Dit voorstel wijzigt de Wet op het kindgebonden budget en is een uitvloeisel van het regeerakkoord 'Vertrouwen in de toekomst' van het kabinet-Rutte III waarin is vastgelegd dat paren met kinderen extra ondersteund zullen worden. Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming voor de kosten van kinderen, bedoeld om gezinnen met lage- en middeninkomens te ondersteunen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt naar huishoudtype. Alleenstaande ouders krijgen een hoger kindgebonden budget dan paren, omdat zij aanspraak kunnen maken op een verhoging van het budget, de alleenstaande-ouderkop.
Om werkende ouders met middeninkomens verder te ondersteunen, stelt de regering voor om het punt waarop de inkomensafhankelijke afbouw van het kindgebonden budget begint voor paren te verhogen met € 16.500,–. Deze verhoging geldt alleen voor paren omdat alleenstaanden, ook die met middeninkomens, al een hoger kindgebonden budget ontvangen. Voor alleenstaanden blijft het punt waarop de inkomensafhankelijke afbouw van het kindgebonden budget begint rond het wettelijk minimumloon liggen. Paren met een gezamenlijk toetsingsinkomen tussen de huidige afbouwgrens en circa € 75.000,– krijgen door de verhoging een hoger kindgebonden budget of komen voor het eerst in aanmerking voor een kindgebonden budget. Dit betekent dat er in totaal bijna 500 miljoen euro extra aan kindgebonden budget bijkomt.
De staatssecretarissen van SZW en van Financiën hebben bij brief van 9 juli 2019 (EK, J) een wetsvoorstel waarmee de niet-indexering wordt hersteld aangekondigd. Dat wetsvoorstel (35.269) is op 30 augustus 2019 ingediend en op 19 september 2019 aangenomen door de Tweede Kamer.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK, A) is op 5 maart 2019 aangenomen door de Tweede Kamer.
Voor: DENK, 50PLUS, D66, VVD, SGP, CDA, ChristenUnie, PVV en FvD.
Tegen: PvdA, SP, GroenLinks en PvdD.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 9 juli 2019 na stemming bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen.
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer op 9 juli 2019 is de motie-Van Gurp (GroenLinks) c.s. over het voorkomen van een negatief effect op andere uitkeringen na nabetaling van het kindgebonden budget (EK, I) ingediend. Na een toezegging (T02777) van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is de motie op 9 juli 2019 aangehouden. Op 26 mei 2020 is de motie door de indiener ingetrokken.
ingediend
5 september 2018titel
Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor parenschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
10
-
26 mei 2020
Mededelingen (intrekking motie-Van Gurp c.s. (35010, letter I) Verslag EK 2019/2020, nr. 28, item 3 -
12 september 2019
stemming moties, ingediend bij het VSO Ambtshalve toekenning van kindgebondenbudget Handelingen TK 2018/2019, nr. 108, item 6 -
12 september 2019
behandeling VSO Ambtshalve toekenning van kind-gebonden budget (35010, nrs. 18 en 19) Handelingen TK 2018/2019, nr. 108, item 3 -
-
-
-
-
-
-