T02598

Toezegging Toezending kabinetsstandpunt evaluatie project Nationale Politie (commissie-Kuijken) (34.775 VI)



De Minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Bijsterveld, toe op korte termijn het kabinetsstandpunt over de evaluatie van het project Nationale Politie (commissie-Kuijken) aan het parlement te zenden.


Kerngegevens

Nummer T02598
Status voldaan
Datum toezegging 22 mei 2018
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden prof. dr. S.C. van Bijsterveld (CDA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen commissie-Kuijken
evaluaties
nationale politie
Staat van de rechtsstaat
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2018 (34.775 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2017/2018, nr. 30, item 6, pg. 1

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Voorzitter. Mijn fractie heeft daarvoor een aantal voorstellen. Ik behandel die aan de hand van de genoemde rode draad. Daarbij neem ik de eerste twee punten samen: de werking van het recht in de praktijk en de aandacht voor de samenhang tussen de instituties, en dat alles ten behoeve van de burger. De afgelopen jaren zijn drie grote reorganisatieprojecten doorgevoerd: de invoering van de nationale politie, de herziening van de gerechtelijke kaart en het project KEI over de digitalisering en vereenvoudiging van de rechtspraak. Daar is veel tijd, energie en geld in gestoken. De grote vraag is: waartoe? Het KEI-project is een mislukking geworden. De onlangs verschenen evaluatie laat zien dat de doelstellingen van de herziening van de gerechtelijke kaart niet gehaald zijn. De problemen bij de reorganisatie van de politie zijn volop in het nieuws geweest. Wat de reorganisatie uiteindelijk heeft opgeleverd, weten wij nog niet, want de evaluatie is dodelijke kritiek te beurt gevallen. Zie onder meer de analyses van Terpstra in het NJB en van Fijnaut. Staan de inspanningen van de megaoperatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering wel in verhouding tot de reële opbrengst ervan? Hoe denkt de minister dit te verzekeren?

Handelingen I 2017/2018, nr. 30, item 6, pg. 16

Minister Grapperhaus:

Mevrouw Van Bijsterveld heeft vragen gesteld over de evaluatie van het project Nationale Politie. Dat is eigenlijk de commissie-Kuijken. Ja, u heeft eigenlijk naar aanleiding van de kritiek van onder anderen hoogleraar Fijnaut gevraagd of er niet nog een alternatieve evaluatie moet komen. Welnu, die commissie heeft een onafhankelijke evaluatie uitgevoerd. Daarbij is rekening gehouden met specifieke wensen op het punt van de evaluatie vanuit de Tweede Kamer, maar ook vanuit uw Eerste Kamer. Ook hebben de commissie en de onderzoekers die voor de commissie hebben gewerkt frequent contact gehad met onder meer de gezagdragers, burgemeester, officier van justitie en politie zelf.

Op korte termijn zal ik het kabinetsstandpunt dat ik daarover op dit moment aan het formuleren ben naar het parlement sturen. Daarin staan ook maatregelen die gericht zijn op de doorontwikkeling en verbetering van de politie en het politiebestel.

Op basis van het rapport van de commissie en het kabinetsstandpunt zal het debat over de evaluatie en het kabinetsstandpunt plaatsvinden. Ik wil niet vooruitlopen op de conclusies van dat debat. Het zou kunnen dat uit dat debat komt dat er nog misschien op onderdelen of anderszins nadere evaluatie of onderzoek nodig is. Dat weet ik helemaal niet. Ik ben met deze evaluatie aan de slag gegaan en ik formuleer een reactie die ik met het parlement ga bespreken. Dan moeten we verder kijken.

Handelingen I 2017/2018, nr. 30, item 6, pg. 53

Minister Grapperhaus:

Dan zeg ik tegen mevrouw Van Bijsterveld dat ik inderdaad voornemens ben om gesprekken te hebben met de belangrijke stakeholders in het dossier van de vorming van de nationale politie over hun visie op de vorming van de nationale politie tot nu toe, mede naar aanleiding van het rapport-Kuijken. Ik zeg er wel eerlijk bij: voor zover die belangrijke stakeholders niet al in de afgelopen tijd gehoord zijn op dit onderwerp, voor zover er nog niet mee gesproken is of voor zover ze nog niet hun visie hebben gegeven, in het kader van de beleidsbrief die ik u heb aangekondigd en die heel spoedig naar de Tweede Kamer gaat. Want anders ga ik nog een keer terug naar partijen. Ik meen te weten — laat ik het even voorzichtig zeggen — dat bijvoorbeeld al uitvoerig met de burgemeesters is gesproken in de aanloop naar die beleidsreactie. Die beschouw ik als belangrijke stakeholders. In ieder geval hoop ik dat ik u zo naar tevredenheid heb beantwoord.


Brondocumenten


Historie