Dinsdag 29 mei 2018 debatteerde de Eerste Kamer met minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Kajsa Ollongren, over het wetsvoorstel Modernisering huurcommissie en introductie van een verhuurderbijdrage (34.652).
Het wetsvoorstel heeft als doel de positie van de Huurcommissie verder te verstevigen door de taken van de Huurcommissie uit te breiden. Geschillen die voortvloeien uit klachten van huurders over de door de verhuurders geleverde producten en verrichte diensten worden aan de onderwerpen die aan de Huurcommissie kunnen worden voorgelegd, toegevoegd. Op dit moment kunnen huurders alleen rechtstreeks naar de rechter stappen wanneer de klacht niet, of niet naar tevredenheid, wordt behandeld. Naast uitbreiding van taken bevat het voorstel ook voorstellen voor herziening van de financieringsstructuur. Zo wordt de bekostiging van de Huurcommissie meer in lijn gebracht met de werkwijze bij andere geschillenbeslechters.
De Kamer stemt dinsdag 5 juni over het wetsvoorstel.
Impressie eerste termijn Kamer
Senator Van Hattem (PVV) stelde dat een uitbreiding van de taken van de Huurcommissie verwachtingen schept bij de huurders. Hij vroeg de minister wat de effecten van de uitbreiding in de uitvoeringspraktijk zullen zijn. Daarnaast vroeg hij de minister of de huurcommissie ook toegankelijk en zichtbaar is voor huurders in de vrije sector. Van Hattem wilde tevens weten of verstoord woongenot ook een aanleiding kan zijn om naar de Huurcommissie te gaan. De PVV-fractie maakt zich zorgen over het woningentekort in Nederland, in het bijzonder in de sociale woningbouw. Senator Van Hattem ziet de instroom van vluchtelingen als voornaamste oorzaak voor dit tekort. De PVV is van mening dat statushouders geen sociale huurwoningen mogen krijgen. Op die manier komen mensen die al lang op de wachtlijst voor een woning staan sneller in aanmerking voor een woning, aldus de PVV-senator. Tot slot maakte Van Hattem zich zorgen over ontwikkelen in de woningbouw zoals de installatie van waterpompen. Hij stelde dat dergelijke maatregelen zorgen voor hogere huurkosten en wilde van de minister weten of huurders inzicht kunnen krijgen in alle kenmerken die de huur bepalen.
Senator Köhler (SP) zei dat zijn fractie van mening is dat de uitbreiding van de taken van de Huurcommissie op sommige punten te kort schiet. Hij wilde van de minister weten waarom huurders in de geliberaliseerde sector het recht onthouden wordt een geschil met hun huisbaas aan de Huurcommissie voor te leggen en of de minister de wet op dit punt alsnog wil verbeteren. Senator Köhler wees er op dat in het wetsontwerp wordt geregeld dat het werk van de Huurcommissie voortaan voor ongeveer de helft betaald wordt door de verhuurders in de sociale sector met meer dan 50 woningen, doorgaans de woningcorporaties. De SP-senator stelde dat zij - omdat ze geen winst mogen maken - deze kosten zullen afwentelen op de huurders, bovenop de hoge kosten van de verhuurdersheffing. De SP-fractie is hier geen voorstander van. Köhler vroeg de minister vervolgens of zij genegen is om te komen tot tijdelijk lokaal maatwerk om huren van woningen in het middensegment te begrenzen.
Senator Vlietstra (PvdA) constateerde dat er een groot tekort is aan huurwoningen in het segment tussen 700 en 1000 euro waardoor de prijzen in de vrije sector snel stijgen. Deze groep is letterlijk overgeleverd aan de markt. De verhuurder bepaalt de voorwaarden en de huurder heeft geen keus, aldus Vlietstra. Anders dan huurders in de sociale huursector kunnen zij geen gebruik maken van de mogelijkheden die de uitbreiding biedt. Alleen in het eerste halfjaar na afsluiting van het huurcontract kunnen deze huurders een beroep doen op de Huurcommissie als zij ontevreden zijn over de hoogte van de aanvangshuur. Voor alle andere zaken staat slechts de gang naar de rechter open, aldus Vlietstra. De PvdA-senator pleitte daarom voor een uitbreiding van de Huurcommissie naar de vrije marktsector. Ze vroeg de minister tot besluit of de versterkte huurcommissie kan bijdragen aan betere geschillenbeslechting.
