Verslag van de vergadering van 19 december 2017 (2017/2018 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.22 uur
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Dank u, voorzitter.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel rammelt niet alleen aan alle kanten, maar versterkt ook de machtspositie van een netwerk, bestaande uit ngo's en vakbonden, dat zich al tientallen jaren laaft aan de subsidietrog. Het gedram van de PvdA kent geen grenzen en zij schroomt dan ook niet om over de rug van kinderen het oude socialistische gedachtegoed van verdeling van werk en kapitaal verder uit te rollen. Of zijn er meerdere initiatiefnemers in het spel? Graag een reactie van de initiatiefnemer en de minister.
Voor alle duidelijkheid: de PVV is tegen kinderarbeid. Een kind moet de kans hebben om zich te ontwikkelen via scholing en spelen en om, vanaf een bepaalde leeftijd, een beetje bij te kunnen verdienen met een klein baantje. Want wie van ons heeft in zijn jonge jaren niet eens kranten rondgebracht, vakken gevuld of een familiebedrijf geholpen? In Nederland hebben alle kinderen de kans om op deze manier volwassen te worden. Dit is niet alleen zo dankzij het Kinderwetje van Van Houten, maar ook dankzij de leerplicht. Dit is echter niet overal vanzelfsprekend. In diverse landen zijn inkomsten uit kinderarbeid broodnodig.
Nu moeten wij niet denken dat kinderarbeid alleen voorkomt in derdewereldlanden. Ook binnen de Europese Unie komt kinderarbeid voor. Blijkbaar is men niet bij machte om binnen de grenzen van de Europese heilstaat kinderarbeid uit te bannen. Hoe moet dat dan buiten de grenzen van de Europese Unie? Toch wil de initiatiefnemer producten en diensten waar kinderarbeid aan te pas is gekomen, uitbannen door bedrijven te dwingen om de gehele productieketen te controleren op kinderarbeid. De moeilijkheid is dat er sprake is van complexe productieketens in het buitenland. Voor het Openbaar Ministerie is het momenteel te gecompliceerd om casussen in het buitenland te onderzoeken, door onder andere gebrek aan capaciteit. Maar blijkbaar hebben ondernemers deze capaciteit wel en kunnen zij wel belast worden met het uitpluizen van de gehele productieketen. Dat is een ondoenlijke zaak.
Een bedrijf kan nooit garanderen dat er geen kinderarbeid ergens verstopt zit in de productieketen. De initiatiefnemer is zich hiervan bewust en vraagt de bedrijven dan ook een verklaring af te leggen van "due diligence", in gewoon Nederlands gepaste zorgvuldigheid. Dat is een rekbaar begrip dat niet eenduidig is. Dit gaat geheid leiden tot willekeur. Ook is deze verklaring nu nog vormvrij. Cruciale verduidelijking zal middels een algemene maatregel van bestuur in een later stadium vastgelegd worden, net zoals het aanstellen van een toezichthouder en het eventueel vrijstellen van bepaalde categorieën ondernemingen. Voor kleine bedrijven, waaronder zzp'ers, kan een vrijstelling een zegen zijn. De initiatiefnemer heeft aangegeven te kunnen leven met het vrijstellen van ondernemingen met een kleine omzet die nauwelijks een internationale dimensie in hun keten hebben. Dit onderscheid is echter in strijd met de OESO-richtlijnen. Daarbij hebben deze kleine ondernemingen vaak niet zulke klinkende namen als de grote. Daardoor zijn ze minder aantrekkelijk om eens flink aan de schandpaal te worden genageld.
Voorzitter. Ook is niet duidelijk welke organisatie de toezichthouder wordt. De ACM wil er de handen niet aan branden. Een toezichthouder kan enkel goed functioneren met een duidelijk kader en een gebied — in dit geval het buitenland — waar hij bevoegd is. Aan deze voorwaarden wordt nu niet voldaan. De ACM geeft aan dat het meer iets is voor een inspectiedienst. Blijkbaar kunnen die wel overweg met een onduidelijk kader en geen buitenlandse bevoegdheden. Maar ook die kan geen boete en gevangenisstraf opleggen aan bedrijven die geen vestiging hebben in Nederland, in tegenstelling tot de Nederlandse bedrijven waarop dit wel kan. Hiermee worden Nederlandse bedrijven op achterstand gezet. Heeft de minister al een toezichthouder of een inspectiedienst op het oog? Zo ja, welke?
Voorzitter. Iedereen en iedere organisatie kan een klacht indienen tegen een in Nederland gevestigd bedrijf dat maar ergens kinderarbeid in de productieketen blijkt of schijnt te hebben. Indien een klacht wordt ingediend, moet het bedrijf aantonen dat er sprake is van gepaste zorgvuldigheid. Er is namelijk sprake van een omgekeerde bewijslast. Als de klachten gegrond worden verklaard, kan een bedrijf of persoon een boete krijgen. Indien er twee boetes binnen vijf jaar worden opgelegd, zal er gevangenisstraf opgelegd kunnen worden. Hier gaat het al mank. Strafrechtelijke vervolgingen na een eerder gekregen bestuurlijke boete voor hetzelfde feit zijn niet mogelijk.
