeten niet langer door de vingers zien wat al te lang aan verkeerds werd gedoogd, want bij uitstek dat tast de publieke geloofwaardigheid in het private leven aan.
In dit licht van die toekomst wees ik op de goede traditie van het Leidse Laken: als burgers samen optrekken onder de bescherming van een lekkere, stevige, mooie stof. Die geeft meer bescherming en energie om er samen weer meer vrolijkheid dan somberheid van te maken. Van een papiertje met plan krijgt geen agent, onderwijzer, hulpverlener of wie dan ook het warm. Het gaat ons, politiek gesproken, niet om een museaal pad terug naar oude tradities en niet om in een museum bewaarde verworvenheden als de nu muffe duffels en joppers uit mijn jeugd. Nee, het gaat ons om een nieuwe tijd waarin we met oude, waardevolle tradities, vakmanschap en gebruiken in nieuwe ontwerp- en productietechnieken, met nieuwe materialen en hun minder standaard toepassingen, met intelligente en efficiënte robots naast warmbloedig en betrokken, creatieve, gewone mensen nieuw perspectief geven. Zulke nobele eenvoud geeft echt nieuw elan, meer werk en soms ander werk. De nanomechanismen van Feringa zullen daarbij zeker meer dan een handje helpen. Laat de minister van Economische Zaken straks ruimte voor zulke investeringen achter zich, of is zulk opbeurend uitzicht op de toekomst nu al verleden tijd aan het worden met het nog even snel in het zicht plaatsen van zijn laatste windmolens?
Ik wil de minister-president tot slot graag even bijlichten over de politieke historie van ons land. In zijn beeldverhaal van geslaagde hervormingen en een weer soepel draaiende economie, vertelt hij energiek als een ijsvogeltje over het Torentje als Next Level van zijn scharrelplek. Intussen rekende het SCP voor dat in de achterliggende crisisjaren de inkomens tot tegen de 10% achterop raakten. De collectieve sector slikt een steeds groter deel van de nationale koek. Dat is niet allemaal verkeerd — denk maar aan zorg en onderwijs — maar toch … Wie van ondernemingswinst moest leven, zag zijn inkomen in die periode met wel 15% dalen, WAO'ers en WW'ers zagen een daling van een kleine 10% en mensen met kinderen zagen een daling van tussen de 5% — eenverdieners met kind — en 15% voor tweeverdieners met kind. En niet te vergeten: te veel kinderen leven onder de armoedegrens. Laat ik de minister-president er daarom aan herinneren dat "saevis tranquillus in undis" — ik weet dat de voorzitter graag Latijn gesproken had in deze zaal — in woelige tijden als deze heel gemakkelijk door politieke tegenstanders weer kan worden vertaald als "woest te midden van rustige golven". Pas dus ook hier en nu op uw woorden, minister-president.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Ik heb eventjes gewacht totdat de heer Brinkman was uitgesproken. Even veerde ik op uit mijn bankje, want hij had het kort over het referendum. Dat is iets wat de gemoederen heel erg bezighoudt. Ook de minister-president is er heel druk mee bezig om alle neuzen dezelfde kant uit te krijgen. Ik hoorde gisteren in de media dat de senatoren in dit huis hun eigen afweging gaan maken. De heer Buma van uw partij geeft aan dat hij de uitslag van het referendum respecteert. In de geschiedenis van het CDA zie ik dat zowel de Tweede Kamerfractie als de Eerste Kamerfractie voor het associatieakkoord met Oekraïne heeft gestemd. Zij hebben ook tegen het raadgevend referendum gestemd. Dat gebeurde door beide Kamerfracties. Ik denk dus dat de kaarten heel duidelijk liggen wat stemgedrag betreft. Mijn brandende vraag aan de senaatfractie van het CDA is of zij vindt dat de minister-president het associatieakkoord alsnog moet ratificeren.
De heer Brinkman (CDA):
Ik heb in dit huis vaker debatten bijgewoond waarin werd gezegd dat wij onze rol zuiver moeten opvatten. Ik heb daarom net in mijn verhaal aangegeven dat deze Kamerfractie graag tijdig haar mening geeft over onderwerpen die aan de orde zijn, namelijk op het moment waarop wij aan de beurt zijn. In het bijzonder gaat het dan over wetsvoorstellen. Om die reden heb ik in de media gezegd — dat herhaal ik graag — dat wij van mening zijn dat de regering regeert — dat is niet alleen een reformatorische opvatting maar dat is ook een staatkundige opvatting van de gehele fractie die, zoals u weet, uit verschillende gezindten bestaat. Als wij niet aan de beurt zijn, geven wij onze opinies niet. Dan zullen wij namelijk weer beticht worden van rolverwarring. Als de minister-president met zijn kabinet vindt dat hij tijd nodig heeft om in Brussel deze complexe materie tot een oplossing te brengen — hij schreef dat aan de Tweede Kamer en stuurde een kopie aan de Eerste Kamer — gunnen wij hem die tijd. Nadat de Tweede Kamer te zijner tijd een oordeel daarover heeft gegeven en er een wetsvoorstel aan de Eerste Kamer wordt voorgelegd — indien daarvan sprake is — zullen wij daarover oordelen. Mocht er hier geen wetsvoorstel voorgelegd worden, dan zien we dat wel. We zijn nu niet aan zet. Dat lijkt mij de enige zuivere staatsrechtelijke opvatting.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Volgens mij heeft het CDA niet altijd zo veel moeite met de rolverdeling, maar dat terzijde. Ik kan uit deze woorden concluderen dat u niet de partijvoorzitter in de Tweede Kamer volmondig steunt. Sorry, fractievoorzitter. Whatever, hij is de heer Buma uit de Tweede Kamer. Dat is belangrijk, of niet? Meneer Buma is niet de eerste de beste. Ik kan uit uw woorden concluderen dat u hem niet volledig steunt, dus niet voor 100%. En ik hoor ook niet dat u niet nee zegt tegen het ondertekenen. Ik ben blij dat dit in de Handelingen wordt opgenomen, want dan is in ieder geval duidelijk dat u als Eerste Kamerlid op dit moment niet nee zegt.
De heer Brinkman (CDA):
Ik hecht ook zeer aan de Handelingen en daarom is het goed om op te merken dat mijn collega moet oppassen met het zich als een journalist gedragen die elke keer zijn eigen duiding geeft aan de woorden die uit mijn mond komen. De enige duiding die er is, geef ik zelf voor in de Handelingen: wij hebben hier nog geen opinie over. Als wij die al zouden hebben, zouden wij die nu niet geven, omdat wij niet aan de beurt zijn. Trekt u dus de conclusie die ik trek.
De voorzitter:
Ga uw gang, mijnheer Kox.
De heer Kox i (SP):
Met dank aan de collega. Ik heb een aansluitende vraag. Ik begrijp de fractievoorzitter van het CDA. Dat is een normale redenering. Het probleem is echter dat de minister-president heeft gezegd dat hij binnen zes weken in Brussel over iets wil onderhandelen waarvoor hij de steun van de Kamers wil. Hoe ziet de fractievoorzitter van het CDA dat proces? Hij zegt niet ten onrechte: kom maar met iets, dan kunnen we daarover praten en, als er niets is, dan hebben we geen gesprek. De minister-president zegt dat hij naar Brussel gaat en dat hij de steun van de Kamers nodig heeft. Hoe ziet u vanuit procesmatig oogpunt dat we gaan spreken over de afronding van het Oekraïneverdrag en de uitslag van het referendum?
De heer Brinkman (CDA):
Ik zit redelijk lang in de politiek, zij het misschien niet zo lang als mijn collega die nu interrumpeert. Het eerste wat ik van mijn leermeesters leerde toen ik de politiek inging, was: nooit antwoorden op als-vragen, want je weet nooit hoe de toekomst eruitziet. Ik blijf maar bij die wijze les.
De heer Kox (SP):
Maar het is geen als-vraag. Ik vraag hoe u het proces voor zich ziet. Of zegt u: dat laat ik geheel aan de regering over en pas als die met iets komt, hoort u iets van het CDA; voor die tijd zwijgen wij en gaan wij ook niet in op de verleidingskunsten van de minister-president, die rondkijkt en zegt "misschien zijn er mensen die het niet eens zijn met de fractievoorzitter van het CDA". Voor u is het: pas als de regering komt met een in Brussel uitonderhandeld resultaat en een daarop gebaseerd wetsvoorstel, vindt u dat u zelf aan zet bent.
De heer Brinkman (CDA):
De collega die nu aan het woord is, behoort tot degenen in dit huis die nogal eens zeggen "wij moeten als Eerste Kamer een stapje terugdoen". Nu gebruikt hij het woord "verleiding" en probeert hij mij weer te verleiden om uit mijn rol te stappen. Dat doe ik niet. Het kan best dat de Tweede Kamer tussentijds wil overleggen met de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken of wie dan ook. Het gaat ons niet aan, zou ik zeggen. De minister-president heeft meegedeeld dat hij naar Brussel gaat. Wij waren niet degenen die kwamen met een tijddruk, met 1 november. Laten we het rustig afwachten. Verder moet de collega aan de minister-president vragen wat hij hem wil vragen.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt.
De heer Kox (SP):
Ik zou niet durven om collega Brinkman te proberen te verleiden hier, publiekelijk. Hoewel, in dit land mag tegenwoordig veel, wie weet.
De heer Brinkman (CDA):
U zou het liever via de telefoon doen.
De heer Kox (SP):
Nee, ik doe graag alles in openheid. Mijn vraag was: hoe ziet u het proces? Dat is geen uitlokking, dat is geen verleiding. Uw antwoord is duidelijk: voor ons staat er op dit moment niets op de agenda en we zien wel waar de minister-president mee komt; als hij met de Tweede Kamer wil praten, doet hij dat maar, maar de Eerste Kamerfractie van het CDA praat pas als er een voorstel van de regering ligt over deze kwestie. Dat is correct, hè?
De heer Brinkman (CDA):
Ja, zeker.
De heer Kox (SP):
Oké.
De heer Schalk i (SGP):
Het is misschien meer een opmerking dan een vraag. Ik heb de heer Brinkman een paar keer horen zeggen — zojuist in het interruptiedebatje met mevrouw Faber en ook eerder in zijn betoog — dat er veel gereformeerd moest worden. Mijn vraag is of hij staatkundig gereformeerd bedoelt.
De heer Brinkman (CDA):
Mevrouw de voorzitter, ik laat aan u over hoe het verdere debat verloopt. Ik hoop wel dat het aantrekkelijk blijft na deze interrupties.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink i (VVD):
Voorzitter. We spreken vandaag over de laatste begroting van het kabinet-Rutte II. Een kabinet dat hier, in de Eerste Kamer, de nodige tegenslagen heeft moeten overwinnen om zijn beleid tot een succes te kunnen maken. De meerderheid voor dit kabinet in de Tweede Kamer ontbrak en ontbreekt hier nog steeds. Niettemin lijkt het erop dat dit kabinet het eerste kabinet is sinds 1998 dat missionair de verkiezingen haalt. Dat is een belangrijk gegeven, omdat snel wisselende kabinetten ook leiden tot snel wisselend beleid, met onzekerheid voor mensen, bedrijven en maatschappelijke organisaties van dien. Dat Nederland deze kabinetsperiode die ellende bespaard is gebleven — ik noem het maar ellende — is positief.
In 2012 viel het eerste kabinet-Rutte, terwijl Nederland in diepe crisis zat. De economische crisis die in 2008 op de Amerikaanse huizenmarkt losbarstte, veroorzaakte een economische crisis die wereldwijd diepe sporen heeft achtergelaten. Toen in april 2012 de onderhandelingen in het Catshuis strandden, stond Nederland er niet goed voor. Stijgende werkloosheid, een groeiend begrotingstekort en achterstallig onderhoud aan de verzorgingsstaat. Ga er maar aan staan! Het kabinet heeft het lef gehad om precies dat te doen. VVD en PvdA hebben na de Tweede Kamerverkiezingen in september 2012 de handschoen opgepakt om Nederland weer op orde te brengen. Natuurlijk was het makkelijker geweest om met ons eigen gelijk onder de arm aan de zijlijn te gaan staan. Want aan de zijlijn kun je compromisloos je eigen idealen verdedigen. Aan de zijlijn heeft iedereen zijn eigen gelijk. Daar kan links roepen dat rechts de verzorgingsstaat sloopt. En roept rechts op haar beurt dat links de Nederlandse waarden verkwanselt. Dat voelt misschien goed, maar er is nog nooit één Nederlander beter van geworden. Want als je idealen, al is het maar voor een deel, wilt verwezenlijken, moet je lef tonen. Het lef om moeilijke besluiten te nemen. Het lef om maatregelen die niet populair zijn, te verdedigen. Het lef om tegen iedereen in Nederland te zeggen "het was niet leuk, maar het was wel nodig".
De afgelopen jaren heeft iedereen in Nederland de gevolgen van de crisis gevoeld. Mensen zijn hun baan kwijtgeraakt, zagen de waarde van hun huis kelderen of hun eigen bedrijf failliet gaan. Het kabinet heeft moeilijke maatregelen genomen waar iedereen iets van heeft gemerkt. Onderhoud aan de verzorgingsstaat dat jaren was uitgesteld, kon niet langer worden vooruitgeschoven. Oplopende overheidsuitgaven, de vergrijzing en de stijgende kosten van zorg en sociale zekerheid zijn taaie problemen die niet in één dag zijn opgelost. Maar dit kabinet heeft wel belangrijke stappen in de goede richting gezet. Nederland staat er economisch beter voor dan een paar jaar geleden. De economie groeit. Bedrijven durven steeds vaker te investeren en uit te breiden. Dankzij de hervormingen in de zorg hoeven we niet bang te zijn dat onze kinderen en kleinkinderen in de toekomst geen goede zorg meer krijgen. De hervormingen op de woningmarkt hebben er mede voor gezorgd dat het op de huizenmarkt steeds beter gaat.
Maar het kabinet heeft dat natuurlijk niet alleen gedaan. De belangrijkste reden dat het goed gaat met Nederland, is dat echt iedereen de schouders eronder heeft gezet. Al die mensen die ondanks tegenslagen iedere ochtend opstaan en ervoor gaan zorgen dat het steeds beter gaat. Het is de politieagent die nog diep in de nacht aan het werk is, de wijkverpleegkundige die voor dag en dauw op weg is, de stukadoor die in zijn bedrijf jongeren die te lang aan de kant staan, een tweede kans geeft. Zij zorgen er iedere dag voor dat het beter gaat met Nederland. Maar dat wil helemaal niet zeggen dat we er al zijn. Want nog lang niet iedereen voelt dat het met het land beter gaat. Heel veel mensen zijn nog onzeker over hun huis, hun baan, hun toekomst. De opdracht die voor ons ligt, is wat dat betreft overzichtelijk. Iedere Nederlander moet zelf in zijn eigen omgeving gaan voelen dat het ook echt beter gaat. En dat is niet makkelijk. Want je leven is meer dan een koopkrachtplaatje. Dat het in ons eigen land de goede kant op gaat, betekent niet dat we de rest van de wereld met evenveel enthousiasme tegemoet kunnen treden.
Die wereld is de afgelopen jaren onbehagelijker geworden. Met de val van de Berlijnse Muur in 1989 kwam er een einde aan een Koude Oorlog die de wereld decennia in haar greep hield. De daarop volgende periode van geopolitieke stabiliteit lijkt voorgoed voorbij. Dat zien we dicht bij huis door de oplopende spanningen tussen Rusland en Europa. De opstelling van de Russen aan de oostelijke grenzen van het grondgebied van zowel de Europese Unie als de NAVO doet terugdenken aan de Koude Oorlog. Waar de Arabische lente in eerste instantie verlichting leek te brengen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, is inmiddels sprake van grootschalige chaos en ellende. Chaos waarvan we ook in Nederland de gevolgen de afgelopen jaren hebben gevoeld. De ongecontroleerde stroom vluchtelingen die vanuit het Midden-Oosten via Turkije naar Europa kwam, leidde, begrijpelijk, tot spanningen in onze eigen samenleving. De afspraken met Turkije over het opvangen van vluchtelingen zijn natuurlijk niet perfect, maar hebben er wel voor gezorgd dat de oncontroleerbare toestroom van vluchtelingen is ingedamd. Als het aan de VVD ligt, gaan we vergelijkbare afspraken maken met landen in Noord-Afrika. Dat doen we niet omdat we dat leuk vinden of omdat dat leuke landen zijn, maar omdat het alternatief echt onverteerbaar is. Als we mensensmokkelaars hun gang laten gaan omdat iedereen Europa binnen mag blijven komen, blijven er mensen verdrinken in de Middellandse Zee.
Geopolitieke veranderingen beperken zich niet tot onze oostgrenzen of de Middellandse Zee. De toenemende assertiviteit van China in de Zuid-Chinese Zee leidt er ook toe dat de Verenigde Staten zich in toenemende mate op dat deel van de wereld richten. Dat betekent dat we in Europa vaker onze eigen boontjes zullen moeten doppen. Decennia van bezuinigingen op defensie, ook in andere Europese landen, hebben ervoor gezorgd dat we dat in sommige gevallen gewoon niet meer kunnen. Met het verschuiven van de geopolitieke verhoudingen moeten we ons realiseren dat we onszelf die laksheid niet meer kunnen veroorloven. Dat betekent dat we in de toekomst meer geld voor defensie moeten vrijmaken door toe te groeien naar het gemiddelde in de ons omringende landen. We zullen moeten samenwerken met andere landen. Om die samenwerking succesvol te laten zijn, moeten we zowel in het hoge als het lage geweldsspectrum kunnen opereren.
