Verslag van de vergadering van 21 februari 2017 (2016/2017 nr. 19)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.46 uur
Mevrouw Nooren i (PvdA):
Voorzitter. Mijn fractie dankt de minister voor haar heldere, uitgebreide en ook zeer gemotiveerde antwoorden. Zij heeft in de ogen van mijn fractie toereikend beargumenteerd dat zij haar systeemverantwoordelijkheid waar wil maken en dat zij waar het gaat om het bevorderen van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van alle instellingen in het hoger onderwijs niet genoeg heeft aan de weg via strafrechter, dus dat zij daar meer in nodig heeft. Zij heeft mij en mijn fractie ervan overtuigd dat ook de weg die wij even bewandeld hebben richting het College voor de Rechten van de Mens, geen wenselijke en haalbare optie is. Daarmee komen wij tot de conclusie dat het instellen van een onafhankelijke permanente commissie de beste oplossing is om procesmatig en inhoudelijk een goed oordeel te vellen en een zwaarwegend en bindend advies aan de minister te geven.
Net als mevrouw Martens zou mijn fractie het op prijs stellen als de minister de toezegging die zij heeft gedaan wat betreft de vormgeving, de samenstelling en de werkwijze van de commissie en, zoals de heer Bruijn zei, de juridische verankering ervan in een brief aan de Kamer te bevestigen voor de stemming die wij, als het goed is, hebben op 7 maart.
De vraag van mijn fractie was nog wel hoe het nu precies zit met het al dan niet in werking treden van artikel 15, lid 3, in lijn met de vraag die de heer Bruijn heeft gesteld. Treedt het in werking of treedt het niet in werking? Het lijkt mij inderdaad dat het deels in werking laten treden van het artikel vreemd zou zijn, want dan val je volgens mij terug op het huidige artikel. Ik hoor graag de visie van de minister hierop of haar voorstel hierin. Ik vraag haar ook om de concept-ministeriële regeling hier voor te leggen als die er is.
Ik dank de minister ook voor haar uitleg over de positie van lectoren en haar toezegging in reactie op een vraag van collega Rinnooy Kan om bij de evaluatie de positie van de lectoren te leggen naast de rest van het gebruik van namen en graden in het onderwijs.
Evenals de heer Bruijn en de heer Rinnooy Kan vind ik het mooi dat de minister heeft toegezegd dat breder zal worden gekeken hoe het in het onderwijs en zelfs bij alle instellingen die als private partij of breder een publieke taak uitvoeren, zit met maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef en het al dan niet omgaan met discriminatoire uitingen ten opzichte van andere grondrechten. De suggestie die de minister heeft gedaan om de WRR daar een rol in te laten vervullen, vind mijn fractie een mooie.
Ik zal mijn fractie positief adviseren over het wetsvoorstel. Wij zijn ervan overtuigd dat het bijdraagt aan de kwaliteit van het nu ook al goede binaire hoger onderwijs in ons land.