Voorzitter, ik kan u voorspellen dat indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen, de klachten via de gesubsidieerde organisaties met bakken binnen zullen stromen. Zij zijn immers al tientallen jaren actief in de betreffende regio's en zij schromen niet om de in hun ogen lastige bedrijven en personen onder druk te zetten om de eigen agenda uit te kunnen rollen. Nu al worden instellingen, onder het mom van maatschappelijk ondernemen, afgekort mvo, onder druk gezet. Ik geef een voorbeeld. Pro-Palestijnse organisaties, gevoed door het netwerk, zetten mvo in als onderdeel van een boycot. In opdracht van Cordaid, ICCO en PAX werd een lijst gemaakt van Nederlandse ondernemingen die direct of indirect via een dochteronderneming actief zijn in de nederzettingen in de door Palestijnen geclaimde gebieden. Vervolgens werden burgers aangespoord om actie te ondernemen tegen onder andere pensioenfondsen, banken en supermarkten. Je hoort PAX echter nooit over het misbruik van Palestijnse kinderen, die bijvoorbeeld worden ingezet als levend schild, stenengooier of levende bom. Dat is niet bepaald in lijn met de rechten van het kind. PAX is kennelijk selectief begaan met het welzijn van kinderen.
Voorzitter. Uit de verkenning van de regering blijkt dat er in Europa onvoldoende draagvlak is voor de aanpak van kinderarbeid. Lidstaten wijzen op de bezwaren ten aanzien van de uitvoerbaarheid en de effectiviteit. Ook de Raad van State heeft in dezen haar twijfels. Na het instorten van de textielfabriek Rana Plaza in Bangladesh voelde het Europees Parlement zich wel verplicht om zich uit te spreken voor betere handhaving middels een resolutie. Opmerkelijk is dat Nederlandse ngo's al jarenlang actief waren in Bangladesh, vooral bij de arbeiders in die fabrieken. Zij hebben er jarenlang met hun neus bovenop gezeten en moeten geweten hebben hoe de arbeidsomstandigheden waren. Ondanks de vele miljoenen subsidie hebben zij de ramp niet kunnen voorkomen.
Voorzitter. Ik heb het al eerder genoemd: het Nederlandse bedrijfsleven wordt in een ongelijk speelveld gezet. Dit wordt vergoelijkt door te opperen dat Nederland een voortrekkersrol kan gaan spelen. Dit doet denken aan het mensenrechtenconvenant, gesloten met de Nederlandse Vereniging van Banken en de PvdA-ministers Dijsselbloem en Ploumen en de vakbonden FNV en CNV. Na het sluiten van het convenant liet PAX triomfantelijk weten, bij monde van directeur Jan Gruiters, dat Amnesty, PAX en Oxfam Novib de banken zullen ondersteunen in hun vestigingskeuze door het tijdig in kaart brengen van mensenrechtenrisico's en concrete schendingen. Een onafhankelijke commissie zal de uitvoering van deze afspraken monitoren. "Deze benadering kan als voorbeeld dienen voor andere EU-lidstaten en OESO-landen. Dit zal internationaal actief worden uitgedragen door alle partijen en aangesloten banken", aldus Jan Gruiters. Op deze wijze krikken deze organisaties de directiedeur open en krijgen een vinger in de pap wat betreft het vestigingsbeleid. Het gaat helemaal niet om mensenrechten. Mensenrechten zijn slechts een vehikel om invloed te krijgen. Dit wetsvoorstel zet de deur wagenwijd open voor dergelijke praktijken maar dan met het vehikel kinderarbeid. Ter verduidelijking: Amnesty, PAX en Oxfam Novib zitten tot hun nek in het gesubsidieerde net.
Ik rond af. Dit wetsvoorstel is niet handhaafbaar, leidt tot willekeur en leidt tot hogere administratieve kosten. Dit wetsvoorstel lost het probleem kinderarbeid niet op. Om het probleem echt op te lossen, moet er gekeken worden naar de werkelijke oorzaken van kinderarbeid. Vaak is dit een combinatie van armoede en cultuur die op hun beurt weer corrupte regimes dragen. Het zijn juist die corrupte regimes die de kinderen beroven van hun toekomst en niet de Nederlandse bedrijven die juist door hun bedrijvigheid kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het desbetreffende land. Maar graaiende regimes gunnen hun onderdanen geen fatsoenlijk leven.