De zuidelijke grenzen van de Europese Unie zijn ook onze grenzen. Vluchtelingen die proberen om Griekenland of Italië te bereiken, zijn er niet op uit om daar te blijven. In heel veel gevallen zijn landen in Noord-Europa het einddoel. Wij hebben er dus zelf belang bij om er voor te zorgen dat die grenzen goed worden bewaakt. Hetzelfde geldt voor de oostelijke grenzen van Europa. Een duidelijke afschrikkingsmacht in de oostelijke lidstaten van de Europese Unie en de NAVO vergroot ook onze veiligheid.
Om deze veranderingen geloofwaardig het hoofd te bieden, moeten we samenwerken met gelijkgestemde landen. Dat kan zowel binnen de NAVO als binnen de Europese Unie, maar samenwerking mag geen uitvlucht worden. We zullen de komende decennia flink moeten investeren in onze eigen krijgsmacht.
Hetzelfde geldt voor politie en veiligheidsdiensten. Niemand kan garanderen dat er in Nederland nooit een aanslag zal plaatsvinden, maar we hebben wel de dure plicht die kans zo klein mogelijk te maken. Daarbij is de behoefte van de diensten zowel materieel als wettelijk leidend. Zij moeten aangeven wat nodig is om hun werk goed te kunnen doen. Niettemin ligt het ook hier voor de hand om de samenwerking met andere landen te zoeken. Terreur kent immers geen grenzen. Terroristische organisaties zoals IS houden zich niet aan grenzen. Om terreur te bestrijden, is samenwerking dan ook essentieel.
Samenwerking tussen landen is belangrijk, maar is nooit een doel op zich. We zien, jammer genoeg, het draagvlak voor samenwerking in Europa in alle landen teruglopen. Om dat vertrouwen te laten toenemen, moet de Europese Unie zich dus richten op die dingen die we echt gezamenlijk moeten regelen. De interne markt, die voor handel en werkgelegenheid zorgt, is daarvan wat ons betreft een heel goed voorbeeld. Maar als we toekijken terwijl de Europese Unie op sommige punten doorslaat in haar wens het leven van gewone mensen tot in detail te beïnvloeden, moeten we vervolgens niet verbaasd zijn als mensen zich daartegen keren. Europese samenwerking heeft zeer bijgedragen aan een lange periode van vrede en welvaart en dat willen wij graag zo houden.
Onze Nederlandse verworvenheden zijn wat dat betreft nog veel belangrijker. Het recht om je leven te leiden zoals jij dat wilt, om te houden van wie je wilt, om te trouwen met wie je wilt. Onze vrijheden zijn zwaar bevochten. Die moeten we koesteren, verdedigen en beschermen. Dit betekent dat wij niet tolerant mogen zijn tegenover intolerantie. Voor ons, als politici, geldt dat we dat niet alleen met regels maar ook met woorden moeten uitdragen. Als mensen over de schreef gaan, dan spreken we ze aan om duidelijk te maken waar wij staan, wat wij vinden en hoe wij in dit land met elkaar omgaan. Mensen die zich in Nederland willen vestigen moeten onze waarden onderschrijven. Je kan het recht op vrijheid van meningsuiting niet opeisen als je een ander dat recht misgunt.
Ik zei in het begin dat wij nog niet tevreden kunnen zijn. Het gaat beter met Nederland maar we zijn er nog niet. Pas als iedereen voelt dat we op de goede weg zijn, ben ik tevreden. Wij moeten mensen die nu onzeker zijn over de toekomst, nieuwe zekerheden kunnen bieden. In de zorg, op de arbeidsmarkt, de woningmarkt en in het onderwijs.
Laat ik maar beginnen met de zorg. Ik zie dat mensen zich zorgen maken. Is het verpleeghuis waar mijn vader of moeder naar toe gaat, wel goed genoeg? Is de zorg voor mijn kinderen straks nog wel betaalbaar? Krijg ik de zorg die ik nodig heb als mij iets overkomt? Nu hoort onze curatieve zorg tot de beste ter wereld, maar de combinatie van een vergrijzende bevolking en nieuwe medicijnen en technieken die elk jaar beschikbaar komen, leidt er toe dat de kosten de komende jaren zullen blijven stijgen. Wij willen dat iedereen nu, maar ook in de toekomst toegang heeft tot goede en betaalbare zorg. Dit betekent dat wij moeten blijven doorgaan met het maken van afspraken over de stijging van de kosten. Het kan immers gewoon niet dat iemand in 2040 bijna de helft van zijn inkomen aan zorg zou moeten uitgeven.
In de langdurige zorg is heel veel veranderd. We hebben de zorg dichterbij georganiseerd — ik ben daarover overigens optimistischer dan mijn collega van het CDA — zodat iedereen die dat wil ook zo echt lang mogelijk thuis kan blijven wonen, want in je eigen vertrouwde omgeving is het uiteindelijk toch het fijnst. Daarom moeten mensen die in een verpleeghuis terechtkomen, zich ook daar zo veel mogelijk thuis kunnen voelen. Alle verpleeghuizen moeten gewoon net zo goed worden als het beste verpleeghuis. Wij snappen eigenlijk ook niet waarom dat niet kan.
Op de arbeidsmarkt is het belangrijk dat iedereen die kan en wil werken, ook een baan kan vinden. Daarbij realiseren we ons dat de baan voor het leven niet meer zo vanzelfsprekend is als vroeger. Sterker nog, die bestaat bijna niet meer. Dat brengt voor heel veel mensen onzekerheid met zich mee, want een leven vol banen voelt anders dan een baan voor het leven. We moeten dus echt van baanzekerheid naar werkzekerheid. Maar dan moet het voor werkgevers wel aantrekkelijker worden om een vast contract aan te bieden en moet maatwerk tussen jou en je werkgever mogelijk zijn. Als een kleine werkgever weet dat je ook afscheid kunt nemen als blijkt dat het niet werkt, zal hij eerder bereid zijn je vast in dienst te houden als blijkt dat het gewoon wel werkt. Als je werkgever tevreden over je is, maar het door omstandigheden niet aandurft om je een vast contract te bieden, is het zonde als je door te starre wetgeving wordt gedwongen om afscheid van elkaar te nemen.
Wie kiest voor een bestaan als zelfstandige moet ook de ruimte hebben om zelf keuzes te maken. De Belastingdienst moet inderdaad heldere voorwaarden scheppen voor wat mag en wat niet mag. Schijnzelfstandigheid pak je aan, maar echt ondernemende mensen geef je de ruimte. Daarbij geldt wel dat als je iedere ochtend opstaat om naar je werk te gaan, dat werk ook echt iets moet opleveren. Als je hard werkt, moet je daar ook zelf de vruchten van mogen plukken. Het kabinet heeft vorig jaar de eerste stap gezet door de lasten te verlagen, maar dat mag als het aan de VVD ligt, niet de laatste stap zijn. De lasten op arbeid moeten wat ons betreft in de toekomst verder omlaag. Datzelfde geldt voor de lasten die nu drukken op ondernemers. Door ook voor hen de lasten te verlagen ontstaat ruimte om te groeien. Groei is uiteindelijk de enige manier om voor meer banen te zorgen.
De zekerheid van een baan en toegang tot de zorg zijn belangrijk, maar een fijne plek voor jezelf, je man, je vrouw, je kinderen is minstens zo belangrijk. De afgelopen jaren heeft de markt voor koopwoningen zich gelukkig goed hersteld. Mensen durven weer een huis te kopen. Daarom is rust op de woningmarkt belangrijk, want als mensen zich zorgen maken over de woningmarkt blijven ze langer zitten in een huis dat misschien helemaal niet meer past bij hun persoonlijke situatie. Jonge mensen willen vaker groter gaan wonen als er kinderen komen, terwijl oudere mensen misschien wel meer behoefte hebben aan een woning waarin ze ook kunnen blijven wonen als ze echt oud zijn. Wonen is meer dan vier muren, een vloer en een dak. In je eigen straat of buurt moet je jezelf veilig voelen. Je kinderen moeten er buiten kunnen spelen en als je 's avonds met de hond over straat loopt, moet je je niet onveilig voelen. Natuurlijk komt de politie als er echt iets aan de hand is, maar ook tegen overlast, rotzooi en asociaal gedrag moet worden opgetreden. Want, nogmaals, in je eigen huis moet je jezelf thuis voelen.
Om je leven te kunnen inrichten zoals je dat zelf wilt, moet je wel een goede start in dat leven kunnen maken. Goed en toegankelijk onderwijs is daarbij natuurlijk een belangrijke basisvoorwaarde. Veel mensen vragen zich af of hun zoon of dochter straks wel een baan kan vinden. Ik snap dat. Want hoe organiseer je goed onderwijs als de opleiding voor de baan van morgen, vandaag nog niet bestaat? Een leven lang leren begint niet op het moment dat wij van school af komen. We zullen in ons onderwijs sneller moeten inspelen op de veranderingen in onze samenleving. Nederlanders zijn enthousiast en positief, maar ook ontzettend eigenwijs. En we staan er gezamenlijk goed voor. Maar als we willen dat je het maximale uit jezelf kan halen, moeten we er ook voor zorgen dat die ondernemende, sociale en digitale vaardigheden terugkomen op school. Als we kinderen leren om oplossingsgericht te denken, zijn zij straks in staat om die nieuwe banen zelf te bedenken.
Ik ben trots op alle mensen die de afgelopen jaren hun schouders eronder hebben gezet. Zij hebben ervoor gezorgd dat Nederland zich uit de crisis heeft geknokt. Zij hebben er ook voor gezorgd dat het beter gaat met ons land en nu moeten wij ervoor zorgen dat iedereen dat ook gaat voelen. Wij moeten nieuwe zekerheden bieden zodat zij het beste uit zichzelf kunnen halen.
Tot slot. Een blik naar buiten vraagt soms ook om een kleine blik naar binnen, om reflectie, op onze rol en ons parlementaire systeem. Daar maak ik mij soms best zorgen over en mijn fractie met mij. Ik zie een Eerste Kamer die vaker dan vroeger op de stoel van de Tweede Kamer gaat zitten door toch veel vaker te praten over het beleid en minder over de degelijkheid van wetten. Ik zie overigens ook een Tweede Kamer waar je er niet meer bij lijkt te horen als je geen initiatiefwet op je naam zet.
De heer Schalk i (SGP):
Ik moet een stukje lopen en daardoor duurt het even voordat ik bij de microfoon ben. Ik ga even terug naar het punt dat mevrouw Jorritsma zojuist maakte, namelijk dat iedereen moet kunnen meedoen en dat arbeid moet lonen. Nu zijn er inmiddels situaties bekend van mensen die bijvoorbeeld op een bepaald moment €10.000 meer gaan verdienen, daarvan €355 per jaar overhouden. Met andere woorden: de belastingdruk is soms heel onevenredig verdeeld. Vindt mevrouw Jorritsma dat het kabinet daar iets aan zou moeten doen, met name als het gaat over mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik neem aan dat u het over de kostwinners hebt. Er is een tamelijk principiële keuze gemaakt dat wij in dit land geen kostwinnersbeginselen meer hanteren. Dat betekent in sommige gevallen dat je in een nadelige situatie terechtkomt. Wij kunnen nooit garanties geven — dat heb ik in mijn verhaal ook gezegd — dat iedereen in elk koopkrachtplaatje past. Dat geldt ook niet voor u en mij. Meestal passen we er namelijk niet in. En ja, ik vind altijd dat het kabinet daar goed naar moet kijken, dat je moet proberen te corrigeren waar dat kan, maar als een systeem voor sommige situaties nadelen met zich brengt, kun je je ook voorstellen dat mensen andere keuzes gaan maken.
De heer Schalk (SGP):
Ik vind het heel bijzonder dat mevrouw Jorritsma aangeeft dat het kabinet er wellicht naar moet kijken als dat extreme situaties oplevert. Ik zal dat in de loop van vandaag duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld dat aangedragen is door staatssecretaris Wiebes, waaruit blijkt dat iemand die €22.000 verdient en naar €32.000 per jaar gaat over die extra €10.000 zo veel gestapelde problemen krijgt, dat hij daar €355 aan overhoudt. Dus ik hoop dat dit een van die situaties is waarvan mevrouw Jorritsma vindt dat het echt te gek is en dat het kabinet daar iets aan moet doen.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
U gaat de vraag aan het kabinet stellen. Het lijkt mij iets te veel gevraagd om mij daar antwoord op te laten geven. Wij hebben in dit land ook wel heel veel regelingen waar mensen op enig moment uitvallen als zij de onderkant van de arbeidsmarkt verlaten. Dus elke keer speelt weer de problematiek van de armoedeval. Ja, dat is een lastige problematiek. Het is een keuze die je soms maakt om mensen aan de onderkant van de samenleving zodanig te helpen dat zij een zelfstandig bestaan kunnen leiden. Dat betekent dus automatisch dat als je daarvoor kiest, het ook zo gaat. Je kunt ook een andere keuze maken. Maar goed, daar gaan we het straks over hebben.
Mijnheer Kox.
De voorzitter:
Ik geef mijnheer Kox het woord, mevrouw Jorritsma.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Voorzitter. Ik moet nog even wennen aan het feit … Sorry, excuses daarvoor.
De voorzitter:
Graag ook via de voorzitter spreken als u debatteert.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Heel graag.
De heer Kox i (SP):
Mevrouw de voorzitter. Mag ik mevrouw Jorritsma vragen om meer duidelijkheid te geven over een aantal punten van kritiek die zij heeft op het functioneren van ons parlement. Zij begon haar verhaal met te zeggen dat de fracties van de VVD en die van de PvdA de moed hadden gehad om in de coalitie te gaan zitten. Zij kwalificeerde daarmee de rest, die dus in de oppositie zit, als langs de zijlijn te staan en er niet toe te doen. Vervolgens zei mevrouw Jorritsma zojuist dat zij vindt dat deze Kamer te veel op de stoel van de Tweede Kamer gaat zitten en als extraatje daarbovenop vertelde zij in haar laatste zin dat je in de Tweede Kamer kennelijk niet meer meetelt als je geen initiatiefwet in behandeling neemt. Ik vind dat nogal wat kritiek. Wij hebben met elkaar afgesproken, op voorstel van mijn collega Duthler, om een staatscommissie parlementair stelsel in te stellen. Dat lijkt mij buitengewoon nuttig, maar om nu de oppositie te kwalificeren als staand langs de zijlijn, dit huis te kwalificeren als Tweede Kamertje spelen en collega's aan de overkant bekritiseren dat zij gebruik maken van een fundamenteel recht, vind ik allemaal een beetje ver gaan. Misschien heeft mevrouw Jorritsma daar een onderliggende redenering voor.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Voorzitter. De heer Kox grijpt nu helemaal terug naar het begin van mijn betoog. Ik constateer alleen dat gebeurd is wat gebeurd is en dat wel degelijk alle partijen in de Tweede Kamer vonden dat VVD en PvdA het met elkaar moesten gaan proberen. Ja, daar heb ik een conclusie aan verbonden. Dat lijkt me ook vrij logisch. Overigens is er daarna heel veel gebeurd waaraan allerlei partijen in coalities mee hebben gedaan. Daar ben ik heel tevreden over, maar het had ook anders kunnen gaan.
Dan kom ik bij het andere onderwerp. Ik zeg niet dat wij altijd op de stoel van de Tweede Kamer gaan zitten. Ik zeg voorzichtig dat ik een Eerste Kamer zie die vaker dan vroeger op de stoel van de Tweede Kamer gaat zitten. Dat heeft misschien ook wel te maken met de huidige politieke situatie. Maar ik zie vaker in commissies, soms ook in deze Kamer, de vraag om beleidsdebatten. Ik vind dat een Eerste Kamer zich zeer terughoudend zou moeten opstellen bij het toestaan of het accepteren van beleidsdebatten. Soms volgt daar een discussie over. Ik ga ook niet zeggen dat dat alleen van de oppositie komt, want ik vrees dat mijn eigen fractie daar af en toe net zo hard aan meedoet. Dus het is iets wat ons allen bezig moet houden.
Daarnaast vind ik het initiatiefrecht van de Tweede Kamer hartstikke belangrijk. Laat daar geen misverstand over bestaan, maar ik zie dat er vorig jaar 25 initiatiefwetsvoorstellen zijn ingediend en die zijn echt niet gebaseerd op het feit dat een kabinet niks wilde indienen. Dat is eigenlijk de normale route van een initiatiefwetsvoorstel. Een wetsvoorstel hoort in principe natuurlijk thuis bij de uitvoerende macht, tenzij … Dat "tenzij" mis ik toch wel heel vaak bij de initiatiefwetsvoorstellen van vandaag. Ik vind het overigens een onderwerp waar de staatscommissie zich nog maar eens over zou moeten buigen. Dat ga ik dadelijk nog zeggen, maar de heer Kox heeft mij daar de kans niet voor gegeven.
De heer Kox (SP):
Ik ben blij dat mevrouw Jorritsma het verhaal dat zij aan het begin van haar betoog hield nuanceert. Zij zei toen wel degelijk dat wie niet in de coalitie zat, aan de zijlijn zat en er niet toe deed.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Dat heb ik helemaal niet gezegd.
