Verslag van de vergadering van 29 mei 2018 (2017/2018 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.30 uur
De heer Pijlman i (D66):
Dank u wel, voorzitter. De Nederlandse woonmarkt zit op slot. Er wordt te weinig gebouwd. De doorstroom tussen de verschillende woonsectoren verloopt al jaren moeizaam en in veel steden is het met name voor starters buitengewoon moeilijk goede woonruimte te vinden voor een redelijke prijs. In de Nationale woonagenda die de minister kort geleden presenteerde, wordt een agenda voorgesteld om hier wat aan te doen. D66 roept het kabinet op hieraan de hoogst mogelijke prioriteit te geven, conform wat we tijdens de verkiezingscampagne van bijna iedereen steeds hoorden: bouwen, bouwen, bouwen. Maar wij realiseren ons ook dat het Rijk maar één van de partijen is en dat met name de gemeentes aan zet zijn en een grote verantwoordelijkheid hebben om bouwgronden ter beschikking te stellen. Het is dan ook te betreuren dat de VNG de agenda nog niet steunt. Wij verwachten van het kabinet initiatieven om snel afspraken met de VNG te maken over dit punt en de Kamer daarover ook te informeren. Een dergelijke overeenstemming is noodzakelijk om die woningmarkt weer in beweging te krijgen.
Voorzitter. Modernisering van het geschillenrecht voor huurders hoort bij een huurmarkt die in transitie is. Met de voorgestelde maatregelen krijgt de sector een geschillenrecht dat vergelijkbaar is met andere sectoren. Een goede, laagdrempelige geschillenbeslechter is voor zowel huurders als verhuurders van groot belang. In feite zijn er door dit wetsvoorstel drie manieren voor huurders om bij vermeend falen van de verhuurder recht te halen: de interne klachtencommissie van met name de woningcorporaties, de Huurcommissie en de rechter. Voor huurders kan de taakafbakening tussen de verschillende gremia ondoorzichtig zijn. Kan de minister aangeven hoe de informatievoorziening aan de huurders wordt geregeld?
Bij deze modernisering wordt ook de financiering van de Huurcommissie anders geregeld. Het Rijk betaalt nu grotendeels de kosten. Straks gaan de verhuurders bijdragen en zal de verdeling ongeveer 50%/50% worden. Aedes, maar ook de Woonbond, vinden dat het Rijk de kosten moet dragen omdat het Rijk door de regelgeving ook de veroorzaker is van geschillen. D66 vindt dit onjuist. Wanneer we naar de 11.000 zaken kijken die de Huurcommissie jaarlijks behandelt, dan zien we veel geschillen over de toepassing van de regelgeving door de verhuurder. Het is dan ook niet meer dan redelijk dat zij mee gaan betalen aan de kosten. Tegelijkertijd vinden we het ook redelijk dat zij die voortdurend in beroep gaan meer gaan betalen. Ook in dat opzicht is dit voorstel evenwichtig.
De Huurcommissie werkt alleen voor de sociale sector binnen de woningmarkt. Voor de vrije sector kan het slechts adviezen geven wanneer de huurder en verhuurder ermee instemmen. De voorzitter van de Samenwerkingstafel middenhuur heeft voorgesteld om in de huurcontracten op te nemen dat de Huurcommissie advies kan geven bij geschillen. De minister neemt die aanbeveling over en wijst op de contractvrijheid tussen huurders en verhuurders; dat is hier vanmiddag al enige malen gezegd. Dat is op zichzelf begrijpelijk, maar tegelijkertijd is er door de enorme krapte, ook in het middensegment huursector, feitelijk geen sprake meer van vrijheid. Een mens moet wonen en slikt dan voorwaarden die eigenlijk niet redelijk zijn. De verhuurder maakt gebruik van de schaarste en slaat daar munt uit. Maar wonen is een recht. Waarom geen Huurcommissie die voor de gehele sector geschillen kan beslechten? Valt dit niet te overwegen, zo vragen wij de minister, temeer omdat blijkt dat er veel klachten zijn in de vrije sector die bepaald niet onredelijk zijn. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het onderzoek dat hier in Den Haag is gehouden. Ook huisjesmelkers die studenten onderdak verlenen, zouden door een verscherping van het klachten- en geschillenrecht beter aangepakt kunnen worden. Ik zou daar graag een reactie van de minister op horen.
Voorzitter. De D66-fractie wacht met interesse op de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Pijlman. Ik geef het woord aan mevrouw De Vries-Leggedoor.