Verslag van de vergadering van 21 maart 2017 (2016/2017 nr. 21)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.30 uur
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Voorzitter. Allereerst complimenteer ik de indieners voor hun vasthoudendheid en inzet. Tot in de laatste week van de termijn van de huidige Tweede Kamer zijn zij onvermoeibaar aan de slag geweest met een belangrijk voorrecht van het Tweede Kamerlidschap, namelijk het zijn van medewetgever. Alhoewel ik nu al voorzichtig durf uit te spreken dat wij deze middag waarschijnlijk van inzicht zullen blijven verschillen over dit initiatiefwetsvoorstel, wens ik de indieners en in het bijzonder de vertrekkende Tweede Kamerleden graag een heel goed en mooi debat toe in deze Kamer. Ik zie er ook naar uit.
In de wet staat: "Echtgenoten zijn elkander getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd." Maar wie de voorbereidingen op een huwelijksdag ziet of de huwelijksceremonie zelf bijwoont, weet dat dit uitstekende taal is voor de wetgever maar dat dit niet volledig tot uitdrukking brengt wat de aankomende echtelieden bij hun huwelijk voor ogen hebben. Men wil samen verder, for better and for worse, en spreekt een hopelijk levenslange lotsverbondenheid uit. Voor een meerderheid van de huwelijken is dat ook nog steeds de realiteit. De indieners staan vandaag met hun wetsvoorstel stil bij de vermogensrechtelijke consequenties en presenteren het wetsvoorstel als een update van het huwelijksvermogensrecht. In het BW zijn stukken die langer zonder aandacht door het leven gaan. In 2011 nog sprak deze Kamer over dit thema en werd nieuwe wetgeving goedgekeurd. Wat is er sinds 2011 zo anders geworden qua gevoelen in de samenleving dat er opnieuw een wijziging van de wet nodig is? De leden van de fractie van de ChristenUnie missen een in het oog springende reden voor nieuwe aanpassingen. Waarom zou een en ander moeten leiden tot deze vergaande aanpassing?
Het merendeel van de gehuwden kiest bij het aangaan van het huwelijk inderdaad voor het tot stand komen van de wettelijke gemeenschap van goederen. Een beperking daarvan kan middels huwelijkse voorwaarden. Dat is vooral nuttig als er sprake is van vermogen, als groei van het vermogen te verwachten valt of als een van de echtelieden schulden meeneemt, maar voor veel Nederlanders is de vermogenspositie niet van dien aard en wordt hun de gang naar de notaris, inclusief de rekening die daarvoor betaald moet worden, bespaard met het huidige stelsel. 70% van de huwelijken wordt gesloten in gemeenschap van goederen. Wie hier op straat vraagt wat dat inhoudt, zal een redelijk adequaat antwoord krijgen. Mensen zijn vertrouwd met het begrip. Juist in het burgerlijk recht volgt de wetgever meestal de maatschappelijk gangbare opvatting, maar in dit wetsvoorstel wordt iets anders gedaan. De indieners interpreteren zelfs dat veel van die 70% van de huwelijken in gemeenschap van goederen veel beter af zouden zijn met een gedeeltelijke gemeenschap.
De ChristenUnie-fractie vindt de aangehaalde onderzoeken qua representativiteit nog niet overtuigend. Het nieuwe wetsvoorstel maakt het huwelijksvermogensrecht voor de meeste mensen ingewikkelder. Uit de praktijk klinken duidelijke signalen dat je niet hoeft te verwachten dat mensen de geldstromen gedurende het huwelijk goed zullen administreren. Het zal in de praktijk in veel gevallen dus ook niet tot minder problemen leiden bij voortijdige beëindiging van het huwelijk. Waarom zou je afwijken van wat nu in de maatschappij brede bekendheid geniet en behoorlijk overzichtelijk is? De indieners overtuigen mij tot nu toe niet in hun beantwoording. Zij onderkennen wel dat echtgenoten de geldstromen die tijdens het huwelijk lopen, vaak niet goed administreren. Zij hebben daarom de oplossing van het bewijsvermoeden, die inhoudt dat indien iets niet goed geadministreerd en herleidbaar is, het desbetreffende goed als gemeenschapsgoed wordt aangemerkt. Waarom zou je veranderen van basisregime als je daarmee terug bij af bent, terwijl je de hele exercitie hebt moeten doorlopen? Wat is de positie van de zwakkere partij binnen het huwelijk? Hoe verhoudt dit zich tot andere voorstellen die in de pijplijn zitten van Kamer en ministerie? Ik denk in het bijzonder aan de voorstellen omtrent de partneralimentatie. Ik hoor graag ook de reactie van de minister op dit punt.
Het is vast heel vriendelijk bedoeld dat in ieder geval een meerderheid van de Tweede Kamer — ik hoorde de heer Backer hier net ook iets over zeggen — graag de arbeidsemancipatie tot zo groot mogelijke hoogte drijft, maar het is niet altijd reëel en het doet de werkelijkheid vaak ook geen recht. Nederland is in veel gevallen ook een anderhalfverdienersland als je kijkt naar samenlevende echtparen. Hoe pakt dit wetsvoorstel uit voor de minst vermogende partij? In geval van schulden is er een voordeel, maar ik mis een cijfermatige onderbouwing van het geheel. Uiteindelijk is de som die gedeeld zal worden in geval van echtscheiding kleiner. Hoe wordt voorkomen dat de verschillende wetsvoorstellen stapelend de minst vermogende partij in een huwelijk verder in de armoede duwen? Ik hoor daar graag ook de minister van Justitie over.
Mijn fractie is er teleurgesteld over dat het goede idee om in ieder geval een keuze te bieden tussen het huidige stelsel, dat volgens ons voldoet, en het beperkte stelsel, waar de indieners heel veel van verwachten, niet door de indieners wordt overgenomen. Dat idee is bij de behandeling in de Tweede Kamer geopperd door de heer Segers. Het vervangen van het ene stelsel door het andere stelsel zal naar mijn stellige overtuiging niet de cultuurverandering betekenen die de indieners juist wel beogen. Zij willen namelijk dat toekomstige echtelieden meer met elkaar spreken over de vermogensrechtelijke implicaties van hun samenleven. Of zien de indieners dat anders? Zo ja, waarop baseren zij dat? Wat is het echte doel van dit wetsvoorstel? Is dat meer ruimte voor het individu en minder lotsverbondenheid, of is het echt bescherming bieden aan mensen die plotseling met een schuldenberg gehuwd blijken te zijn, of die naar hun gevoelen oneerlijk een erfenis hebben te delen? De ChristenUnie vindt het huidige voorstel een disproportionele oplossing voor een soms wel reëel probleem. Meer maatwerk voor de echte problemen had wat ons betreft kunnen volstaan.
Tijdens de expertbijeenkomst die in deze Kamer ter voorbereiding op de plenaire behandeling van het wetsvoorstel gehouden werd, zijn diverse punten gepasseerd die mijn fractie zorgen baren als dit wetsvoorstel kracht van wet krijgt. Ik loop er kort een aantal langs en vraag de indieners om een reactie. Bij andere punten hebben collega's al stilgestaan en ik luister ook aandachtig naar de beantwoording van de indieners op die punten. Ik begin met het toevoegen van een open norm met betrekking tot een voorhuwelijkse onderneming zoals naar voren gebracht door de heer Subelack in de expertbijeenkomst. Het is bepaald nog niet uitgekristalliseerd wat de redelijke vergoeding is die moet worden betaald aan de gemeenschap voor de geleverde arbeid, kennis en vaardigheden. De indieners schreven al in de nota naar aanleiding van het verslag in antwoord op de vragen gesteld door de VVD-fractie dat er op dit punt nieuwe jurisprudentie zal moeten komen. Dat betekent veel onzekerheid voor de eerste jaren. Hoe oordeelt de minister dan over de nieuwe open norm van artikel 95? Is er op dit moment ook een probleem op dit punt? Of wordt hier eigenlijk een nieuw probleem gecreëerd? Ik hoor graag de visie van de minister hierop.
Het trieste nieuws is dat alle huwelijken eindigen, maar het grootste deel doet dat niet door echtscheiding, maar door het overlijden van een van de partners. De indieners hebben zeer hun best gedaan om te onderbouwen dat dit wetsvoorstel amper tot nieuwe twistpunten of problemen in het erfrecht leidt, maar de praktijk zal wel moeten leren wat de nieuwe bedeling wordt als kinderen en langstlevende ouder van mening verschillen over wat onder het privévermogen en wat onder het gemeenschapsvermogen van de overleden ouder en de andere ouder valt. Kan de minister meer precies aangeven wat de fiscale consequenties van dit wetsvoorstel zijn indien er nu minder vermogen in het gemeenschapsvermogen valt? Of voorziet hij alsnog dat daar waar vermogen is middels notariële akte de volledige wettelijke gemeenschap van goederen volop zal herleven? Wat is in dat geval de winst van dit wetsvoorstel?
Ik zie dus nog de nodige haken en ogen en mis een dwingende reden of een overtuigende meerwaarde om het ene stelsel te verruilen voor het andere. Dat neemt niet weg dat de indieners op een aantal punten een reëel probleem onder ogen zien en daar heb ik ook waardering voor. Ik denk bijvoorbeeld aan die stiekeme schuldenaar die in het huwelijk treedt, of aan de problemen met de ongelijke erfenis. Een meer proportioneel voorstel had van mijn fractie dan ook op meer sympathie kunnen rekenen. Desondanks blijf ik uitzien naar de antwoorden van de indieners en meedenken over het oplossen van die problemen.