Verslag van de vergadering van 20 december 2016 (2016/2017 nr. 13)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 10.11 uur
De heer Pijlman i (D66):
Voorzitter. Ik woon en ik werk in Groningen. Bij een debat als dat van vandaag heeft dat voors en tegens. Je kent de verhalen van alle mensen die bijna iedere dag vertellen over wat ze meemaken. Dat kan een te grote betrokkenheid met zich meebrengen. Aan de andere kant weet je precies wat er gebeurt. Ik hoop dat ik daarin het evenwicht weet te bewaren.
Er liggen drie voorstellen die allemaal te maken hebben met de gevolgen van de gaswinning, in het bijzonder in de provincie Groningen. Het voorstel om tot omkering van de bewijslast over te gaan door middel van de voorliggende novelle die de omkering opneemt in artikel 177a van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, is uitzonderlijk. In de reguliere rechtsgang geldt immers het beginsel "wie stelt bewijst". Het kabinet en ook de Raad van State motiveren de omkering door er op te wijzen dat in de Groninger situatie de omvang van het aantal schadegevallen en de gelijksoortigheid ervan een argument zijn om tot het invoeren van een bewijsvermoeden te komen, waarbij tevens de zwakkere procespositie van de eisende partij meegewogen wordt. De D66 fractie begrijpt dat.
Het kabinet heeft na het eerste amendement van de Tweede Kamerleden Vos en Ouwehand nadere voorlichting aan de Raad van State gevraagd. Dat heeft uiteindelijk tot het voorliggende voorstel geleid, dat ook een zekere beperking met zich meebrengt. Het huidige voorstel richt zich alleen op gaswinning en de fysieke schade als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld.
De leden van de D66-fractie hebben in het voorlopig verslag gevraagd naar de verantwoordelijkheid voor schade die niet als fysiek kan worden aangemerkt. Wij doelden op schade als economische schade voor het gebied, imagoschade, maar ook bedrijfsschade die kan ontstaan doordat de afhandeling van fysieke schade uitermate traag verloopt. Het kabinet stelt dat de exploitant in alle gevallen verantwoordelijk is voor de schade, maar dat er in zulke gevallen geen gebruik kan worden gemaakt van het omkeringsartikel bewijslast. Mijn fractie begrijpt dat het kabinet tot een zekere beperking is overgegaan. Immers, onder het oorspronkelijke amendement zouden ook mijnbouwactiviteiten in de provincie Groningen vallen die al sinds tientallen jaren plaatsvinden en die nimmer tot toegewezen schadeclaims hebben geleid.
De schadeafhandeling rondom de winning in Groningen verloopt uitermate moeizaam. Inmiddels zijn er 75.000 meldingen van schades gedaan en 71.000 inspecties uitgevoerd. Het proces verloopt traag. Vanwege de zorgvuldigheid die wordt gevraagd is dat logisch, maar vanuit het oogpunt van de individuele burger onbegrijpelijk. Ook is de verstevigingsopgave nog steeds onhelder. Aanvankelijk werd er gesproken over tienduizenden en zelfs meer dan 100.000 woningen. Later werd dat weer teruggebracht tot duizenden woningen. Weer later werd er besloten om onder verantwoordelijkheid van de Nationaal Coördinator Groningen een proefinspectie uit te voeren. 1.400 woningen binnen het kerngebied, die representatief mogen worden geacht, werden aan een nadere inspectie onderworpen.
De uitkomst is dramatisch. Alle geïnspecteerde woningen moeten worden versterkt. Alhoewel het nog steeds niet is uitgesproken, betekent dat feitelijk dat de verstevigingsopgave veel groter zal zijn dan werd gedacht. En dat brengt nieuwe problemen met zich mee. Let wel, ook een verstevigde woning kan na een flinke beving nog steeds onbewoonbaar worden. Waar het hier over gaat, is dat een verstevigde woning de schade op kan vangen, zodat mensen veilig naar buiten kunnen. Meer is het niet. Hetzelfde geldt voor scholen, ziekenhuizen en bedrijfsgebouwen. De verstevigingsopgave is dus zeer nodig, maar ernstig vertraagd. Het oorspronkelijke schema, waarin stond dat alle woningen binnen vijf jaar moeten zijn verstevigd, wordt bij lange niet gehaald. De kringen rond de Nationaal Coördinator spreken nu eerder over tien jaar. Dat klemt. Na 2020 worden immers zwaardere bevingen verwacht. De velden raken steeds verder leeg. Kan de minister ons nu inzicht bieden in de verstevigingsopgave? Wanneer wordt er begonnen, en dan niet met pilots, maar planmatig en grootschalig? En wanneer is het gebied in die zin voor de bewoners veilig?