Senator Schouwenaar (VVD) zei dat zijn fractie kritisch is over de terreinafbakening tussen Huurcommissie en Klachtencommissie, het gedifferentieerde legestarief, de verhuurdersbijdrage en de benoemingen. De VVD-fractie wil graag vastgelegd hebben dat de klager pas bij de Huurcommissie terecht kan, als de procedure bij de klachtencommissie afgewerkt is. Schouwenaar vroeg de minister of interne en regionale commissies gelijk aan elkaar zijn. Hij onderschrijft de doelstelling dat iedereen zich aan de wet houdt. Dit betekent volgens de VVD-senator gedragsverbetering die gericht is op méér aandacht voor de huurprijsregelgeving. Het middel boete vindt hij daarvoor minder geschikt. Verhuurders, ook veel-gebruikers, maken legaal gebruik van een wettelijke geschillenregeling. Dat is geen strafbaar feit, aldus Schouwenaar. Hij vroeg de minister dan ook af te zien van het gedifferentieerde legestarief. De verhuurderbijdrage wordt voor het grootste deel betaald door de corporaties, terwijl zij bij 36% van de zaken betrokken zijn. Schouwenaar vroeg de minister hoe dit valt te rechtvaardigen. Tot besluit vroeg hij de minister waarom zij gekozen heeft voor een rol voor de koepels in de benoemingsprocedure.
Senator Lintmeijer (GroenLinks) betreurde het onderscheid tussen behandeling van geschillen over een gereguleerd huurcontract en geschillen over een geliberaliseerd huurcontract. In het eerste geval kan de Huurcommissie op verzoek van één partij geschillen beslechten. In het tweede geval kan de Huurcommissie uitsluitend advies uitbrengen als beide partijen daarom vragen. Hij vroeg de minister of deze wetswijziging niet de gelegenheid om ook bij middenhuurcontracten de Huurcommissie een zwaardere rol te geven. De GroenLinks-fractie is van mening dat huurders in dit gemankeerde marktsegment de onderliggende partij zijn en dat zij betere bescherming verdienen. Lintmeijer wilde eveneens van de minister weten op welke wijze het wetsvoorstel voorziet in een toets op de naleving van uitspraken. Hij vroeg de minister om de vinger aan de pols te houden en de Kamer over twee jaar te informeren of de bemiddeling daadwerkelijk heeft opgeleverd wat we er van verwachten. Tot besluit zei Lintmeijer dat zijn fractie niet voor het invoeren van een drempelbedrag is. Hij vroeg de minister toe te lichten waarom hiervoor is gekozen en hoeveel minder geschillen of bemiddelingen zij verwacht bij het invoeren van de verschillende drempels.
Senator Bikker (ChristenUnie) stelde dat een uitbreiding van de taken van de Huurcommissie een verstandige stap is die door de ChristenUnie-fractie wordt gesteund. Dat de bekostigingsstructuur steviger wordt en verhuurders meer gaan bijdragen, noemde zij logisch. De ChristenUnie maakt zich wel zorgen over een van de grootste knelpunten van onze woningmarkt, de private woninghuurmarkt. Alleen het meer bouwen van middeldure huurwoningen en het middelduur proberen te houden van deze nieuwe woningen is niet voldoende, aldus Bikker. Zij vroeg de minister of zij weet of elke gemeente zich voldoende inspant haar huurders te wijzen op de mogelijkheden om naar de Huurcommissie te stappen. Tot besluit wilde ze van de minister weten of huurders die afhankelijk zijn van de te kleine vrije sector, wel voldoende beschermd zijn.
Senator Pijlman (D66) stelde dat modernisering van het geschillenrecht voor huurders hoort bij een huurmarkt die in transitie is. Met de voorgestelde maatregelen krijgt de sector een geschillenrecht dat vergelijkbaar is met andere sectoren, aldus de D66-senator. Zijn fractie realiseert zich dat de staat maar een van de partijen is en dat met name gemeenten een grote verantwoordelijkheid hebben om bouwgronden ter beschikking te stellen. Van de minister wilde hij weten hoe de informatievoorziening over de Huurcommissie, en de taakafbakening, naar de huurders toe wordt geregeld. De verhuurder maakt gebruik van de schaarste en slaat daar munt uit, maar wonen is een recht, aldus Pijlman. Hij vroeg de minister tot slot te overwegen een Huurcommissie in te stellen die voor de gehele sector geschillen kan beslechten.
Senator De Vries (CDA) vroeg de minister ter verduidelijken hoe een interne klachtencommissie zich verhoudt tot klachtencommissies die door corporaties gezamenlijk op regionaal niveau zijn ingericht. De Vries vroeg de minister of dit betekent dat de bestaande trajecten eerst gevolgd moeten zijn, voordat men naar de Huurcommissie kan. Met andere woorden, of de minister kan verduidelijken wat wel en niet onder 'intern' wordt verstaan. Ten tweede heeft de CDA-fractie een redelijkheidsvraag met betrekking tot de financiering van de Huurcommissie door enkel de verhuurders die eigenaar zijn van meer dan 50 huurwoningen. Senator De Vries vroeg de minister of zij dit redelijk vindt aangezien de huurcommissie openstaat voor alle huurders in het de sociale woningensector. Dit terwijl veel klachten ook komen van verhuurders van minder dan 50 woningen. Als voorbeeld gaf zij een verhuurder 45 woningen kan voor meer klachten zorgen, maar draagt niet bij aan de financiering. Is de minister bereid dit nader te onderzoeken, vroeg de CDA-senator tot besluit.
Deel dit item: