Verslag van de vergadering van 4 juli 2017 (2016/2017 nr. 34)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.32 uur
De heer Van Hattem i (PVV):
Voorzitter. Het huidige publieke stelsel van bouwtoezicht functioneert niet optimaal. Met die analyse is de PVV-fractie het eens. De minister kiest er echter voor om een geheel nieuw privaat stelsel op te tuigen in plaats van het huidige stelsel te verbeteren. Dat is een nieuw stelsel waarvan het twijfelachtig is of het een verbetering zal zijn. Proefprojecten met verzelfstandigd bouwtoezicht, zoals in de gemeente Den Haag, hebben hiervoor nog geen overtuigend bewijs geleverd. Het is dan ook opmerkelijk dat de minister in de memorie van antwoord van 16 mei jongstleden stelt voornemens te zijn het aantal proefprojecten verder te vergroten. Is het niet veel logischer om eerst de resultaten van deze proefprojecten af te wachten voordat zo'n ingrijpende stelselwijziging wordt ingevoerd?
Ook stelt de minister in de memorie van antwoord dat ten aanzien van de verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid van het bevoegd gezag nog steeds wordt toegezien dat wordt gebouwd in overeenstemming met bouwtechnische voorschriften en de omgevingsvergunning. Tegelijkertijd stelt de minister dat in het nieuwe stelsel het bevoegd gezag erop mag vertrouwen dat er in overeenstemming met de bouwtechnische voorschriften wordt gebouwd als het toegelaten instrument voor kwaliteitsborging wordt toegepast door een kwaliteitsborger, maar dat het bevoegd gezag indien nodig nog wel zijn handhavingsbevoegdheid kan inzetten. Daarmee wordt in het nieuwe stelsel de verantwoordelijkheid voor het bevoegd gezag wel erg ad hoc ingestoken. Hoe kan de handhavingsbevoegdheid effectief worden uitgeoefend zonder adequate inhoudelijke beoordeling? Ook de G-4-gemeenten wijzen in hun brief aan de Eerste Kamer op deze onduidelijkheid. Ik hoor graag ook op dit punt een reactie van de minister.
Daarnaast stelt het ontwerpbesluit dat de kwaliteitsborger niet alle kwaliteitsaspecten zelf op de bouwplaats hoeft te controleren. Hij kan "bij de intensiteit van zijn controles rekening houden met het feit dat een aannemer volgens eigen kwaliteitscontroles aantoonbaar bouwt conform eisen en overeengekomen afspraken". Tevens kan de kwaliteitsborger "gebruikmaken van prestaties van een aannemer in het verleden". Hier dient voorkomen te worden dat een slager te veel zijn eigen vlees keurt. Zo worden bij de kritische onderdelen die in de ministeriële regeling zullen worden opgenomen fundering, constructies, luchtdichtheid, ventilatie en energiezuinigheid genoemd, maar er zijn mogelijk nog veel meer factoren die direct of indirect invloed kunnen hebben op de kwaliteit en de veiligheid van een bouwwerk. Het gebruik van brandbare materialen in de flats in Londen is daar een voorbeeld van waarmee ook in Nederland rekening moet worden gehouden. Zo stelde brandweerexpert de heer Fred Vos in het Algemeen Dagblad van 14 juni dat zulke constructies ook in Nederland vaak uit onwetendheid worden aangebracht omdat ze lichter en goedkoper zijn, waarbij onvoldoende rekening wordt gehouden met brandpreventie. In een Nijmeegse seniorenflat kwamen bijvoorbeeld in 2015 vier bewoners bij een brand om het leven nadat de brand zich kon verspreiden via brandbare beplating.
Vertrouwen is goed, maar controle is beter. Daarmee zou het huidige stelsel verbeterd moeten worden. Deze vraag komt ook naar voren toen onlangs de in aanbouw zijnde parkeergarage op Eindhoven Airport instortte. Naar aanleiding hiervan stelde mevrouw Monika Chao van het Instituut voor Bouwrecht in het Eindhovens Dagblad van 30 mei jongstleden dat het nieuwe stelsel, waarin de branche zichzelf controleert, valkuilen kent, met name in het botsen van belangen. Zij zegt: "als een ingenieursbureau meerdere keren een project van een aannemer afkeurt kan dat het bureau ook opdrachten kosten. Er spelen dus altijd belangen die wellicht meewegen bij de controles". Ik hoor graag een reactie van de minister op deze risico's.
Het voorgestelde stelsel van kwaliteitsborging wil de minister gefaseerd invoeren, te beginnen met de eenvoudige categorie gebouwen als woonhuizen. De complexere categorieën, zoals flatgebouwen, moeten na verloop van tijd ook onder dit stelsel vallen, afhankelijk van de eerste ervaringen. Gelet op de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel is het dus nog onduidelijk of en wanneer de hogere gevolgklassen onder dit stelsel gaan vallen. In de tussentijd mag de verbetering van de kwaliteitsborging voor deze hogere gevolgklassen niet stil blijven staan. Wat zal de inzet zijn om het voorlopig voortgezette deel van het huidige stelsel te verbeteren? Ik hoor graag een reactie van de minister.
Tot slot heb ik de volgende vraag. De PVV heeft eerder duidelijkheid gevraagd of, indien het stelsel wordt ingevoerd, de leges ook eindelijk daadwerkelijk verlaagd kunnen worden. Kan de minister hierover inmiddels meer concrete duidelijkheid geven?