Verslag van de vergadering van 20 februari 2018 (2017/2018 nr. 20)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.41 uur
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De algemene bepaling die met dit wetsvoorstel aan de Grondwet zou moeten worden toegevoegd, luidt kortweg: de Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat. Hoewel de algemene bepaling zelf zeer kort is, gaat deze wel vergezeld van een memorie van toelichting van tien pagina's. In paragraaf 3.4 van deze memorie van toelichting, getiteld Beknopte formulering, geeft de regering aan dat sprake is van drie te waarborgen elementen: de democratie, de rechtsstaat en grondrechten. De regering heeft ervoor gekozen deze niet nader te expliciteren door vermelding van de denkbare verschillende deelelementen. Weliswaar expliciteert de regering dit niet in de tekst van de Grondwet, maar impliciet doet zij dit wel door uitvoerige bespreking in de memorie van toelichting, die evengoed als rechtsbron de bedoeling van de wetgever weerspiegelt.
De Raad van State verwijst in zijn advies nadrukkelijk naar de toelichting: "Naar haar oordeel ontbreekt in de toelichting een toereikende uiteenzetting van de normatieve betekenis en reikwijdte van de algemene bepaling en worden de status en functies van de bepaling onvoldoende geëxpliciteerd." Derhalve is het zaak om niet alleen de voorgestelde grondwetsregel, maar vooral ook de toelichting goed te wegen.
Deze memorie van toelichting plaatst de voorgestelde grondwetsregel in paragraaf 2.2 in een internationale context. Zij stelt onder meer: "De rechtsstaat, de democratie en de mensenrechten zijn de drie pijlers van de Raad van Europa." Moet een supranationale organisatie, waarin onder andere het islamitische Turkije als lid mede de dienst uitmaakt als maatstaf dienen voor onze Grondwet en de genoemde pijlers in het bijzonder?
Verder verwijst deze paragraaf naar het Verdrag betreffende Europese Unie (VEU) met daarin: "de gehechtheid aan de beginselen van vrijheid, democratie en de eerbiediging van mensenrechten en de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat". In artikel 2 worden de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten als de waarden bestempeld waarop de Unie berust.
Eveneens wordt verwezen naar het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In de preambule staat dat de Unie haar grondslag vestigt op de ondeelbare en universele waarden van menselijke waardigheid en vrijheid, gelijkheid en solidariteit, en dat de Unie berust op het beginsel van democratie en het beginsel van de rechtsstaat. Ook hiervoor geldt: wat voegt deze EU-geloofsbelijdenis toe aan onze Nederlandse Grondwet? Hoe ongeloofwaardig zijn deze EU-beginselen over democratie en vrijheid bovendien als Brussels bolwerk van ongekozen eurocraten? Onze Grondwet heeft deze context niet nodig. Verder stelt de memorie van toelichting in paragraaf 3.2 over de rechtsstaat: "De grond- en mensenrechten zijn bij wijze van opsomming vastgelegd in de Grondwet en in onder meer het Europees Verdrag tot de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Handvest van de Europese Unie en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politiek Rechten." Het gebruik van de woorden "onder meer" in deze opsomming schept ruimte voor verdere invulling en interpretatie, en geeft bijvoorbeeld ook ruimte om de Caïroverklaring van de mensenrechten in de islam op gelijke voet mee te nemen als maatstaf voor mensenrechten. Deze islamitische verklaring maakt alle mensenrechten ondergeschikt aan de sharia. Of kan die interpretatie expliciet worden uitgesloten? Graag een reactie van de minister.
Ten aanzien van het waarborgen van de democratie stelt paragraaf 3.1 van de memorie van toelichting: "Daarnaast is om van democratie te kunnen spreken actief en passief kiesrecht noodzakelijk. De democratie staat ook in nauwe verbinding met de andere grondrechten. Zo zijn grondrechten nodig om het pluralistische karakter van democratie te kunnen garanderen. Het gaat dan niet alleen om het kiesrecht, maar ook om bijvoorbeeld om de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van vergadering en betoging." De vraag is wat de meerwaarde van deze toelichting bij de voorgestelde grondwetstekst in de praktijk zal betekenen. Hoeveel betekenis heeft deze uitleg voor de directe democratie, voor de vrijheid van burgers om zich uit te kúnnen spreken in referenda, voor de eerbiediging van het democratisch proces bij wetgeving? Hoe wordt het pluralistisch karakter van een democratie gegarandeerd ten opzichte van bijvoorbeeld een wethouder die haar stad tot republiek wil uitroepen als de democratische voorkeur van de kiezer haar niet bevalt? En wat is in de praktijk de meerwaarde voor de vrijheid van meningsuiting voor bijvoorbeeld islamkritische cartoonisten en politici? Genieten zij met deze algemene bepaling grondwettelijk meer bescherming tegen vervolging? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Tot slot het volgende. Ruim twee weken geleden sprak minister Ollongren de Burgemeester Dales Lezing uit. In deze lezing hield de minister van Binnenlandse Zaken een tirade over wijlen Pim Fortuyn en over onze PVV-partijleider Geert Wilders omdat zij zich kritisch hebben uitgelaten over het pas in 1983 ingevoerde artikel 1 van de Grondwet. Ik citeer de minister: "Het populisme valt dit fundament van onze samenleving geregeld aan." Hoe tegenstrijdig is het ten opzichte van de bedoeling van de voorliggende algemene bepaling dat democratisch gekozen volksvertegenwoordigers hun vrijheid van meningsuiting niet zouden mogen gebruiken om rechtsstatelijke kritiek te uiten op een grondwetsbepaling, dat dit door een minister, door de uitvoerende macht wordt afgedaan als een aanval op het fundament van onze samenleving? Vervolgens refereert de minister in haar lezing ook expliciet aan het voorliggende wetsvoorstel en aan artikel 1 in het volgende, vrij uitgebreide citaat:
"Een andere manier om die Grondwet levendiger te maken, kan via een inleidende tekst boven de Grondwet. Of wat chiquer: een preambule. Een algemene bepaling nog vóór artikel 1. Die ligt over 2 weken voor in de Eerste Kamer. Het voorstel voor die algemene bepaling luidt: 'De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat'. De Nederlandse politieke gemeenschap heeft een eerbiedigwaardige geschiedenis. Denk aan de strijd voor de vrijheid en gelijkheid. Dat in die context grondrechten en de democratische rechtsstaat worden genoemd als uitgangspunten van ons politieke systeem, van onze identiteit, kan ik zeer wel waarderen. Daar gaat een zekere symboolfunctie vanuit. En het geeft wat mij betreft richting. De algemene bepaling omvat immers het kader waarin de rest van de Grondwet moet worden begrepen."
Voorzitter. De minister plaatst in haar lezing de voorliggende algemene bepaling in een richtinggevende context. Moet binnen die context van de preambule ook worden verstaan wat de minister even daarvoor in haar lezing over, in haar woorden, "populisten" opmerkte? Graag een reactie van de minister hierop.
Voorzitter, tot zover in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan geef ik nu het woord aan de heer Engels.