Plenair Schalk bij behandeling Lerarenregister en registervoorportaal



Verslag van de vergadering van 14 februari 2017 (2016/2017 nr. 18)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.31 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Mij is gevraagd om vanmiddag het woord te voeren mede namens de fractie van de ChristenUnie. Dat doe ik uiteraard graag.

Een vraag die het altijd goed doet, is deze: als je terugdenkt aan je schooltijd, wie was toen je beste leraar? Dan krijg je allerlei verrassende antwoorden. Iedereen heeft inmiddels iemand in gedachten. Maar dan de volgende vraag: wat was er nu zo bijzonder aan hem of haar? Had dat te maken met het vak, met de inhoud, of met de persoon van de leraar? Had dat te maken met zijn bekwaamheid of zijn bevoegdheid?

Je kunt die vragen ook stellen voor scholen. Hoe staat het met de kwaliteit van scholen en dan in relatie tot het personeel? Vanmorgen had ik contact met bestuurders van twee scholengemeenschappen. De ene is de Fruytier scholengemeenschap in de regio Apeldoorn-Urk-Rijssen. Bij hen staan alle kwaliteitskaarten op groen. Bij de toets van Elsevier haalden ze op vier indicatoren 16 keer super en 22 keer voldoende tot goed, maar ze kregen onlangs een brief van het ministerie dat ze 26% van de lessen door onbevoegde leraren laten geven. Het andere voorbeeld is het Calvijncollege, Goes-Middelburg-Tholen: alleen maar groene kwaliteitskaarten van de inspectie, volgens Elsevier een superschool, maar het ministerie zet de duimschroeven aan: 21% onbevoegde lessen.

Natuurlijk is het waar: een superschool kan altijd nog gaan voor een super-de-luxe-school, en voor die goede leraar of lerares is het beste nog niet goed genoeg, ook in de wetgeving. Daarom moeten we zorgen dat zij enerzijds bediend en anderzijds beschermd worden. Dat is de manier waarop de fracties van de SGP en de CU naar dit wetsvoorstel kijken.

Het bijzondere in dit wetsvoorstel is dat dit de zoveelste poging is om het beroep van leraar op de kaart te zetten, en wel door een heel bouwwerk op te zetten. Er is daarbij gesproken over het fundament; dat zou de professionele ruimte zijn. Er is verwezen naar de drie pijlers van dit wetsvoorstel: de erkenning van de professionele ruimte, de erkenning van de zeggenschap van de leraar en de komst van het lerarenregister.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

De heer Schalk noemt een aantal scholen met kennelijk een vrij hoog percentage onbevoegde leraren. Heeft hij ook een idee waar die onbevoegdheid vandaan komt, waarom die leraren niet bevoegd zijn?

De heer Schalk (SGP):

Zeker, dat is inderdaad een interessante vraag. Dat heb ik natuurlijk ook onmiddellijk aan die scholen gevraagd. Het waren trouwens niet 21% of 26% onbevoegde leraren, maar 26% van de lessen werd gegeven door een onbevoegde leraar, en dat is iets totaal anders. Ik zal uitleggen hoe dat komt. Je hebt bijvoorbeeld een leraar natuurkunde, die bevoegd is voor zijn vak, want hij is doctor in de natuurkunde, maar zodra hij scheikunde geeft, is hij daar niet bevoegd voor. Dat wordt gewogen en gemeten. Op dat moment is die les door een onbevoegde leraar gegeven. Dat is een voorbeeld. Een ander voorbeeld is dat zij lesgeven in de vorm van team teaching, waarbij leraren een cluster van klassen lesgeven, om extra veiligheid te bieden en dergelijke. Dat betekent dat er vakken gegeven worden door een niet zo bevoegde leraar. Misschien nog één aanvulling: 87% van de docenten op die school in Apeldoorn was bevoegd en 13% is in een scholingsprogramma, dus daar ligt het allemaal niet aan, maar aan de meting.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Als zij in een scholingsprogramma zitten, neem ik aan dat zij in een voorportaal zitten en weer kunnen gaan functioneren, dus dat is dan opgelost. Voor het andere deel blijft de vraag of het aan de organisatie ligt of aan de keuzes van de school. Of wil de heer Schalk onbevoegdheid als een gegeven accepteren en zegt hij: laten we daar maar niet zo moeilijk over doen?

De heer Schalk (SGP):

Nee, dat laatste zou ik absoluut niet willen propageren. Natuurlijk is een bevoegde docent een heel belangrijke figuur binnen een school. Maar wat ik probeer te betogen, is dat bevoegdheid en bekwaamheid soms door elkaar kunnen lopen. Door bevoegd te zijn voor een bepaald vak voldoe je ook niet meteen aan de bevoegdheidseisen voor een ander vak, terwijl je wel uiterst bekwaam kunt zijn. Die twee elementen lopen vandaag ook heel erg door elkaar.

Voorzitter. Leraren worden dus zelf verantwoordelijk voor de inhoud van hun beroep en het bevoegd gezag moet leraren tot professionele beroepsuitoefening in staat stellen. Tot zover is het helder en overzichtelijk.