Nog steeds is de NAM in het proces van schadeafhandeling en versterking van nieuw- en verbouw betrokken. Dat vertraagt. Dat is van onze kant geen verwijt, maar een feit. Het bedrijf is op deze nieuwe taak volstrekt niet ingesteld. Burgers, bedrijven en instellingen die met de NAM te maken hebben, hebben ook moeite te geloven dat het bedrijf objectief handelt en niet poogt de financiële schade voor de NAM te beperken. Gisterenmiddag verscheen een rapport over het schadeherstel van de aardbevingen in Groningen. Het rapport is geschreven door een vakgroep van de Rijksuniversiteit Groningen, onder leiding van hoogleraar Herman Bröring. Ik heb dat rapport inmiddels doorgekeken. Ik heb het niet integraal gelezen, maar wel de samenvatting en de aanbevelingen. In het rapport wordt de schadeafhandeling beschreven. Er staat dat er inmiddels dertien organisaties mee aan de slag zijn en dat het bestuursrecht en het privaatrecht helemaal door elkaar lopen. Citaat van Bröring op de persconferentie: "De burger begrijpt er de ballen van." Hij zegt ook dat een knelpunt bij het vertrouwen van de burger in de overheid is dat de overeenkomst tussen het Centrum Veilig Wonen en de NAM niet openbaar is. Ik vraag de minister graag om daar eens op te reageren. Wat is ertegen om die overeenkomst openbaar te maken? Bröring en de zijnen bepleiten dan ook veel meer sturing door de overheid. Hij zegt erbij: laat de NAM de rekeningen betalen. Hij noemt een aantal scenario's. Het eerste is het inrichten van één loket. Hij suggereert daarbij ook om een onafhankelijk schadefonds op te richten waarbij de NAM en de Staat samen verantwoordelijkheid nemen, terwijl het Centrum Veilig Wonen achteraf verantwoording aflegt. In het tweede scenario is de Staat verantwoordelijk voor het schadeherstel waarbij de NAM betaalt. De Nationaal Coördinator coördineert en het CVW voert uit. In de derde variant neemt de Staat alle zorg op zich. Ik wil graag dat de minister hierop reageert, ook al is dit rapport kortgeleden uitgekomen. Ik vraag hem ook om ons inzicht te geven in de wijze waarop hij hier verder mee om wil gaan. Hij heeft zelf eerder gezegd niet tevreden te zijn over alle procedures die ermee annex zijn.
Dat brengt mij bij de inrichting van het gasgebouw. In het voorlopig verslag hebben wij er twee keer vragen over gesteld. Het zogenaamde gasgebouw is in de zestiger jaren ingericht. Het bestaat er onder andere uit dat de Staat bij GasTerra en Gasunie zeggenschap heeft, maar die zeggenschap deelt met olie- en gasbedrijven die vervolgens weer aandeelhouder zijn van de NAM en die vervolgens weer betrokken zijn bij EBN, waar de Staat weer de belangrijkste aandeelhouder van is. Kortom: iedere partij zit bij elkaar op schoot. Het maakt besluitvorming complex en publieke verantwoording lastig. Dat wreekt zich ook bij de schadeafhandeling. Belangen lopen door elkaar heen. De Onderzoeksraad Voor Veiligheid wees er vorig jaar nog eens op. De minister erkent dit ook en zegt dan dat er inderdaad wel redenen zijn om het oorspronkelijke gebouw te herzien, maar dat er door verscheidene partijen verschillend naar wordt gekeken. Hij zegt dat er gesprekken plaatsvinden, maar dat er op dit moment geen nadere informatie kan worden gegeven en dat er geen tijdpad is voor de inrichting van een nieuw gasgebouw.
Mevrouw Meijer i (SP):
Ik zat even te wachten of de heer Pijlman nog terugkeerde naar het rapport van de Rijkuniversiteit Groningen. Ik heb dat rapport ook gelezen. Ik heb die scenario's gezien. Ik heb het eigenlijk zo gelezen dat in de voorstellen van de universiteit de NAM een steeds kleinere rol krijgt. Ik snap heel goed dat de heer Pijlman aan de minister vraagt wat hij ervan vindt. Ik ben daar ook benieuwd naar, maar ik ben ook nieuwsgierig naar wat de fractie van D66 hiervan vindt. In hoeverre moet de NAM echt betrokken zijn bij de schadeafhandeling en rechtstreeks communiceren met de slachtoffers van de schade?
De heer Pijlman (D66):
Ik denk dat ik dit al eerder heb gezegd. Het lijkt ons voor de hand te liggen dat de Nam een buitengewoon terughoudende rol speelt. De NAM is verantwoordelijk voor de ontstane schade. Dat is geregeld in de wet. De NAM betaalt, maar heeft geen bepalende rol. Dat zou onduidelijkheid voor de burgers scheppen. Bovendien is de NAM daar niet op ingericht.