De heer Kox (SP):
Nou ja, dat is het voordeel van het hebben van grote oren. Ik heb het wel gehoord, maar u kunt dat zelf in uw tekst nalezen. Enige reflectie is nooit fout.
Vervolgens zegt u dat deze Kamer vaker op de stoel van de Tweede Kamer gaat zitten en meer beleidsdebatten aanvraagt. Ik loop hier al een tijdje mee, maar dat is volgens mij zeker niet het geval. Ik denk eerder dat het tegendeel het geval is. En vervolgens zegt u: ja, het gebruikmaken van het initiatiefrecht in de Tweede Kamer zou een uitzondering moeten blijven. Ik vind het niet passend dat wij in deze Kamer kritiek leveren op wat er aan de overkant gebeurt, wat volledig in overeenstemming is met de rechten die de Tweede Kamer heeft. Wij horen geen rechten van de Tweede Kamer af te nemen, zoals de Tweede Kamer geen rechten van ons zou moeten proberen af te nemen. De kritiek van de VVD-fractie dat wij te veel zouden doen wat de Tweede Kamer wil en tegelijkertijd zeggen dat de Tweede Kamer niet moet doen wat zij wil, is toch een beetje een merkwaardige constructie.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Volgens mij hebben wij hier algemene beschouwingen en is het de bedoeling dat je best iets over het systeem mag zeggen. Wij hebben gevraagd om een staatscommissie. Ik hoop overigens — en die vraag wil ik dadelijk aan het kabinet stellen — dat die gauw ingesteld zal worden, zodat zij ook aan de slag kan. Ik vind dat de Kamer dan ook best opmerkingen mag maken over zaken waarvan je vindt dat daar nog eens goed naar gekeken moet worden. Overigens valt mij naast het aantal bij de ingediende initiatiefwetsvoorstellen ook op dat dergelijke wetsvoorstellen steeds vaker überhaupt niet van een dekking voorzien zijn, laat staan dat daar ook maar enige discussie aan gewijd wordt. Ik zou graag van het kabinet willen weten, vraag ik nu maar via u, voorzitter, aan de heer Kox om daar ook nog eens op te reflecteren.
Hiermee ben ik aangekomen bij het eind van mijn betoog. Ik heb dus eigenlijk twee problemen. Het ene is dat ik van het kabinet graag zou willen horen hoe het omgaat met ongedekte initiatiefwetsvoorstellen. Is daar een vaste procedure voor of gaat dat anders? Ten tweede zou ik het heel prettig vinden als de staatscommissie wanneer zij straks aan het werk gaat, ook meekijkt naar hoe omgegaan moet worden met initiatiefwetsvoorstellen. Ik vind het heel belangrijk dat het initiatiefrecht een goed recht blijft. Er liggen nu heel veel van dat soort wetsvoorstellen soms eindeloos bij de Raad van State omdat men überhaupt niet weet wat men ermee moet. Er zijn er ook die we nooit meer terugzien. Dat is naar mijn gevoel uitholling van dat recht in plaats van een versterking. Natuurlijk snap ik dat daar eerst naar gekeken moet worden. Ik zal daar verder geen voorstellen voor doen, want dat is niet aan mij. Overigens vind ik ook dat iedereen zich een mening mag vormen. Eigenlijk vind ik dat alleen het kabinet daar terughoudend in zou moeten zijn. Het is een beetje jammer dat er ook al van die kant iets over gezegd is, maar Kamerleden zouden zich best mogen uitspreken over ideeën.
De heer De Graaf i (D66):
Ik zou zelf menen dat we het vooral over onze eigen werkwijze moeten hebben in de Eerste Kamer in plaats van het voortdurend over de Tweede Kamer te hebben. Ik begrijp eigenlijk de timing van mevrouw Jorritsma niet. Hier hebben we het vorig jaar toch uitvoerig over gehad? Hier hebben we het twee jaar geleden uitvoerig over gehad. Er is een gezamenlijke brief van beide Kamers. Er komt een staatscommissie. Ik moet nog even aan het kabinet vragen wanneer. Dus waarom brengt u dit nu allemaal te berde? Is er iets voorgevallen in de afgelopen week wat ik heb gemist?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Nee, helemaal niet. Ik heb alleen de afgelopen maanden gevolgd wat er in deze Kamer allemaal behandeld werd en ik ben toen tot de conclusie gekomen dat dit onderwerp wat mij betreft ook wel op de agenda mag van de staatscommissie. Dus dat is wel veranderd. Er is veel behandeld in deze Kamer. Wij hebben heel veel tijd en aandacht besteed aan een hele hoeveelheid initiatiefwetsvoorstellen. Dat viel me op. Ik heb alleen maar geconstateerd dat het aantal groeiende is en dat het de vraag is of dat een goede ontwikkeling is. Nou, laat men er zich maar eens over buigen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer De Graaf.
De heer De Graaf i (D66):
Voorzitter. Anderhalve maand geleden sprak de Koning de troonrede uit. Ik spreek de premier, die voor de tekst de verantwoordelijkheid draagt, graag daarop aan. Ik ga voorbij aan de staatsrechtelijke onzuiverheid dat de premier het staatshoofd liet spreken over steun van de "oppositiepartijen". Mij viel vooral de klankkleur van de troonrede op. Buitengewoon introvert. Kort samengevat kwam het hier op neer: buiten giert de wind om het huis, binnen staat de kachel op vier. Huize Weltevreden in de najaarsstorm.
Opvallend was bijvoorbeeld de zinsnede in de troonrede dat de risico's voor onze economie vooral uit het buitenland komen: China, Brazilië en het Verenigd Koninkrijk. Alsof er aan onze binnenlandse economie niets mankeert. Alsof onze arbeidsmarkt voortreffelijk functioneert. Alsof innovatie en onderzoek optimaal worden gestimuleerd. Alsof ons onderwijs gelijke kansen biedt voor achtergestelde bevolkingsgroepen. Alsof ons belastingstelsel niet dringend aan herziening toe is om minder lasten op arbeid te genereren en meer vergroening. Alsof die meer dan een half miljoen werkzoekenden, waaronder ruim 200.000 langdurige werklozen, door het buitenland werden getroffen.
In Huize Weltevreden heerst een zelfvoldaanheid die ik alleen maar kan verklaren uit de aankomende verkiezingen voor de Tweede Kamer. Is er dan geen reden voor tevredenheid, vier maanden voordat de kiezer mag spreken? Nou, eigenlijk niet, maar wel voor enig optimisme. Natuurlijk heeft het kabinet de afgelopen jaren samen met het constructieve deel van beide Kamers op verschillende terreinen verstandig beleid gevoerd. Ik sprak daar vorig jaar over en toen heb ik het kabinet daarmee ook gecomplimenteerd. Ik wil dat ook best hier herhalen. Langzaam is Nederland de crisis uitgekropen. De werkloosheid daalt, maar langdurig werkloos betekent ook te vaak uitzichtloos. Het kabinet kan ook op het economische tij uitdelen, zij het dat veel van de cadeaus fraai verpakte surprises zonder substantie lijken: meer geld voor ouderenzorg, verpleeghuizen of politie betekent feitelijk te vaak het schrappen van eerder aangekondigde bezuinigingen. En het is bijvoorbeeld schril dat een kabinet dat zich sterk wil maken voor gelijke kansen in het onderwijs, ombuigingen bij het ministerie van OCW niet ongedaan wil of kan maken. Zie de nog niet uitgevoerde motie-Pechtold uit de Tweede Kamer op dit punt.
Veel is helaas ook blijven liggen. Vorig jaar werd al duidelijk dat het kabinet op weg was naar de uitgang. Een traag proces omdat geen van de coalitiepartijen voortijdig wilde breken, maar er eigenlijk ook nauwelijks animo meer was om samen nog echt te regeren. Voorbeelden te over. Vorig jaar zagen we al het onvermogen om het belastingstelsel duurzaam te herzien, hoewel dat zo noodzakelijk is. De arbeidsmarkt vraagt eveneens om herinrichting: het verschil in bescherming tussen vaste en flexibele arbeidscontracten is veel te groot, ook onder de moeizame wetgeving van minister Asscher. De productiviteitsgroei stagneert. Diversiteit is een probleem, net als de kansen voor 50-plussers. De wetgeving voor de zzp'ers is ronduit rampzalig: de schijnzelfstandigheid wordt nauwelijks aangepakt en de zelfgekozen zelfstandigen vooral gedwarsboomd. Je zou vanzelf weer terugverlangen naar de VAR. Ik hoor VVD-politici klagen, maar de premier doet alsof het zijn zorg niet is.
Een ander recent voorbeeld is de Nationale Wetenschapsagenda. Het kabinet vroeg twee jaar geleden de onderzoekswereld zelf een concrete agenda te maken voor de komende tien jaar. Die kwam er, met een geweldige inbreng van burgers, bedrijven, wetenschappers en maatschappelijke organisaties. Vervolgens kreeg het kabinet op een presenteerblaadje een daarop gebaseerde investeringsagenda, gedragen door iedereen, van KNAW tot VNO-NCW en MKB-Nederland, van TNO tot de verenigde kennisinstellingen en met veel enthousiasme van alle wetenschappers en onderzoekers. Die agenda maakt ons land excellenter in onderzoek, innovatiever in toepassingen en nog beter in de verbinding van wetenschap met grote maatschappelijke opdrachten; dus maatschappelijk en economisch van groot belang. Daarvoor is een structurele impuls nodig van 1 miljard euro. Ook de meest recente Nobelprijswinnaar in Nederland heeft dat bedrag terecht genoemd. En wat doet dit uitgeregeerde kabinet? Ik zeg het met spijt: de grote sprong voorwaarts wordt naar het volgende kabinet geschoven en door herschikking van bestaande wetenschapsmiddelen wordt een minimaal fondsje van 20 à 30 miljoen gemaakt. Een wel heel dun beginnetje, net zoals ook maar heel miniem de culturele kaalslag van het kabinet-Rutte I van een aantal jaren geleden wordt verzacht.
Mijn fractie heeft het afgelopen jaar weinig ambitie meer gezien en dat is jammer. De komende maanden zullen, vrees ik, vooral in het teken staan van het oppoetsen van politieke nalatenschappen en wellicht het formuleren van bijbehorende testamenten. De minister-president en zijn vicepremier zijn al bezig met andere dingen: de campagne van zijn partij in het ene geval en de campagne voor het lijsttrekkerschap van zijn partij in het andere geval. In beide gevallen gaat het overigens om een zeldzaam instructief schouwspel. De minister-president treedt in partijspotjes op met de tekst "ik heb een plan". De inhoud daarvan blijft in het ongewisse en daarin lijkt het overigens sterk op zijn visie. Maar dat daargelaten: een plan presenteren na zes jaar regeren, dat is toch zoiets als de menukaart presenteren als het dessert zojuist is afgeruimd?
En dan de vicepremier: staande in de hal van Algemene Zaken na de vergadering van de ministerraad noemt hij het verkiezingsprogram van de premier "verraad van de middenklasse". Ook hier. los van de vraag hoe zuiver dit allemaal staatsrechtelijk is, werkte het toch vooral op de lachspieren. Verraad, dan haal je de brug op. Daar wil je toch geen dag langer mee worden geassocieerd? Dan stap je uit het kabinet. Maar dat gebeurde natuurlijk niet en zo zijn wij aanbeland in een politieke schemerzone waarin een kabinet doorgaat zonder nog echt te regeren en de leiders van ons land een krachtsinspanning leveren in het doen alsof. Doen alsof ze niet al vier jaar in grote harmonie regeren maar eigenlijk elkaars erfvijanden zijn. Doen alsof er plannen klaar liggen om het helemaal anders te doen als zíj het eenmaal voor het zeggen krijgen.
De regering stelde in de troonrede dat wij in Nederland beschikken over een sterke rechtsstaat. Met die constatering kunnen we natuurlijk niet volstaan, als het al zo is. De fundamenten van onze rechtsstaat zijn nog onverminderd sterk maar het bouwwerk vertoont wel scheuren. Het publieke vertrouwen in alle drie pijlers van de democratische rechtsstaat lijkt afgenomen. De volksvertegenwoordiging die lijkt te versplinteren en permanent in het defensief is. De rechterlijke macht die onder druk staat van politiek wantrouwen en financiële beperkingen. En de executieve macht die heen en weer zwalkt in de permanente zoektocht naar effectieve en betaalbare sturing. Dan weer ministeries kleiner maken, uitvoering op afstand en wat bedrijfsmatig is bedrijfsmatig organiseren. En vervolgens weer schrikken van de consequenties en de geringe invloed van de minister of staatssecretaris en dus weer zelfstandige bestuursorganen onder curatele en ProRail terug in het hok van I en M al vindt iedereen in de spoorsector dat totale onzin en gaat er helaas geen wissel sneller van om. Het is een soort slingerbeweging van de pendule, een mode. Want wat nu al direct onder politieke verantwoordelijkheid wordt aangestuurd, presteert niet per se beter. De staatssecretaris van Financiën zet bijvoorbeeld nu een extra plaatsvervangend secretaris-generaal naast de directeur-generaal van de Belastingdienst omdat het niet goed genoeg gaat. De Belastingdienst is een staat in de staat, niet een staat buiten de staat.
De in de afgelopen regeerperiode tot stand gekomen nationale politie laat zien hoe moeizaam grote molochen zijn te besturen, ongeacht de precieze inbedding binnen of buiten de rijksdienst. Soms lijkt er gewoon geen goed alternatief, al is het de vraag of we het bij de politie allemaal niet veel te snel hebben gedaan. Dat was zeker het geval bij de overgang naar Veiligheid en Justitie. In dat kader betreur ik het zeer dat het kabinet mijn breed gedragen motie van vorig jaar om voorbereidingen te treffen om het politiebeheer weer terug te brengen onder BZK en zo weer een overzichtelijk ministerie van Justitie te krijgen, niet heeft uitgevoerd. Alsof iemand in de toekomst nog zo'n opgeblazen departement wil.
Ik sprak over de druk op de rechterlijke macht, die onwankelbare en onafhankelijke pijler van de rechtsstaat. De toegang tot de rechter is niet makkelijker geworden, al hebben we verdere verhoging van de griffierechten weten te voorkomen. Er blijft voortdurend discussie over de voor de rechtspraak beschikbare middelen die moeten concurreren met andere beleidsuitgaven, hoewel volgens de wet de rechtspraak zo veel geld moet krijgen als nodig is om goed en tijdig recht te spreken. Het financieringssysteem is bovendien te rigide om rekening te houden met opkomende werkdruk en noodzakelijke innovatie. Het kabinet heeft daar in onze ogen onvoldoende rekening mee gehouden, zoals het ook te gemakkelijk de rechtsbijstand trachtte te beperken. Een vlek op het blazoen, deze VVD-schade, zoals NRC-commentator Jensma dit onlangs noemde.
Zorgelijk is ook dat de rechter door een deel van de bevolking niet altijd meer wordt vertrouwd in zijn oordeel. Sommige politici werken daar willens en wetens aan mee. Zij spreken nog net niet van neprechters als het proces of de uitspraak niet bevallen, maar ik vrees dat zij dat wel bedoelen. Op een sterke rechtsstaat valt dus wel iets af te dingen. Het is onze gezamenlijke opdracht om die rechtsstaat overeind te houden en te versterken, niet alleen door geld, hoewel wij blij zijn met extra geld dat eindelijk ter beschikking komt voor rechtshandhaving en rechtspraak, maar vooral ook door onze houding.
Onderdeel van een sterke rechtsstaat is natuurlijk ook een vitale democratie. Het een kan niet zonder het ander. Ons democratische bestel, met het parlementaire stelsel als kern, wordt niet allen bedreigd door achterstallig groot onderhoud, maar ook soms door virulente aanvallen van populisme. Binnen en buiten het parlement lijken populisten de vertegenwoordigende democratie achterhaald te vinden, van en voor elites en niet van en voor het volk. Ik ben de laatste die meent dat onze representatieve democratie zonder gebreken is. Mijn partij heeft herhaaldelijk voorstellen tot verbetering gedaan, ik mag wel zeggen tot bloedens toe. Die gingen altijd uit van het principe van representatie en van de versterking van het mandaat van de individuele volksvertegenwoordiger. Vormen van directe democratie zijn in onze ogen zinvol als die aanvullend werken op dat principe in plaats van dat te ondermijnen. Daarom zal bijvoorbeeld een correctief, liefst beslissend referendum altijd alleen maar als noodrem op de parlementaire besluitvorming kunnen dienen, niet als een soort remplaçant, als een wapen dat je elke dag uit de kast haalt om de volksvertegenwoordigers te omzeilen. Bij de evaluatie van de Wet op het raadgevend referendum zullen we daar grondig over moeten spreken. Wanneer mogen we die evaluatie overigens tegemoet zien? In dit verband spreek ik een enkel woord over de gisteren verschenen brief van het kabinet over het raadgevend referendum van 6 april jl. Wij wachten inmiddels al heel lang op het kabinet. Het is bijna sint-juttemis als de kalveren op het ijs dansen. Het kabinet schetst in de brief een weg die naar zijn oordeel misschien begaanbaar is, een moeizame tocht tussen de bezwaren van de neezeggers en de Europese en geopolitieke realiteit in. Nu het raadgevend referendum geen digitale beslissing is, maar een zwaarwegend advies waar inhoudelijk recht aan moet worden gedaan, zal mijn fractie deze laatste poging afwachten, al heeft het allemaal lang geduurd. Een inhoudelijk oordeel zal moeten wachten tot er echt iets ligt, wetgeving van welke aard dan ook. Ik heb nog wel een vraag. De premier heeft mij vrijdag verrast met zijn zeer persoonlijke omroep en zijn dramatische woorden over de eenheid van Europa, Poetin en ook Syrië. Ik vraag hem: waarom nu pas? Waarom heeft hij zijn leiderschap niet acht maanden geleden getoond, in het debat vóór het referendum? Staatsmanschap is, dunkt mij, ook een kwestie van timing.
