Verslag van de vergadering van 21 februari 2017 (2016/2017 nr. 19)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.14 uur
Mevrouw Gerkens i (SP):
Voorzitter. Het lijkt nog een lange avond te worden.
Over het gedeelte van dit wetsvoorstel dat de namen en graden van opleidingen borgt, zijn we het snel eens. Het is een goede zaak dat een titel als universiteit of hogeschool niet meer zomaar gebruikt mag worden. Daarmee garanderen we de kwaliteit van de opleidingen die die titel wel mogen dragen. Die titel is helaas ook nogal eens een Engelstalige titel als university en dat mag wat ons betreft wel wat minder. Ik weet dat het een heel andere discussie is, maar ik wil deze opmerking toch graag gemaakt hebben.
Het pijnpunt ligt op dat andere gedeelte van de wet, die moet regelen dat de minister de bevoegdheid krijgt de financiering van een opleiding stop te zetten wanneer zij meent dat de onderwijsinstelling onvoldoende optreedt tegen uitspraken van mensen die verbonden zijn aan die school, zoals bijvoorbeeld een bestuurder. De vorige sprekers hebben al talloze voorbeelden gegeven van het moeilijke gebied waarin wij ons hiermee begeven. Het roept soms ook de vraag op of we hier niet bezig zijn met gelegenheidswetgeving. Wanneer we een aantal voorbeelden horen van hoe deze wet ook zou kunnen uitwerken, voelen we ons allemaal toch wel wat ongemakkelijk. Toch voelen we ook allemaal dat, wanneer door al dan niet formele vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen uitspraken worden gedaan die botsen met onze grondwettelijke waarden, we daartegen moeten kunnen optreden of tenminste ervoor moeten kunnen zorgdragen dat dit niet gebeurt met financiële steun van de overheid. Mijn fractie heeft dan ook begrip voor die ultieme stap, gewoon omdat het onderwijs in Nederland een grote voorbeeldfunctie heeft. In die voorbeeldfunctie passen discriminatoire uitlatingen niet. In ultimo zou dat kunnen betekenen dat deze opleiding de financiering van de overheid kwijtraakt.
We zien ook dat er momenteel te weinig handvatten zijn om maatregelen te nemen tegen deze onderwijsinstellingen. Het is goed dat de minister op zoek gaat naar een oplossing voor de situatie. Met de wijze waarop heeft mijn fractie meer moeite. Dat heeft twee redenen. Ten eerste zien wij hier opnieuw hoe dit kabinet in de uitoefening van een wet een stap overslaat, namelijk die van de rechterlijke toets. Ik besef dat daar precies de problematiek zit. Wanneer iemand een discriminerende uitspraak doet, kan men diegene gerechtelijk vervolgen, maar daarmee kan men nog niet een school dwingen maatregelen te nemen tegen die persoon of afstand te nemen van de gedane uitspraken. Desalniettemin betekent het nog niet dat wij hier nu een wetsvoorstel moeten aannemen waarin die onafhankelijke toets aan de wet ontbreekt. De tweede reden ligt in het verlengde hiervan. Wanneer we het stopzetten van de financiering vanwege discriminatoire uitlatingen overlaten aan de minister, dan komt dit dicht in de buurt van willekeur, omdat het wordt overgelaten aan de interpretatie van de minister. Voor ons is die wettelijke borging van groot belang. Zonder de wettelijke borging hiervan kunnen wij niet instemmen met dit wetsvoorstel.
Eerlijk gezegd stoor ik mij een klein beetje aan het feit dat iedereen hier over elkaar heen buitelt om zijn of haar voorstel hierover naar voren te brengen. Zo begint de behandeling van dit wetsvoorstel steeds meer te lijken op de wijze waarop de Mediawet is behandeld. Naar mijn mening is het hoe of het wat niet aan ons. Wij vragen de minister ervoor zorg te dragen dat er een onafhankelijke toets plaatsvindt en dat deze toets wordt gedaan door een entiteit met gezag, juridische kwaliteit en vooral onafhankelijkheid. En wij vragen haar dit wettelijk te borgen. Wij zijn benieuwd naar de oplossing die de minister hiervoor te bieden heeft.