Om dat voor elkaar te krijgen is in deze wet voorzien in een viertal zaken: registratie, nascholing, erkenning van zeggenschap en komen tot een professioneel statuut.

Dat alles is in eerste instantie een zaak van leraren zelf in relatie tot het bevoegd gezag. Feit is en blijft, ook na beantwoording van een serie vragen hierover, dat de leraren straks een eigen verantwoordelijkheid krijgen, die vervolgens absoluut ook arbeidsrechtelijke gevolgen kan en zal hebben. Heel simpel: als leraren met elkaar de bekwaamheidseisen hebben vastgesteld en als registratie verplicht is, dan komt er een moment waarop het register aangeeft of een leraar wel of niet voldoet aan die eisen. Het wetsvoorstel en de wetsgeschiedenis tot nu toe maken duidelijk dat er bij niet voldoen een fors probleem is. In dat geval komt er een aantekening in het register — ik weet dat dit op z'n vroegst in 2022 gebeurt — en daaruit volgt dat de betreffende leraar niet meer onderwijsgevende verantwoordelijkheid mag dragen vanaf 2026. Kortom: deze persoon mag niet meer worden ingezet voor de klas.

Vervolgens is er een vacuüm: ondanks herhaald aandringen in de schriftelijke inbreng geeft de regering alleen aan dat ze het mogelijk acht dat cao-partijen tot de conclusie komen dat aan het niet voldoen aan de herregistratiecriteria het gevolg is verbonden dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsverhouding te continueren. Dat is echter aan die partijen en niet door de wetgever bepaald. Wel kan de wetgever, vanuit diens verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit, als bekostigingsvoorwaarde voor bevoegde gezagsorganen in het bijzonder onderwijs, respectievelijk als regel voor het openbaar onderwijs, stellen dat benoemde leraren ook bevoegd moeten zijn en dat aan het niet behalen van de herregistratiecriteria is verbonden dat die leraar dus niet meer voor de klas kan staan.

Maar wat betekent dit voor de leraar in kwestie, zo vraag ik aan de staatssecretaris. Mag hij worden ontslagen? Ook mevrouw Sent vroeg om helderheid op het punt van de juridische relatie tussen de werkgever en de werknemer. Als hij niet mag worden ontslagen, wat moet hij dan gaan doen? En wie betaalt dat dan? Dit is een vraag die ik natuurlijk aan de staatssecretaris stel, maar die ik ook richt aan de heer Bruijn.

Wat betekent dit voor het bevoegd gezag? Mag dit nu wel of niet deze leraar ontslaan? Wie betaalt bij ontslag de transitievergoeding? Of is die niet meer van toepassing omdat de leraar zijn bekwaamheid niet adequaat heeft onderhouden? Ik denk dat dit een probleem is, want andere sprekers hebben al aangegeven dat herregistratie geen onderdeel is van het Burgerlijk Wetboek, dus geen grond voor ontslag kan zijn. Wie betaalt de leraar die straks wel voor de klas zal moeten staan, want het onderwijs moet gegeven worden? Die leraar die het onderwijs niet meer mag geven, staat nog steeds op de loonlijst en dat moet betaald worden uit de vergoedingen die gekoppeld zijn aan het aantal leerlingen op 1 april of 1 oktober. De staatssecretaris weet dat ongetwijfeld beter dan ik.

Waarom komt de staatssecretaris niet met een heldere lijn? Je kunt toch niet als wetgever een probleem creëren en vervolgens de vragen over de oplossing op een cao-tafel schuiven?

In dit verband is er nog een andere kwestie, die ook heel zwaar weegt voor de fracties van de SGP en de ChristenUnie. Het register is blijkbaar niet alleen een kwestie tussen werkgever en werknemer, maar ook ouders en leerlingen mogen als gebruikers volop inzicht hebben vanuit de gedachte van transparantie. Zetten we daarmee de leraar niet geweldig op achterstand, juist ten aanzien van het belangrijkste dat de leraar moet hebben in zijn vak en in zijn klas, namelijk gezag? Hij is als leraar immers gezagsdrager. Stel dat hij door onvoorziene omstandigheden een periode niet in staat is om aan de vastgestelde bekwaamheidseisen te voldoen, en een leerling of diens ouders spreken hem daar op aan. En dat is echt niet denkbeeldig, want volgens de uitleg krijgen ouders en leerlingen inzicht in drie zaken. 1. Is de leraar bevoegd? 2. Voor welke bevoegdheid gaat hij op voor herregistratie? 3. Is er de aantekening dat hij niet voldoet aan de bekwaamheidseisen?