De heer Kox i (SP):
Voor mijn helderheid: het fractievoorzitterschap van D66 zegt dat het pas aan de orde komt als er iets ligt. De lijn van het CDA kan ik erg goed begrijpen. Toch heb ik uit de media begrepen dat er de afgelopen week in dit huis met de fracties van D66 en het CDA over mogelijke steun is overlegd. Kan de heer De Graaf ons daarover meer vertellen of is dat een voorbeeld van "de krant brengt de leugens in het land"?
De heer De Graaf (D66):
Ik zou zeggen dat wat zojuist gezegd is, bekend is bij de minister-president.
Democratie is meer dan de optelsom van de meeste stemmen, zoals populisten vaak denken. Het is een gelaagd systeem dat kiezers aan de machtsuitoefening verbindt. Dat kan echt beter. Het biedt ook ruimte voor zorgvuldige belangenafweging en bescherming van minderheden. Die gelaagde democratie kunnen we verbeteren, maar moeten we ook beschermen. Daarom is de Staatscommissie, waartoe deze Kamer het initiatief nam, belangrijk. Beide Kamers hebben de regering inmiddels verzocht om instelling daarvan. Hoe staat het daarmee? Gaat hij de hier twee jaar geleden door hem gedane belofte, altijd een delicaat woord natuurlijk, nog deze kabinetsperiode inlossen? Mogen we er dan ook van uitgaan dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn persoonlijke ideeën niet als leidraad voor de opdracht van de Staatscommissie neemt, maar gewoon wat in de brief van de beide Kamers staat?
Populisme infecteert niet alleen onze Nederlandse democratie, maar ik vrees ook de gehele westerse wereld. Er is een hang naar sterke mannen en er heerst een haast manisch wantrouwen in de opgebouwde democratische instituties. Wat nu in Amerika gebeurt, is ongekend. Zelfs als volgende week Trump niet wordt verkozen, is het land uiteen getrokken, met burgers die elkaar, hun politieke kandidaten en hun democratische procedures lijken te verafschuwen.
De heer Koffeman i (PvdD):
Collega De Graaf heeft het nu een aantal keer over populisme gehad. Dat is een interessant onderwerp. Ik ben het ook zeer met hem eens. Zou het niet aardig zijn om in dat kader wat meer man en paard te noemen? Iedereen die verder leest dan de naam van mijn partij lang is, weet dat wij de partij van man en paard zijn. Misschien kan de heer De Graaf nader duiden welke partijen in de Nederlandse politiek het populisme belichamen, welke partijen dan niet doen en of de ene partij in democratisch opzicht minder waard is dan de andere. Dat helpt wel.
De heer De Graaf (D66):
Als de heer Koffeman van de partij is van man en paard, kan hij het zelf bedenken. Er is ook nog zo'n prachtig spreekwoord over de schoenmaker. Ik zou zeggen: wie de schoen past …
Laat Amerika op dit punt niet tot voorbeeld strekken voor Europa. Ook hier is instabiliteit en naar binnen gerichtheid waar te nemen. Onder druk van de vluchtelingencrisis zijn die tendensen alleen maar scherper geworden. We hebben, zoals mijn fractiegenoot Herman Schaper dat formuleert, afscheid genomen van de lange vrede en van het door Fukuyama uitgeroepen einde van de geschiedenis. Verschillende bedreigingen moeten we tegelijkertijd het hoofd bieden: de Syrië-crisis, waar het vredesoverleg maar niet wil vlotten en een humanitaire ramp zich voor onze ogen afspeelt, een nieuw Russisch imperialisme dat op zijn minst de autonomie van de vroegere Sovjetstaten bedreigt, inclusief staten die tot de NAVO en de Europese Unie behoren, en een afwachtende en onzekere houding van de Verenigde Staten waar een nieuw isolationisme opgeld lijkt te doen. Wat voor leiderschap vraagt dat?
Mijn fractie is van mening dat een actiever extern veiligheidsbeleid nodig is, waarin Nederland duidelijk stelling neemt en stelselmatig investeert in het Europees Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). Wij zouden de komende jaren bijvoorbeeld samen met de Italianen onze tijdelijke Veiligheidsraadzetel kunnen inzetten als Europese zetel. Datzelfde zou met de Franse permanente zetel moeten gebeuren. Ik vraag het kabinet om een reactie. Ook zou Nederland zich moeten inspannen om het Verenigd Koninkrijk zoveel mogelijk bij dat beleid te betrekken, want daar ging Brexit niet om. Ook hierop krijg ik graag een reactie.
Tegen het imperialisme van Poetin helpt een eigen Nederlands opgeheven vingertje bitter weinig. Alleen al de Russische reactie op het onderzoeksrapport over de MH17-ramp maakt dat duidelijk. Een krachtig optredend Europa is onontbeerlijk. Hetzelfde geldt voor een gezamenlijke politiek ten aanzien van de opvang en toelating van vluchtelingen. Vorig jaar ging een groot gedeelte van ons debat over de vluchtelingencrisis en de opvang van asielzoekers. De urgentie lijkt nu minder groot, maar dat kan zomaar weer omslaan, al was het maar omdat we wellicht te gemakkelijk vertrouwen op een wel erg broze deal met de autocraat Erdogan. Houdt die deal overigens stand als Turkije de doodstraf weer invoert?
Europa is "under construction". Dat is wel duidelijk. Brexit heeft ons op een nog onbekend pad gebracht, nog daargelaten hoe gelukkig de Britten achteraf zelf over hun besluit zijn: meer een Verscheurd dan een Verenigd Koninkrijk. In een instabiele wereld is een sterk Europa nodig, maar er zijn ook meer dan voldoende interne redenen om verder te werken aan een krachtige unie. De onvrede en onzekerheid van veel mensen over een snel kleiner wordende wereld met open markten en botsende culturen worden vaak geprojecteerd op de Europese Unie, maar hebben daar in mijn ogen eigenlijk minder mee te maken dan met de besluitvorming door de nationale staten zelf. In plaats van de Europese Unie af te breken, zullen we op onderdelen misschien een pas op de plaats moeten maken en op andere terreinen juist een stap voorwaarts moeten zetten. Soms zal het ook nodig kunnen zijn om met kopgroepen te werken en om verschillende snelheden te betrachten. Dat is niet per se een onbegaanbare weg, wel misschien een moeizame. Echt onbegaanbaar is een Nexit. Daartegen verzet zich alles wat Nederland zo'n open, internationaal georiënteerd en welvarend land maakt.
Enige tijd na 15 maart 2017 zal een nieuw kabinet aantreden. Er is de afgelopen jaren veel gezegd over de betekenis van de Eerste Kamer vanwege het ontbreken van een duidelijke meerderheid van de coalitie alhier. Sommigen hebben zelfs gepleit voor het betrekken van deze Kamer bij de formatie. Ik ben daar, voor de goede orde, geen voorstander van. Dit maakt de regeringsvorming nodeloos ingewikkeld en leidt er alleen maar toe dat de deliberatie hier dan steeds meer op die van de overzijde zal gaan lijken. Ik geloof dat de Eerste Kamer de afgelopen jaren heeft laten zien dat zij wel een politieke Kamer is, maar dat zij juist niet een duplicaat is van de Tweede Kamer. Het gaat vaak om net wat andere toetsstenen: duurzame wetgeving, consistentie, uitvoerbaarheid, maatschappelijke impact, constitutionele logica en verenigbaarheid met rechtsbeginselen.
Daar zal D66 ook de voorstellen van een volgend kabinet op toetsen, ongeacht de samenstelling. Maar onze empathie zal vermoedelijk groter zijn wanneer dat kabinet de grote onderwerpen aanpakt die bleven liggen. Ik doel daarbij niet alleen op eerder genoemde thema's maar ook — misschien wel in de eerste plaats — op het scheppen van gelijke kansen in de samenleving. Daar ontbreekt het nu te veel aan en dat wordt onder andere zichtbaar op de arbeidsmarkt, maar het begint al veel eerder, in het onderwijs. Daar is de komende jaren een grote opdracht te verwezenlijken: aanpak van laaggeletterdheid, voorschools onderwijs, talentontwikkeling van elke leerling, vervolg op Platform Onderwijs2032, tegengaan van segregatie in de klas, diversiteit vóór de klas en meer aandacht voor maatschappelijk rendement in plaats van voor economisch rendement. Het volgende kabinet mag dit als een kernopdracht zien — nee, zij moet dat — en D66 zal daar van harte aan bijdragen.
Tegen de leden van dit kabinet zeg ik tot slot en zonder enige ironie: dank voor uw inspanningen de afgelopen jaren. Ik wens u nog vruchtbare laatste maanden toe, ook in de samenwerking met deze Kamer.
Mevrouw Barth i (PvdA):
Voorzitter. 2017 wordt een bijzonder jaar. We herdenken dan dat het 100 jaar geleden is dat de basis werd gelegd voor de parlementaire democratie zoals wij die vandaag kennen. Met de Grondwetswijziging van 1917 werd door het kabinet-Cort van der Linden een einde gemaakt aan twee politieke strijdpunten die daarvoor de Nederlandse politiek decennialang verscheurden: de schoolstrijd en de strijd om het algemeen kiesrecht. De vrijheid van onderwijs werd in de Grondwet vastgelegd. Algemeen kiesrecht voor mannen en passief kiesrecht voor vrouwen werden ingevoerd, de grondwettelijke belemmering voor actief vrouwenkiesrecht werd opgeheven. Het districtenstelsel werd vervangen door evenredige vertegenwoordiging, waardoor voortaan ook kleine minderheden hun stem in het parlement konden laten horen.
Het kabinet-Cort van der Linden, met de laatste liberale premier totdat de huidige het Torentje betrok, bestond uit liberale ministers die hun werk konden doen omdat ze gedoogd werden door de SDAP en ze regelmatig nog bredere coalities sloten. Maar zelfs mét gedoogsteun kon dat kabinet niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer. En dat kabinet moest een oplossing zien te vinden voor de opvang van 1 miljoen vluchtelingen, op een bevolking van 6,6 miljoen, die een goed heenkomen zochten in het veilige Nederland voor de ongekende slachtpartij die op slechts één dag lopen van onze grens aan de gang was.
De omstandigheden waarin het kabinet-Rutte II in de afgelopen jaren zijn werk heeft moeten doen, zijn natuurlijk lastig te vergelijken met die van 100 jaar geleden. Maar er zijn onmiskenbaar parallellen. Ook in dit kabinet kozen liberalen en sociaaldemocraten om pragmatische redenen en onder druk van omstandigheden voor samenwerking met elkaar, met andere politieke partijen en met maatschappelijke organisaties. Dat deden zij om politieke tegenstellingen te overbruggen over onderwerpen die soms al decennialang sleepten, omdat grote maatschappelijke en internationale problemen voorrang vergden. De belangrijkste opgave voor dit kabinet was natuurlijk om ons land op een verantwoorde manier uit de grootste economische crisis in 80 jaar te loodsen, en dat binnen de Europese samenwerking die ons land na de Tweede Wereldoorlog zo veel gebracht heeft. De werkgelegenheid te herstellen, perspectief voor mensen doen terugkeren. En opvang regelen voor de tienduizenden mensen die een goed heenkomen zoeken in het veilige Nederland voor de ongekende slachtpartij die op iets meer dan een dag autorijden van onze grens aan de gang is.
De Miljoenennota voor komend jaar laat zien dat het kabinet-Rutte II grotendeels in zijn opdracht geslaagd is. Onze economie groeit weer. De werkloosheid neemt gestaag af. Dit gebeurt gelukkig ook steeds sneller onder ouderen. De overheidsfinanciën zijn weer praktisch in evenwicht. De huizenmarkt groeit en het consumentenvertrouwen zit in de lift. Dankzij maatregelen van het kabinet gaat heel Nederland er volgend jaar in koopkracht op vooruit. Het minimumjeugdloon gaat omhoog.
De coalitie tussen VVD en PvdA is een verstandshuwelijk, maar die zijn niet zelden bestendiger dan meeslepende, hooggolvende romances.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Mevrouw Barth geeft aan dat er langzamerhand minder werklozen zijn. Rapporten laten echter ook zien dat het vooral de flexibele arbeid is die nog steeds toeneemt. Relatief gezien daalt het aandeel vast werk nog steeds, ondanks de Wet werk en zekerheid. Je kunt vragen stellen bij de naam van die wet. Wat vindt mevrouw Barth daarvan? Ziet zij nog mogelijkheden voor dit kabinet om dat weer te doen kantelen en ervoor te zorgen dat werkgevers minder koudwatervrees hebben bij het in vaste dienst nemen van mensen? Wat zou de overheid daarvoor moeten doen?
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik kom later in mijn inbreng graag terug op een aantal voorstellen om het verschil tussen vast werk en flexibel werk nog wat kleiner te maken. Los daarvan zeg ik dat de Wet werk en zekerheid die door dit kabinet is ingevoerd, echt een trendbreuk is in vergelijking met dat wat tientallen jaren daarvoor in Nederland is opgebouwd. Een trendbreuk zit niet zomaar van de ene op de andere dag bij iedereen in het land tussen de oren. Ik denk dus dat het heel erg belangrijk is dat de uitgangspunten vastgehouden worden die in de Wet werk en zekerheid zijn vastgelegd en dat we aan werkgevers duidelijk maken dat het niet alleen belangrijk is om mensen in vaste dienst te nemen omdat dit goed is voor hun bedrijf en voor die mensen, maar dat het ook mogelijk is.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Mevrouw Barth zegt: het duurt langer om zo'n kentering teweeg te brengen. De vraag is toch wel echt of die wet niet eerder een contraproductief effect heeft, omdat deze in mindere mate een versneld effect zou laten zien. Ik ben heel benieuwd hoe zij daarover denkt en naar de voorstellen die ze straks zal doen en of die hierin nog enige verandering kunnen brengen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Volgens mij komen de signalen waaruit blijkt dat de Wet werk en zekerheid contraproductief werkt vooral van werkgevers vandaan die veel liever de gemakzuchtige route kiezen. Dat vind ik persoonlijk dus niet een betrouwbare bron. Ik ben het zeker met mevrouw Strik eens dat het nodig is om verdergaande stappen te zetten om het onderscheid tussen flexibel en vast op de Nederlandse arbeidsmarkt kleiner te maken en ervoor te zorgen dat meer mensen in Nederland in vaste dienst komen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik hoor graag de voorstellen van mevrouw Barth.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik was gebleven bij het bestendige verstandshuwelijk tussen de VVD en de Partij van de Arbeid. Door open te staan voor inbreng vanuit en samenwerking met andere politieke partijen en het maatschappelijk middenveld, heeft politieke stabiliteit voldoende tegenwicht kunnen bieden aan economische turbulentie en onzekerheid. Wel blijft het allemaal balanceren op het scherpst van de snede. Het herstel is er onmiskenbaar, maar het is ook nog onmiskenbaar broos. Bijvoorbeeld de aanhoudend lage rente legt buitengewoon veel druk op de koopkracht van ouderen en de vooruitzichten van jongeren door de negatieve gevolgen voor pensioenfondsen, maar deze draagt ook een groot risico in zich voor nieuwe bubbels, bijvoorbeeld op de huizenmarkt.
De kansen voor jongeren op een vaste aanstelling zijn veel te klein, waardoor hun ruimte wordt ontnomen om een solide bestaan op te bouwen met een verantwoorde balans tussen arbeid en zorg. De werkloosheid onder Nederlanders met een migrantenachtergrond blijft verontrustend hardnekkig en hoog, waardoor mensen van goede wil op onaanvaardbare wijze buitengesloten raken. Maar boven alles: te weinig Nederlanders ervaren ook dat het beter gaat met ons land. Recente cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) laten zien dat veel burgers zich zorgen maken. Ze beseffen heel goed dat ze in een bevoorrecht hoekje van de wereld leven en ze zijn graag bereid om hard te werken om dat zo te houden.
Verreweg de meeste Nederlanders geven aan in hun persoonlijk leven gelukkig te zijn. Maar ze maken zich zorgen over onze samenleving, over hoe we op de wereld en in ons land met elkaar samenleven. Ze zien de bedreigingen van een turbulente wereld, waarin het optimisme van na de val van de Berlijnse Muur plaatsgemaakt heeft voor angst voor gewetenloos geweld en immoreel of onverantwoordelijk gedrag van sommige, soms zelfs invloedrijke, politieke en economische leiders. Ze voelen zich machteloos tegenover ontwikkelingen als globalisering, robotisering, klimaatverandering en vervuiling. Ze liggen wakker van de kansen voor hun kinderen, de zorg voor hun ouders, en onderlinge verschillen tussen burgers, zowel sociaal-economisch als in normen en waarden, die de potentie in zich dragen om onze samenleving te verscheuren. Zoals het SCP de zorgen van veel mensen samenvat: het gaat wel goed met mij, maar niet met ons.