Ik ga terug naar het gasgebouw. Wij begrijpen dat het hier om een precaire kwestie gaat die grote zorgvuldigheid vraagt. Van belang is echter dat de minister ons inzicht geeft in de afwegingen die het kabinet daarbij wil maken met erkenning van de juridische positie die de Staat inneemt. De inrichting van het toekomstige gasgebouw is niet alleen voor de gaswinning uit het Groningerveld van belang maar ook voor de transitie van fossiele naar duurzame energie. Zolang de Staat nauw verbonden is met fossiele energievoorziening kan dat de besluitvorming naar duurzame energie beïnvloeden. Graag een reactie van de minister.
Wie de gevolgen van de aardgaswinning in Groningen overziet, verlangt alleen om die reden al naar een duurzame energievoorziening. De schade voor bewoners en bedrijven in Groningen is uitermate groot. Burgers moeten hun huis meerdere malen verlaten. Kerkelijke gemeentes kunnen nu al twee jaar niet in hun kerk voor de eredienst en activiteiten terecht. De kerk is een rijksmonument en men weet eigenlijk niet hoe het gebouw te versterken. Bedrijven en instellingen lopen forse bedrijfsschade op en kunnen die niet verhalen omdat ze verdrinken in de bureaucratie. Burgers kunnen geen kant meer op en hebben het gevoel opgesloten te zitten in hun eigen huis. Voor hen, burgers die bijvoorbeeld uit het gebied willen verhuizen omdat ze elders werk vonden maar hun woning niet kwijt kunnen omdat de huizenmarkt in het gebied tot stilstand is gekomen of die wel kunnen verkopen maar dan tegen een prijs die veel lager ligt dan de huidige prijzen in een referentiegebied, werd er een pilot-opkoopregeling ingericht. De belangstelling was groot en het bedrag dat beschikbaar was gelimiteerd. Het gevolg was dat er geloot moest worden, dat er rechtsongelijkheid tussen burgers ontstond en dat de regeling in plaats van tot een oplossing tot veel frustratie leidde. Wij vragen de minister om de regeling weer open te stellen zodat de burgers geholpen worden die feitelijk geen kant meer op kunnen en wier toekomst in het geding is. Graag een reactie. Wij overwegen op dit punt een motie in te dienen.
Eerder besloot het kabinet de gaswinning aanzienlijk terug te brengen om daarmee de schade te beperken. Het kabinet wilde daarmee de hand aan de gaskraan houden. Wie naar de feiten achter de gaswinning kijkt valt op dat de grootste schades zijn ontstaan op het moment dat de regering de gaskraan fors openzette omdat de internationale gasprijzen enorm hoog waren. De opbrengst bedroeg op het hoogtepunt zelfs 13 miljard per jaar bij een omzet van meer dan 23 miljard. Dat was zeer welkom in een tijd dat de staatskas leeg was en de staatsschuld door de steun aan de banken zeer opliep. Inmiddels zijn de opbrengsten door de lagere winning en zeker door de lage wereldgasprijzen teruggebracht tot een 2 miljard per jaar. Dat is nog altijd aanzienlijk, maar omdat we er minder afhankelijk van zijn, is het mogelijk om nieuwe afwegingen te maken.
Nederland is nog steeds een erg fossiel land. Op dit moment, een gewone dinsdagochtend in Den Haag wordt er in ons land voor 62.000 burgers duurzame energie opgewekt. Ik heb het over zonne-, windenenergie en biogas. Ik heb net nog de website energieopwek.nl bekeken. Dit instrument is ontwikkeld door een lector in Groningen en zal door de SER in het kader van het energieakkoord verder zal worden uitgerold.
We zijn nog heel ver af van een duurzame energieopwekking, ondanks de successen die de minister bij de uitrol van de windparken op zee boekt, waarvoor hij complimenten verdient. Die complimenten mogen zeker in dit huis worden uitgesproken waar hij zo'n moeizame strijd moest voeren om wind op zee goedgekeurd te krijgen.
De totale hoeveelheid duurzame energie in Nederland is nog steeds gering. We zijn allemaal met zonnepanelen in de weer en sommige media zijn buitengewoon optimistisch over de resultaten, maar het werkelijke probleem is de energievoorziening van de industrie. Veertien dagen geleden opende de minister het nieuwe datacentrum van Google in de Eemshaven. Dit is een prachtige kans voor Nederland en zeker voor Noord-Nederland. Dit levert werkgelegenheid op en ook nieuwe kansen. Maar dit datacentrum gebruikt iedere dag evenveel energie als de inwoners van de provincies Groningen en Drenthe samen. Industrieën maar ook de tuinbouw staan voor een enorme opgave om duurzaam te worden. Zij worstelen er ook mee, en sommige zullen nog heel lang aardgas als transitiebrandstof nodig hebben. Zou het in die zin niet verstandig zijn om het Slochterenveld in te zetten voor transitiedoeleinden en daar een programma voor te ontwikkelen met de partners in het gasgebouw? De aanleg van het nieuwe windpark door Shell — Borssele III en IV — laat zien dat bedrijven naar innovaties zoeken die hun voortbestaan garanderen.