Helaas constateer ik dat onze samenleving steeds minder ontzag voor gezag heeft. Als dit element, dat onderdeel dient te zijn van gesprek tussen bevoegd gezag en leraar, op straat komt te liggen, zetten we toch het gezag van die leraar te kijk? Dat is juist een enorme verzwakking van de positie van de leraar. Dit klemt nog te meer als we het bezien in het bredere kader waar mijn collega van de ChristenUnie Herman Sietsma, die vier maanden hier heeft gefunctioneerd, terecht op heeft gewezen, namelijk de verkenning naar de "rijksbrede beroepenregistratie-autoriteit". Daarbij gaat het over registratie voor steeds meer publieke beroepsbeoefenaars, zoals politieagenten en belastingambtenaren. Als het publiek bij een uitgeschreven bekeuring eerst even kan nazien of de betreffende agent wel bekwaam en dus bevoegd is, dan is het hek van de dam. Terug naar de leraar: de vraag of iemand wel of niet bekwaam is, dient toch een zaak te zijn van werkgever en werknemer?

In de beantwoording van de vele vragen over deze aspecten heb ik gelezen dat het de bedoeling is dat dit een kwaliteitsinstrument is, en geen afrekeninstrument. Als dat zo is, dan dient de wetgever te zorgen voor juiste waarborgen, voor afgehechte juridische borging en voor bescherming tegen oneigenlijk gebruik. De fracties van de SGP en de ChristenUnie zijn daar nog niet van overtuigd en zijn benieuwd hoe de staatssecretaris dit ziet.

Tot slot is het van belang om te luisteren naar het veld. Het is logisch dat de Onderwijscoöperatie het lerarenregister graag ziet ontstaan. Het is opvallend dat een aantal vakbonden erg positief is over het fenomeen, maar vanuit het vo klinken sterke bedenkingen. Er wordt kritiek geleverd op administratieve lastenverzwaring. Er wordt gesproken over onwerkbaarheid als scholen zich gaan instellen op verbreding van hun aanbod in het kader van Onderwijs2032, over mentoren die hun eigen klas voor twee vakken hebben waarvan één dan niet bevoegd en over hoogopgeleide docenten die voor aanpalende vakken als onbekwaam of onbevoegd zullen worden gekwalificeerd. Ook is er de kritiek dat het leren van elkaar binnen professionele leergemeenschappen hierdoor geen recht wordt gedaan, enzovoorts. Ook de termijn van twee jaar onbevoegd is niet echt realistisch als de eis komt dat drie- of vierjarige opleidingen moeten worden gevolgd. Zijn dit allemaal angstverhalen of kan de staatssecretaris de genoemde zorgen wegnemen?

De PO-Raad en de VO-raad hebben grote twijfels geuit en roepen op om het registratiesysteem in te bedden in de schoolcontext. Ook door hen wordt gewaarschuwd voor de administratieve last en voor spanning op de invoeringsdatum. En zij geven net als deze twee fracties aan dat het arbeidsrechtelijke gevolg als consequentie van niet-herregistratie niet door sociale partners kan worden vormgegeven, terwijl de regering daar wel steeds naar blijft verwijzen. Hoe lost de staatssecretaris dit dilemma op?

Het meest opvallend is natuurlijk dat een groot aantal leraren er blijkbaar niet veel in ziet, gezien het feit dat in korte tijd ruim 29.000 handtekeningen zijn verzameld tegen deze vorm van lerarenregistratie. Hoe waardeert de staatssecretaris deze signalen?

De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP zien uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.

Mevrouw Sent i (PvdA):

Ik heb de heer Schalk niet gehoord vanuit het perspectief van de leerling. Heeft de leerling geen recht op een bevoegde en blijvend bekwame docent? Levert het lerarenregister niet een heel belangrijke bijdrage aan die bevoegdheid en bekwaamheid van docenten, en daarmee aan de toekomst van onze kinderen?

De heer Schalk (SGP):

Dat vind ik nou een prachtige vraag! Als het in het onderwijs niet meer om de kinderen en om de leerlingen gaat, dan zijn we echt helemaal de weg kwijt. Ik ben het volkomen met mevrouw Sent eens dat leerlingen recht hebben op de beste meester, de beste juf, de beste leraar en de beste lerares. De vraag is alleen of die beste leraar of lerares ontstaat door op deze manier dit lerarenregister in bedrijf te brengen. Die twee grootheden kan ik nog niet helemaal bij elkaar brengen. Net als in antwoord op de vraag van de heer Ganzevoort zeg ik ook tegen mevrouw Sent: natuurlijk, het gaat in eerste instantie om kwalitatief hoogwaardige lesgevers, het liefst bevoegd maar vooral bekwaam. Maar of dat via het register moet, is mijn belangrijke vraag.

Mevrouw Sent (PvdA):

Is het lerarenregister dan niet een prachtig instrument om die bekwaamheid bij te houden, waarmee de beroepsgroep zelf aangeeft op welke wijze de herregistratie en validering plaatsvindt?

De heer Schalk (SGP):

Dat kan een heel goed medium zijn dat helpt, maar het wordt nu opgelegd via een route waar ook de partij van mevrouw Sent vraagtekens bij stelt. Is het tempo goed? Is een aantal zaken wel goed geborgd en ingeregeld? Die vragen kan ik heel goed begrijpen. Maar zelfs als die vragen positief beantwoord zouden worden, vraag ik me nog af of dit de juiste route is. Of moeten we erop inzetten dat het binnen de schoolcontext goed en zorgvuldig geregeld wordt ten behoeve van kinderen en leerlingen?