De Partij van de Arbeid ziet ontwikkelingen die de kopzorgen van veel landgenoten heel invoelbaar maken. We voelen die zorgen zelf ook, bijvoorbeeld over de internationale politieke situatie. De oorlog in Syrië, die even uitzichtloos als wanhopig makend is. De internationale gemeenschap slaagt er maar niet in om het geweld te stoppen. Zou Nederland, zou Europa, zo vragen we de minister-president, niet veel actiever positie moeten kiezen om te helpen de burgeroorlog te beëindigen? Daar hebben we ook zelf belang bij. We zien landen als Rusland, die het conflict alleen maar aanwakkeren, niet veel vluchtelingen opvangen. Er lijkt sowieso geen grens te bestaan aan het cynisme waarmee Vladimir Poetin en de zijnen internationale politiek bedrijven. Een oude wijsheid zegt dat het voor het bestaan van kwaad in de wereld volstaat dat goede mensen niets doen. In zijn eentje richt Nederland weinig uit tegen brandhaarden zoals in Syrië. Maar Nederland kan wel voluit investeren in de slagkracht van de Europese Unie. Is de minister-president dat met ons eens? Wat kunnen Nederland en Europa nog meer doen? Wordt de urgentie ook in Brussel voldoende gevoeld?
Het verloop van de campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen, die zich van dieptepunt naar dieptepunt sleept, maakt veel burgers en bedrijven onzeker, ook in Nederland. Net als de gang van zaken rond het brexitreferendum, waarin politici the morning after geen plan B bleken te hebben, of eigenlijk zelfs geen plan A, en politici uit het leavekamp pas na de uitslag toegaven dat ze consequent hadden gelogen over de kosten en opbrengsten van een brexit. Het zal ook veel Nederlanders bezorgd maken over wat politici voor de samenleving nog aan positieve kracht te betekenen hebben. En ja, dat is erg. In een high-trustsamenleving zoals de Nederlandse nog steeds is, verwachten burgers dat politici zich met waarheidsliefde en idealisme inzetten voor het algemeen belang. Wie doet dat anders? Bovendien is de onzekerheid die onverantwoord gedrag van politici veroorzaakt, ook slecht voor de economie. Zo is de verwachte groei in Nederland voor volgend jaar met 0,4% naar beneden bijgesteld vanwege de brexit. Dat is onnodig, en dat maakt het des te pijnlijker.
In die grillige en onvoorspelbare wereld is het zonder meer te prijzen dat minister Koenders heeft aangegeven dat hij zich wil inzetten voor nieuw elan in het kernwapenvrij maken van de wereld. Nucleaire ontwapening is sinds het einde van de Koude Oorlog geen sexy onderwerp meer. Maar het is onverminderd van belang, zeker in de wetenschap dat mannen als Poetin, Kim Jong-un en mogelijk Trump de rode knoppen beheren. Wij beschouwen de onthouding van ons land vorige week in de Algemene Vergadering van de VN, waar alle andere NAVO-landen tegen een conferentie over het kernwapenvrij maken van de wereld hebben gestemd, dan ook als een positief signaal. Op de website van de VN hebben we echter gelezen dat de verwachting is dat landen die tegen hebben gestemd of zich hebben onthouden, eventuele afspraken die voortvloeien uit zo'n conferentie, niet zullen steunen.
De heer Kox i (SP):
Ik probeer de logica te volgen. Ik dacht dat de fractievoorzitter van de PvdA ging zeggen dat ze teleurgesteld was over het Nederlandse optreden in de Verenigde Naties, maar het feit dat wij ons hebben onthouden, legt zij zo uit dat wij daarmee hebben laten zien dat wij beter zijn dan de rest van Europa, die tegen heeft gestemd. Het is toch merkwaardig dat, terwijl naar ik meen meer dan 130 landen hebben gezegd "wij willen dat die conferentie op gang komt", de Partij van de Arbeid, die altijd een groot voorstander is geweest van deze vorm van ontwapening en in ieder geval het op gang brengen van het gesprek hierover, nu de houding "wij zijn er niet, wij zeggen niks" uitlegt als een positief teken en beschouwt als positiever dan wat de rest van Europa heeft gedaan. Waarom heeft Nederland niet gewoon gedaan wat de Tweede Kamer de regering had opgedragen, met steun van uw partij, denk ik, namelijk: stem voor het heropenen van die onderhandelingen? Wat is daar nu zo goed aan? Het is in strijd met wat de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer zelf wilde.
Mevrouw Barth (PvdA):
Als PvdA zijn we misschien wat sneller geneigd om blij te zijn met kleine stapjes vooruit dan de partij van de heer Kox traditioneel misschien is. De heer Kox verwijst in zijn vraag twee keer naar Europa als context voor het stemgedrag van Nederland. Ik kijk liever naar de context van de NAVO, het bondgenootschap waarvan wij lid zijn en dat, als het gaat om nucleaire ontwapening, net iets relevanter is dan de Europese samenwerking. Alle andere NAVO-landen hebben tegen zo'n conferentie gestemd en Nederland heeft zich als enig land van stemming onthouden. Dat vinden wij wel degelijk een positief signaal.
De heer Kox (SP):
Even voor mijn helderheid. De Tweede Kamer neemt een motie aan waarin wordt gevraagd om voor het heropenen van de onderhandelingen en het starten van de conferentie te stemmen. Dat is een heel duidelijke opdracht, in lijn met wat veel partijen in dit land vinden en ook met wat een burgerinitiatief heeft gepromoot. Waarom zegt u hier niet tegen de regering: het valt me toch tegen dat u niet hebt gedaan wat het parlement u vroeg te doen? Waarom legt u dat uit als een succes? Inderdaad, u gaat misschien voor de kleinere successen en ik voor de wat grotere. Maar dit is toch meer een soort dooie mus, of niet?
Mevrouw Barth (PvdA):
Juist niet, want Nederland heeft met het zich onthouden van stemming wel degelijk een statement gemaakt in NAVO-verband. Onze partij steunt natuurlijk elke poging om te komen tot nucleaire ontwapening. Daarom zijn we ook zo blij dat minister Koenders heeft aangegeven dat hij daarvoor de komende maanden nog heel hard aan de slag gaat. Je moet het stemgedrag in internationaal verband wel echt op waarde kunnen schatten. Als alle NAVO-landen eensgezind tegen zo'n conferentie stemmen en één klein land zegt "dat doen wij niet, wij onthouden ons van stemming", dan maakt Nederland daarmee wel degelijk een statement in de internationale gemeenschap. Ik hoop — dat vraag ik de minister-president — dat de veronderstelling op de website dat het zich onthouden van stemming betekent dat eventuele afspraken die voortvloeien uit zo'n conferentie bij voorbaat door ons land niet zullen worden gesteund, te kort door de bocht is. Kan de minister-president toelichten welke concrete stappen het kabinet verder nog wil gaan zetten de komende maanden om nucleaire ontwapening te bevorderen?
We vinden het ook goed te begrijpen dat mensen in Nederland zich zorgen maken over de verzorgingsstaat, en of die betaalbaar en bereikbaar blijft voor iedereen. Nederlanders beseffen heel goed dat de verzorgingsstaat van onschatbare waarde is voor de welvaart en de stabiliteit van onze samenleving. Niemand is onkwetsbaar voor de klappen van het leven, maar in Nederland weet je dat die niet alleen hoeft op te vangen. De verzorgingsstaat levert een belangrijke bijdrage aan een eerlijke verdeling van welvaart en heeft de veerkracht van ons land enorm vergroot. Het kabinet-Cort van der Linden werd nog geconfronteerd met hongersnoden. Dat dat in drie generaties tijd onvoorstelbaar is geworden in ons land, is een geweldige prestatie.
Als PvdA beschouwen we de verzorgingsstaat als het meesterstuk van de sociaaldemocratie. Dat is een belangrijke reden waarom het kabinet-Rutte II zo veel aandacht heeft besteed aan het verduurzamen ervan. In weerwil van het beeld dat wel eens wordt neergezet, zijn de uitgaven van de rijksoverheid aan zorg en sociale zekerheid de afgelopen vier jaar alleen maar gestegen. Maar het kabinet heeft de snelheid van die groei wel onder controle gekregen, en dat is van onschatbare waarde. Het zorgt ervoor dat we de verzorgingsstaat zullen kunnen doorgeven aan volgende generaties.
De verzorgingsstaat is gegrondvest op solidariteit. Er zijn mensen die dat een ouderwets woord vinden. Wij vinden het juist een opdracht om de actuele waarde van solidariteit steeds opnieuw te verwoorden. Zo lijkt beheersing van de kosten van de verzorgingsstaat in tegenspraak met solidariteit. Maar dat is juist onmisbaar om de toegankelijkheid van de verzorgingsstaat te borgen. Als de kosten te hoog oplopen, wordt de druk om drempels in te bouwen of eigen bijdragen te innen immers steeds groter, net als het risico op opt-outgedrag. Voor ons als PvdA staat bovendien vast dat solidariteit nooit alleen kan gaan over mensen die iets nodig hebben of iets ontvangen, maar ook moet gaan over mensen die een bijdrage leveren, via belastingen en premies. Voor hen mag de verzorgingsstaat geen piramidespel worden waarin zij wel moeten inleggen, maar er niet op kunnen rekenen dat zorg en ondersteuning er voor hen ook nog zullen zijn als de tijd daar is. Dat betekent dat solidariteit in de verzorgingsstaat tegenwoordig al gauw geborgd moet worden over een tijdspanne van tussen de 45 jaar en 60 jaar; iemand van 25 jaar die nu premie en belasting betaalt, zal niet voor zijn 70e jaar met pensioen gaan en volgens de statistiek gemiddeld niet eerder dan rond zijn 85e jaar een stevig beroep doen op de langdurige zorg. Wie de verzorgingsstaat lief is, zal deze lange termijn dus nooit uit het oog mogen verliezen. En dat is precies wat dit kabinet heeft gedaan.
Toch blijven er ook voor een volgend kabinet nog opgaven over. We zien bijvoorbeeld hoe de verzorgingsstaat schepje voor schepje uitgehold wordt door de enorme opmars van flexibel en zelfstandig werk. Die groei gaat in ons land veel sneller dan in de landen om ons heen en laat zich ook niet verklaren uit de algehele ontwikkeling van de werkgelegenheid en de economie. Ze ondermijnt echter wel stukje bij beetje de welvaart en veerkracht die we de laatste decennia gewoon zijn gaan vinden. Dat zien we bijvoorbeeld bij AOW en pensioenen: zzp'ers kunnen mensen in vaste dienst wegconcurreren omdat ze al gauw 20% goedkoper zijn als ze geen pensioenafdracht in hun tarieven doorberekenen. Maar als zij zelf met werken willen stoppen, valt hun koopkracht dramatisch terug, omdat ze het met alleen AOW moeten doen. Waar mensen in vaste dienst dan weer meer belasting voor hebben betaald, omdat zij niet profiteren van zelfstandigenaftrek.
Deze ontwikkeling valt naar onze overtuiging alleen maar een halt toe te roepen door zelfstandigen en mensen in loondienst gelijker te gaan behandelen. Een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor iedereen. Gelijke fiscale behandeling van zelfstandigen en mensen in loondienst en verplichte pensioenopbouw voor zzp'ers tot pakweg anderhalf keer modaal. Niet om mensen onnodig te betuttelen, maar omdat goed voor elkaar zorgen onze samenleving zo veel sterker heeft gemaakt.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik kan mij herinneren dat de rechtspositie van zzp'ers tijdens de vorige verkiezingen echt een verkiezingsthema was en dat de PvdA toen ook al een mooi verhaal had over meer gelijktrekken, meer gelijke kansen en verbetering van de rechtspositie. Met de Wet DBA — de heer De Graaf sprak er ook al over — is het voor zzp'ers vaak alleen maar moeilijker en onzekerder geworden. Nu komt mevrouw Barth met een prachtig plan. Wat is er de afgelopen vier jaar gebeurd met die ideeën van de PvdA? Waarom heb ik het kabinet hier niks op zien ontwikkelen?
Mevrouw Barth (PvdA):
Volgens mij heeft het kabinet hier niet niks op ontwikkeld, maar goed, mevrouw Strik is lid van een oppositiepartij en zij zal het wat zwarter zien dan wij. Het kabinet is gekomen met de Wet werk en zekerheid waardoor ontslag is geharmoniseerd en de kloof tussen mensen met een vaste aanstelling en mensen met een flexibel contract veel kleiner is geworden. Daarnaast vind ik dat mevrouw Strik te snel oordeelt over de Wet DBA. Die wet is nog niet eens in volle omvang in werking getreden; aan de uitvoering ervan wordt nog hard gewerkt. Het is veel te gemakkelijk om te zeggen dat die wet niet heeft gewerkt. Ook hier horen wij vooral klachten van werkgevers die door deze wetten genoodzaakt worden beter met hun mensen om te gaan dan zij voordien deden. Dat is geen bron waarop je je al te gemakkelijk moet willen beroepen als je zegt dat die wetten niet werken.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Wij kijken naar de cijfers en dan zien wij dat mensen vaker met flexwerk worden afgescheept of dat zij zelfs hun tijdelijke contract niet verlengd zien. Wij horen dat zzp'ers minder werk krijgen vanwege de vrees van werkgevers of bedrijven dat zij dan mensen in dienst nemen of verplichtingen krijgen. Dat zijn de feiten. Die mensen komen in een onzekere positie terecht. Ik heb nu gevraagd waarom de afgelopen jaren niets is gedaan met de plannen die mevrouw Barth zojuist ontvouwde om de positie van zzp'ers te verbeteren. Zij heeft toch prachtige kansen gehad om die in dit kabinet te realiseren?
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik krijg het gevoel dat ik in herhaling verval, ook ten opzichte van de vorige interruptie van mevrouw Strik. Het kabinet heeft wel degelijk maatregelen genomen om de kloof tussen vast en flexwerk kleiner te maken. Dat is zelfs een van de speerpunten van het kabinet. Mevrouw Strik is echt te snel met haar oordeel dat die wetten niet hebben gewerkt. Zij beroept zich bij deze vraag ook weer op de opstelling van werkgevers dat het hen zou remmen om meer mensen in vaste dienst te nemen. Er zijn echter niet alleen goedwillende werkgevers die ook bereid zijn om dat te doen. Die kunnen zich heel gemakkelijk verschuilen achter strengere wetgeving.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Strik.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Het gaat ons om de effecten. Ik vind het jammer dat mevrouw Barth zich steeds herhaalt, want ik probeer mijn vraagstelling steeds te veranderen. Ik wil graag van mevrouw Barth weten waarom zij die mooie plannen die zij nu ontvouwt, niet de afgelopen vier jaar heeft gerealiseerd. Het gaat dan om de positie van de zzp'er.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik ga maar verder met mijn verhaal. Wij willen dit dus niet om mensen onnodig te betuttelen, maar omdat goed voor elkaar zorgen onze samenleving zo veel sterker heeft gemaakt. Omdat mensen rustiger slapen als ze weten dat ze er in tijden van tegenslag niet alleen voor staan.
Daarom maakt onze fractie zich zorgen over het besluit van het kabinet om de doorsneesystematiek in ons pensioenstelsel om te bouwen naar een individuelere opbouw. Dat kost zeer veel geld. Klopt het dat het kabinet daar maar liefst 40 miljard euro aan wil bijdragen? Kan dat geld niet beter aan andere doelen worden besteed, bijvoorbeeld de transitie naar duurzame energie, of investeringen in onderwijs en vooral beroepsonderwijs, en onderzoek, of betaalbare woningen en onderhoud van infrastructuur? En hoe zal het kabinet omgaan met de dreigende kortingen op de pensioenen? Het is toch niet uit te leggen dat de fondsen meer geld in kas hebben dan ooit en toch wellicht zullen moeten gaan afstempelen? Wat gaat het kabinet doen, zo vragen we de minister-president, om dat te voorkomen?
Een laatste punt van grote zorg voor veel mensen waar ik vandaag op wil ingaan, is de manier waarop we in ons land met elkaar omgaan. In de tijd van Cort van der Linden waren sociale omgangsvormen voorspelbaar. Iedereen kende zijn plaats, zoals dat toen heette. Maar dat was alleen positief voor wie op de top van de berg geboren werd. Voor alle andere mensen waren die rotsvaste sociale structuren verstikkend, en ontnamen veel te veel mensen alle ruimte voor persoonlijke ontplooiing. Individualisering en emancipatie hebben ons daarna onnoemelijk veel gebracht. Maar het maakt mensen ook onzeker, omdat het stukken lastiger is geworden om te bepalen waar je thuis hoort en te doorgronden waar medemensen nog op aanspreekbaar zijn.
Daar komen hedendaagse ontwikkelingen nog bij. Sociale media maken verbindingen mogelijk die nog maar twintig jaar geleden ondenkbaar waren, maar ze bieden ook een platform voor anoniem schelden, dreigen en roddelen. En ze maken het simpeler voor mensen om zich terug te trekken in hun eigen wereldje, waarin iedereen hetzelfde vindt en leeft, net als in de verzuiling van honderd jaar geleden.
Geweld is in onze samenleving aanzienlijk teruggelopen, maar het komt, als het gebeurt, misschien daardoor wel des te harder aan. Van uitgaansgeweld tot geweld tegen publieke dienstverleners als ambulancepersoneel, brandweerlieden, conducteurs en buschauffeurs, tot de dreiging van terrorisme: het jaagt mensen angst aan.