Mevrouw Vlietstra i (PvdA):
Ik begrijp dat mevrouw Faber om een aantal redenen geen voorstander is van dit wetsvoorstel. Ik heb haar wel horen zeggen dat de PVV tegen kinderarbeid is, dat kinderen moeten kunnen spelen en dat zij naar school moeten kunnen gaan. Kan mevrouw Faber mij vertellen op welke manier volgens de PVV door de Nederlandse regering gewerkt kan worden aan het tegengaan van kinderarbeid?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik heb al eerder genoemd dat we in Nederland het kinderwetje van Van Houten hebben gehad. Dat heeft niet alleen bijgedragen tot het uitbannen van kinderarbeid, maar dat heeft ook de invoering van de leerplicht gedaan. Als de landen waar kinderarbeid voorkomt nu eens beginnen met het invoeren van een leerplicht, dan komen we al een heel eind. Er zijn landen zoals India die wel degelijk wetgeving op het gebied van kinderarbeid hebben. In bepaalde sectoren in India mogen kinderen niet werken. Het gebeurt echter toch. In de sectoren waar ze wel mogen werken, mogen ze maximaal — dat is nog te lang, dat geef ik toe — zes uur per dag werken inclusief drie kwartier pauze. In die landen zie je dat kinderen worden verkocht en in fabrieken worden gezet om daar twaalf tot zestien uur per dag te werken. Wat ik wil zeggen is dat er in India gehandhaafd moet worden. Er is al wat regelgeving. Ik neem aan dat mevrouw Vlietstra vindt dat dit nog niet genoeg is en dat ben ik met haar eens. We vinden elkaar wel in de uitspraak dat kinderen zich moeten kunnen ontplooien, moeten kunnen spelen en naar school moeten kunnen gaan. Het probleem ligt bij die landen en niet bij het Nederlandse bedrijfsleven.
Mevrouw Vlietstra (PvdA):
Dan wil ik toch graag mevrouw Faber wijzen op de OESO-richtlijnen die ook door de Nederlandse regering zijn aanvaard. Overheden, maar ook bedrijven, worden geacht om maatregelen te nemen om kinderarbeid tegen te gaan. Ik hoor mevrouw Faber zeggen dat de verantwoordelijkheid eigenlijk uitsluitend ligt in de landen zelf. Ik ben dan toch benieuwd hoe mevrouw Faber denkt dat een land als Nederland die OESO-richtlijnen na kan leven.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het klopt dat er OESO-richtlijnen zijn, maar dit wetsvoorstel wijzigt die richtlijnen niet. Die zijn er al, maar die landen houden zich er niet aan. Het enige wat dit wetsvoorstel doet, is dit Nederlandse bedrijven dwingend opleggen, terwijl Nederland in feite al gebonden is aan de OESO-richtlijnen. De Nederlandse bedrijven zetten die kinderen niet aan het werk. Het zijn de andere landen die dit doen. Wat ik al zeg: dit wetvoorstel brengt geen nieuwe wetgeving betreffende de OESO, maar zet onze bedrijven juist onder druk om die richtlijnen uit te voeren, terwijl het probleem meer in het buitenland ligt.
Daarnaast wordt maar 5% van de kinderarbeid gebruikt voor producten die worden geëxporteerd. Dat is maar een heel klein gedeelte. Stel dat dit wetsvoorstel het zou halen, dan worden onze Nederlandse bedrijven op achterstand gezet. Een ander Europees land dat geen wetgeving betreffende deze zorgplicht heeft, kan wel doorgaan met het importeren van die producten en die gewoon via internet verkopen. Dat werkt gewoon niet. Je moet altijd het probleem aan de bron oplossen. Dit is gewoon symptoombestrijding.
De voorzitter:
Mevrouw Vlietstra tot slot op dit punt.
Mevrouw Vlietstra (PvdA):
Ik begrijp goed dat mevrouw Faber zegt dat er geen verantwoordelijkheid voor ons ligt om bij te dragen aan het opheffen of het verminderen van kinderarbeid in ontwikkelingslanden.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dit vind ik weer zo'n opmerking die bedoeld is om bij ons een schuldige aap op de schouder te zetten. Oei, wij doen het altijd weer. Maar zo werkt het gewoon niet. Het probleem ligt in het buitenland. Ik heb het voorbeeld van India genoemd. Die landen moeten het oplossen. Wij kunnen niet de hele wereld op onze nek nemen. Wij doen al ons best. Ik denk dat een heleboel Nederlandse bedrijven al hun best doen om zo goed mogelijk te ondernemen. Ik ben ervan overtuigd dat zij de juiste bedoelingen hebben. De andere partijen hebben echter ook een verantwoordelijkheid.
Voorzitter. Ik ga verder. Ik ga iets terug in mijn tekst, want anders klopt het niet meer. Het zijn juist die corrupte regimes die kinderen beroven van hun toekomst en niet de Nederlandse bedrijven die juist door hun bedrijvigheid kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het desbetreffende land. De graaiende regimes gunnen hun onderdanen geen fatsoenlijk leven. De betrokken organisaties in het veld richten al slurpend aan het subsidie-infuus hun pijlen liever op het Nederlandse bedrijfsleven. Het kan niet zo zijn dat de gevolgen van dit falen op het bordje van de Nederlandse bedrijven worden gelegd. De PVV-fractie zal dan ook tegen het wetsvoorstel stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Ik geef het woord aan de heer Overbeek.