Mevrouw Vos i (GroenLinks):
Ik ben benieuwd wat de collega van D66 bedoelt met "inzet van het Slochterenveld voor de transitie". Misschien kan hij dat toelichten.
De heer Pijlman (D66):
Ik zeg daarmee dat particulieren sneller op duurzame energie kunnen overgaan dan de industrie. Die worstelt daar enorm mee. Ik zou haar in de strijd naar duurzaam graag willen steunen, maar daarvoor zou ik het gasveld als strategische reserve gebruiken.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Maar in feite wilt u de industrie helpen door haar langer gas ter beschikking te stellen. Waarom kiest u niet voor de weg om een prikkel in te bouwen om sneller in te zetten op energiebesparing en duurzame energie?
De heer Pijlman (D66):
Die prikkel is er en zal er ook moeten zijn. Die prikkel mag wat mij betreft ook worden versterkt. Het is natuurlijk absoluut niet de bedoeling om de industrie aan fossiel te houden; dat begrijpt u en dat begrijp ik. Ik constateer wel de feitelijkheid van de situatie op dit moment. Ik vind dat daar te vaak te gemakkelijk overheen wordt gewalst. Ik kan een voorbeeld geven van een bedrijf dat heel veel energie nodig heeft en waar ook heel veel mensen werken, een industrie die in Nederland absoluut noodzakelijk is en blijft en waar het een immense worsteling is — men is er enorm mee bezig — om van fossiel af te komen, omdat er feitelijk nog helemaal geen alternatief is.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Is het niet toch ook noodzakelijk om iets aan die prikkels te doen? Denk aan heffingen, het bieden van financiële voordelen aan bedrijven die wel zwaar investeren in besparing. Ik vind het wat vreemd dat u met name zegt: geef ze maar meer gas. Ik zou juist die andere prikkels willen benadrukken.
De heer Pijlman (D66):
Het is erg jammer dat u mij zo samenvat. Ik heb net in reactie op uw interruptie gezegd: zeker, aan die prikkels kunnen we ook het nodige doen. Dat kan ook een onderdeel zijn van zo'n programma. Mij gaat het erom dat we niet net moeten doen alsof we er al bijna zijn in de strijd om duurzaam te worden. Het is een immense opgave, een opgave die veel groter is aan de kant van de industrie en ook de tuinbouw dan aan de kant van de burgers. Daar zouden we samen een programma voor kunnen maken. Ik ben ervan overtuigd dat de industrie dat zelf ook graag wil.
Een dergelijk nationaal programma gericht op transitie kan ook de gasindustrie, waar duizenden mensen werken, een nieuwe toekomst brengen. Ik hoor graag een reactie.
Op 16 juni 2009 onthulde toenmalig Koningin Beatrix het Gasmonument Groningen. Saillant detail: ook de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken van president-elect Trump was erbij, namelijk als topman van Exxon; hij is nogal in het nieuws. Nederland en Groningen waren op dat moment erg trots op ons aardgas. Het heeft ons welvaart gebracht en — dat mag ook niet vergeten worden — het is de schoonste fossiele brandstof. Maar een paar jaar later slaat de stemming om. Voor het aardbevingsgebied is er een bittere pil. Burgers leven in onzekerheid, er is grote schade ontstaan en de aardbevingsdreiging blijft. Er is fysieke maar ook economische en imagoschade. De bedrijven die zich bezighouden met de gaswinning krimpen hun personeelsbestand fors in en ook hun vaak royale bijdrages, goodwill, aan allerlei culturele voorzieningen worden gekort. Terecht heeft het kabinet middelen vrijgemaakt om de economische schade in het gebied op te vangen. Kan de minister ons informeren over de opzet van dat economische programma? Wanneer worden de eerste resultaten zichtbaar, vraagt de D66-fractie.
De omkering van de bewijslast in het aardbevingsgebied Groningen is een uitzonderlijke maar noodzakelijke stap in het herstel van vertrouwen tussen burgers en overheid. Maar het is niet genoeg. De verstevigingsopgave moet nu snel en massief ter hand worden genomen. Een opkoopregeling is nodig om mensen te helpen die vastzitten in hun huis. Economische en bedrijfsschade als gevolg van trage afhandeling en bureaucratische procedures dient te worden vergoed. De gaswinning, op een veel lager niveau, zal nodig blijven om de energietransitie te doen slagen. Een economisch programma dat "Parijs" dichterbij brengt, maar ook het gebied een impuls geeft is dringend noodzakelijk.