Dat de komst van vluchtelingen in deze tijd mensen bezorgd maakt, is daarom heel begrijpelijk. Het spreekt voor ons vanzelf dat Nederland een veilige haven biedt aan wie die nodig heeft. Maar dat betekent ook de confrontatie met weer een nieuwe groep mensen die onze samenleving mee gaat vormgeven, zonder dat we een idee hebben welke kant dat op zal gaan. Nieuwe Nederlanders hebben de afgelopen vijftig jaar ons land vaak verrijkt en hard meegewerkt aan economische voorspoed, maar ze overschrijden soms ook grenzen die voor verreweg de meeste Nederlanders juist absoluut zijn.
Het is daarom belangrijk dat overheden heel helder en duidelijk zijn over die grenzen. Bijvoorbeeld: om mee te kunnen doen in ons land, moet iedereen Nederlands beheersen en onze geschiedenis kennen. En: de gelijkheid tussen man en vrouw of transgender; tussen homo en hetero of bi; tussen wit en zwart of koffiekleur; tussen gelovig en atheïst of ietsist; tussen jong en oud of middelbaar; tussen werkend en gepensioneerd of werkzoekend; tussen arm en rijk of middenklasse; tussen ziek en gezond of levend met een beperking, die gelijkheid is ononderhandelbaar. Dat is overigens soms ook voor mensen die hier al generaties wonen, goed om nog eens te benadrukken.
Juist het helder trekken van grenzen schept ruimte voor het zoeken van verbinding. Om open en nieuwsgierig naar elkaar te zijn, en dat zijn de beste remedies tegen angst en wantrouwen. We hoeven niet overal begrip voor te hebben, maar we moeten wel willen begrijpen. Als we een samenleving willen waarin iedereen zijn eigen levenspad mag kiezen, dan moeten we allemaal kunnen en willen omgaan met verschillen. Dat leren, daar kun je niet jong genoeg mee beginnen. Goed met elkaar samenleven is anno 2016 geen eenvoudige klus. Daarom zouden we alle kinderen moeten leren hoe je dat doet. Zouden burgerschap en maatschappijleer, zo vragen we de minister-president, geen verplichte vakken of eindexamenvakken moeten worden in basis- en voortgezet onderwijs, zodat elke jongere leert wat er van hem of haar verwacht wordt als volwassene? Zo leren jongeren ook hoe je dat doet, vreedzaam samenleven, omgaan met verschillen, onderhandelen, compromissen sluiten, participeren en je recht uitoefenen. Is dat voor de kwaliteit van onze samenleving met zo veel verschillende mensen in zo'n klein land niet onmisbaar? Wij hebben niet de illusie dat zo'n verplicht schoolvak alles oplost, maar we zijn er wel van overtuigd dat het helpen zal om de boel een beetje bij elkaar te houden.
Ik kom tot een afronding.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Het betoog van mevrouw Barth spreekt mij aan als het gaat om de vraag hoe wij met elkaar samenleven. Al eerder zei zij dat er vaak het gevoel is "met mij gaat het goed, maar met de samenleving minder". Toen liet zij de term normen en waarden vallen. Dat lijkt mij een thema om op weg naar een volgende periode aandacht te besteden. Mevrouw Barth had het over de verzuiling en zei dat de periode die achter ons ligt ook gezorgd heeft voor de productie van normen en waarden, voor maatschappelijke vrede en dat we het in dit land met elkaar uithouden. Maar goed, dat laat ik daar. Nu mijn vraag. Wat is het voorstel van mevrouw Barth? Hoe zouden wij het debat over normen en waarden met elkaar beter kunnen voeren? Natuurlijk, onderwijs is belangrijk. Zijn er bepaalde instituties waar zij aan denkt? Kan zij dit punt iets meer verhelderen?
Mevrouw Barth (PvdA):
Wij denken dat die stap om van burgerschap in het basisonderwijs en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs verplichte vakken en van maatschappijleer zelfs een verplicht eindexamenvak te maken, in elk geval ervoor zorgt dat geen kind meer volwassen wordt en de arbeidsmarkt opgaat of deel gaat nemen als burger aan de samenleving, zonder in elk geval een basis van kennis te hebben over hoe je dat doet en hoe wij dat in ons land geregeld hebben. Het begint bij je geschiedenis kennen, je normen en waarden kennen, de regels van burgerschap en van de parlementaire democratie kennen. Bij burgerschap kun je met kinderen ook oefenen in het toepassen daarvan. Dus wij denken dat dat zeker zal helpen. Maar het gaat er natuurlijk ook om dat mensen die aan het maatschappelijk debat deelnemen het goede voorbeeld geven, dat je respectvol met de mening van een ander omgaat. Dat je beseft dat de vrijheid van meningsuiting een heel groot goed is in ons land, waar hard voor gevochten is, maar dat bij die vrijheid ook de verantwoordelijkheid hoort om respectvol met medemensen om te gaan die een andere mening hebben dan jijzelf. Dit is niet alleen in regels en wetten te vangen; dit is ook een kwestie van het goede voorbeeld geven en laten zien hoe we met elkaar omgaan.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Hoor ik hierin een pleidooi voor een nieuw maatschappelijk gesprek over deze onderwerpen? Niet iedereen volgt immers onderwijs. Nieuwkomers in ons land zullen misschien niet via het onderwijscircuit worden geëmancipeerd. Beluister ik hier een idee over een nieuw maatschappelijk gesprek dat we zouden moeten voeren met elkaar? Zou u dat steunen als wij daarin nieuwe stappen willen zetten in de periode die voor ons ligt? Wij hebben vijftien jaar geleden een brede discussie gevoerd in ons land over wat de WRR toen normen en waarden en de last van het gedrag noemde. Eigenlijk beroert u dat thema nu opnieuw. Het is een beetje in de vergetelheid geraakt, denk ik. Daarom vraag ik aan u of er een nieuwe periode nodig is van in gesprek gaan over maatschappelijk gedrag en normen en waarden in de samenleving.
Mevrouw Barth (PvdA):
Wij vinden dat een goede zaak, ook omdat je ziet dat heel veel Nederlanders — dat blijkt ook uit het rapport van het SCP — zich er enorm zorgen over maken hoe wij met elkaar omgaan. Een heel goede manier om daarmee om te gaan, is zeker het voeren van een maatschappelijk debat daarover en proberen zo veel mogelijk mensen daarbij te betrekken. Tegelijkertijd moeten we er ook een beetje nuchter in zijn en "nuchter" is misschien wel het goede woord bij wat ik nu wil gaan zeggen. We zien heel veel mensen die in het dagelijks leven heel goed weten hoe je fatsoenlijk met elkaar omgaat, maar die 's avonds als ze drie glazen wijn of bier op hebben op internet opeens de vreselijkste dingen via chatrooms, via Twitter of sociale media het land in gooien. De volgende dag als ze weer nuchter zijn, generen zij zich daar dan weer voor. Dus ja, ook hier moeten we het met elkaar misschien toch over willen hebben. Als we het met elkaar leuk willen houden in dit land, en als we de vrijheden waar we zo hard voor gevochten hebben en die zo bijzonder zijn als je naar de rest van de wereld kijkt, willen behouden, dan moeten we daar zuinig op zijn. Dat vergt een bijdrage van elke Nederlander als het gaat om de mensen die nieuw binnenkomen in Nederland. Wij vinden als Partij van de Arbeid dat we niet de fout moeten maken die we daar eerder in dit land mee hebben gemaakt. Je kunt nooit te veel investeren in integratie, want dat helpt om ervoor te zorgen dat mensen zo snel mogelijk mee kunnen doen in de samenleving. En dat ze dat ook zullen doen binnen die harde ononderhandelbare grenzen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit.
De heer Kox (SP):
Ik ben het met mevrouw Barth eens. Drinken en rijden gaat niet samen en drinken en chatten ook niet. Het is de moeite van het overwegen waard. Ik hoop dat dat voor bepaalde fracties geen ernstige gevolgen zal hebben, want je mag gewoon blijven twitteren, alleen de combinatie met drank is niet goed.
Mevrouw Barth zei dat ze tot een afronding komt. Kan ze bij die afronding misschien de volgende vraag meenemen? Ze begon met te vertellen dat de PvdA in een verstandshuwelijk is gerold met de VVD, maar gaandeweg haar betoog bleek dat het dik aan is. Ik heb zelden een PvdA'er zo lyrisch over dit kabinet horen praten. Dat siert mevrouw Barth, want het is haar afrondende betoog over vier jaar kabinetsbeleid. Betekent dit dat de fractie van de PvdA in deze Kamer, die ook na 15 maart een grote fractie zal zijn, vindt dat dit kabinetsbeleid voortgezet moet worden, inzet zou moeten zijn van de verkiezingen, wellicht onder het motto "Laat Asscher het karwei van Rutte afmaken"? Of geldt voor de PvdA: jammer, het was vier jaar hartstikke leuk, maar vanaf 15 maart is de liefde uit en gaan we op zoek naar nieuwe vrijers?
Mevrouw Barth (PvdA):
Het is jammer dat de heer Kox met zijn rug naar het kabinet staat, want hij miste de stralende glimlach van de minister-president op het moment dat hij zei dat het kennelijk dik aan is in deze coalitie. Wat voor coalitie er komt volgend jaar na de verkiezingen is aan de kiezer. Ik heb er een immense hekel aan als mensen daar al allerlei standpunten over hebben voordat de kiezer gesproken heeft. Ik ben een democraat en de kiezer moet aangeven wat het gaat worden. Tegelijkertijd ben ik er ook van overtuigd dat wij als Partij van de Arbeid niets hebben om ons voor te schamen. Wij hebben belangrijke dingen gedaan voor het land de afgelopen vier jaar en het belangrijkste is misschien wel dat wij ervoor gezorgd hebben dat wij de verzorgingsstaat kunnen doorgeven aan onze kinderen en kleinkinderen. Dat was geen makkelijke prestatie. Daar hebben we dingen voor moeten doen waar heel veel Nederlanders zich zorgen over maken of dat wel goed komt. Maar wij zijn ervan overtuigd dat het nodig was, juist om ervoor te zorgen dat de verzorgingsstaat die ons zo dierbaar is voor de komende generaties nog beschikbaar zal zijn. Dus wij gaan als Partij van de Arbeid met opgeheven hoofd de verkiezingscampagne in; en dan hoop ik dat heel veel mensen ons het vertrouwen zullen geven dat wij, welke klus er in de komende vier jaar ook geklaard zal moeten worden, dat op een goede manier zullen doen.
De heer Kox (SP):
Ik volg mevrouw Barth, maar mijn vraag was: vindt de PvdA na dit lyrische betoog over het kabinet-Rutte/Asscher dat dit kabinetsbeleid inzet van de verkiezingen zou moeten worden? Als de Partij van de Arbeid vindt dat zij niets heeft om zich voor te schamen en dat zij, zoals ook in de Miljoenennota staat beschreven, de verzorgingsstaat niet alleen voor onze kinderen maar ook voor onze kleinkinderen veilig heeft gesteld — ik vind het nogal pretentieus om dat te zeggen, maar dat staat een ieder vrij — dan zeg je toch gewoon: kiezers laat ons dit karwei afmaken? Voer er dan als een nuance aan toe dat u dan liever hebt dat de premier Asscher heet en de vicepremier Rutte. Het is toch het een of het ander? Of u zegt "dit is hartstikke goed en het moet doorgaan" of u wilt ervan af.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik vind het overigens fijn om te horen dat de heer Kox mij kan volgen. Dat is altijd prettig.
De heer Kox (SP):
Dat is niet altijd het geval, maar dit keer gaat het goed.
Mevrouw Barth (PvdA):
Nogmaals, wij hebben als Partij van de Arbeid verantwoordelijkheid genomen voor het bestuur van het land toen het hondsmoeilijk was. Wij zijn er trots op dat wij die verantwoordelijkheid genomen hebben. Wij hadden er ook voor kunnen kiezen om aan de kant te gaan staan. Wij waren niet de grootste partij geworden. Wij hadden kunnen zeggen: we gaan ons verschansen in de oppositie en daar schieten op de andere partijen die het wel aandurven om te proberen Nederland uit het sociaaleconomische moeras te trekken. Ik ben er heel trots op dat wij onze handen vuil gemaakt hebben, dat wij met onze poten in de modder zijn gaan staan en keihard hebben gewerkt om het land er weer bovenop te helpen. Als wij de Miljoenennota lezen, heeft dat voor een heel groot deel ook gewoon geholpen. Wij lopen niet weg voor wat het kabinet heeft gedaan. Sterker nog, wij zijn er trots op. Maar dat er een karwei moet worden afgemaakt, vind ik een vreemd verhaal. De komende vier jaar komen er weer nieuwe uitdagingen, zijn er nieuwe vraagstukken. Die nieuwe vraagstukken vragen weer om nieuwe oplossingen. Er komt ook een nieuwe verkiezingsuitslag. Die uitslag is van doorslaggevend belang voor de beantwoording van de vraag wat voor kabinet er straks komt te zitten. De kiezer heeft altijd gelijk en altijd het laatste woord. Dat neemt niet weg dat wij met opgeheven hoofd de verkiezingscampagne ingaan.
De heer De Graaf i (D66):
In tegenstelling tot collega Cox begrijp ik de verlegenheid van de Partij van de Arbeid wel. Je staat samen voor een kabinet. Dat heeft ook het een en ander opgeleverd. Mevrouw Barth zegt dat er daarna nieuwe problemen moeten worden aangepakt, misschien door een nieuwe coalitie. Kon echter een deel van de bestaande problemen niet worden aangepakt omdat de coalitiepartners in dit kabinet zo ongelooflijk verdeeld zijn? Geef dat dan ook ruiterlijk toe. Ik noem de arbeidsmarkt en het belastingplan als voorbeelden.
Mevrouw Barth (PvdA):
Daar kijk ik toch een slagje anders naar dan de heer De Graaf. Het kabinet is vorig jaar met een voorstel gekomen om de belastingen te hervormen, maar dit kabinet heeft nu eenmaal te maken met de harde realiteit dat het hier in de Eerste Kamer niet vanzelfsprekend op een meerderheid kan rekenen. De voorstellen die het kabinet had voor de belastinghervorming werden wel gesteund door de coalitiepartijen, maar breder niet. Dat lag niet aan de coalitie, maar aan het feit dat het kabinet er vorig jaar niet in is geslaagd om een breder draagvlak voor die voorstellen te vinden dan de coalitiepartijen. Dat betreurden wij natuurlijk enorm. Wij hadden graag gezien dat het anders lag, maar dat is de harde realiteit waar dit kabinet mee heeft te dealen.
De heer De Graaf (D66):
Ik ben toch wel erg verrast door deze woorden. Ik herinner mij niet dat er een omvattende herziening van het belastingstelsel aan deze Kamer is aangeboden. Als dat was gebeurd, hadden wij wel gekeken of er meerderheden waren. Ik heb niet de indruk dat het kabinet het zelf geprobeerd heeft. U wel?
Mevrouw Barth (PvdA):
Dat plan heeft ons inderdaad nooit bereikt omdat in de Tweede Kamer al helder werd dat de partijen die je hier nodig zou hebben voor dat brede draagvlak, aan de overkant al niet bereid waren om het plan te steunen. Ik heb het ook allemaal in de krant moeten lezen, dat geef ik eerlijk toe. Als Eerste Kamerlid was ik niet bij die gesprekken betrokken. Maar aan meningsverschillen binnen de coalitie heeft het niet gelegen. Het lag eraan dat het bredere draagvlak niet te vinden was.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik kan mij niet herinneren dat er een gezamenlijk voorstel van de coalitie tot stand is gekomen dat structurele hervormingen in zich had. Wat mij bijstaat is dat de coalitie er juist niet uitkwam en dat er vervolgens iets weinig ambitieus uit is gerold met alleen maar cadeautjes. Het was voor elk wat wils. De heer Wiebes heeft zelfs zijn teleurstelling er nog over uitgesproken. Ik weet niet over welk belastingplan en uit welk jaar wij het hier hebben, maar ik lees een andere geschiedenis dan u.
Mevrouw Barth (PvdA):
Noem een lastenverlichting van 5 miljard in tijden van economische tegenslag maar een kleine hervorming. Het is nog een structurele lastenverlichting ook. Ik vond het heel goed dat het kabinet dat vorig jaar gedaan heeft. Ik hoor straks ook heel graag hoe de minister-president terugkijkt op wat er vorig jaar gebeurd is. Zeker omdat mevrouw Strik naar de heer Wiebes verwijst, is het goed als de minister-president in zijn eerste termijn zijn licht hierover laat schijnen. Ik heb niks anders meegemaakt dan dat er in de coalitie zeker de bereidheid was om verdergaande stappen te zetten, bijvoorbeeld voor het vergroenen van belastingstelsel. Er waren ook plannen om stappen te zetten op het terrein van de vermogensbelasting. Het bleek echter niet mogelijk om daar, mede in dit huis, een solide meerderheid voor te vinden. Dat vonden wij ook heel erg jammer, want wij hadden het graag gewild. Er lagen goede plannen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik vind het bijzonder dat u het uitdelen van cadeautjes beschouwt als een structurele hervorming. Tegelijkertijd zegt u dat u meer had gewild, maar dat er hier geen meerderheid voor was. Wij hebben juist niet voor kunnen stemmen omdat de structurele hervormingen ontbraken. Ik vind dat u snel tevreden bent geweest. Ik vraag u om open te zijn over wat wel en wat niet gelukt is, dan kunnen we samen vooruitkijken.
