Verslag van de vergadering van 11 december 2018 (2018/2019 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.53 uur
De heer Bruijn i (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Collega Mart van de Ven verschoont zich als eigenaar en bewoner van een rijksmonument — wat ik niet ben — om de Wet fiscale maatregel rijksmonumenten in dit huis te behandelen. Ik neem het stokje dan ook van hem over.
De VVD-fractie is van oordeel dat behoud van ons cultuurhistorisch bezit in de meest brede zin de identiteit beschermt van de Nederlandse samenleving en haar burgers. Als je door Nederland rijdt, merk je hoe molens, historische plaatsen, kleine en grote monumentale gebouwen, de dijken, havens Nederland zijn eigen identiteit geven. We zijn trots op ons Nederland zoals wij Nederland herkennen met ons cultuurhistorisch bezit. Het behoud van deze identiteit van Nederland met een ondersteuning van rijksmonumenten in particulier bezit is de inzet van mijn fractie bij dit debat over het voorstel van de regering om de bestaande fiscale aftrek voor eigenaren om te vormen tot een subsidieregeling met ingang van 2019.
Anders dan de regering stelt in de memorie van antwoord is de VVD-fractie van mening dat het beheren, behouden en gebruiken van al het Nederlandse erfgoed niet alleen een lust is. De eigendom, het bezit en het gebruik van een rijksmonument is wel degelijk ook een last. De eigenaar of bewoner van een rijksmonument wordt geconfronteerd met wettelijke verplichtingen waaraan ten grondslag kan worden gelegd dat je de morele verplichting hebt om je rijksmonument op enig moment in een goede staat van onderhoud naar een volgende generatie door te geven. Gelet op die instandhoudingsverplichtingen van wettelijke maar ook van morele aard voor particuliere eigenaren en bezitters van een rijksmonument moet men als overheid een makkelijk toepasbare regeling openhouden om instandhoudingskosten van particuliere rijksmonumenten te kunnen ondersteunen.
De inzet van dit debat is voor mijn fractie daarmee niet zozeer dat de politiek erkende financiële tegemoetkoming voor rijksmonumenten in particulier bezit budgettair neutraal kan worden omgevormd van een fiscale aftrekpost tot een subsidieregeling vanaf 2019. Dit is voor ons geen debat over het proces. Voor de VVD-fractie is de inzet bij dit wetsvoorstel of het gemak — onder de randvoorwaarde van handhaafbaarheid — voor de gebruiker van de bestaande fiscale aftrekregeling, zonder schade voor ons cultureel erfgoed kan worden omgevormd tot een subsidieregeling, waarvoor de regering drie overwegingen heeft aangevoerd zoals in de memorie van antwoord nog eens op een rijtje is gezet.
De kern van de kwestie is dat de burger die de financiële consequenties van zijn investering in het onderhoud van zijn rijksmonument heeft te beoordelen, daarbij niet langer kan rekenen op de fiscale aftrekpost in het jaar van de onderhoudsuitgaven, uiteraard onder de randvoorwaarde dat de onderhoudskosten als fiscaal aftrekbare kosten kwalificeren. Onder de voorgestelde subsidieregeling kan de rijksmonumenteigenaar pas achteraf, en wel in het daaropvolgende jaar, onder overlegging van bewijsstukken en rapporten in de maanden maart of april een subsidieverzoek indienen. De eigenaar moet dan maar afwachten of zijn investering in zijn rijksmonument subsidiabel blijkt te zijn. Ik zou de regering willen vragen om nog eens uitdrukkelijk in te gaan op de onzekerheid die dit voor de eigenaar met zich meebrengt. Hoe weegt de regering de verhouding van de subsidie achteraf met de rechtszekerheid waaraan bewoners en eigenaren behoefte hebben, ook als een van de algemene beginselen van goed bestuur? Ziet de regering een mogelijkheid om hier iets aan te doen, zoals het bieden van de gelegenheid tot het aanvragen van een subsidie vooraf, hetgeen bij subsidies toch niet ongebruikelijk is? Eventueel heeft mijn fractie hierover een motie achter de hand.
