Verslag van de vergadering van 9 juli 2018 (2017/2018 nr. 37)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 19.23 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Ton van Kesteren i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Welkom, minister van Onderwijs. Vooropgesteld, de verlaging van het wettelijk collegegeld is voor de meeste ouders met studerende kinderen een welkome regeling. Veel ouders en jongvolwassenen, werkstudenten die hun studie zelf moeten betalen, kunnen namelijk nauwelijks de eindjes aan elkaar knopen vanwege de torenhoge en nog steeds toenemende maandelijkse lasten. Deze maatregel verlicht de maandlasten van ouders en hun kinderen, werkstudenten. In die zin is deze maatregel voor de PVV dan ook doelmatig te noemen. Daarom heeft de PVV in de Tweede Kamer ook voor dit wetsvoorstel gestemd.
Maar, voorzitter, voor de PVV-fractie zijn er nog wel een paar aandachtspunten die de moeite van het overdenken waard zijn en die in combinatie met die verlaging van het collegegeld met name op de pabo's niet kunnen ontbreken. Van de 175 miljoen kostende maatregel vragen velen zich af of doel en effect ervan wel in redelijke verhouding tot elkaar staan. Waarvoor en voor wie is deze maatregel bedoeld? Wat is het effect ervan? De toegankelijkheid van het hoger beroepsonderwijs, en met name van de lerarenopleidingen, waaronder de pabo, moet worden verbeterd. Maar wat blijkt? De instroom in het hoger beroepsonderwijs is na invoering van het studievoorschot, het leenstelsel, zo goed als hersteld. Er is zelfs een lichte stijging van inschrijvingen te zien. Onze vraag is dan ook: rechtvaardigt deze ontwikkeling de voorgenomen verlaging van het collegegeld? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter, het is evident: er is een groeiend lerarentekort. Dus is het goed dat alles op een rij wordt gezet om bij deze opleidingen de instroom en de zijinstroom, de doorstroom en de uitstroom te bevorderen. Maar bovenal wil men leraren voor het onderwijs behouden. Waarom blijven leraren dan lang niet altijd in het onderwijs werken? Is dat vanwege het bescheiden salaris van een onderwijzer, dat volgens de onderwijzers zelf niet in verhouding staat tot hun opleidingsniveau en de mate van verantwoordelijkheid? Is het de toenemende werkdruk, de invoering van het zogenaamde passend onderwijs, waarbij een onderwijzer in één groep te maken heeft met zes of meer leerniveaus en verschillende ontwikkelingsstoornissen? Is het de toenemende bulk aan administratieve rompslomp, de bureaucratie? Zijn het de tijdelijke aanstellingen ondanks het tekort aan leerkrachten, en het ontbreken van perspectief op vast werk? Of is er wellicht nauwelijks sprake van goede begeleiding van nieuwe leraren? Voor de PVV zijn goede faciliteiten voor de man en vrouw in de klas en vermindering van de werkdruk en bureaucratie in elk geval net zo belangrijk als deze voorliggende maatregel.
Voorzitter. Hoe komt het toch dat er maar weinig mannen kiezen voor met name het basisonderwijs? In met name het basisonderwijs zijn vrouwen oververtegenwoordigd. Het basisonderwijs zou dus echt gebaat zijn bij meer mannen voor de klas. Vindt de minister dat ook? Heeft de minister ook een verklaring voor het feit dat er zo weinig mannen voor het onderwijzersvak kiezen? Wordt dat probleem volgens de minister mede door de verlaging van de collegegelden voor de pabo's opgelost? Is de minister bereid om net als in het wetenschappelijk onderwijs, waar positieve discriminatie wordt toegepast om meer vrouwelijke hoogleraren te krijgen, positief te discrimineren om meer mannelijke leraren in het basisonderwijs te krijgen en te houden? Hoe staat zij daar tegenover? Voelt zij ervoor om dat ook te doen? En zo nee, waarom niet? Ik krijg daar graag een reactie op.
Voorzitter. De PVV maakt zich ook zorgen over de internationalisering en verengelsing van het onderwijs. Steeds meer buitenlandse studenten vinden hun weg naar de Nederlandse onderwijsinstellingen, vooral omdat de studielast hier aanzienlijk lager blijkt dan in het land van herkomst. Door de verlaging van de collegegelden zal de aanzuigende werking op buitenlandse studenten alleen maar toenemen. De maatregel om de collegegelden te verlagen is ons inziens dan ook niet bedoeld om de instroom van buitenlandse studenten nog verder te vergroten. Hoe kijkt de minister daartegenaan? Is zij wellicht voornemens om dat probleem te tackelen? En zo ja, op welke wijze? Ik krijg heel graag een reactie op dit punt.
Voorzitter. Werken in het onderwijs is een roeping. Onderwijzers en leraren zijn intrinsiek gemotiveerde mensen die een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van onze kinderen en jongvolwassenen. Onderwijzers op de basisschool worden geacht om alle mogelijke problemen te signaleren en waar mogelijk zelfs op te lossen. Iedereen in deze zaal ging ooit naar de basisschool of, voor de ouderen onder ons, de lagere school. Die basis is belangrijk geweest voor de rest van ons leven. De basis, de fundamenten van onze samenleving worden in het basisonderwijs gelegd. De aantrekkelijkheid in de breedste zin van het woord, de vrijheid en de creativiteit van het beroep moeten daarom weer terug. We moeten afscheid nemen van het keurslijf van de uitputtende controle en bureaucratie, van de immense administratieve rompslomp. Gechargeerd, voorzitter: onderwijs is lesgeven, kinderen en jongvolwassenen begeleiden naar een goede en gelukkige toekomst. De rest is bijzaak.
Tot slot, voorzitter. De verlaging van de collegegelden in combinatie met goed gefaciliteerd onderwijs zal ertoe bijdragen dat intrinsiek gemotiveerde mensen zullen worden verleid om te kiezen voor het mooie onderwijzersvak.
Tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kesteren. Ik geef het woord aan de heer Ganzevoort.