Mevrouw Barth (PvdA):
Volgens mij ben ik heel open. Het is niet gelukt. Wij vonden dat heel erg jammer. We hadden het graag anders gezien. Ik zou 5 miljard lastenverlichting nooit bestempelen als een cadeautje. Heel veel Nederlanders hebben daar in dit jaar al van geprofiteerd. Wij zien ook de positieve effecten die het heeft gehad, niet alleen op de koopkracht, maar ook op het consumentenvertrouwen. Het is op dit moment de binnenlandse vraag die de economie stimuleert. Het kabinet heeft daar vorig jaar dus niet alleen een belangrijke stap mee gezet maar ook een heel goede stap.
Ik kom tot een afronding. Het kabinet-Cort van der Linden heeft met de grote pacificatie van 1917 ons land wezenlijk veranderd en de 20ste eeuw in geleid. Wij zijn ervan overtuigd dat het kabinet-Rutte II onmisbare stappen heeft gezet om de grote vraagstukken van de 21ste eeuw beter aan te kunnen. Maar we zijn er nog niet. Zichtbare investeringen in "ons" en ons allemaal zijn nodig om alle Nederlanders weer vertrouwen in de toekomst te geven. Wij willen daarom graag verder werken aan groei en ontwikkeling, verbinden en versterken. In zulke onzekere tijden is politieke stabiliteit onmisbaar voor economische groei en een sterke samenleving. Het zou goed zijn als Nederland ook daarin een positieve uitzondering in de wereld blijft in 2017.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Mevrouw de voorzitter. "Veel beloven weinig geven doet de zot in vreugde leven", moet de minister-president gedacht hebben toen hij samen met Diederik Samsom het regeerakkoord ondertekende. Met een simpele handtekening werd de VVD de handlanger van de PvdA om vervolgens de rode loper uit te rollen voor haar socialistische kameraden. Wegzakkend in het pluche kwam er een genadeloze lastenverzwaring van tientallen miljarden en werden de grenzen wagenwijd opengezet. Want laten wij niet vergeten: een echte socialist is een internationalist. Het Dublinakkoord werd overboord gekieperd en duizenden kansloze gelukszoekers konden onze dorpen en steden binnenstromen. Het kabinet deed het voorkomen alsof met deze immigrantenstroom heel intellectueel en hoogopgeleid Syrië naar ons toekwam, terwijl in werkelijkheid armoede en werkloosheid geïmporteerd werden. Niet voor niets staan de Europese landen niet in de rij voor opvang.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Noemt mevrouw Faber de Syrische vluchtelingen nu kansloze gelukszoekers? Begrijp ik dat goed?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat hebt u goed begrepen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Kunt u nader uitleggen dat mensen die oorlog en terreur ontvluchten kansloos zijn? Waarom zijn ze kansloos? Het woord gelukszoeker heeft in die context een negatieve connotatie.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter. Dat kan ik. Ik spreek namelijk via de voorzitter. Deze gelukszoekers — ik herhaal: gelukszoekers — komen niet direct in Nederland binnen. Zij komen binnen aan de randen van de Europese Unie. Daar zijn ze veilig. Ze blijven daar echter niet zitten, maar ze stromen door naar Duitsland en Nederland, waar het meest te halen is. Daar gaan ze naartoe. Als wij terugkijken naar de mensen die uit Syrië zijn gekomen, blijkt 75% in de bijstand te zitten. Ik geloof niet dat zij zo'n grote bijdrage leveren aan dit land.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Onder gelukszoekers versta ik ook mensen die bescherming zoeken. U zegt dat ze in Turkije hadden kunnen blijven. Wereldwijd hebben wij te maken met 60 miljoen vluchtelingen. Vindt u het logisch dat die allemaal alleen in de buurlanden opgevangen worden, ook als het ze daar ontbreekt aan allerlei basale voorzieningen? Vindt u het niet logischer dat de verantwoordelijkheid voor de opvang gedeeld wordt door andere landen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het punt is namelijk dat wij de problemen niet kunnen oplossen door iedereen naar Nederland te halen. Dit probleem is van de regio en hoort in de regio te worden opgelost, niet hier in Nederland.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Tot slot. U zegt "allemaal". U beseft dat slechts een paar procent van de vluchtelingen in Europa naar Nederland komt? Wat is er raar aan dat wij ook een aandeel nemen? Waarom zou het een probleem van de regio moeten zijn?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Er is helemaal niets raar aan dat wij hier geen vluchtelingen willen opnemen of een gelukszoeker of wat dan ook. Ik kom er later nog uitvoerig in mijn tekst op terug. Ik zou vooruitlopen op mijn eigen tekst.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik verheug me.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat kan ik mij voorstellen.
Naast deze geïmporteerde werkloosheid gingen er door snoeiharde bezuinigingen ook nog een paar honderdduizend banen aan onze neus voorbij. Weg VVD-verkiezingsbelofte "werk, werk, werk".
Wat brachten al deze bezuinigingen uiteindelijk op? Volgens econoom Bas Jacobs zijn wij 10% aan bruto binnenlands product kwijtgeraakt, waarvan 6% voor rekening van de overheid komt. Dat had 15 miljard aan belastinginkomsten per jaar kunnen genereren, waardoor het gehele bezuinigingspakket overbodig zou zijn geweest. Conclusie: al die ellende voor niets. De zorg is voor niets afgebroken, de pensioenen zijn voor niets gekort en de huren zijn voor niets verhoogd. Het is van de zotte! Ook de Algemene Rekenkamer heeft zo haar bedenkingen over de effecten van de bezuinigingen. Zij beveelt dan ook aan om de effecten van de bezuinigingen nader in kaart te brengen. Kennelijk wordt het kabinet echter liever niet geconfronteerd met Ruttes rotzooi, want de minister van Financiën heeft aangegeven deze aanbeveling gewoon naast zich neer te leggen. En het kabinet komt er nog mee weg ook, want de destructieve drie, dus SGP, D66 en ChristenUnie, hebben geen spijt van hun steun aan de bezuinigingen. Je kunt immers zo maar op het pluche belanden! Zelfs de laatst beloofde duit wordt uit de zak van de burger gefoezeld door de forse premie van de ziektekosten te verhogen en door de stijgingen van de gemeentebelastingen en de waterschapslasten. Niets verbeteren koopkracht! Wel veel beloven en weinig geven.
In de Miljoenennota staat dat toekomstige generaties kunnen rekenen op een goede verzorgingsstaat. Ik vraag mij werkelijk af in welke wereld dit kabinet leeft. Iedereen weet dat een verzorgingsstaat met open grenzen een fata morgana is. Busladingen vol profiteurs uit de islamitische woestijn dringen onze dorpen en steden binnen om na het verkrijgen van een verblijfsstatus een ingericht huis te krijgen met de bijbehorende uitkering en verwentoeslagen. Voor de vorm wordt er een participatieverklaring getekend, een vodje waar geen gevolgen aan kleven. Ook al voldoe je niet aan de taaleis, die bijstand krijg je toch wel. De loze VVD-kreet "geen Nederlands, geen uitkering" kan dus zo de prullenbak in. Gemeentebesturen met de SP-wethouder in Amsterdam voorop, doen gewoon hun eigen zin en hebben lak aan de Nederlandse burger. In plaats van dat minister Asscher van Sociale Zaken optreedt tegen dit eigengereide gedrag, kiest hij de gemakkelijkste weg en blijft hij lankmoedig hopen dat gemeenten toch de wettelijke regeling, namelijk de taaleis, gaan uitvoeren. Het is volslagen krankzinnig. Wanneer gaat het kabinet nu eens gewoon handhaven? Ik krijg hierop graag een reactie van de minister-president. Of is de VVD alleen in naam een partij van law and order?
Naast het feit dat het merendeel van de gelukzoekers nooit een economische bijdrage aan de Nederlandse samenleving gaat leveren, brengen zij ook nog de problemen uit het thuisland mee. Naast de zogenaamde verrijking begint de vijfde colonne, die zich al bevindt in onze steden en dorpen, steeds voor meer problemen te zorgen.
De heer Kox i (SP):
Ik luisterde naar mevrouw Jorritsma. Zij zei dat wij ons moeten laten horen als wij vinden dat er over de schreef gegaan wordt. Ik denk dat ik mij nu moet laten horen. Ik vind het namelijk onaanvaardbaar dat een lid van deze Kamer een gehele bevolkingsgroep, mensen die hier wonen en onze burgerrechten genieten, als een vijfde colonne aanmerkt. Ik heb vorig jaar gemerkt dat het historisch besef van de fractievoorzitter van de PVV niet overhoudt. Dat is nog niet toegenomen. Ik vraag de voorzitter om tegen mevrouw Faber te zeggen dat we de uitdrukking vijfde colonne hier niet voor een hele bevolkingsgroep mogen gebruiken.
De voorzitter:
Ik geef eerst mevrouw Faber het woord.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dank u, mevrouw de voorzitter. Ik wil toch de Kamer attenderen op de SP, want mensen veranderen en zo ook partijen en de heer Kox. Ik moet zeggen dat de heer Kox niet altijd even consequent is. Ik waardeer hem wel erg als politicus, want ik vind hem erg scherp. Toch mag ik hen van hem niet de vijfde colonne noemen. Ik weet niet of de heer Kox het zich nog herinnert, maar ooit heeft hij gesproken over treinladingen vol profiteurs. Ooit heeft er in een SP-brochure gestaan dat islamitische immigranten niet te integreren zijn en dat bestuurders de schuld hiervan niet bij de Nederlanders moeten neerleggen. Hoe kan een mens veranderen! Weet u waarom de heer Kox hiermee is gestopt? Hij is hiermee gestopt, want — ik citeer hem — "het heeft de SP veel schade berokkend. Het heeft ervoor gezorgd dat wij later in de Tweede Kamer zijn gekomen. Het was duidelijk dat wij er niet doorkwamen, dus we zijn hier maar over gaan zwijgen". Ik wil dus maar even zeggen dat de heer Kox hier staat, maar dat de heer Kox zeer inconsequent is. Hij staat niet voor zijn zaak. Ik sta hier als PVV'er, als populist, maar ik sta hier voor onze principes. Die laten wij niet vallen, ook al zouden wij niet in de Tweede Kamer of in de Eerste Kamer komen. Wij hebben dat punt en laten dat nooit vallen.
De heer Kox (SP):
Dat was mijn vraag niet aan de fractievoorzitter van de PVV. De bijeengegaarde uitspraken — door wie zal het zijn, waarschijnlijk Martin Bosman — zijn geen van alle correct. Komt u straks maar met de bronnen, dan zullen wij het zien. De vraag was: "Is het in deze Kamer toelaatbaar dat een hele bevolkingsgroep door een van de leden van deze Kamer met een beroep op haar ideologie wordt aangemerkt als vijfde colonne?" Mevrouw Faber, over de vijfde colonne werd gesproken in de Tweede Wereldoorlog. U zei net dat socialisten internationalisten waren, maar dat zijn PVV'ers al.
De voorzitter:
Als ik even tussen mag komen, merk ik op dat de uitdrukking vijfde colonne uit de Spaanse burgeroorlog dateert. Mevrouw Faber heeft letterlijk gezegd: "Daarbinnen bevindt zich een vijfde colonne". Als ik dat verkeerd begrepen heb, moet mevrouw Faber dat corrigeren. Als zij heeft gezegd wat u hebt gezegd, dan hebben we een probleem. Als zij heeft gezegd: "daarbinnen bevindt zich een vijfde colonne", dan ligt er nog een nuance.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voor alle duidelijkheid zal ik de zin gewoon herhalen. Dan is voor iedereen duidelijk wat ik heb gezegd. "Naast deze zogenaamde verrijking begint de vijfde colonne, die zich al bevindt in onze steden en dorpen, steeds voor meer problemen te zorgen". Langzamerhand wordt duidelijk dat de Turkse moskeeën, bestuurd en gefinancierd door Diyanet, de spreekbuis zijn Erdogan. Via Erdogans imams worden Turkse Nederlanders in de Turkse houdgreep gehouden.
De voorzitter:
Mag ik dan toch weer even interrumperen? De nuance die ik dacht dat erin zat, blijkt er niet helemaal niet in te zitten. Spreken van een vijfde colonne is zeer belast, want het is echt een verhaal van hoogverraad. Misschien dat u uw woorden toch enigszins kunt aanpassen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw de voorzitter, ik pas mijn woorden niet aan. Wij hebben hier een debat. In een debat hoor je de problemen te benoemen. Wij hebben een probleem. Dat probleem bevindt zich in parallelle samenlevingen in Nederland. Als wij daar niet over spreken, gaan we het gewoon niet oplossen. Daarom blijf ik het benoemen, met alle respect, want ik respecteer u zeer, mevrouw de voorzitter. Ik blijf op mijn standpunt staan.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb geen enkele behoefte om door te gaan op dat thema van die vijfde colonne, want in mijn ogen heeft de voorzitter uitstekend verwoord hoe we daar tegenover zouden moeten staan.
Ik kom even terug op het debatje dat mevrouw Faber met collega Kox heeft gevoerd. Daarin sprak zij over de consistentie van zijn woorden. Nu hebben mevrouw Faber en ondergetekende ook weleens met elkaar een debatje gevoerd. Daarop kom ik graag terug, omdat zij zich daarin ook heeft uitgesproken als werkend en sprekend vanuit de joods-christelijke traditie. Ik heb me naar aanleiding daarvan daarin wat verdiept en kwam erachter dat er bij een bijzonder joods feest altijd een lege stoel is, in elk gezin. Dat is voor de vreemdeling die daar binnenkomt.
Daarbij komt dat u spreekt over de christelijke traditie. Wij spreken dan over Christus. Hij heeft gezegd: Ik ben hongerig geweest, gij hebt Mij te eten gegeven. Ik ben dorstig geweest, gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd. Zou u deze woorden van Christus willen koppelen aan uw positie waarin u zegt te spreken vanuit de joods-christelijke traditie?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw de voorzitter, ik ga hier geen theologisch betoog houden, want wij kennen hier de scheiding van Kerk en Staat, maar ik wil hier wel op ingaan. Het zou namelijk te gemakkelijk zijn om dat niet te doen. Weet u, het klinkt allemaal wel mooi. U komt met mooie woorden vanuit de joodse religie en u komt met mooie woorden uit het christendom. U doelt er in feite op dat ik hier een stoel moet neerzetten voor een islamitische vluchteling. Dat is prima, maar als ik kijk in 1.400 jaar geschiedenis, blijkt dat de islam 1.400 jaar geleden vanuit het Arabisch schiereiland naar het Westen is getrokken. We zien een spoor van verkrachtingen, moord en oorlog. Wat ooit een multiculturele samenleving was in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika, is nu een monocultuur geworden, want de islam overheerst alles. Als ik hier een vrije stoel neerzet en ruimte geef aan de islam, is het gedaan met onze vrijheid. Dan zullen wij op termijn door de islam ondergesneeuwd worden. Ze zullen het in eerste instantie in Nederland proberen door dawa, bekering en het woord. Als dat niet lukt, komt gewoon het zwaard.
De voorzitter:
Mijnheer Schalk, u kunt hierop kort reageren.
De heer Schalk (SGP):
Ook ik heb niet geprobeerd om een theologische discussie op gang te brengen. Ik heb mevrouw Faber aangesproken op haar eigen woorden, namelijk die van een jaar geleden. Zij kan ze terugvinden in de Handelingen van vorig jaar. Zij heeft toen betoogd dat ze spreekt vanuit de joods-christelijke traditie. Bij die vluchteling, over wie ik het had, kun je een bijvoeglijk naamwoord plaatsen, namelijk islamitische. Maar er zijn ook christelijke vluchtelingen. Ik heb die woorden niet gebruikt. Ik spreek over vluchtelingen, over mensen die hier binnenkomen. En u betoogt dat u een joods-christelijke traditie voorstaat. Mijn betoog is: dan moet er ruimte zijn voor vluchtelingen. Ik vraag u om dus niet weg te lopen van de discussie, maar om uw positie vanuit de PVV waar te maken, die u zelf hebt geduid.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik ben van mening dat de PVV meer staat voor onze joods-christelijke samenleving dan uw christelijke partij. U staat namelijk niet voor het beschermen van uw christendom: u ziet wat er gebeurd in het Verre Oosten. Daar wordt het christendom letterlijk en figuurlijk afgeslacht. Als wij niet letten op onze zaak, gaat dat hier ook gebeuren.
De voorzitter:
Mijnheer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ik wil me niet verdedigen over mijn Christen zijn of over het christendom. Ik heb Christus geciteerd en daar laat ik het bij. Dank u wel voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kom er nu even tussen. Voor diegenen die denken dat dit een discussie is waarmee we niet veel verder komen in het kader van de Algemene Politieke Beschouwingen, zeg ik nog één keer iets over de vijfde colonne. Mevrouw Faber, de vijfde colonne is — ik zeg het nogmaals — afkomstig van de Spaanse burgeroorlog. Dat is een groep mensen die echt verraad pleegt. Ik heb u gevraagd die woorden terug te nemen, maar dat doet u niet. Ik betreur wel dat u deze terminologie voor een hele groep mensen gebruikt met de enorme connotatie die eraan vastzit. Dat moeten we ons goed realiseren.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dank u, mevrouw de voorzitter. Ik kan hier wel nader op ingaan, maar ik denk dat dat geen zin heeft. Ik denk dat het zich nog wel verder uit in de tekst die ik voor mij heb.