Voorzitter. De VVD-fractie is niet overtuigd van de juistheid van de stelling van de regering dat de administratieve lasten van de aanvraagprocedure van de subsidie voor rijksmonumenten in particulier bezit vergelijkbaar zijn met die van de fiscale aftrek. Deze leden voorzien een stroperige procesgang bij de voorgestelde subsidieregelingen. Daarbij vrezen de leden een demotivering van de eigenaar van een rijksmonument bij zijn of haar beslissing om in enig jaar in het rijksmonument te investeren. Kan de regering onderbouwen waarom de administratieve lasten voor de burger onder de voorgestelde subsidieregeling niet toenemen ten opzichte van die onder de nu bestaande fiscale-aftrekregeling?
De VVD-fractie vraagt de regering of als alternatief voor het wetsvoorstel niet beter de handhaving en het toezicht door de Belastingdienst van de huidige fiscale belastingaftrek voor particuliere rijkmonumenten kunnen worden verbeterd, dit onder de randvoorwaarde van de kwaliteitsborging door de Belastingdienst van de uit te voeren onderhoudswerkzaamheden. In het verleden bestond er binnen de Belastingdienst een centraal aanspreekpunt voor de beoordeling van de fiscale aftrekbaarheid van onderhoudskosten van rijksmonumenten, dat over een uitstekende expertise beschikte en aanvragen van particulieren adequaat en voortvarend behandelde. Kunnen deze activiteiten, die nu bij OCW lijken te worden geconcentreerd, op basis van de eerdere ervaringen uit het verleden niet net zo goed door de Belastingdienst worden verricht? Daarbij zou de aftrek van onderhoudskosten van rijksmonumenten in particulier bezit overeenkomstig de regeling voor lijfrenten tegen het marginale tarief kunnen worden gehandhaafd. Dat is in de toekomst regulier 37,05%. Hoe ziet de regering dit?
Tenslotte is het mijn fractie gebleken dat er bij eigenaren van monumenten grote zorg bestaat dat zij er in de nieuwe regeling op achteruit gaan. Wat is volgens de regering het draagvlak voor deze wetswijziging onder de belanghebbenden? In de Tweede Kamer is de motie-Geluk-Poortvliet aangenomen, inhoudende dat eigenaren van rijksmonumenten die gebruikmaken van monumentenaftrek, er in de nieuwe regeling niet op achteruit mogen gaan. Acht de regering deze motie uitvoerbaar? Kan de regering toezeggen dat het totale budget dat nu beschikbaar is voor monumentenonderhoud, ook beschikbaar blijft?
Mijn fractie ziet met belangstelling uit naar de beantwoording door de regering.
De heer Ester i (ChristenUnie):
Ik heb met belangstelling geluisterd naar het verhaal van de heer Bruijn. Hij richt zich vooral op particuliere eigenaren, maar het verhaal is wat groter dan dat. Tal van rijksmonumenten zijn in het bezit van kerken, synagogen en parochies. Die hebben er vannacht nog bij ons op aangedrongen er vooral voor te zorgen dat deze regeling doorgaat. Ik haak even aan bij uw uitspraak dat niemand erop achteruit zal gaan. Geldt dat ook voor de kerken, parochies en synagogen? In het kader van de regeling gaat die eigen bijdrage met 10% omlaag. Dan heb ik het over de Sim-regeling. Voor kerken, parochies en synagogen is dat enorm van belang, want zij zijn nu volop verwikkeld in het indienen van aanvragen, maar kunnen dat er net even niet bij hebben. Hoe reageert u daarop, als ik dat mag vragen van de voorzitter?
De heer Bruijn (VVD):
Dank u voor de vraag. Dat is natuurlijk ook voor mijn fractie een heel relevant punt. Om die reden vraag ik de regering ook of de motie-Geluk-Poortvliet uitvoerbaar wordt geacht. Die motie luidt dat eigenaren van rijksmonumenten die gebruikmaken van de monumentenaftrek er in de regeling niet op achteruitgaan. Mijn fractie leest "eigenaren" in die motie in de meest brede zin en dus zo dat het niet om particuliere eigenaren gaat, maar om alle eigenaren, inclusief andere rechtspersonen dan particulieren.