Langzamerhand wordt duidelijk dat Turkse moskeeën — het zijn er ruim 140 die bestuurd en gefinancierd worden door Diyanet — de spreekbuis zijn van Erdogan. Door Erdogan-imams worden Turkse Nederlanders in een Turkse houdgreep gehouden. Dit werd pijnlijk zichtbaar aan de snelheid waarmee Erdogan vele Turken op de been kreeg in Rotterdam om hun ongenoegen te uiten over de staatsgreep in Turkije. Die zou volgens Erdogan gepleegd zijn door de Gülenbeweging. Niet alleen de volgers van Erdogan waren van de partij, maar ook de minstens zo fanatieke aanhangers van het Moslimbroederschap waren er. Hoe lang gaat het kabinet dit ophitsen en financieren door Erdogan via Diyanet nog pikken? Graag wil ik een antwoord van de minister-president.
Gülenaanhangers worden nu bedreigd en zijn doodsbang om aangifte te doen. Ze zijn bang verlinkt te worden door pro-Erdogan agenten. Zo werd een aangifte van een Turkse vrouw doorgespeeld door een pro-Erdogan politieman. Een duidelijker voorbeeld kan ik haast niet geven: een dubbele nationaliteit betekent een dubbele loyaliteit. Leert het kabinet hiervan? Nee hoor! Ondertussen geeft de politie in de sollicitatieprocedure vrolijk de voorkeur aan allochtonen met een dubbele culturele achtergrond. Mocht men dan niet door de procedure komen, dan krijgt men gewoon een herkansing met een trainingsprogramma aangeboden. Terwijl links-Nederland moord en brand schreeuwt als de politie burgers etnisch profileert, staat het wel te juichen als dat gebeurt bij agenten in spe. Het stellen van een selectiecriterium dat inhoudt dat uitsluitend de Nederlandse nationaliteit geldt voor een baan bij de politie, zou wél discriminatie zijn. En een voorkeur voor allochtonen bij de politie zou géén discriminatie zijn. Kunt u dit nog volgen? Hier wordt toch gemeten met twee maten?
Versluierd door de migrantenstroom wandelen er honderden terroristen Europa binnen. Hieronder bevinden zich ook Syriëgangers die terugkeren, zoals de daders die zich hebben opgeblazen in de concertzaal Bataclan, of een van de daders met enkelband die een Franse kerk binnenstormden, waar vervolgens in koelen bloede een 84-jarige priester de keel werd doorgesneden. Ook in Nederland wandelen veroordeelde jihadisten rond met een enkelband.
Gedreven door hun ideologie en gesteund door een groot deel van de vijfde colonne vormt zich een uiterst explosieve situatie in de almaar uitdijende enclaves. In Frankrijk leven inmiddels al 5 miljoen mensen in zo'n parallelle samenleving. In de officieel erkende 751 no-gozones geeft de politie aan dat zij angst heeft om op te treden in deze geïslamiseerde wijken. Ook in Nederland zijn er wijken waar de Nederlandse overheid autoriteit verliest. Als oplossing worden er gesubsidieerde Marokkaanse buurtvaders ingezet die dikwijls banden hebben met de plaatselijke moskee en de plaatselijke politici.
Hier in Den Haag werd tijdens de jaarwisseling de shariapolitie ingezet van de salafistische As-Soennah moskee. Zoals de PVV in de Haagse gemeenteraad al aangaf, ondermijnt deze vorm van islamisering het gezag van de politie. Politieagenten willen de orde wel handhaven, maar helaas is niet iedere burgemeester stoer genoeg om een streep te trekken, zo van hier en niet verder. Sterker nog, in Zaandam trekken kandidaat-burgemeesters zich terug.
Terwijl honderdduizenden mannen, vaak zonder gezin, hun land verlaten, gaan onze mannen en onze vrouwen op missie om in die thuislanden stabiliteit te brengen. Je kunt je oprecht afvragen waarom wij dat moeten doen en waarom die honderdduizenden migranten niet zelf eens een keertje orde op zaken gaan stellen in hun eigen land. Dan hoeven zij ook niet hun gezin in de steek te laten. Want laten we nu eens eerlijk zijn: welke vent laat zijn vrouw en kinderen achter in een oorlogsgebied? Ondertussen worden wij in onze eigen achtertuin aangerand, verkracht, neergestoken, neergeschoten en opgeblazen. Als wij de media moeten geloven, zijn dat allemaal …
De heer Kox (SP):
Kan mevrouw Faber aangeven wanneer zij de laatste keer verkracht, neergestoken, neergeslagen enzovoorts is? Als zij dat niet is, moet zij dat niet zeggen. U spreekt over "wij". Praat voor uzelf.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Als u goed had gekeken, had u gezien dat ik hier nog sta, dus ik ben niet neergeschoten, opgeblazen …
De heer Kox (SP):
Dus u hebt gewoon gelogen? U staat gewoon te liegen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Nee, ik sta niet te liegen.
De heer Kox (SP):
Waarom zegt u dat dan?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Nee, ik sta niet te liegen.
De voorzitter:
Via de voorzitter graag.
De heer Kox (SP):
Waarom staat mevrouw Faber te liegen? Ze roept iets: wij worden neergestoken, verkracht enzovoorts. Als ik haar dan vraag wanneer dat haar de laatste keer is overkomen, zegt ze: ik sta hier nog, mij is het niet overkomen. Dan constateer ik dat zij niet de waarheid spreekt. Gezien het niveau van de inbreng van mevrouw Faber, denk ik dat we het woord "liegen" wel kunnen gebruiken.
De voorzitter:
Mevrouw Strik?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw de voorzitter, ik wil hier graag op reageren, als u dat goedvindt. Ik vind dit nogal een aantijging. Aan de ene kant zegt u … U kunt er wel om lachen, mevrouw Jorritsma, zeg ik via de voorzitter, maar als ik het heb over de vijfde colonne, krijg ik een berisping aan mijn broek. Oké, u bent voorzitter, u mag dat, prima. Als hier wordt gezegd dat ik sta te liegen, wat onzin is, want u weet ook dat er aanslagen worden gepleegd ...
De voorzitter:
Via de voorzitter graag.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Pardon, via de voorzitter zeg ik dat mensen worden neergestoken en dat er bommen worden geplaatst. Er worden vrouwen verkracht. Als we alleen al kijken naar wat er in Keulen is gebeurd … Ik weet het, u bagatelliseert dat misschien … De heer Kox bagatelliseert dat, zeg ik via de voorzitter. Mevrouw Jorritsma heeft het ook al eens gebagatelliseerd. In Keulen waren 1.200 aangiften van aanranding, maar "het was allemaal niet zo groot, niet zo veel." Dan moeten we niet gaan zeggen dat ik zit te liegen. Ik vind dat erg ver gaan.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Wij zien dagelijks de beelden van Aleppo op tv. Mensen worden gebombardeerd en moeten het leven laten. Mensen die deze situatie ontvluchten, verwijt u dat ze hun land verlaten. Onmiddellijk legt u een-op-een ook nog eens het verband met onveiligheid hier in ons land. U zegt dat allemaal op basis van de rechtsstaat. U zegt de rechtsstaat en onze samenleving te willen verdedigen. Ik zou willen zeggen dat u de rechtsstaat juist bedreigt, want u tast de kernwaarden van onze rechtsstaat aan, te weten tolerantie, recht op bescherming en respect voor elk individu.
De voorzitter:
Wel via de voorzitter, mevrouw Strik. Ik zeg het er toch maar bij.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
U hebt groot gelijk, voorzitter, maar dit was een hartenkreet aan het adres van mevrouw Faber.
De voorzitter:
Desalniettemin via de voorzitter.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat ik dat nog eens meemaak, een hartenkreet van GroenLinks. Dat is geweldig op zich, maar goed. U vindt mij of mijn partij een bedreiging voor onze rechtsstaat. Ik denk dat GroenLinks en haar linkse trawanten de grootste bedreiging zijn voor onze rechtsstaat, want zij laten de grenzen open, zij laten alles naar binnen komen, ongecontroleerd. Wij weten niet wat hier binnenkomt. Wij hebben open grenzen binnen Europa, maar er is niet eens een buitengrens. Alles kan hier dus maar binnenkomen, ongecontroleerd. De Franse veiligheidsdiensten geven aan dat er 15.000 extremisten rondlopen, van wie er 4.000 eigenlijk elke dag gecontroleerd moeten worden. In Nederland zijn er 100.000 mensen, moslims, die zeggen best geweld te willen gebruiken. Zij veroordelen dat niet. Er zijn er 100.000 in België die voorstander, aanhanger zijn van IS. Dat zijn er 200.000. Tel dat op bij wat er nog in Frankrijk loopt en wie weet wat er nog meer loopt. Terwijl mevrouw Strik de grenzen openlaat, gaat zij mij vertellen dat wij, de PVV, een gevaar zijn voor onze rechtsstaat. Nou, ik weet niet in welke wereld u leeft, maar volgens mij bent u compleet van het pad af!
De voorzitter:
Wij hebben Algemene Politieke Beschouwingen met het kabinet. Mag ik u vragen om uw gesprek met het kabinet te vervolgen? U wilt nog interrumperen, mevrouw Strik? Heel kort dan. Ik wil dit punt echt afsluiten.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik geef u helemaal gelijk. Ik wil even een correctie aanbrengen. Ik heb niet gezegd dat de PVV een bedreiging is voor de rechtsstaat. Wat u hier zojuist hebt verteld, vind ik wel een bedreiging voor de rechtsstaat. Dat wilde ik even corrigeren.
De voorzitter:
Dat was de correctie. Vervolgens vraag ik mevrouw Faber om haar gesprek met het kabinet — daarvoor zijn we vandaag bij elkaar — te vervolgen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik wil er nog even aan toevoegen dat ik hier spreek namens de PVV.
Ik moet even terugschakelen om mijn verhaal weer op te pakken. Ondertussen worden wij in onze achtertuin aangerand, verkracht, neergestoken, neergeschoten en opgeblazen. Als wij de media moeten geloven, zijn het allemaal verwarde mensen die toevallig Allahoe akbar roepen. De Nederlandse Publieke Omroep maakt het zo bont dat men het wegnemen van angst over de Arabische wereld heeft gebombardeerd tot een belangrijk thema in het nieuwe televisieseizoen. De NPO meldt: "De Arabische wereld roept bij de kijker vooral beelden van oorlog en onderdrukking op, maar de Arabische wereld is niet alleen maar eng." Even een paar feiten. Sinds 11 september 2001 tot 31 oktober jongstleden — dat was gisteren — zijn ten minste 33.681 islamitische terroristische aanslagen gepleegd, verdeeld over 58 landen, waarmee 204.822 doden en 286.598 gewonden zijn te betreuren. Van dergelijke cijfers voel je je niet echt lekkerder. Nog beroerder word je als je je verdiept in de Koran, die in ieder islamitisch land leidend is, de Koran die terroristische handelingen legitimeert en verheerlijkt. De promotiecampagne van de NPO onderstreept maar weer eens wat voor dubieuze rol deze gesubsidieerde propagandamachine speelt. Door het publiek onjuist voor te lichten, speelt zij terroristen juist in de kaart.
Maar de NPO is niet de enige die ruimte geeft aan terrorisme. De overheid doet gewoon mee. Niet alleen het niet sluiten van de grenzen leidt tot misbruik en extra complicaties, ook het toestaan van meerdere nationaliteiten leidt tot problemen. We zien problemen in het parlement, we zien problemen bij de politie en we zien problemen met werknemers op luchthavens. Een van de terroristen die zich opbliezen op de luchthaven van Brussel, zou vijf jaar op Zaventem hebben gewerkt. De luchthaven gaf zelfs aan dat er een lijst zou zijn met namen van minstens 50 radicale moslims werkzaam op de luchthaven. In de wijk Poelenburg in Zaandam terroriseert een medewerker van de beveiliging van Schiphol de buurt. Je kunt je vraagtekens zetten bij de screening.
Zo ziet u maar, voorzitter, dat het hebben van een baan geen garantie is voor integratie. Terwijl de islam het Westen de oorlog heeft verklaard, sluipt de islam Defensie binnen. Er worden halalmaaltijden verstrekt, er wordt een bidruimte ingericht: allemaal tekenen van islamisering. Terwijl Harold Rhode, een Midden-Oostenspecialist die 28 jaar werkte in het Pentagon, waarschuwt dat legerimams bewerkt worden om binnen de westerse Defensie soldaten voor de zaak van Allah te rekruteren, worden er binnen onze Defensie twee dubieuze imams aangenomen. De een heeft banden met Milli Görüş en de ander ziet vrouwen niet als gelijkwaardig. Het wachten is op het moment dat orders van vrouwelijke officieren worden genegeerd.
Dit jaar heeft de PVV al eerder gepleit om voor een baan bij Defensie als voorwaarde te stellen het hebben van enkel de Nederlandse nationaliteit. Indien militairen in het Nederlandse leger geen afstand willen doen van de dubbele nationaliteit — dan bedoel ik de niet-Nederlandse nationaliteit — kan dat worden gezien als een vorm van loyaliteit aan het andere land: het land van herkomst. Immers, als je loyaliteit bij Nederland ligt en je hier je bestaan wilt opbouwen, waarom zou je dan vasthouden aan de andere nationaliteit? Of wil men van twee walletjes eten?
Het werken met Amerikaans wapentuig is onderhevig aan strenge Amerikaanse wet- en regelgeving, ITAR genaamd: International Traffic in Arms Regulations. Hiermee wil de VS het weglekken van technologie voorkomen. In Canada is er een rechtszaak geweest betreffende werknemers met een dubbele nationaliteit. ITAR schreef voor dat Canadezen met een dubbele nationaliteit niet altijd werkzaamheden mochten verrichten met betrekking tot Amerikaans wapentuig dat onder ITAR valt. Als dat voor Canada geldt, geldt dat ook voor Nederland. Beide landen zijn immers door de VS in dezelfde groep van bevriende NAVO-bondgenoten ingedeeld en beide landen vallen onder ITAR. In 2011 is ITAR geamendeerd betreffende het hebben van dubbele nationaliteiten. Dit leidde tot het nemen van extra maatregelen. Uit deze maatregelen blijkt dat personen met een dubbele nationaliteit wel degelijk een risico kunnen vormen. Er kunnen wel degelijk beperkingen worden opgelegd. De VS heeft in dezen extra afspraken gemaakt met Canada. En net als voor Canada gelden de maatregelen uit 2011 ook voor Nederland. De PVV-fractie vraagt dan ook aan de minister-president of er naar aanleiding van het amendement in 2011, ook extra afspraken met de VS zijn gemaakt over de dubbele nationaliteit van werknemers van Defensie en werknemers die voor Defensie werken? Zo ja, wat houden deze in? Is de screening van deze werknemers die vallen onder de ITAR, aangepast naar aanleiding van het amendement in 2011?
Dan een laatste heikele kwestie. In het Torentje van de minister-president ligt nog steeds het Associatieverdrag van de EU met Oekraïne geduldig op het bureau te wachten op, ja op wat eigenlijk? 2,5 miljoen kiezers hebben duidelijk nee gezegd, maar de Brusselse troon roept en de minister-president moet. Om niet naar huis te worden gestuurd, zocht hij naarstig naar een meerderheid in de beide Kamers. Hij smeekt andere partijen om net als hij de 2,5 miljoen neestemmers gewoon aan de kant te schuiven. Democratie? Hoezo democratie? Gewoon in het verdrag een paar voetnootjes opnemen en hup, de trawanten zijn gevonden. De minister-president noemt deze voetnootjes chique een juridisch bindende oplossing die recht doet aan de uitslag van het referendum en aanvaardbaar is voor het parlement en de 27 lidstaten die al hebben geratificeerd. Zo zouden de pijnpunten van de neestemmers verdwijnen. Niet dat de neestemmers deze pijnpunten hebben aangedragen. Nee, die heeft het kabinet zelf verzonnen. Het enige pijnpunt is "nee".
Ondanks het feit dat er bij de Europese partners geen formele steun is voor deze non-oplossing, gaat naast D66, ook het CDA schaamteloos overstag. Hun drang naar de Europese heilstaat is nu eenmaal groter dan de wil om de uitslag van een volksreferendum te respecteren. Zij schromen dan ook niet om 2,5 miljoen neestemmers onthutst achter te laten met de conclusie dat deze partijen enkel in naam nog democratisch zijn. Dit hele gedoe is gewoon een rek- en strekoefening om na de verkiezingen alsnog te ratificeren. Dat kan zomaar zonder die extra voetnoten, maar eigenlijk doen die er niet toe, want nee is nee.
Ik rond af. Terwijl dit kabinet het vertikt om het Associatieverdrag met Oekraïne te "prullemanderen", wil de PVV meer macht geven aan de burgers. Terwijl dit kabinet de lasten verhoogt, wil de PVV de lasten verlagen. Terwijl dit kabinet onze ouderen laat vereenzamen en vervuilen, wil de PVV voor onze ouderen blijven zorgen; wij zijn dat namelijk aan hen verplicht. Terwijl dit kabinet de vazal is van de EU, wil de PVV de baas zijn over ons land. Terwijl dit kabinet ruim baan geeft aan de islam, wil de PVV de-islamiseren, want Nederland is van ons.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber.
Ik schors de vergadering voor de lunchpauze tot 14.00 uur.
De vergadering wordt van 13.08 uur tot 14.10 uur geschorst.