De heer Ester (ChristenUnie):
Dank u, dat lijkt me een heel helder antwoord. Kerken, parochies en synagogen die rijksmonumenten in bezit hebben, vallen dus uitdrukkelijk onder uw verzoek dat niemand erop achteruit mag gaan? Versta ik u goed?
De heer Bruijn (VVD):
Mijn fractie leest deze motie zo dat onder de eigenaren ook die eigenaren worden verstaan die u bedoelt. Zo leest mijn fractie deze motie. Ik vraag de regering of de motie in die zin uitvoerbaar is.
De heer Van Rij i (CDA):
In aanvulling op de vraag van de heer Ester heb ik een vraag aan de heer Bruijn. Voordat ik die vraag stel, zeg ik, kijkend naar de heer Ester, dat het niet gaat om 10% omlaag. Het voorstel is dat door die koppeling, dus de Sim-regeling waarover u het heeft, die kerken, synagogen en parochies juist van 50% naar 60% gaan. U had het over een verlaging, maar dat is toch een verhoging? Dan zijn we het daarover eens.
De vraag aan de heer Bruijn is de volgende. Ik vind het wel interessant hoe hij die motie uitlegt. In de groep particulieren die eigenaar zijn van een rijksmonument zit ook een groep die gebruikmaakt van de door de wetgever geboden mogelijkheid om een fiscaal transparant lichaam te hebben. Dat zijn met name de eigenaren van een NSW-landgoed. De wetgever heeft die altijd bedoeld voor mensen die in een onverdeelde boedel zitten. Dat kunnen vijftien tot vijftig mensen zijn. Wat houdt dat in? Dat houdt in dat je een bv hebt die dat landgoed beheert om allerlei moeilijkheden in de familie te voorkomen. Fiscaal wordt daar doorheen gekeken. Fiscaal geldt dat de aandeelhouders pro rata parte en de certificaathouders voor een deel eigenaar zijn van een rijksmonument als op dat land een rijksmonument staat. Die groep is in het voorstel uitgesloten van de subsidieregeling voor particulieren. Die groep mag wel meedoen aan de Sim-regeling, maar schuift dan achter in de rij aan. Zij gaat er dus op achteruit. Moet ik u nu zo verstaan dat u een pleidooi houdt voor die groep? Ik heb daar in de schriftelijke vragen overigens ook aandacht voor gevraagd, maar eigenlijk wil ik horen of u ook vindt dat die groep er niet op achteruit mag gaan.
De heer Bruijn (VVD):
Wij kunnen ons goed vinden in de motie-Geluk-Poortvliet dat eigenaren van rijksmonumenten er per saldo niet op achteruitgaan, los van of ze van de ene regeling naar de andere regeling schuiven of van de fiscale-aftrekregeling naar een subsidieregeling. Per saldo gaan eigenaren van rijksmonumenten er niet op achteruit, onder aan de streep. Zo lezen wij deze motie. Wij vragen de regering of die motie ook in die zin uitvoerbaar is. Daar vallen dus de eigenaren onder die door de heer Ester zijn aangeduid. Ook vallen daar de eigenaren onder zoals door u aangeduid, los van de vraag onder welke regeling zij dan vallen en of ze onder dezelfde regeling blijven vallen. Dat is natuurlijk uitwerking. Deze motie ziet onder aan de streep op alle eigenaren. Zo lezen wij deze motie althans. De vraag aan de regering is of dat juist is en of de motie ook uitvoerbaar is.
De heer Van Rij (CDA):
Dank. Dan sluit ik mij heel graag nu al aan bij die vragen aan de regering.
De heer Bruijn (VVD):
Dat is goed nieuws.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bruijn. Ik geef het woord aan de heer Schalk.